Historisch Archief 1877-1940
D A M S T E d D A M'M B B.
De Tentoonstelling.
Gerard de Lairesse, de schilder van zooveel
Bacehussen en Vernissen, zoowel goed theoreticus als practicus,
geeft in zijn groot schiidersboek" zijn jongen kunst
broeders den raad, toch vooral niet eerst de schitterende
en meeat geliefde partijen op den voorgrond te schil
deren, en daarna eerst den achtergrond af te maken;
zoo doende," zegt hij, vergaat de lust, en men kan,
om soo te seggen, den steert niet villen.
f7 _ ? _. _ V i _ , i , i £, i
onze
Wat
men gaarne willen beschrijven, zijne indrukken weerge
ven en een ander mooi doen vinden, wat men zelf met
genoegen gezien heeft, daarna komt de vermoeienis van
al licht meermalen voorkomende formules, de vrees voor
onbillijkheid die den verslaggever nauwgezet moet doen
zyu als een jurylid, *en men ziet er tegen op, om," om
zoo te zeggen, den steert te villen."
Toch zijn er staarten die minder de moeite waard zijn
dan wat ons hier overblijft. We hebben nog niet ge
sproken van al de schatten van van Kempen,
BonebakJcer en het verdere gilde van St. Eloy, nog niet van de
milieux en de eerebokalen, van de gelakte schermen en
het papieren porcelein, van de mooie en leelyke,
smakelyke en onsmakelijke tafelserviezen, het fijne rococo uit
Meiszen en het grove Regout uit Maastricht, de piano's
en den vleugel, en wat al meer.
De ons afgestane ruimte is voor al deze dingen tien
maal te klein, gelukkig dus dat we ons met een enkel
woord van het grootste gedeelte kunnen afmaken. Wat
de goudsmidskunst betreft, heeft onze stad zich niet
onbetuigd gelaten, en kan met geluk de concurrentie
volhouden tegen binnen- en buitenland. Wat zegt ge van
deze serviezen, vazen, trommels, candelabres, theebussen,
etc-, een heelebonheur du jour van Bombakker? (No. 321).
(In het midelen der collectie staat de gouden eerbokaal,
die als No. 117 mededingt naar Prijs vraag 11.) Wat van
die antieke fl»con, die dirigeerstok door Amstela Man
nenkoor als eerste prijs behaald, die presidiale hamer,
manchetknoopen, etc., alles uit de fabriek der heeren
M. A. Caspcrs en Co. (322) alhier? Wat van de uitstal
lingen van de twee firma's Smidt (335,336), waarvan de
een die prachtige presse-papiers met jachthonden, de
ander die fijne wingerdranken en druiventronsen ten toon
stelt? Ook de firma P. van Santen (334) levert pracht
stukken, karaffen, kannen, pièces de milieu, eerebokalen,
' ne werkelijk artistieke collectie. In deze afdeeling
evenwel heeft men de klip niet kunnen vermijden
waarop zoo dikwijls de fijnheid van handenarbeid den
kunstenaar doet stooten: net knutselen en aardig boven
mooi stellen. De heer Jdcpb Citroen (323) maakt ket
tingen, hij heoft ze eerst eenvoudig gemaakt, mooi en
onovertrefbaar fijn, toen even fijn en minder eenvoudig,
eindelijk altoos nog fijn maar in 't geheel niet mooi
meer. Hij heeft middel gevonden om in n horlogeket
ting, mijnheer, eene viool met strijkstok, trom, pauken,
fluit, triangel en waldhoorn saam te brengen. Toen is
er een oude jufvrouw gekomen die een neef had. De
neef was ingenieur, en had eene droogmaking ten uit
voer gebracht. Hij zou verjaren en tante had er 't geld
voor over om hem iets clegelijtcs, en toch vooral iets
toepasselijks te geven. De kunstenaar hiervoor werd ge
vonden en tusschen knoopsgat en horloge draagt de
neef thans, zoo dikwijls hij bij tante komt, eene stoom
machine met al haar details. Wie eenmaal begonnen is
aan den wansmaak te offeren, blijft niet halverwege. De
proeven van werkelijk uitmuntend goudsmidswerk, ket
tingen, zoo fraai en gelijk van bewerking, zoo zuiver en
streng van vorm als men wenschen kan, moesten gearran
geerd worden als.... een overgordijn met embrasses.
Bij al het fraais dat in deze afdeeling uitgestald is,
spa^nt natuurlijk dékroon de inzending van den heer
van Dempen (328), die de paleizen is gaan plunderen
om de tentoonstelling te versieren, en om zijn vitrine is
het dan ook altoos vol; wij zullen niet beginnen te be
schrijven, te meer omdat de voornaamste stukken al op
verschillend^ gelegenheden, b.v. Nov. 63 en 12 Mei 73
besproken zijn, alleen vinden we het ook hier jammer
dat de namen der teekenaars zoowel van deze als van
de gracieuse bekers, kannen en serviezen niet in den
catalogus vermeld staaii.
Een niet onaardig idee is dat Van de heeren Gerritsen(326)
en van der Horst (327), alhier, geweest, die de een een
paar gouden oorbellen uit een tienguldenstuk, de ander
eene decoratie in verschillende tijdperken van bewerking
geven. Ook de firma's van ldik (324) uit Zutphen,
JFrancois (325) en Lefeber (330) uit Amsterdam, v en
zoovele anderen hebben sierlijk en fijn werk geleverd,
de firma W. Voet (341) uit Haarlem heeft bij haar mooi
zilver ook zeer mooi kristal weten te krijgen. Dat de
heillooze" mode ook in de hoofden der
Noord-Hollandsche boerinnetjes haar lichten wiekslag heeft doen voelen,
bewijst de inzending van Gebr. Rozendaal (332) te
Hoorn. Zooveel verscnil m zóó weinig jaren! O blonde
deernen van over 't Y, wat zeggen daarvan de oude
kabinetten waarin ge 't wegbergt en de stoere keezers
die 't betalen moeten?
Na de steenen van de firma Verschuur en van der
Voort (342) gezien te hebben, al dat onyx, malachiet,
lapis-lazuli, agaat, die amethisten en cornalijnen en
koralen, die cameën van zeer verschillende waarde en
bewerking, moesten we vooreerst nog drie van de
prysyragen beschouwen, maar zullen ze liever met een paar
bewonderende blikken langs gaan dan ze en détail
critiseeren. Hier is prysvraag 10, het milieu de table,
waarnaar verscheiden mededingers zyn. Men ziet dat de
inzenders zich ieder een verschillend idee gemaakt heb
ben van het feest waarop hun kunstwerk- prijken zou.
Dat met de fuchsia's, met den zilveren Cupido en den
slanken jachthond van Gehr. van Gemert te 's Bosch (111)
doet denken aan eene bonte ry, waar naast ieder cava
lier eene bekoorlijke geburinne haar philippine kraakt
of het leveldevies ontcyfert, terMryi het krüisvuur der
levendige gesprekken met den bloemengeur en de klank
der aangestpoten glazen het eene hall'uur na het andere
doet voorby vliegen. De firma H. Mei/en en Co. uit Ber
lijn dacht aan iets anders. Deze matzilveren beelden,
statig en elegant zouden een diplomatiek diner bijwonen,
waar onder tarbot a la Talleyrand en Chateau Yquem
de strenge oppositie een greintje handelbaarder werd en
er een puntje van een staatsgeheim maar uit de gede
coreerde boezems mocht ontsnappen, Weer voor iets
anders zorgde Adolf Garstanje uit Keulen. (109) Er zijn
ook menschen die met een millieu op tafe{
slemppartijen geven, dacht deze, maar dan moet het milieu er
tegen kunnen, en alzoo geschiedde het. Deze zware
bacchanten met massieve sluiers en lokken uit n stuk
zullen er geen kreukje van krijgen al gooit de landjon
ker zijn overbuur met de esschen naar 't hoofd, alles
is sterk, zwaar, maar wel wat log. Toch is aan al de
milieux, en ook aan dit, teekening en afwerking zeer
consciëntieus te noemen.
De prijsvraag van de bekers, de eerebokalen, zal
zeker de jury moeilykheden opgeleverd hebben, zoo uit
muntend zijn de meeste der ingezondene. Een vorm die van
zelf schoon is, alle gelegenheid geeft tot tentoonspreiden
der fijnste détails m de sierlijkste harmonio, terwijl de
betrekkelijk kleine omvang het mogelijk maakt zeer
kostbare materialen te gebruiken, het is niet te verwon
deren dat we hier met een dozijn meesterstukken te
doen hebben. Defaunen en saters van Cormi te Parijs(113)
de coupe. van Falize (119) die terecht by de juweelen
staat, de beker met blauw email va,nPhili2)pe (124) en
vooral (126) die met zilver en email van Ratzensdorffer
uit Weenen ze zijn de een al-aantrekkelijker dan de
ander. De beker die J. A. A. Gerritsen te Amsterdam
inzond (120) draagt prachtige wingerdranken, maar
onzes inziens zijn de druiven daaronder, die toch ook
te zien komen, te weinig afgewerkt, er zijn er by die
eer gegoten dan geciseleerd schijnen.
Even fraai en verschillend als de bekers zyn sommige
vestibulevazen. we merken hier^opilél eene nette een
voudige Majolica vaas uit Berlyn, ioO eene porceleinen
vaas van A. A. de Mol, uit Brussel, met schilderwerk,
naar we ons meenen te herinneren copiën van Rafaël,
167 de kristallen vaas uit Bohemen, 170 een monumen
taal stuk, wit en goud, uit Silezie, 172, 173 en 174, van
Tourteau uit Brussel, donkere warme kleuren als van
zeer oud schilderwerk, en het prachtstuk uit Meiszen
163, Diana *naar Albani. Als er iets in staat zou zijn ons
met'het rococo te verzoenen, zouden het de twee vazen
uit Meiszeu zijn (169) zoo sierlijk slingeren zich de
porceleinen bloemkransen en ornamenten, de oude
cupidootjes en hun sluiers om de fraaie vormen. De can
delabres van Tognaccaen Cossa (171) het diejD blauwe
Sèvres met het fraai verguld en de teere kleuren van
het schilderwerk, wekken ieders bewondering, een zon
derlinge indruk maakte op ons de vaas uit Florence (164):
het medaillon, een koppel jachthonden, deed ons veeleer
denken aan eene der E n gelsche jockeyplaten uit 1840
dan aan de ornamenten Louis XIII waarmede de vaas
overigens versierd is; wij kunnen niet gelooven dat
dezelfde kunstenaar die van de menschenbeelden zoo
artistieke ornamentfiguren maakte wel tot middenstuk
dezen bouquet van hondenstaarten zou gekozen hebben.
Overigens zijn n de groep honden, n de vorm der
vaas, ieder in zijn genre zeer goed.
ALS KOK EN BOTTELIER TE ZAMEN KIJVEN....
We zijn onzen lezer? eene verklaring verschuldigd in
zake onze artikelen over wijnvervalscning en we twij-'
felen er nauwelijks aan, of ze zullen in hel algemeen
belang onze houding billijken.
Reeds by ons eerste optreden hebben we verklaard
alle krachten te zullen inspannen om de vervalsching
der levensmiddelen te bestrijden. We zijn aan die ver
klaring trouw gebleven en hebben voor wflnvervalsching
een geheel nieuwen weg ingeslagen.
Een proces in Dnitscnland gevoerd en door ons naar
de authentieke mededeelingen verhaald, gaf ons aan
leiding, in ons blad te vertellen, wat nonderde
menBchen elkander vertellen, n.l. als er geen wifnkoopers
bij gijn.
Het door ons vertelde kwam wel degelyk onder de
oogen van wynkoopers en wat we vermoedden ge
beurde: we werden overstelpt met brieven en bood
schappen van wijnhandelaren. Enkelen blykbaar
bevreesd, bejegenden ons en ons blad op de meest
inhumane wyze; ze zochten 'door onbeleefdheden te
bewijzen (!!) dat de wyn of althans hun wijn, NWT
vervalscht was. v
Anderen schreven of zeiden met medelijdend schou
derophalen, dat we van de geheele zaak niets afwisten.
Maar er waren er ook, die op bezadigden toon, blyk
baar met veel studie en zaakkennis ons mededeelden,
waarin de ^roote knoeieryen eigentlyk gewoonlük be
staan, waarin onze fouten bestonden, welke middelen
er zijn om de vervalschingen te herkennen. Van den
eersten door ons geplaatsten brief namen het A. H. B.,
de N, E. C. en Het Vaderland onmiddeUyk een ge
deelte over, blykbaar was het daar medegedeelde nieuw
en belangryk, en zeer zeker was het niet in ons bezit
gekomen zonder de krygslist, waarvan we gebruik
maakten.
De kroon spande een wijnhandelaar, die ons mededeelde,
dat hij bezig was ijverige nasporingen te doen naar de
eenvoudigste wijze om vervalschingen te herkennen.
Heb ik die eenmaal gevonden, zei hij, dan zal ik
al myue klanten het middel aan de hand doen mijn
wijn, zoowel als die mijner concurrenten, te
onderzoeken en dan twijfel ik niet, of 't voordeel zal aan
mijne zyde zijn." .bette wijnhandelaar was niet boos
op ons.
We hebben thans eene correspondentie geopend met
personen, die ons ongetwijfeld op het spoor zullen
brengen van ecnvotidige en proeflioudendc middelen, ten
einde wynvervalsching te herkennen. Zoodra zo in ons
bezit zijn, zullen we niet nalaten er onze lezers van te
spreken, gelijk we reeds een middel mededeelden. En
hiermede nemen we vooreerst afscheid van eene zaak,
die eenigen zeer boos gemaakt heeft en die ons nu en
dan hartelijk heeft doen lachen.
MEELVERVALSCIUNG.
Naar algemeen beweerd wordt, bestaat een gedeelte
van hot meel, dat verbakken wordt, uit boonenmeel,
beenderenmeel, gips, gemalen krijt en derg. We rillen
bij de gedachte, dat men ons fijngemalen
doodsbeenderen zou te eten geven, en toch houden sommigen vol,
dat dit geschiedt.
In het belang der maatschappij hemen we do vrij
heid meelhandelaren, fabrikanten en btoodbakkers
vooral ook technologen en scheikundigen, in dezen als
zaakkundigen, dringend uittenoodigen, ons zoodanige
inlichtingen te geven als dienen kunnen tot het verkrij
gen van volledige kennis van meel en meelvervalsching.
Vooral ontvingen we ook gaarne opgave van eenvou
dige en doelmatige middelen om vervalschingen in het
meel of het gebakken brood te onderzoeken.
RECHTSZAKEN,
Do Koning der J&lorfanncn-cilanden en zijn hof.*
In het dorp Tencin, departement Isère in Frankrijk,
woonde een braaf en goedgeloovig jongmensch. Lanfrey
was 17 jaar, leerling van de nprmaalschool te Grenoble
en droomde zich niet veel anders dan eene zeer beschei
dene lotsbestemming.
Eens, in het jaar onzes Heeren 1876, ontving hij eenige
groote pakketten gezegeld papier, belangrijke documen
ten; perkament, zegels, lakken, wapen*, titels, niets ont
brak er aan. De bescheiden kweekeling was koning
der Mariannen-eilanden geworden.
Kon hij er aan twijfelen? Daa,r stond het te lezcm, in
de pragmatieke Sanctie van Ferdinand I, den laatsten
koning dezer eilanden, dat hij tot zijn opvolger on den
troon den jongen Lanfrey benoemde. Deze welwillende
monarch verbond aan deze onverwachte benoeming
slechts n voorwaarde, en deze nog was aangenaam
en licht te vervullen, dat namelijk de jonge kweeke
ling zijn achternichtje, Hare Koninklijke Hoogheid prin
ses Marie Augustine zou trouwen. Een ander document
nog droeg aan de moeder van deze belangwekkende
en geheimzinnige bruid het regentschap op, tot tijd en
wyle het den nieuwen koning zou behagen, op zijn ge
bied aan te landen. Ook kwam er een brief aan
Lanfrey's vader.
De jongman had sprookjes genoeg gelezen om dit al
les niet to ongeryma te vinden. Was niet een
Franschman, van nederige geboorte evenals hij, beheerscher der
Araucaniërs en Patagoniërs geworden'?
Do droom was zoo zoet, dat Lanfrey wel wilde
yoortdroomen en ernstig en deftig den troon aannam die h m
van zoo verre aangeboden werd. Een berichtje,
verraderlyk in de bladen der Isére geplaatst, nam zijn laat
sten twijfel weg. f
Wie had deze brutale bedriegery op touw gezet.' Wie
Bad deae heraldische kunstwerken gegraveerd, deze
plechtige en belachelijke stukken gefabriceerd? Dat
is het geheimzinnige punt van het proces.
Weldra vormde zich eene hofhouding om den koning
der Mariannen-eilanden. Een -priester uit het land wist
den titel van Kanunnik van hem te verkrijgen, een
buurman, Lanfranchi, liet zich tot grootkanselier be
noemen. Een ander nam het krijgswezen van den nieuw
te organiseeren staat op zich, een ander was tevreden
met een kapiteinsplaats in het leger of bp do lijfwacht.
De Heeren Bidot, Sabathier enTategrain (nu beschul
digden) maakten de meeste aanspraak op [jroote ambten.
De heiligheid dezer personen, de dèftigueid hunner ma
nieren, de bluffery eu onbeschaamdheia van hunne taal
gaven hun het recht den onschuldigen Lanfrey grootere
eischen te doen. Bidot was een afgezet priester, die
van de lankmoedigheid zyner superieuren misbruik had
gemaakt door zyn leven, met allerlei schanddaden to
vervullen. In Augustus 61 was hy tot een jaar gevan
genisstraf verooraeeld, zes jaar daarna tot twee jaar
wegens oplichtery. Te Araiens ontmoette hy Tategrain,
een jongen van veertien jaar die couranten verkocht, en
dien hy tot zyn particulier secretaris benoemde, kort
'\