De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 28 oktober pagina 2

28 oktober 1877 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

t' n. m» il !l t: ?M l l i1 ? X DE AMSTERDAMMER. H O V E L L E. l In ccoe Winterstad, ODTOA. (Venx&g.) "Lacjy Hilda ging naar hare lemmer, zg had «en bon- , quetje viooltjes in de hand. Voor dat xq ae in water .zette, drukte z% hare lippen er op, juist zooals -een meisje van zestien jaar of een landelyk Gretchen zon , gedaan liebben, . / Zij droeg dien avond de viooltjes met hare smaragdoii, maar. h\j kwam niet, en toen z$ langs zijn paleis reed en n venster verlicht zag, vielen -er tranen op de . bloemen en edele steenen en zy zeide tot zich zelve: ? -?Indien ooit iemand mg dat gezegd bad.*.." , Toen zij uit den salon van Prins Füretenberg vertrok ken was, had men er veel over gesproken hoe kouden met haar zelve ingenomen zij was, en welk een verschil met dio lieve, vriendelijke, hartelijke Madame Mila, luare nicht. Had niet op de Foncy Fair voor die arme weeskinderen die lieve kleine Madame Mila zich halfdood gezwoegd; bedrijvig ronddwarrelend in het hetooverendst costuum, draaiend als een Japansch windmolentje, het allerliefste neteldoekscli boezelaartje dragend met groote zakken waarin duizenden francs werden uitgestort, onvermoeid drie dagen lang het rad der fortuin draaiende, en siga ren verkoopende dia zij had aangestoken, en leliën der dalen dio zij gekust had, tot de fabelachtig&te prijzen voor het welz\jn der armen? En had 'niet Lady Hilda minachtend geweigerd iets met de Fancy Fair te doen te hebben? De aalmoezenier had, t is waar, vijftig duizend francs van een ongenoemde ontvangen. Maar kon men raden dat Lady Hilda dat gezonden had om dat een toevallig gezegde van Della Rooea in haar hart gevallen was? terwijl ieder .Madame Mila zag ixmdkuppelen, en zoo lief lioordo eggen: Pour nos pauvres! pour nos chers pauvresl" NEGENDE HOOFDSTUK. De volgende morgen bracht haar .een briefje. Het be helsde de mededeeling dat de San Cipriano alleen irer- koüht kon worden -op gezag van de een of andere auto riteit die in Rome was, en misschien niet spoedig ant woord sou kunnen zenden. aar dienaar Paulo .Della Hocca. Ze had het briefje aan de vereTmelde menigte Ten net bnkon kunnen voorlezen, en dat terwijl z]j Ideine briefjes van hem had, over een "bloem, een operaloge, een stuk aardewerk, waarin fijn omsluier.de hulde, .zacht uitgedrukte liefde tusschen aüe regels te lezen was. ,2jj wierp Jiet briefje in het haardvuur, -en -zag zijn naam branden in de "heldere vlam der pljnappels ; waarom was hy .haarzelf niet het antwoord komen brengen? Zij was .ontevreden en rusteloos dien dag, niets kon haar voldoen, zelf B iriet Monsieur de Saint Lome, die in zijn best humeur, vol nieuws en snecdoten, een lange visite maakte. Hij vond geen onderwerp naar haar zin. Het was dien middag Corso di Gala, ging «y .met? Heen, liaar paarden hielden niet van maskers, n zij niet van drukte. Zondag zou 'het bal zjjn TOOT liet einde der vasten, zou zij er niet heen gaan? Neen, waar iedereen voor vijf francs komen kon, be viel het haar niet. Hoe voM zïj het mettwe weekblad, waar Parijs mee verrukt was? Ze vond er niets aan, er :kwam niets geestigs meer, enkel personaliteiten, boe langer boe ruwer., Die ixadden nooit ontbroken, meende e hertog, vjjf honderd Jaar voor Christus hing Bupalus oich op «om de satire van Hipponax. Zij vond dat een slechte zaak «r 'niet te beter e» werd, «l was ze 200 eud als de wereld.] Had «e den nieuwen Engelsohen roman al gezien : In de broeikas?" iDe broókaB bedoelde de groote wenékl. Waarvoor romans over de groote wereld telenen, geschreven door mensehen die haar niet kenden? De laatite Engelsche roman van dien aard vertelde van een -eersten minister die naar de receptie der koningin ging onder de menigte vermengd, in plaats van door de pdite entree', .zulke fouten kwamen er altoos in voor. Had zy de nieuwe i'ransche novelle: Le bal deMadeWMêtlle jBibi, al gelezen? Keen ce hal er al te veel over geboord, men zou baast naar eene censuur over de pers gaan wenechen. Men heeft de literatuur genoemd: vun tas d'ordures eotgneusemetit enveloppe" Ja, en hoe minder enveloppe, hoe meer populariteit; toch eigenlijk is de 'letterkunde een champignon, van nature groeiend, maar nit .slechten grond komen ver giftige paddestoelen. Zy had nieuw majolica gekocht, luj begon te bewon deren. Ze bad er al lang over gedacht of majolica geen valsche smaak was; de metaalglane was fraai,maar wat kinderachtige vormen, de liefde voor het antieke kon ook te ver leiden. Zij lïad van prinses Olga een stuk Sèvres gekregen, door {Soupil geschilderd, prachtig. Ja, 't was goed uitgevoerd, maar dat was ook alles. Al die nieuwe ijzer- en zinkkleuren en chroomoxyde, en Gassius-purper, gaven niét het tiende deel van het genot van die oudó schilders die enkel groen grijs en dof blauw en bruinachtig geel hadden, en in 't geheel jgeen lood. Olga had gemeend haar genoegen te doen, maar wat haar betrof, een oud stuk aardewerk uit de Abruzzeu, met gaten en scheuren en eene bruine boerin voor Madonna, was haar veel belangryker dan dat rijk gekleurde landschap en die schitterende jachttafereelen. jjMilady moet wel zeer verliefd zyn," dacht de hertog fcij tich zelven om zóó uit haar humeur ie zijn." .Dat was zyn ondervinding van de vrouwen. Zij liet Said zadelen, een vlug, zenuwachtig, vurig paard en terwijl hare vrienden elkander verdrongen in iu het Corso en wedijverden in liverijen eu pluimen en linten, liet zij hem rennen in de frisscben voorjaarswind en den helderen zonneschijn. De menechen op het land "zagen haar voortstuiven, recht tegen den wind in en dachten aan St. Hargarita op haar draak. Said sprong ?over >een paar lag®muren en sluitboomen, diéhem in góéd humeur brachten, zij dacht er niet aan hem in te houden, en weldra waren .zij ook vele mijlen verder dan u dacht. Waar z,$u we?" Troeg zij har-en ryknecht, tpen Said zijn pas eindelijk vertraagde. Het was een Schot, hjj kon geen berichten inwinnen. 't Doet er ook Jiiet toe," .zeide zgne meesteres, en sij reden verder. Aan alle kanten groeiden de 'olyfbo£chJJBB, de amandeiboomen bedekten zich reeds met sneeuw witte bloesems, de hooge bergen -omlijstten in de verte het landschap. Voor hen was weer een steenen muur, daarachter scheen het gras zacht en vlak, zy lichtte er Said iheen, toen een stem van een izekeren afstand in het taliaansoh riep: In Godsnaam, hond uw jpaurd in F' Said stond een oogeabltk overeind op deachterbeenen, maar eg hield zich vast in «den zadel; een «ogenblik Treesde zij dat hij het evenwicht zou verlreeen en met boor Achterovervallen, maar met koelbloedigheid bracht .zy hem tot bedaren en hield hem ouder bedwang. Toen hy weer op dévoorbeenen terecht kwam zag zijf Della Hocca uit een jhooge ijzeren 'poort, links, versdujoen, hij sprong een .greppel over en hield bet paard bg den teugel. » Ze <zag toen dat acuter den muur den grond twintig voet lager was. Hoe kunt ge zoo iels doen"?" ze&e hij bevende. JDe poort was gegrendeld, k kon niets doen dan roe pen. Ik meende reeds dat bet. te aat w*s." H$ WAS 'doodebleek, zij onbewogen. Zij keek "hem aan en glimlachte. ' '" ? -: ^Myn flank,; "t ie «ot>k een dwaze .gewoonte, over muren te «Dringen, ik ben *r \tan gaan houden toen Ik Mg een ikind was, nut mijn broeder. Said B niet -ver schrikt meer, ge Itunt hem wel loslaten, waar z$n we? Op don grond **n Palestriaa." Palestriaa J waar is uw villa dan te «en?" . «We Bjjn op acht .n^lan v«ai de villa, ze ligt achter dia' henvekn, maar al dkeie grond i* van jn(j. Ik feeeen mjjner boeven. Boor de gunst des hemels zag ? ttem stokt*, a^a .geiwht verbleekte weer, tune faand oasWot de kia» «n naftte op kaar knie.. : Ge waart dan achter die hooge