De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 11 november pagina 4

11 november 1877 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

^«?ww .3?,.' DE AMSTERDAMMER. li l i ? i i voor 't oogenblik heeft het eiland geen wild en geen vee. Toch heeft de Nieuw-Zeelander dierlijk voedsel noodig zooals bijna ieder menschenras, hij heeft zich dus van zün naaste meester gemaakt en.... zich er wel by bevonden. Er zyn er vele door zendelingen als anderzins tydelyk van hunne gewoonten afgeleid, maar deze konden hun ook geen vleesch bezorgen dat er niet was, de. christen bleef geloovig, maar de menschenéter moest zyn honger stillen. Erger is het dat de behoefte, gewoonte geworden, zich verfijnd heeft. Er zyn onder de Maoris lekker bekken en fijnproevers, die het offer slechts op zekere wijze gedood willen hebben en er slechts een gedeelte van willen eten. Vooral de oogen en de hersenen, en enkele deelen liefst gekookt of gerookt. Deze voor liefde voor de hersenen heeft echter nog eene andere reden; zy houden het er voor dat met deze ook het verstand van den verslagene pp zijn overwinnaar over gaat, en een hoofdman die zich beroemen kan de her senen van vele vyanden te hebben verteerd, geniet de achting van zijn stam. Eene andere eigenaardigheid is het taboe, waarom trent al het opmerkelijke genoeg bekend is. Eene zaak, een huis is. taboe, men mag het niet aanraken of be treden, een persoon is taboe, in goeden of kwaden zin, men mag haar niet kwetsen, maar ook geen eten geven, zij geniet dus de bescherming van de priesters, maar hangt ook van hunne genade af. Eene andere gewoonte, nog origineeler dan het taboe is het mura. Zoo dikwijls een Maori door een onheil getroffen wordt, begeven zich bloedverwanten, vrienden en bekenden in massa naar het slachtoffer van het nood lot, en straffen hem voor zijn ongeluk of eigen onvoor zichtigheid door alles te plunderen wat los en vast is, te verslinden wat hy aan voorraad bijeengebracht heeft, en hem ten slotte met knuppels de lessen der wijsheid gevoelig in te prenten. De ongelukkige mag zich ver dedigen, maar zoolang er iets te halen is, is ieder in zijn recht tegenover hem. Een man is door zijne vro i w verlaten, die eene andere keus gedaan heeft; eerst ont vangt hij een bezoek van zijn bloedverwanten die hem hunne deelneming komen betuigen, en nadat zij zich aan zijn spyskast hebben te goed gedaan, meenemen zooveel ze dragen kunnen; daarna komen de bloedver wanten der vrouw die zich te wreken hebben omdat hy niet beter op haar gepast heeft, en zien of er nog wat over is, eindelijk komen de vrienden van den ver leider die het laatste slepen om de valache positie waarin hun vriend zich ge bracht'heeft een schyn van recht Je geven. Tallooze malen wordt het mura in praktyk ge bracht, als er een kind een ' ongeluk krijgt plundert men den vader, als er een kano vergaat, den eigenaar, en verwonderlijk is het dat deze het zoo kalm toelaten. Zij troosten zich echter met de gedachte dat zy de vol gende week bij eene nieuwe plundering zich een nieuw meubilair kunnen uitkiezen. De enkele koloniën die er zyn, kakatoenesten genoemd, ademen een zonderlingen geest van onafhankelijkheid en ongegeneerdheid. Lady Barkef, die er gereisd heeft moest zich de gezelligheid van ieder jcoetsier of herbergier laten welgevallen, nooit kwam het bij iemand op, den hoed af te nemen in haar gezelschap. Er stond tegenover dat geen knecht of meid eeue fooi aannam, dat was eene beleediging, wel een glas whiskey, als de gever er ook een neemt. De Heer Trollope had bij ongeluk een pakje goed met modder bespat, en het dienstmeisje aan wie het behoorde, stortte tranen by de gedachte dat zij alles moest overwasschen, maar toen hy haar geld aanbood voor de moeite, zeide zy verontwaardigd; dat zij zoo gemeen" niet was. De loonen trouwens maken fooien onnoodig, eene keukenmeid verdient er 500, een schaapherder 1000 gulden, BOERBESCHOÜWING. Wy ontvingen van den Uitgever de beide eerste afle veringen van het prachtwerk Europa in al zijn heerlijkheid. Wij zeggen van het prachtwerk want op dien naam mag het ten volle aanspraak maken, de druk is met de meesten zorg uitgevoerd en de platen zyu niet te ver beteren. Wij wenechen den uitgever het beste succes en twijfelen niet of ook onder onze lezers zullen er velen gevonden worden die na kennismaking met de eerste afleveringen de onderneming door hunhe deelneming zullen schragen. Omtrent den inhoud zullen onze lezers kunnen oordeelen naar het volgende uittreksel omtrent NOORD-WALES. Myriaden Jaren geleden, toen de zee nog bruiste bove Londen en Parys, braken de golven op de rotsachtigen kust, «Te deu oostelüken oever vormt van het land, thans ui genoemd. Die bergen werden door den storm gebeukt, lang vóór dat de Alpen zich boven de opper vlakte der zee verhieven en de top van Snowdon mag bogen op een ouderdom, in vergelijking waarmede de «Koning der bergen" slechts den leeftijd heeft van een paddestoel. Van welke wondervolle veranderingen moet dit overoude land getuige zijn geweest in die eindelooze reeksen van eeuwen, welke geheimzinnige sporen onze tijd tracht te ontcyferem Welk eene ongekende planten wereld moet die vlakten hebben bedekt, welke onge kende dierenwereld in die valleien hebben geleefd, die* thans allen verdwenen zijn en geen spoor hebben ach tergelaten. Dit land, zelf zoo oud, is in later tyd het toevluchtsoord geworden van al wat oud is. Hier wordt eene oude taal' gesproken, lang vervlogen zeden en ge bruiken leven nog onder dit oude volk voort; het land is vol herinneringen aan het verleden, niet slechts kasteelen en abdyen, maar cairns en cromlechs, muren en gebouwen van ongehouwen steen, bouwvallen van sterk ten en stinsen, waarvan de namen zelfs zyn uitgewischt. Te midden van die eeuwenoude rotsnatuur, naast die overblijfselen uit een lang vergeten tydperk der ge schiedenis en de bouwvanen der middeleeuwen, heeft ook onze tyd zyne woonsteden opgericht, die een scherp tegenbeeld er van vormen. Van de wallen van Rhuddlan ziet men aan de zeekust de huizen van Rhyl, waar thans de moderne beschaving alles heeft vereenigd wat aan eene badplaats verlangd kan worden, In de nabijheid van Rhuddlan stroomt de Conway, die op weinige mylen van de kust eene groote breedte verkrygt. Aan haar oever klonk de Veroveraar een nieuwe schakel aan de keten, waarmede hy het volk in deze streken in bedwang hield. Hier gaan weder het Heden en Verleden han i aan hand: naast de bouwvallen van twee kasteelen uit den voortyd aanschouwt men twee zegeteekenen van onze eeuw: de bruggen over den weg en den spoorweg over de rivier, die den schilder beletten de punten te bereiken waar men het schilderachtigste gozicht heeft pp het kasteel, dat misschien het schoonste van Walss, ja van gansch Engeland is. Het werd door Eduard III opgericht om de vallei der Conway te bestrijken en was later de sleutel van het rotsachtige Carnarvonshire, wat het bleef tot de dagen der Stuarts, toen het zyn laatste beleg doorstond en kap i tul eerde met het parlementsleger. Onder de Restauratie werd het eerst ontmanteld, maar inwendig is het nog goed onderhouden. De -omstreken van Conway zyn beroemd om hare bergachtige natuur en merkwaardig, omdat de rotsen zich tot aan de kust der zee uitstreken; de grijze klip pen van de kristalharde rotsen worden dag aan dag en uur aan uur door de golven gebeukt, maar onwrik baar houden zy stand tegen het geweld van golven en orkanen. Tusschen de Conway-vallei en de zee ligt eene land streek, die heugenis draagt van de oudste bewoners des lands. Hier vindt men gansche reeksen van gebro ken cairns, cromlechs en menhirs; van opeengestapelde rotsblokken en tallooze sporen van een volk, dat reeds cud was toen de dynastie der Noormannen in hare eerste jeugd verkeerde en reeds in verval, toen de Romeinsche legioenen hier gelegerd waren. Een van di sterkten uit den voortyd was Penmaenmawr, gelegen op 500 el boven de zee, die voor het laatst eene 'rol vervult in de geschiedenis der oorlogen van Eduard I en Llewéllyn, en die onneembaar was in de dagen dat pijlen en steenen het eenige werpgeschut vormden, daar het 20,000 man binnen zyne muren kon bevatten. Een krachtig) bondgenoot in die dagen moet de wind zijn geweest, want dit punt is zóó blootgesteld aan de stor men, ,^at de verdedigers beveiligd waren tegen de stee nen en peilen van de aanvallers, daar zij, hoe juist ook geworpen en gericht, steeds hun doel misten. Langs den rechteroever van de Conwjiy is een spoor weg aangelegd, die deu toerist door de liefelijkste dre ven voert. De mond van de rivier was beroemd om de parels, die in eene soort van mossels hier in overvloed werden gevonden. Zij waren reeds vermaard in de dagen der Romeinen, ofschoon Plinius ze klein en kleurloos noemt, want Julius Caesar offerde een borstsieraad, met deze paarlen bezet, aan Venus Genetrix, en er zyn zelfs schrijvers, die beweren, dat hy slechts den oorlog met Britannia heeft gevoerd om in het bezit te komen van deze visschery. Men zegt dat ook aan de Engelschc koningskroon een Conway-parel is, maar die welke tegenwoordig gevonden worden zyn schaarsch en van weinig waarde. De spoortrein Voert ons langs de rot sen van Pencaer-helen, en langs de Trefriwbosschen over Llanrwst naar Bettws-y-coed, het geliefkoosde oord der Engelsche schilders, in welks omtrek men Pandy Mill, Fairy Glen en Pont-y-Pair vindt, en de schilder achtige oevers van de Liedr met het gezicht op de Llugwy en de tallooze schoonheden van deze landstreek, waar, tusschen het dichte lommer, de rivier helder en koel over de rotsen. bruist en de tallooze kleuren en tinten weergeeft van de plantenwereld aan hare oevers. Van Bettws naar Capel Curig loopt de weg langs de helling van den berg en levert een prachtig uit zicht pp de valleien van de Liedr en de Conway en, voorby Rhayadr-y-Wennol, op de Swallow Falls, een der schoonste watervallen van Engeland, geene breede watermassa die zich plotseling in de diepte stort, maar eene eindelooze reeks van kleine watervallen, die de meest afwisselende natuurtponeelen aanbieden. Terwyl wij bij het aanschouwen dier frissche wateren ons hier de verblyfplaats denken van Kühleborn, heeft de sage van Noord-Wales hier zekeren ridder Gwydor geplaatst, die ten eeuwigen dage hier gepynigd wordt voor de wreedheden gedurende zyn leven gepleegd. Woester wordt de natuur, hooger en steiler de rotsen tot wij het hart van de hooglanden bereiken en te Capel Curig den Snowdon Yoor ons aanschouwen. Van hier heeft .men het schoonste uitzicht pp de bergnatuur. Naast de hemelhooge rotsen verliest zich het oog in de peillooze afgronden; in wier diepte de kalme wateren van de GlasTyn in het verborgen voortstroomen. In de onmiddelyke nabyheid van de herberg te Capel Curig stort zich schuimend en bruisend, onder den antieken burg door, de bergstroom, die twee kleine meren, de Mymbyr vormt. Van den oever dezer meeren heeft men het beste gezicht op den Snowdon, maar gewoonlyk is hy door een nevel omhuld, wat hem soms den schyn geeft van een vulkaan. . Het beklimmen van den Snowdon van Capel Curig uit, levert, wat den weg betreft, grooter moeielykheden op dan Llanberis of Beddglert, maar men wordt be loond door het veel prachtiger uitzicht. Als men het langzaam stygende pad volgt over het woeste moerasland naar Pen-y-gwryd, tusschen de oevers v MI den Great Glyder en den Moei Siabod, overziet men de groenende vlakte van Nant Gwvnant, en^ bereikt men den top van de Pass óf Llanbns. Van hier voert een spoorweg naar de oevers van de Llyn Llydaw en van daar naar den woesten zoom van Glaslyn, aan den voet' van den Snowdon en omsloten door ontzagwekkende afgronden ' van glinsterende rotsen, van meer dan dui zend voet hoogte. In lang vervlogen tyden lag de sneeuw tot diep in deze onbereikbare rotskloven, toen vanden top van den Snowdon zich nog de gletschers uitstrek ten tot de naburige vallei, Thans geeft alleen in den winter de versch gevallen sneeuw aan deze streek het karakter der Alpennatuur en kan men cenigszins be seffen wat zy geweest is in de ys-periode van vroeger eeuwen. Van Glaslyn voert een pad naar den top van .den berg over de gespleten rotsen, die een veld schynen te vormen van gescheurde lava die in den voorhistorischen tyd gestroomd is uit den krater van een sinds lang verdwenen vulkaan. Het pad is steil, maar niet moeielijk en menige dame maakt den tocht mede. De weg naar den top, die den naam draagt van Y Wyddfa of de Zichtbare, is een rotskegel, waarop eenige arme lijke huisjes zijn, gebouwd, die den toerist een dak en eene gelegenheid om zich te verfrisschen aanbieden. Sommigen brengen hier den nacht door om de zon te zien opgaan, maar in den regel vormt deze ook hier de gewoonte, die zij op den Rigi heeft aangenomen en omhuld zich bij haar ontwaken met een kleed van ne velen. Evenzoo is in den regel niets te zien van de eilanden Man en Anglesea of de Menai, die als een zilveren draad zich door het landschap slingert De Snowdon echijnt, behalve de toeristen, ook de wolken tot zich te trekken en slechts in den voorzomer bestaat er kans om van hier het uitzicht op, Engeland, Schot land en Ierland te genieten. Van den top van den Snowdon voert een gemakke lijk pad, langs de glooiende noordelyke helling. Op het eene punt ziet men den oostelijken afgrond met de blauwe wateren van Glaslyn en Llyn Llydart, die in de diepte onder de toppen van de door het ijs uitgeholde rotsen sluimeren: elders het woeste amphitheater van klippen en steenklompen op de hoogte van Csvn-Glos boven de vallei van de Llant ris Pass. Daarna daalt het pad naar de sombere oevers van Llyn-dü'r-Arddu, een eenzame poel tusschen rotsmassa's, wiens watereu overschaduwd worden door de steile bergwanden. Dan volgen moerasgronden, die uitsluitend nunne schoon heid ontleenen aan het uitzicht dat zij aanbieden op de kust en het eiland Anglesea. Maar dat uitzicht wordt al meer en meer beperkt, totdat men de oevers van Llyn Padarn heeft bereikt met de fraaie tuinen en de boschages van het dorp Llauberis. Dit schilderachtige landschap wordt ook hier ontsierd door den spoorweg langs den westelijken zoom van het meer. Voor den spoorwegondernemer is niets heilig en de oever van Llyn Padarn is voorgoed bedorven. Er is thans sprake van een spoorweg, door de vallei van Aberglaslyn, en dan zal ook do schoonste plek van gansch Wales voor altyd haar aantrekkelijkheid heb ben verloren. Een zeer gezochte weg voor toeristen is die van Capel Curig naar Bangor door de vallei van Nant Franger langs den oostelyken oever van de Glydere. Hij loopt door een der meest woeste oorden van Wales, langs het meertje Llyn Ogwen, dat omringd is door groote blokken die van de rotsen zyn gevallen. Verder op, in het hart van de Glyders, ligt de slecht befaamde poel Llyn Idwall, die zyu naam zou hebben ontleend aan een jongen prins Owen Gwynedet, welke verrader lijk door zyn voogd werd vermoord. Naakte donkere rotsen omringen den poel en de stroom wordt hier somstyds zoo heftig tusschen de klo ven, dat de golven worden opgezweept tot de hoogte van de baren der zee. Zulk een oord is wel geschikt om aan legenden van moord en doodslag het aanzyn te ff e ven en wanneer de storm 'hier woedt, zal niemand lang in deze sombere streek verblyven. De Twl-Du, of zwarte kloof, ook wel de Duivels-kerker gelleeten, is eene kloof van niet meer dan twee el breedte, waardoor een smalle stroom, uit een stilstaand vloeiende, zich een weg baant. Des zomers echter is deze engte droog en kan men te voet de bedding vol die een verrassende indruk maakt, omdat men en boven zich, tusschen de zware rotsblokken, de smalle strook blauw van den hemel ziet en beneden zich het uitgestrekte moerasland met zyne steenklompen, Beue den de Llyn-Ogwen ligt de vruchtbare vallei van NantFranger, eene schoonheid, zooals de dichter het uitdrukt, sluimerende in den schoot van het akelige, en zeker een der schilderachtigste porden des lands. Daarboven verheft zich een rots. waarin diepe groeven zyn gehou wen; het zijn de beroemde Bethesda i leigroeven, die meer waard zyn dan goudmijnen, want deze leien zyn voortreffelijker dan eenige andere die Engeland oplevert en de groeven zijn onuitputtelijk. Het einde van den tocht door Noord-Wales vormt de Menai-Strait met 'haar lommerrijk 'geboomte, dat ongevoelig schynt voor de zeewinden, in groepen tusschen de gryze krytbergen zich. verheft en,by vloedgety, zyne twygen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl