De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 14 oktober pagina 4

14 oktober 1877 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DB AMSTERDAMMER. RECHTSZAKEN, De moord to Peogo (vervolg). Uit het verhaal dat Mrs. Patrick aan de hospita deed omtrent het begin van Harriets ziekte moest blijken hoe goed zij het gehad had, er was veel sprake van diner, etc. Mr s. Patrick had ook den dokter verzocht een ziekenoppasster te willen zanden, omdat zy zelve niet kon blijven. Kort daarop was de dame gestorven, en de familie vertrok na mei een ondernemer van be grafenissen afspraak gemaakt te hebben. De hospita had gevraagd óf de hem*' Louis Staunton zijne vrouw nog gezien had voor haar dood, en Elisabeth antwoordde dat nij in de kamer was toen zy stierf. Toen de familie heenging sloten zij de deur van zitkamer en slaapkamer. Verder ondervraagd meent de hospita te moeten verklaren dat gedurende het verblyf in haar huis de twee dames alle mogelijke zorg aan de onge lukkige betoonden. De ziekenoppasster verklaart dat 7.ij de zieke niet heeft hooren spreken en haar noch bouillon, noch medicijnen heeft Kunnen ingeven. Zy was te ver heen. Toen zij zag dat de dame utervende was, heeft zij Louis willen roepen die in de zitkamer was, maar Lhsabeth had gezegd: doe het liever n:V, het zou hem te veel aandoen." Zij heeft lakens geleend om het lijk af te leggen en het willen wasschen, maar zich er toe bepaald alleen het gelaat en de handen te wasschen. (Hier volgen eenige details, die wij niet kunnen overnemen.) Het was in zoo lang niet gewasschen. Zy heeft dit evenwel, noch tot Louis noch tot de dames gezegd. De ondernemer van begrafenissen getuigt dat Louia hem gezegd heeft dat de begiafenis fatsoenlijk, maar niet al te kostbaar moest z\jn. Hy heeft 9 pond 6 shillings. betaald. De verklaring van den dokter is reeds in de acte van beschuldiging opgenomen; daar de dame niet sprak, zich niet bewoog, en zoo goed als stervende was, heeft h\j weinig aan haar kunnen constateeren en op de be richten van Ei'sabeth, die de ceheele zaak scheen te weten, moeten afgaan. 'Alice Khodes is hem komen halen, nadat ze den geheelen nacht op hem gewacht hadden. De pols was snel en zwak, hy beschouwde den toestand als hopeloos, en heeft niet onderzocht of de dame werkelyk, zooals men voorgaf, aan de eene zijde verlamd was. De resultaten der l\jkschouwing getuigen niet van ver?tandsverbystering ot verlamming, wel van conge tie, zooala die in sommige gevallen b.v. by het plot.eliug o vervoeden van een uitgehongerde, zou kunnen plaats hebbeu. Al de inwendige deelen, nart, lever, long waren slechts half zoo zwaar als van een gewoon mensen, hetgeen op langdurig gebrek wijst. Het ie mogelyk dat de dame een narcotisch vergif heeft ingekregen, maar er is geen bewijs voor, er is niets van gevonden. Zy moet een veertien dagen voor haar dood re«-ds buiten staat zim geweest zich te bewegen, de uithongering moet mmutens drie maanden geduurd hebben. De zes doktoren die haar onderzocht hebben, zijn allen tot dezelfde conclusie gekomen, ook dat het ver voer den dood moest verhaast hebben. Dr. Creasy, de dokter door wien de Stauntons zeiden dat Harriet behandeld was, verklaart dat hij nooit deze dame gezien heeft, wel Elisabeth en een harer kinderen. Ook hare photographie is hem geheel vreemd. Nu volgt het getuigenis van v.lara Brown, 16 jaar oud, nichtje van Elisaoeth Staunton, en na den dood harer moeder by deze in dienst gekomen. Reeds in Londen, tydens de bevalling van Harriet, had zii de intimiteit tusschen Louis en Alice, die er toen in huis woonde, opgemerkt. Zij heeft Alice's nachtcostuum in Louis* kamer gevonden. Harriet was er zeer gevoelig over en schreef uit hare ziekenkamer aan Louis, die niet bovenkwam, briefjes die daarover handelden. Toen de Patrick Stauntons miar Kent gingen, bleef Alice bij Louis. Weldra kwam ook deze familie in Kent en brachten het kind bij Elizabeth; zij bleven