poort?" Ja, en ik had den sleutel, maar het slot waffverroett. Kom hier een oogenblik uitrusten, ge zjjfc op een grooten afstand van FloraÜa. Er is hier een oude hoeve dicht bjj, alles mjjn eigen volkje." Zfj steeg af en wierp horen groom den teugel toe. Gjj 2fjt er meer door verschrikt dan ik," zeide «u glimlachend. Hij nam hare beide handen en kuste -ze; zy ant woordde niets en weerde hem ook niet af. Hjj geleidde haar door de ijzeren poort lang* een groen pad tojschen do grauwe knoestige oljjven door, daar stond een oud buis waaromheen duiven klapwiek ten, en groote moerbezienstmiken bloeiden, de muren waren bedekt met oude gebeeldhouwde leeuwen en schilden; de Trouwen liepen verrukt op kern toe, de mannen -verlieten hun ploeg in de verte en kwamen blootêhooidfl om te zien of «y hem konden van dienst syn; fay was hun vor*t, hun afgod, hun heer, hun beste vriend; een half doz^n zorgden voor het paard* anderen zetten een eikenhouten zetel voor baar aan den zonkant, brachten sch water uit de bron, frisecho citroenen van den boom, frissehe viooltjes van de hagen. Op een teeken van hem kwam een der herdensknapen, bekend om zijn zang, stemde zijne guit aar, e*i zong met den liefelijken tenor den jamgen Italianen eigen de liefdeKongen van bet land, eenvoudig en schoon als het lied van den nachtegaal. Eet groene heerlijke land strekte zich ver in de rondte uit, de jankende zon deed het diepe Westen stralen, .de geur der wouden en velden rees frisch uit de aarde op. Zij dronk de limonade die hij haar bereidde, luisterde naar het gezang, genoot het eenvoudige, landelijke, ouderweteche leven rond haar, en gevoelde weder hou* hart bedwelmd door de liefde volle vereering die uit zijn oog sprak. Er was eene wonderlijke bekoring in die eenzaam heid te midden der olyven, droomerig en liefelijk, terwijl zijn blik haar zwijgend sprak van hartstocht, en de klagende zang van den knaap woorden gaf aan z\jne stille vervoering. Zij genoot zonder te willen acaryEeeren, zij gevoelde den blos stjjgen op hare wang het was nu ook voor haar geen onbekende taal meer. Geen van beiden dacht nu over de toekomst, beiden gaven zich over aan het oogenblik en zwegen. » De zon ging onder en het werd tijd voor haar naar de stad terug te keerea. Gij moet mij toestaan zeide hij, u tot Ploralia te brengen, de wegen zijn decbt en moeielijk te herkennen.1' Said werd gezadeld, en zij reden snel in de duisternis. B\j het verlaten van de hoeve had hjj haar nog een bundel bloemen gegeven. Ik meende dat gjj alleen van bloemen hieklt als decoratie voor een salon," had hij gezegd thans weet ik het beter; ze zyn n nader aan 't hart don ge weten wüt. Waarom spreekt ge oms lulke koele woorden, gisteren bij voorbeeld,1? Waarom uwe aandoening te verbergen onder zulk een koud masker?" Z|j glimlachte. Hoe zou Ik mij nog herinneren wat ik zoo lang (geleden zeide? Gisteren i" ~-?Dat is hard ... het kan BJJU dat «ij die het «anv hooren er "bun gansene verder leren aan bleven denken/' Toen hjj haar uit den zadel tilde, voelde 2$ het klop pen van cgn liart. Een oogenblik nutte a% in 2$n Arm. Tot wederzien," fluisterde hij. ?~»Zjjt gy daar, hertog?" klonk de etein van Madame DCila in den donker, en haar rijtuig met eyn goud en lichte Jiveryem, met groote 'oonqnetfon van camelia's aan de koppen der paarden hield met Teel geweld aan >de deur van bet hdtel stil. Z[j kwam van bet Corso di Gala. »2\{t gq daar, Doe*? Dat doet me genoegen, ik moest u spreken. Het Gorao was onuitsprekelijk verve lend. Ik geef er ook niet om behalve pp de dagen dat er aet euikererwten geboanbardeerd wordt. Daar heb ik verleden jaar te fiome mjjn ara mee gekneusd, en den armen Salvatreo letterlek blind geschoten, TOOT een week. Wel daar is Said! Hebt ge met HUda gereden?'' Ik «ontmoette bij toeval uwe nicht, me was Terdwaald, >dat in onze newekn."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl