Historisch Archief 1877-1940
DB AMSTERDAMMER.
RECHTSZAKEN,
De moord to Peogo (vervolg).
Uit het verhaal dat Mrs. Patrick aan de hospita deed
omtrent het begin van Harriets ziekte moest blijken
hoe goed zij het gehad had, er was veel sprake van
diner, etc. Mr s. Patrick had ook den dokter verzocht
een ziekenoppasster te willen zanden, omdat zy zelve
niet kon blijven. Kort daarop was de dame gestorven,
en de familie vertrok na mei een ondernemer van be
grafenissen afspraak gemaakt te hebben. De hospita
had gevraagd óf de hem*' Louis Staunton zijne vrouw
nog gezien had voor haar dood, en Elisabeth antwoordde
dat nij in de kamer was toen zy stierf. Toen de
familie heenging sloten zij de deur van zitkamer en
slaapkamer. Verder ondervraagd meent de hospita te
moeten verklaren dat gedurende het verblyf in haar
huis de twee dames alle mogelijke zorg aan de onge
lukkige betoonden.
De ziekenoppasster verklaart dat 7.ij de zieke niet
heeft hooren spreken en haar noch bouillon, noch
medicijnen heeft Kunnen ingeven. Zy was te ver heen.
Toen zij zag dat de dame utervende was, heeft zij Louis
willen roepen die in de zitkamer was, maar Lhsabeth
had gezegd: doe het liever n:V, het zou hem te veel
aandoen." Zij heeft lakens geleend om het lijk af te leggen
en het willen wasschen, maar zich er toe bepaald alleen
het gelaat en de handen te wasschen. (Hier volgen
eenige details, die wij niet kunnen overnemen.) Het
was in zoo lang niet gewasschen. Zy heeft dit evenwel,
noch tot Louis noch tot de dames gezegd.
De ondernemer van begrafenissen getuigt dat Louia
hem gezegd heeft dat de begiafenis fatsoenlijk, maar
niet al te kostbaar moest z\jn. Hy heeft 9 pond
6 shillings. betaald.
De verklaring van den dokter is reeds in de acte van
beschuldiging opgenomen; daar de dame niet sprak,
zich niet bewoog, en zoo goed als stervende was, heeft
h\j weinig aan haar kunnen constateeren en op de be
richten van Ei'sabeth, die de ceheele zaak scheen te
weten, moeten afgaan. 'Alice Khodes is hem komen
halen, nadat ze den geheelen nacht op hem gewacht
hadden. De pols was snel en zwak, hy beschouwde
den toestand als hopeloos, en heeft niet onderzocht of
de dame werkelyk, zooals men voorgaf, aan de eene
zijde verlamd was.
De resultaten der l\jkschouwing getuigen niet van
ver?tandsverbystering ot verlamming, wel van conge tie,
zooala die in sommige gevallen b.v. by het plot.eliug o
vervoeden van een uitgehongerde, zou kunnen plaats
hebbeu. Al de inwendige deelen, nart, lever, long waren
slechts half zoo zwaar als van een gewoon mensen,
hetgeen op langdurig gebrek wijst. Het ie mogelyk
dat de dame een narcotisch vergif heeft ingekregen,
maar er is geen bewijs voor, er is niets van gevonden. Zy
moet een veertien dagen voor haar dood re«-ds buiten
staat zim geweest zich te bewegen, de uithongering
moet mmutens drie maanden geduurd hebben.
De zes doktoren die haar onderzocht hebben, zijn
allen tot dezelfde conclusie gekomen, ook dat het ver
voer den dood moest verhaast hebben.
Dr. Creasy, de dokter door wien de Stauntons zeiden
dat Harriet behandeld was, verklaart dat hij nooit deze
dame gezien heeft, wel Elisabeth en een harer kinderen.
Ook hare photographie is hem geheel vreemd.
Nu volgt het getuigenis van v.lara Brown, 16 jaar
oud, nichtje van Elisaoeth Staunton, en na den dood
harer moeder by deze in dienst gekomen. Reeds in
Londen, tydens de bevalling van Harriet, had zii de
intimiteit tusschen Louis en Alice, die er toen in huis
woonde, opgemerkt. Zij heeft Alice's nachtcostuum in
Louis* kamer gevonden. Harriet was er zeer gevoelig
over en schreef uit hare ziekenkamer aan Louis, die
niet bovenkwam, briefjes die daarover handelden.
Toen de Patrick Stauntons miar Kent gingen, bleef
Alice bij Louis. Weldra kwam ook deze familie in Kent
en brachten het kind bij Elizabeth; zij bleven een paar
dagen en gingen \veer naar Londen. Harriet kwam het
later tweemaal bezoeken. Toen zy voor de derde maal
kwam. wilde Louis dat zij blyven zou, en toen zij heen
ging, borg Elisabeth Ilarriet's hoed en mantel weg;, dat
zy hem niet kon volgen, zy zeiden haar dat Louis ze
meegenomen had. Twee malen daarna wUt Harriet naar
Londen te komen, naar haar notaris; Patrick verbood
haar dit voor het vervolg, hy dreigde haar ook dat
have moeder anders komen zou en h:iar in een gekken
huis doen opsluiten, zooals vroeger.
In het begin at zy beneden met de anderen, om
streeks Kerstmis werd zij boven gehouden en kreeg
nog hetzelfde voedsel. Langzamerhand begon nu dit,
dan dat te ontbreken, zoodat zij tegen Clara klaagde
dat zij niet genoeg kreeg. Dan ging Patrick naar boven
om haar te ieknorren en sloeg haar soms zoo, dat
hare armen blauwe plekken vertoonden. Later scheen
zij vuistslagen gehaa te hebben, zy liep soms met een
blauw oog. Clara heeft ook gezien dat hij haar op den
grond wierp en schopte. Elisabeth was er soms by, en
kwam wel eens tusschen beide. Er was geen
waachgereedschap in de kamer, in de wieg van het kind was
niets dan een shawl, maar weldra nam Elisabeth dit op
hare kamer en verzorgde het zelve. Er was een haard
op Harriet's kamer, maar van November tot April is daarin
maar ns vuur geweest. Harriet durfde niet beneden
te komen. Patrick had haar vloekende gezegd dat hy
haar den nek zon breken als zy den trap durfde nade
ren. Zij heeft al dien tyd dezelfde schoenen gedragen die
spoedig versleten waren. By het vervoer naar Penge
heeft men haar pantoffels van Eliaabeth aangedaan.
Van tyd tot tyd vergat men haar eten te brengen
en van dag tot daff werd zij zwakker, ook onnoozeler.
Zij was gemakkelijk te verschrikken en bang door Pa
trick beknord of mishandeld te worden. Kort voor haar
dood heeft Elisabeth een kip voor haar laten braden,
maar zy werd ongesteld en kon er byna niet van eten,
men beproefde het toen met karbonade en brood in
melk geweekt, maar zij kon niets gebruiken.
Louis woonde in dien tyd op 20 minuten afstands,
kwam soms by zyn broeder en zag ook wel eens zijne
vrouw, Alice woonde bij hem. Clara heeft een brief ge
vonden van Louis aan Alice, toen zy by Elisabeth lo
geerde. Zy* heeft hem verbrand, maar herinnert zich
het begin: Lieveling, het speet me u zoo te
zienweenen by ons afscheid. Het schynt wel alsof het nimmer
gebeuren zal, maar toch ben ik overtuigd dat er eens
een tyd zal komen dat Harriet ons niet meer in den
weg is en wn samen gelukkig kunnen zyn. Lieve Alice,
ge moet toen weten hoezeer ik u bemin. Twee iaren
zyn we nu samen geweest...." Alice vroeg later of men
óók een brief aan haar adres gevonden had, Clara zeide
neen. Zy herkent ook voor de rechtbank het schrift van
Alice in een brief aan Louis, waarin Aiice over den
verloren brief spreekt en met eenige allerliefste vers
regels omtrent trouw en innige liefde eindigt.
Clara verklaart verder dat haar vroegere getuigenis
haar door hare nicht Elisabeth was ingegeven. Men
heeft haar ook laten zeggen dat Harriet met de betrek
king tusschen haar man en Alice bekend was en die
goedkeurde. Patrick was artist, hy schilderde in een
er benedenkamers van het huis en zyne schilderijen
gingen naar Londen. Het hinderde hem zeer in net
begin dat Harriets kind zoo schreeuwde en vooral aan
taiel niet stil te houden was, ook dat Harriet's morgens
niet op tyd aan 't ontbijt was. Toen zij kwam zag zij
er zeer net uit, toen zy boven gehouden werd verkoos
zy haar haar niet meer op te maken. Eens in Londen
heeft Clara haar opgewonden gezien door het drinken
van spiritualia, toen hadden allen wat gebruikt.
Op het kind kon Patrick zich zeer boos maken, hij sloeg
het dan overal, ook wel in het gezichtje, en dan weende
Harriet en deed haar best om het tot bedaren te brengen.
Er kwamen niet veel menschen aan het buitentje, de
slager en bakker uit een naburig dorp, geen melkboer,
men gebruikte gecondenseerde melk, die Clara met de
andere kruideniers waren haalde. Louis Staunton zorgde
soms voor visch. men hield zelf kippen.
Een boschwachter uit den omtrek zag Harriet eens
aan de deur staan, Patrick zeide toen: hier is een man
van de politie, als gij niet naar binnen «raat, zal hij u
meepakken."' De dame was naar binnen gegaan; de
boschwachter had het als een grap beschouwd en er
niet verder over gedacht.
Een boer die stroo en haver bracht voor Patricks
poney heeft iemand hooren gillen en om genade smeek* n
alsof zy mishandeld werd en eindelijk op den grond
geworpen, toen hy dichterbij kwam, had net gegil en
gekerm opgehouden.
De zuster uit het hospitaal verklaart dat het kind
dat men er gebracht heeft, byna een jaar oud, kleederen
voor een kind van eene maand droeg, geen voechel kon
inhouden, en op délinkerwang sporen van kneuzingen
droeg. Dien nacht stierf het.
Met nog eenige getuigenissen van weinig belang of
herhaling van wat reeds bekend was, was hiermede
het getuigenverhoor afgeloopen.
Wordt vervolgd.
BOEKBESCÏOUWING.
By den uitgever J. L. Beyers te Utrecht is verschenen
de eerste aflevering van Het Tooneel driemaandelijkse!!
tijdschrift onder redactie van Mr. J. N. van Hall en
6. N. Wifirands.
Het eenige tydschrift, dat tot dusverre geregeld over
tooneelzaken sprak, is de uitgave van het
Tooneelverbond. Deze is te klein, om meer te geven, dan de ge
schiedenis van den dag en het is daarom gelukkig, dat
er een tydschrift verschijnt, waarin degelijke stukkeu,
die van studie en ernstige nasporing getuigen, eene
plaats kunnen vinden, pok al zyn ze wat groot. Ge
schiedkundige en aesthetische studiën zullen den inhoud
van dit tydschrift uitmaken, waarvan het eerste No.' veel
belooft. Prof. Piereon geeft in zyn Grillparzer vele
hoogst behartigenswaardige wenken, Dr. van den Es
vergunt ons een blik te slaan op het wezen der
Gfrieksche tragedie en Mr. van Hall en Aenu W. Wybran Is
en Dr. J. H. Gallee, geven historische bijdragen tot de
kennis der verhouding tusschen het tooneel en de kerk
en hare bedienaren. Guido geeft een stuk over Voor
dracht" als beoordeeling van een paar werken over dat
onderwerp. Van hem hebben we reeds wat beters
gezien: zyn woordenvloed en zyn jacht op Fransche
aardigheden maken zyn stuk minder aantr kkelyk dan
de andere.
-"We wenschen dit tydschrift een schitterend succes toe;
de lezing van( zulke stukken vormt de menschen er toe,
de handen ineen te slaan voor de zaak van de verbe
tering van 't tooneel.
STADSNIEUWS,
STADSBELANGEN. v
Tijd is geld en daarom vooral hechten we er hooge
waarde aan, dat onze brieven zoo spoedig mogelyk be
steld worden. Dit is de reden, dat we in het algemeen
belang een vriendelyk verzoek aan onze lezers richten
en wel:
1°. laat er toch in elke deur een brievenbus zyn,
opdat de besteller niet behoeft te wachten, tot de
meidgoedvindt open te doen:
2°. doe de moeite het huisnummer op den brief te
vermelden. Men meent den geadresseerde een beleefd
heid te bewijzen door te veronderstellen, dat hij alge
meen bekend is, maar al is hij dat, de bestellers zullen
toch de brieven naar volgorde moeten leggen en dit
zal heel wat vlugger gaan, als het nummer op den brief
staat uitgedrukt.
DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM.
Op den 15 October 1877 zal te Amsterdam eene heugelijke ge
beurtenis plaats hebben. Immers oj» dien dag wordt op plechtige
wijze geopend de Gemeentelijk* Univenïttit wier oprichting ont
staan is door dut de gemeente Amsterdam gebruik maakte van
het :bij art. 80 der wet op het Hooger O ader wy s van 28 April
1876 (Staatsblad No. 102) aan haar toegekende recht om het be
staande Atheuaeum Illustre tot Universiteit in te richten.
Dat van dat rei-h t met graagte zou worden gebruik gemaakt, kon
trouwens niet twijfelachtig zij o, dourop het verkrijgen daarvan her»
haalde malen bij de Hooge Regeering was aangedrongen. Daardoor
toch zou aan de gemeente-instelling bevoegdheid worden toegekend
om doctorale graden te verkenen en examens aftenemen, waaraan
dezelfde rechten werden toegekend als aan die verkregen bij de
Rijks Hoogcscholeu
De Auisterdomsche Inrichting had daarop dan ook «lle aanspraken,
zoowel door haren sedert bijna 250 jaren (*). gehandhaafden roem
als instelliag ter verspreiding van smaak, beschaving en geleerd
heid; als door de belangrijke hulpmiddelen die haar daarby ten
dienste stonden, als Gasthuizen, Bibliotheek, Laboratoria, Hortus
Botanicus en andere.
Bovendien was zij steeds door de mildheid van Stadsbestuur en
burgerg in stoet gesteld om, hetzij door toevoeging van nieuwe
vakken van ondernys, hetzij door vermeerdering van het getal
Professoren, met de meer en meer zich uitbreidende vorderingen
der wetcnscban mede te gaan, en was tot dat einde in het jaar 1867
de faculteit der w b- en natuurkunde naar aanleiding der nieuwe
wet op do uitoefening der geneeskunde, zoodanig hervormd dat
du aanstaande geneeskundigen aan het Amsterdamsche Athencaum
eene volledige opleiding konden verkrijgen.
Toch ontbrak het recht om examens af te nemen en docto
rale graden te verkenen; waardoor, hoe uitnemend ook ingericht,
de groei der instelling werd onderdrukt, en waardoor de toestand
op den duur onhoudbaar zou blijken te zijn.
Dat recht is nn verleend, en is een nieuw tijdvak van bloei inge
treden; geen wonder dun ook dat de geboortedag der Universiteit
met blijdschap is te gemokt gezien en dat hij morgen ah bij zal
gekomen zijn, uiet opgetogcnheid en vreugdebewijzen, zal worden
gevierd Om aan dat feest luister bij te zetten zullen dichtkunst,
toouknust, en tooncelspeelkutist het hunne bijdragen, en Stads Bc-'
stuur, burgerij en studeerenden, wenscheu aan geheel Nederland te
verkondigen d-t zij ingenomen zijn met de eindelijk verkregen
rechten.
Tegenover die rechten staan evenwel ook verplichtingen; immers
de bevoegdheid bij de Wet verleend om het Athenaeum lllustre,
tot Universiteit in te rigteu, is alleen verleend «roita deze
voldoeMaan alle vereischen krachtens .de Wet ten opzigte van den omvang
wvan het onderwijs, de promotiën, du examens en de toelating
daartoe voor «Ie Rijks-Universiteiten gesteld, en bovendien de
aanstelling der Hoogleerarcn aan de Koninklijke bekrachtiging worde
«onderworpen."
Dat de Gemeenteraad deze voorwaarde wenscht na te komen,
blijkt duidelijk u t de onbekrompen wijze waarop de zaak is gere
geld, welke regeling is vervat in de verordening tot regeling der
Universiteit van Amsterdam vastgesteld door den Gemeenteraad in
zijne vergnderiugen van 19 April. 25 Juli en 29 Augustus 1877,
opgenomen in het gemeenteblad nfd. 3 volgu. 63; waartegen Z. M.
den Koning, bij besluit van 2 Scpt. 1877 110. 24 verklaarde geeue
bedenking te hebben.
In hoofdzaak is deze regeling de volgende:
Do Universiteit bevat vijf faculteiten,
a) de faculteit der godgeleerdheid;
t) n rechtsgeleerdheid;
c) w n n geneeskunde;
tt) , wis- en natuurkunde;
e] n n n letteren en wijsbegeerte.
In al de faculteiten zal volledig onderwgs worden gegeven in
de vakken van onder w ij», nader omschreven in art. S der
verordering, door gewone Hoogleeraren, buitengewone Hoogleeraren,
.Lectoren en privaat-docenten, terwijl met het toezicht op de Univer
siteit is belast een college van vijf Curatoren, waarvai de Burge
meester lid en voorzitter is, 2 leden door den Koning en 2
leden door den Gemeenteraad worden benoemd.
Aan de Universiteit zijn, na examens, of te nemen door de facul
teiten, verkrijgbaar de volgende doctoraten:
1°. In de faculteit der godgeleerdheid:
in de godgeleerdheid.
2°. In de faculteit der rechtsgeleerdheid:
a in de rechtsgeleerdheid;
b in de staatswetenschap.
3°. in de faculteit der geneeskunde:
a in de geneeskunde-,
d in de heelkunde;
c in de verloskunde.
4°. in de faculteit der wis- en natuurkunde.
a in de wis- en sterrenkunde;
(*) Hut Athenaeum Illustrc is gesticht 8 Jan. 1632,
\