een paar dagen en gingen \veer naar Londen. Harriet kwam het later tweemaal bezoeken. Toen zy voor de derde maal kwam. wilde Louis dat zij blyven zou, en toen zij heen ging, borg Elisabeth Ilarriet's hoed en mantel weg;, dat zy hem niet kon volgen, zy zeiden haar dat Louis ze meegenomen had. Twee malen daarna wUt Harriet naar Londen te komen, naar haar notaris; Patrick verbood haar dit voor het vervolg, hy dreigde haar ook dat have moeder anders komen zou en h:iar in een gekken huis doen opsluiten, zooals vroeger. In het begin at zy beneden met de anderen, om streeks Kerstmis werd zij boven gehouden en kreeg nog hetzelfde voedsel. Langzamerhand begon nu dit, dan dat te ontbreken, zoodat zij tegen Clara klaagde dat zij niet genoeg kreeg. Dan ging Patrick naar boven om haar te ieknorren en sloeg haar soms zoo, dat hare armen blauwe plekken vertoonden. Later scheen zij vuistslagen gehaa te hebben, zy liep soms met een blauw oog. Clara heeft ook gezien dat hij haar op den grond wierp en schopte. Elisabeth was er soms by, en kwam wel eens tusschen beide. Er was geen waachgereedschap in de kamer, in de wieg van het kind was niets dan een shawl, maar weldra nam Elisabeth dit op hare kamer en verzorgde het zelve. Er was een haard op Harriet's kamer, maar van November tot April is daarin maar ns vuur geweest. Harriet durfde niet beneden te komen. Patrick had haar vloekende gezegd dat hy haar den nek zon breken als zy den trap durfde nade ren. Zij heeft al dien tyd dezelfde schoenen gedragen die spoedig versleten waren. By het vervoer naar Penge heeft men haar pantoffels van Eliaabeth aangedaan. Van tyd tot tyd vergat men haar eten te brengen en van dag tot daff werd zij zwakker, ook onnoozeler. Zij was gemakkelijk te verschrikken en bang door Pa trick beknord of mishandeld te worden. Kort voor haar dood heeft Elisabeth een kip voor haar laten braden, maar zy werd ongesteld en kon er byna niet van eten, men beproefde het toen met karbonade en brood in melk geweekt, maar zij kon niets gebruiken. Louis woonde in dien tyd op 20 minuten afstands, kwam soms by zyn broeder en zag ook wel eens zijne vrouw, Alice woonde bij hem. Clara heeft een brief ge vonden van Louis aan Alice, toen zy by Elisabeth lo geerde. Zy* heeft hem verbrand, maar herinnert zich het begin: Lieveling, het speet me u zoo te zienweenen by ons afscheid. Het schynt wel alsof het nimmer gebeuren zal, maar toch ben ik overtuigd dat er eens een tyd zal komen dat Harriet ons niet meer in den weg is en wn samen gelukkig kunnen zyn. Lieve Alice, ge moet toen weten hoezeer ik u bemin. Twee iaren zyn we nu samen geweest...." Alice vroeg later of men óók een brief aan haar adres gevonden had, Clara zeide neen. Zy herkent ook voor de rechtbank het schrift van Alice in een brief aan Louis, waarin Aiice over den verloren brief spreekt en met eenige allerliefste vers regels omtrent trouw en innige liefde eindigt. Clara verklaart verder dat haar vroegere getuigenis haar door hare nicht Elisabeth was ingegeven. Men heeft haar ook laten zeggen dat Harriet met de betrek king tusschen haar man en Alice bekend was en die goedkeurde. Patrick was artist, hy schilderde in een er benedenkamers van het huis en zyne schilderijen gingen naar Londen. Het hinderde hem zeer in net begin dat Harriets kind zoo schreeuwde en vooral aan taiel niet stil te houden was, ook dat Harriet's morgens niet op tyd aan 't ontbijt was. Toen zij kwam zag zij er zeer net uit, toen zy boven gehouden werd verkoos zy haar haar niet meer op te maken. Eens in Londen heeft Clara haar opgewonden gezien door het drinken van spiritualia, toen hadden allen wat gebruikt. Op het kind kon Patrick zich zeer boos maken, hij sloeg het dan overal, ook wel in het gezichtje, en dan weende Harriet en deed haar best om het tot bedaren te brengen. Er kwamen niet veel menschen aan het buitentje, de slager en bakker uit een naburig dorp, geen melkboer, men gebruikte gecondenseerde melk, die Clara met de andere kruideniers waren haalde. Louis Staunton zorgde soms voor visch. men hield zelf kippen. Een boschwachter uit den omtrek zag Harriet eens aan de deur staan, Patrick zeide toen: hier is een man van de politie, als gij niet naar binnen «raat, zal hij u meepakken."' De dame was naar binnen gegaan; de boschwachter had het als een grap beschouwd en er niet verder over gedacht. Een boer die stroo en haver bracht voor Patricks poney heeft iemand hooren gillen en om genade smeek* n alsof zy mishandeld werd en eindelijk op den grond geworpen, toen hy dichterbij kwam, had net gegil en gekerm opgehouden. De zuster uit het hospitaal verklaart dat het kind dat men er gebracht heeft, byna een jaar oud, kleederen voor een kind van eene maand droeg, geen voechel kon inhouden, en op délinkerwang sporen van kneuzingen droeg. Dien nacht stierf het. Met nog eenige getuigenissen van weinig belang of herhaling van wat reeds bekend was, was hiermede het getuigenverhoor afgeloopen. Wordt vervolgd. BOEKBESCÏOUWING. By den uitgever J. L. Beyers te Utrecht is verschenen de eerste aflevering van Het Tooneel driemaandelijkse!! tijdschrift onder redactie van Mr. J. N. van Hall en 6. N. Wifirands. Het eenige tydschrift, dat tot dusverre geregeld over tooneelzaken sprak, is de uitgave van het Tooneelverbond. Deze is te klein, om meer te geven, dan de ge schiedenis van den dag en het is daarom gelukkig, dat er een tydschrift verschijnt, waarin degelijke stukkeu, die van studie en ernstige nasporing getuigen, eene plaats kunnen vinden, pok al zyn ze wat groot. Ge schiedkundige en aesthetische studiën zullen den inhoud van dit tydschrift uitmaken, waarvan het eerste No.' veel belooft. Prof. Piereon geeft in zyn Grillparzer vele hoogst behartigenswaardige wenken, Dr. van den Es vergunt ons een blik te slaan op het wezen der Gfrieksche tragedie en Mr. van Hall en Aenu W. Wybran Is en Dr. J. H. Gallee, geven historische bijdragen tot de kennis der verhouding tusschen het tooneel en de kerk en hare bedienaren. Guido geeft een stuk over Voor dracht" als beoordeeling van een paar werken over dat onderwerp. Van hem hebben we reeds wat beters gezien: zyn woordenvloed en zyn jacht op Fransche aardigheden maken zyn stuk minder aantr kkelyk dan de andere. -"We wenschen dit tydschrift een schitterend succes toe; de lezing van( zulke stukken vormt de menschen er toe, de handen ineen te slaan voor de zaak van de verbe tering van 't tooneel. STADSNIEUWS, STADSBELANGEN. v Tijd is geld en daarom vooral hechten we er hooge waarde aan, dat onze brieven zoo spoedig mogelyk be steld worden. Dit is de reden, dat we in het algemeen belang een vriendelyk verzoek aan onze lezers richten en wel: 1°. laat er toch in elke deur een brievenbus zyn, opdat de besteller niet behoeft te wachten, tot de meidgoedvindt open te doen: 2°. doe de moeite het huisnummer op den brief te vermelden. Men meent den geadresseerde een beleefd heid te bewijzen door te veronderstellen, dat hij alge meen bekend is, maar al is hij dat, de bestellers zullen toch de brieven naar volgorde moeten leggen en dit zal heel wat vlugger gaan, als het nummer op den brief staat uitgedrukt. DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM. Op den 15 October 1877 zal te Amsterdam eene heugelijke ge beurtenis plaats hebben. Immers oj» dien dag wordt op plechtige wijze geopend de Gemeentelijk* Univenïttit wier oprichting ont staan is door dut de gemeente Amsterdam gebruik maakte van het :bij art. 80 der wet op het Hooger O ader wy s van 28 April 1876 (Staatsblad No. 102) aan haar toegekende recht om het be staande Atheuaeum Illustre tot Universiteit in te richten. Dat van dat rei-h t met graagte zou worden gebruik gemaakt, kon trouwens niet twijfelachtig zij o, dourop het verkrijgen daarvan her» haalde malen bij de Hooge Regeering was aangedrongen. Daardoor toch zou aan de gemeente-instelling bevoegdheid worden toegekend om doctorale graden te verkenen en examens aftenemen, waaraan dezelfde rechten werden toegekend als aan die verkregen bij de Rijks Hoogcscholeu De Auisterdomsche Inrichting had daarop dan ook «lle aanspraken, zoowel door haren sedert bijna 250 jaren (*). gehandhaafden roem als instelliag ter verspreiding van smaak, beschaving en geleerd heid; als door de belangrijke hulpmiddelen die haar daarby ten dienste stonden, als Gasthuizen, Bibliotheek, Laboratoria, Hortus Botanicus en andere. Bovendien was zij steeds door de mildheid van Stadsbestuur en burgerg in stoet gesteld om, hetzij door toevoeging van nieuwe vakken van ondernys, hetzij door vermeerdering van het getal Professoren, met de meer en meer zich uitbreidende vorderingen der wetcnscban mede te gaan, en was tot dat einde in het jaar 1867 de faculteit der w b- en natuurkunde naar aanleiding der nieuwe wet op do uitoefening der geneeskunde, zoodanig hervormd dat du aanstaande geneeskundigen aan het Amsterdamsche Athencaum eene volledige opleiding konden verkrijgen. Toch ontbrak het recht om examens af te nemen en docto rale graden te verkenen; waardoor, hoe uitnemend ook ingericht, de groei der instelling werd onderdrukt, en waardoor de toestand op den duur onhoudbaar zou blijken te zijn. Dat recht is nn verleend, en is een nieuw tijdvak van bloei inge treden; geen wonder dun ook dat de geboortedag der Universiteit met blijdschap is te gemokt gezien en dat hij morgen ah bij zal gekomen zijn, uiet opgetogcnheid en vreugdebewijzen, zal worden gevierd Om aan dat feest luister bij te zetten zullen dichtkunst, toouknust, en tooncelspeelkutist het hunne bijdragen, en Stads Bc-' stuur, burgerij en studeerenden, wenscheu aan geheel Nederland te verkondigen d-t zij ingenomen zijn met de eindelijk verkregen rechten. Tegenover die rechten staan evenwel ook verplichtingen; immers de bevoegdheid bij de Wet verleend om het Athenaeum lllustre, tot Universiteit in te rigteu, is alleen verleend «roita deze voldoeMaan alle vereischen krachtens .de Wet ten opzigte van den omvang wvan het onderwijs, de promotiën, du examens en de toelating daartoe voor «Ie Rijks-Universiteiten gesteld, en bovendien de aanstelling der Hoogleerarcn aan de Koninklijke bekrachtiging worde «onderworpen." Dat de Gemeenteraad deze voorwaarde wenscht na te komen, blijkt duidelijk u t de onbekrompen wijze waarop de zaak is gere geld, welke regeling is vervat in de verordening tot regeling der Universiteit van Amsterdam vastgesteld door den Gemeenteraad in zijne vergnderiugen van 19 April. 25 Juli en 29 Augustus 1877, opgenomen in het gemeenteblad nfd. 3 volgu. 63; waartegen Z. M. den Koning, bij besluit van 2 Scpt. 1877 110. 24 verklaarde geeue bedenking te hebben. In hoofdzaak is deze regeling de volgende: Do Universiteit bevat vijf faculteiten, a) de faculteit der godgeleerdheid; t) n rechtsgeleerdheid; c) w n n geneeskunde; tt) , wis- en natuurkunde; e] n n n letteren en wijsbegeerte. In al de faculteiten zal volledig onderwgs worden gegeven in de vakken van onder w ij», nader omschreven in art. S der verordering, door gewone Hoogleeraren, buitengewone Hoogleeraren, .Lectoren en privaat-docenten, terwijl met het toezicht op de Univer siteit is belast een college van vijf Curatoren, waarvai de Burge meester lid en voorzitter is, 2 leden door den Koning en 2 leden door den Gemeenteraad worden benoemd. Aan de Universiteit zijn, na examens, of te nemen door de facul teiten, verkrijgbaar de volgende doctoraten: 1°. In de faculteit der godgeleerdheid: in de godgeleerdheid. 2°. In de faculteit der rechtsgeleerdheid: a in de rechtsgeleerdheid; b in de staatswetenschap. 3°. in de faculteit der geneeskunde: a in de geneeskunde-, d in de heelkunde; c in de verloskunde. 4°. in de faculteit der wis- en natuurkunde. a in de wis- en sterrenkunde; (*) Hut Athenaeum Illustrc is gesticht 8 Jan. 1632, \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl