De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 22 juli pagina 1

22 juli 1877 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Hïlfflll IIWKP mm /.WV* [..u»';ut gis&lW Aen d'Aemstel en aen 'tY. daerdoetiichheerlijckope, Zij die als Keizerin déKroon draegt van Europe. en Kunst MLan<oon Roktn l 4* *« Juli Abonnementsprijs per 3/m, 60 Cents. Afzonderlijke Nnmmers S Cent* , Adverlenliën 10 Cents per regel. AMSTERDAMSCHE BELANGEN: Vloeibaar Goud. .. In oude tijden werd algemeen geloofd, dat goud het geneesmiddel was voor alle kwalen. We meenen niet, dat men (nu nog?) geloofde, dat goud d»i. geld in vol doende hoeveelheid gegeven, smart, verdriet en schande geneest, een uitmuntend middel is, tegen overloop van oprechtheid, het beate tegengift tegen het uitbarsten van woede enz. enz. maar dat men inderdaad alle lichaamskwalen genezen kon door goud intenemen. Van die zoogenaamde dwaasheid der ouden gewagen thans nog onze geneesheeren met eerbied nl. het kostbare goudpraeparaat, dat volgens de Wet op de Uitoefening der Geneeskunde in elke apotheek voorhanden moet zijnen dat ook wel degelijk nu en dan gebruikt wordt. Dat wij eene andere soort vloeibaar goed, een waar geneesmiddel voor alle kwalen in ons midden hebben en dat ongebruikt laten dat is zóó erg, dat we het reeds hier in No. 4 ter sprake brengen als een Amster damsen Belang bij uitnemendheid. Velen onzer lezers herinneren zich den tijd toen men voor 20 cent en soms meer een gang11 water had nl. een paar heele nauwe emmertjes vol water uit een alegger" zegge een groote houten doos, die in een van onze frissche" stadsgrachten voor anker lag (op Heeren en Keizersgracht waren ze ver te zoeken) en waarin het water uit de Vecht, or zal soms ook wel een beetje water uit de trekvaart bij geweest zijn, gedurende eenige dagen of weken bewaard was. Dit frissche kostje was te duur om er s:oo lichtvaardig mee omtespringen en tien druppeltjes wan zeker zoowat 't rantsoen voor dagelijksche lichaamsremiging per persoon. Daar kwam verandering! Het Duinwater kwam, we kregen eene waterleiding en de geldwinning der waterboeron" ging te niet; voor n cent de grootste emmer, die men had, vol wa ter, voor tien snuiver per week zooveel water, als men met mogelijkheid kon gebruiken; 't water in huis desverkiezcnde'in elke kamer. Heerlijk! Nu kon men ten minste gerust een glas water drinken, zindel\jk, zuiver water en niet duur. Nu behoefde men mot permissie het vuile waschwater niet te laten staan om het nog eens dienst te laten doen; nu kon men, onbevreesd voor al te groote uitga ven, eens wat goed laten wasschen; nu kon men, naar echt hollaiidschen aard, plassen dat het een lust was, glazen wasechen en stoepen en gangen en portalen en trappen en.... zichzelven? Neen, zoover kwam het niet! Het aantal badkuipen en badhuizen en openbare bad en waschinrichtin&en is, sedert de waterleiding kwam, niet sterk toegenomen, maar de bevolking is aaneierillfk vermeerderd. We hebben den vriend binnen onze muren ontvangen, onzen vriend het water, hjj heeft ons zyne diensten aan geboden, hij. heef t ons gezond en vr o olijk dat is gelukkig willen maken en we hebben niet gewild. In plaats van hem vriendelijk in onze huizen te ontvangen, hebben we hein uit genade een plaatsje in de keuken aange wezen, in plaats van* hem overal op onze straten en pleinen met ons te voeren, hebben wij hem en nog maar schoorvoetend, naa? de achterbuurten verwezen. Schandelijke miskenning! Als we vreemde landen bezoeken, moet dat bezoek dienen niet om minachtend op ons land te leeren neer zien, maar om optesporen, welke verbeteringen in ons land wel waren aante brengen en daaronder rekenen we in de eerste plaats een beter en verstandiger gebruik van de waterleiding. De waterleiding moet in de eerste plaats het aantal particuliere badkuipen tot in 't oneindige doen vermeer deren. Een -badkuip is eene uitgaaf voor ns en nu de waterleiding er is, is het niet moeielijk de kuip gemak kelijk en goedkoop vol te krijgen. Wie zonder badkuip zestig jaar wordt, wordt met een badkuip die h\j goed gebruikt zeker zeventig. Dat wat het particulier gebruik aangaat. Maar nu wat aangaat all^r gezondheid, de gezondheid der driemaal honderd duizend inwoners der hoofdstad! We hebben ons parkje op het Rembrandsplein er zullen er naar we hopen nog veel meer komen en.... de waterleiding is er om die parken te begieten, om den weligen groei der planten te bevorderen, die ons daarvoor een voorraad zuurstof zullen afstaan, die ons in een beter en meer levenwekkende lucht doet leven dan tot dusverre het geval was. Dat zal ons opgewekt heid en veerkracht en lust tot den arbeid geven zuivere lucht bevorderd door gepast gebruik van zuiver water. Zoo vindt men het in 't buitenland veel. We hebben onze stoiferige straten en pleinen en singels in den zomer dat weet ieder, die veel te loopen heeft. Welnu, de waterleiding is er, om die straten en pleinen en singels, waar ze het stofferigst zijn, naar hartolust te begieten. Dat maakt het in den zomer koel en frisch, dat houdt het stof neer en stelt onze longen niet aanhoudend bloot aan verwonding en verontreiniging door fijn kiezelgruis en zand, dat we door neus en mond in onze longen opnemen als we spreken, als we ademhalen. We hebben onze goten. Js;~~dat weten we! Zóó van tjjd tot tyd moeten we hier en daar over een gootplank heenstappen, of langs een gootplank loopen en.... dan draait ons het hart in 't lyf om, als we den peststank opsnuiven, die zich ontwikkelt uit al die rottende zelf stand i ghedeu, de uit werpselen van allerlei aard, die mild en onbekrompen die goten vullen en.. verstoppen. Niet, dat ze niet se] zoo nu en dan ziei en dan... bereikt Dan verbeelden we eene of andere dui?pp ons het ademhalen belet en ons het bloed naar het hoofd dringt. Hebben we dan onze waterleiding niet? Kan de goot niet wat steviger gesloten worden dan nu het geval is, terwijl een flinke waterstroom van de waterleiding bijv. alle uur of alle twee uur het vuil wegdrijft, dat in dien tijd in de goten gekomen is. Dan zal, even als te Parijs, op het oogenblik dat er gespuid wordt geen stank uit de goten opstijgen, maar een frissche lucht, die uit de dekselroosters opstijgt, wijst de plek aan, waar het zuivere water de plaats heeft inge nomen van het vuil en den modder. We hebben onze waterleiding, dat wil zeggen, dat er gelijk men nu begint in te zien gemakkelijk en goedkoop fonteinen kunnen gesteld worden, waar menschen en dieren hun dorst lesschen; dat onze waterbakken langs de straten (bah!) en in onze koffiehuizen en vereenigingslocalen (bah! bah!!) en stations (bah! bah!! bah!!!) niet als brandpunten van pest en typhus onder ons behoeven te bestaan, maar aanhoudend met frisch water doorstroomd, even als in Engeland vooral in Londen zindelijk, zuiver en frisch zijn. Misschien komt er dan ook nog eens een tijd, dat we onze waterleiding te baat nemen om even als in restau raties tJie Gaiety en the Criterion en in openbare biblio theken en museen eene gelegenheid te hebben, om zich gratis te verfrisschen voorzien van schoone hand doeken en zeep (een wonder voor het zindelijke" Nederland) misschien dat we eenmaal onzen trouwen vriend, die 't zoo goed met ons meent, minder verwaarloozen, maar begrijpen, dat hij ons zijne zegeningen, zijn vloeibaar goud aanbiedt en dat we tot ons eigen wil daar dankbaar gebruik van moeten maken. l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl