De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 16 september pagina 3

16 september 1877 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

D A M S T E d D A M'M B B. De Tentoonstelling. Gerard de Lairesse, de schilder van zooveel Bacehussen en Vernissen, zoowel goed theoreticus als practicus, geeft in zijn groot schiidersboek" zijn jongen kunst broeders den raad, toch vooral niet eerst de schitterende en meeat geliefde partijen op den voorgrond te schil deren, en daarna eerst den achtergrond af te maken; zoo doende," zegt hij, vergaat de lust, en men kan, om soo te seggen, den steert niet villen. f7 _ ? _. _ V i _ , i , i £, i onze Wat men gaarne willen beschrijven, zijne indrukken weerge ven en een ander mooi doen vinden, wat men zelf met genoegen gezien heeft, daarna komt de vermoeienis van al licht meermalen voorkomende formules, de vrees voor onbillijkheid die den verslaggever nauwgezet moet doen zyu als een jurylid, *en men ziet er tegen op, om," om zoo te zeggen, den steert te villen." Toch zijn er staarten die minder de moeite waard zijn dan wat ons hier overblijft. We hebben nog niet ge sproken van al de schatten van van Kempen, BonebakJcer en het verdere gilde van St. Eloy, nog niet van de milieux en de eerebokalen, van de gelakte schermen en het papieren porcelein, van de mooie en leelyke, smakelyke en onsmakelijke tafelserviezen, het fijne rococo uit Meiszen en het grove Regout uit Maastricht, de piano's en den vleugel, en wat al meer. De ons afgestane ruimte is voor al deze dingen tien maal te klein, gelukkig dus dat we ons met een enkel woord van het grootste gedeelte kunnen afmaken. Wat de goudsmidskunst betreft, heeft onze stad zich niet onbetuigd gelaten, en kan met geluk de concurrentie volhouden tegen binnen- en buitenland. Wat zegt ge van deze serviezen, vazen, trommels, candelabres, theebussen, etc-, een heelebonheur du jour van Bombakker? (No. 321). (In het midelen der collectie staat de gouden eerbokaal, die als No. 117 mededingt naar Prijs vraag 11.) Wat van die antieke fl»con, die dirigeerstok door Amstela Man nenkoor als eerste prijs behaald, die presidiale hamer, manchetknoopen, etc., alles uit de fabriek der heeren M. A. Caspcrs en Co. (322) alhier? Wat van de uitstal lingen van de twee firma's Smidt (335,336), waarvan de een die prachtige presse-papiers met jachthonden, de ander die fijne wingerdranken en druiventronsen ten toon stelt? Ook de firma P. van Santen (334) levert pracht stukken, karaffen, kannen, pièces de milieu, eerebokalen, ' ne werkelijk artistieke collectie. In deze afdeeling evenwel heeft men de klip niet kunnen vermijden waarop zoo dikwijls de fijnheid van handenarbeid den kunstenaar doet stooten: net knutselen en aardig boven mooi stellen. De heer Jdcpb Citroen (323) maakt ket tingen, hij heoft ze eerst eenvoudig gemaakt, mooi en onovertrefbaar fijn, toen even fijn en minder eenvoudig, eindelijk altoos nog fijn maar in 't geheel niet mooi meer. Hij heeft middel gevonden om in n horlogeket ting, mijnheer, eene viool met strijkstok, trom, pauken, fluit, triangel en waldhoorn saam te brengen. Toen is er een oude jufvrouw gekomen die een neef had. De neef was ingenieur, en had eene droogmaking ten uit voer gebracht. Hij zou verjaren en tante had er 't geld voor over om hem iets clegelijtcs, en toch vooral iets toepasselijks te geven. De kunstenaar hiervoor werd ge vonden en tusschen knoopsgat en horloge draagt de neef thans, zoo dikwijls hij bij tante komt, eene stoom machine met al haar details. Wie eenmaal begonnen is aan den wansmaak te offeren, blijft niet halverwege. De proeven van werkelijk uitmuntend goudsmidswerk, ket tingen, zoo fraai en gelijk van bewerking, zoo zuiver en streng van vorm als men wenschen kan, moesten gearran geerd worden als.... een overgordijn met embrasses. Bij al het fraais dat in deze afdeeling uitgestald is, spa^nt natuurlijk dékroon de inzending van den heer van Dempen (328), die de paleizen is gaan plunderen om de tentoonstelling te versieren, en om zijn vitrine is het dan ook altoos vol; wij zullen niet beginnen te be schrijven, te meer omdat de voornaamste stukken al op verschillend^ gelegenheden, b.v. Nov. 63 en 12 Mei 73 besproken zijn, alleen vinden we het ook hier jammer dat de namen der teekenaars zoowel van deze als van de gracieuse bekers, kannen en serviezen niet in den catalogus vermeld staaii. Een niet onaardig idee is dat Van de heeren Gerritsen(326) en van der Horst (327), alhier, geweest, die de een een paar gouden oorbellen uit een tienguldenstuk, de ander eene decoratie in verschillende tijdperken van bewerking geven. Ook de firma's van ldik (324) uit Zutphen, JFrancois (325) en Lefeber (330) uit Amsterdam, v en zoovele anderen hebben sierlijk en fijn werk geleverd, de firma W. Voet (341) uit Haarlem heeft bij haar mooi zilver ook zeer mooi kristal weten te krijgen. Dat de heillooze" mode ook in de hoofden der Noord-Hollandsche boerinnetjes haar lichten wiekslag heeft doen voelen, bewijst de inzending van Gebr. Rozendaal (332) te Hoorn. Zooveel verscnil m zóó weinig jaren! O blonde deernen van over 't Y, wat zeggen daarvan de oude kabinetten waarin ge 't wegbergt en de stoere keezers die 't betalen moeten? Na de steenen van de firma Verschuur en van der Voort (342) gezien te hebben, al dat onyx, malachiet, lapis-lazuli, agaat, die amethisten en cornalijnen en koralen, die cameën van zeer verschillende waarde en bewerking, moesten we vooreerst nog drie van de prysyragen beschouwen, maar zullen ze liever met een paar bewonderende blikken langs gaan dan ze en détail critiseeren. Hier is prysvraag 10, het milieu de table, waarnaar verscheiden mededingers zyn. Men ziet dat de inzenders zich ieder een verschillend idee gemaakt heb ben van het feest waarop hun kunstwerk- prijken zou. Dat met de fuchsia's, met den zilveren Cupido en den slanken jachthond van Gehr. van Gemert te 's Bosch (111) doet denken aan eene bonte ry, waar naast ieder cava lier eene bekoorlijke geburinne haar philippine kraakt of het leveldevies ontcyfert, terMryi het krüisvuur der levendige gesprekken met den bloemengeur en de klank der aangestpoten glazen het eene hall'uur na het andere doet voorby vliegen. De firma H. Mei/en en Co. uit Ber lijn dacht aan iets anders. Deze matzilveren beelden, statig en elegant zouden een diplomatiek diner bijwonen, waar onder tarbot a la Talleyrand en Chateau Yquem de strenge oppositie een greintje handelbaarder werd en er een puntje van een staatsgeheim maar uit de gede coreerde boezems mocht ontsnappen, Weer voor iets anders zorgde Adolf Garstanje uit Keulen. (109) Er zijn ook menschen die met een millieu op tafe{ slemppartijen geven, dacht deze, maar dan moet het milieu er tegen kunnen, en alzoo geschiedde het. Deze zware bacchanten met massieve sluiers en lokken uit n stuk zullen er geen kreukje van krijgen al gooit de landjon ker zijn overbuur met de esschen naar 't hoofd, alles is sterk, zwaar, maar wel wat log. Toch is aan al de milieux, en ook aan dit, teekening en afwerking zeer consciëntieus te noemen. De prijsvraag van de bekers, de eerebokalen, zal zeker de jury moeilykheden opgeleverd hebben, zoo uit muntend zijn de meeste der ingezondene. Een vorm die van zelf schoon is, alle gelegenheid geeft tot tentoonspreiden der fijnste détails m de sierlijkste harmonio, terwijl de betrekkelijk kleine omvang het mogelijk maakt zeer kostbare materialen te gebruiken, het is niet te verwon deren dat we hier met een dozijn meesterstukken te doen hebben. Defaunen en saters van Cormi te Parijs(113) de coupe. van Falize (119) die terecht by de juweelen staat, de beker met blauw email va,nPhili2)pe (124) en vooral (126) die met zilver en email van Ratzensdorffer uit Weenen ze zijn de een al-aantrekkelijker dan de ander. De beker die J. A. A. Gerritsen te Amsterdam inzond (120) draagt prachtige wingerdranken, maar onzes inziens zijn de druiven daaronder, die toch ook te zien komen, te weinig afgewerkt, er zijn er by die eer gegoten dan geciseleerd schijnen. Even fraai en verschillend als de bekers zyn sommige vestibulevazen. we merken hier^opilél eene nette een voudige Majolica vaas uit Berlyn, ioO eene porceleinen vaas van A. A. de Mol, uit Brussel, met schilderwerk, naar we ons meenen te herinneren copiën van Rafaël, 167 de kristallen vaas uit Bohemen, 170 een monumen taal stuk, wit en goud, uit Silezie, 172, 173 en 174, van Tourteau uit Brussel, donkere warme kleuren als van zeer oud schilderwerk, en het prachtstuk uit Meiszen 163, Diana *naar Albani. Als er iets in staat zou zijn ons met'het rococo te verzoenen, zouden het de twee vazen uit Meiszeu zijn (169) zoo sierlijk slingeren zich de porceleinen bloemkransen en ornamenten, de oude cupidootjes en hun sluiers om de fraaie vormen. De can delabres van Tognaccaen Cossa (171) het diejD blauwe Sèvres met het fraai verguld en de teere kleuren van het schilderwerk, wekken ieders bewondering, een zon derlinge indruk maakte op ons de vaas uit Florence (164): het medaillon, een koppel jachthonden, deed ons veeleer denken aan eene der E n gelsche jockeyplaten uit 1840 dan aan de ornamenten Louis XIII waarmede de vaas overigens versierd is; wij kunnen niet gelooven dat dezelfde kunstenaar die van de menschenbeelden zoo artistieke ornamentfiguren maakte wel tot middenstuk dezen bouquet van hondenstaarten zou gekozen hebben. Overigens zijn n de groep honden, n de vorm der vaas, ieder in zijn genre zeer goed. ALS KOK EN BOTTELIER TE ZAMEN KIJVEN.... We zijn onzen lezer? eene verklaring verschuldigd in zake onze artikelen over wijnvervalscning en we twij-' felen er nauwelijks aan, of ze zullen in hel algemeen belang onze houding billijken. Reeds by ons eerste optreden hebben we verklaard alle krachten te zullen inspannen om de vervalsching der levensmiddelen te bestrijden. We zijn aan die ver klaring trouw gebleven en hebben voor wflnvervalsching een geheel nieuwen weg ingeslagen. Een proces in Dnitscnland gevoerd en door ons naar de authentieke mededeelingen verhaald, gaf ons aan leiding, in ons blad te vertellen, wat nonderde menBchen elkander vertellen, n.l. als er geen wifnkoopers bij gijn. Het door ons vertelde kwam wel degelyk onder de oogen van wynkoopers en wat we vermoedden ge beurde: we werden overstelpt met brieven en bood schappen van wijnhandelaren. Enkelen blykbaar bevreesd, bejegenden ons en ons blad op de meest inhumane wyze; ze zochten 'door onbeleefdheden te bewijzen (!!) dat de wyn of althans hun wijn, NWT vervalscht was. v Anderen schreven of zeiden met medelijdend schou derophalen, dat we van de geheele zaak niets afwisten. Maar er waren er ook, die op bezadigden toon, blyk baar met veel studie en zaakkennis ons mededeelden, waarin de ^roote knoeieryen eigentlyk gewoonlük be staan, waarin onze fouten bestonden, welke middelen er zijn om de vervalschingen te herkennen. Van den eersten door ons geplaatsten brief namen het A. H. B., de N, E. C. en Het Vaderland onmiddeUyk een ge deelte over, blykbaar was het daar medegedeelde nieuw en belangryk, en zeer zeker was het niet in ons bezit gekomen zonder de krygslist, waarvan we gebruik maakten. De kroon spande een wijnhandelaar, die ons mededeelde, dat hij bezig was ijverige nasporingen te doen naar de eenvoudigste wijze om vervalschingen te herkennen. Heb ik die eenmaal gevonden, zei hij, dan zal ik al myue klanten het middel aan de hand doen mijn wijn, zoowel als die mijner concurrenten, te onderzoeken en dan twijfel ik niet, of 't voordeel zal aan mijne zyde zijn." .bette wijnhandelaar was niet boos op ons. We hebben thans eene correspondentie geopend met personen, die ons ongetwijfeld op het spoor zullen brengen van ecnvotidige en proeflioudendc middelen, ten einde wynvervalsching te herkennen. Zoodra zo in ons bezit zijn, zullen we niet nalaten er onze lezers van te spreken, gelijk we reeds een middel mededeelden. En hiermede nemen we vooreerst afscheid van eene zaak, die eenigen zeer boos gemaakt heeft en die ons nu en dan hartelijk heeft doen lachen. MEELVERVALSCIUNG. Naar algemeen beweerd wordt, bestaat een gedeelte van hot meel, dat verbakken wordt, uit boonenmeel, beenderenmeel, gips, gemalen krijt en derg. We rillen bij de gedachte, dat men ons fijngemalen doodsbeenderen zou te eten geven, en toch houden sommigen vol, dat dit geschiedt. In het belang der maatschappij hemen we do vrij heid meelhandelaren, fabrikanten en btoodbakkers vooral ook technologen en scheikundigen, in dezen als zaakkundigen, dringend uittenoodigen, ons zoodanige inlichtingen te geven als dienen kunnen tot het verkrij gen van volledige kennis van meel en meelvervalsching. Vooral ontvingen we ook gaarne opgave van eenvou dige en doelmatige middelen om vervalschingen in het meel of het gebakken brood te onderzoeken. RECHTSZAKEN, Do Koning der J&lorfanncn-cilanden en zijn hof.* In het dorp Tencin, departement Isère in Frankrijk, woonde een braaf en goedgeloovig jongmensch. Lanfrey was 17 jaar, leerling van de nprmaalschool te Grenoble en droomde zich niet veel anders dan eene zeer beschei dene lotsbestemming. Eens, in het jaar onzes Heeren 1876, ontving hij eenige groote pakketten gezegeld papier, belangrijke documen ten; perkament, zegels, lakken, wapen*, titels, niets ont brak er aan. De bescheiden kweekeling was koning der Mariannen-eilanden geworden. Kon hij er aan twijfelen? Daa,r stond het te lezcm, in de pragmatieke Sanctie van Ferdinand I, den laatsten koning dezer eilanden, dat hij tot zijn opvolger on den troon den jongen Lanfrey benoemde. Deze welwillende monarch verbond aan deze onverwachte benoeming slechts n voorwaarde, en deze nog was aangenaam en licht te vervullen, dat namelijk de jonge kweeke ling zijn achternichtje, Hare Koninklijke Hoogheid prin ses Marie Augustine zou trouwen. Een ander document nog droeg aan de moeder van deze belangwekkende en geheimzinnige bruid het regentschap op, tot tijd en wyle het den nieuwen koning zou behagen, op zijn ge bied aan te landen. Ook kwam er een brief aan Lanfrey's vader. De jongman had sprookjes genoeg gelezen om dit al les niet to ongeryma te vinden. Was niet een Franschman, van nederige geboorte evenals hij, beheerscher der Araucaniërs en Patagoniërs geworden'? Do droom was zoo zoet, dat Lanfrey wel wilde yoortdroomen en ernstig en deftig den troon aannam die h m van zoo verre aangeboden werd. Een berichtje, verraderlyk in de bladen der Isére geplaatst, nam zijn laat sten twijfel weg. f Wie had deze brutale bedriegery op touw gezet.' Wie Bad deae heraldische kunstwerken gegraveerd, deze plechtige en belachelijke stukken gefabriceerd? Dat is het geheimzinnige punt van het proces. Weldra vormde zich eene hofhouding om den koning der Mariannen-eilanden. Een -priester uit het land wist den titel van Kanunnik van hem te verkrijgen, een buurman, Lanfranchi, liet zich tot grootkanselier be noemen. Een ander nam het krijgswezen van den nieuw te organiseeren staat op zich, een ander was tevreden met een kapiteinsplaats in het leger of bp do lijfwacht. De Heeren Bidot, Sabathier enTategrain (nu beschul digden) maakten de meeste aanspraak op [jroote ambten. De heiligheid dezer personen, de dèftigueid hunner ma nieren, de bluffery eu onbeschaamdheia van hunne taal gaven hun het recht den onschuldigen Lanfrey grootere eischen te doen. Bidot was een afgezet priester, die van de lankmoedigheid zyner superieuren misbruik had gemaakt door zyn leven, met allerlei schanddaden to vervullen. In Augustus 61 was hy tot een jaar gevan genisstraf verooraeeld, zes jaar daarna tot twee jaar wegens oplichtery. Te Araiens ontmoette hy Tategrain, een jongen van veertien jaar die couranten verkocht, en dien hy tot zyn particulier secretaris benoemde, kort '\

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl