De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 18 november pagina 1

18 november 1877 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

/?sn d*Aercst«l en ftcn' Ai d:o r.<* Kelicria de Kroon i \ r \ f V' Weekblad voor Handel, Industrie en Kunst, UITGEVERSj ELLERMAN, HARMS & C°. Hantoort Rottin B. t§November 1S99* Verschijnt lederen Zondagochtend. AbonnementiprUs per 3/m. 60 Cti. Aft. Xnmmers 5 t'U. Advertentie* 10 Centi per regel. COÖPERATIE. Dreigend hebben sedert vele jaren de woorden werk staking, opstand en dergelijke door Europa weerklon ken en hoewel zich nog niet alle verschijnselen in ons land hebben vertoond, de meeste heeft men toch even onrustbarend binnen onze landpalen kunnen waarnemen. De arbeider bezit minder dan de fabrikant, de werk gever kan zich uitgaven veroorlooven, die voor den arbeider onmogelijk zijn, en ziedaar eene ooraaak voor ontevredenheid. De arbeider eischt hooger loon, de fabrikant of de werkgever, door de noodzakelijkheid gedwongen, geeft toe, maar verhoogt daarvoor den prys zyner waren, de verbruikers betalen dien hoogeren prys en verhoogen ook dien van hunne waren, van hunne diensten en.... de werkman, die zich verheugt in het meerdere loon, ziet weldra met schrik, dat alle uitgaven in dezelfde mate zyn verhoogd en dat hij eerder achter- dan vooruitge gaan is. Zijn eisch wordt vernieuwd, en het verschynsel herhaalt zich, tot zoolang dat de werkgever den prijs zyner waren niet meer kan verhoogen of tot hy zich genoodzaakt ziet zijne zaak te sluiten, daar het publiek weigert zoo hooge pryzen te besteden. Een ander middel zal zoo meent men het tekort der arbeiders dekken. Ze zullen deelen in de winst! Zeker, wanneer het den patroon goed gaat, zullen zij een deel van zijn welvaart het hunne noemen. Bij het opmaken zijner boeken zal de koopman dan mis schien ook zijne arbeiders moeten toelaten, daar ze medewerkende deelgenooten zijn? Zullen ze ook deelen in 't verlies? Het is dus alleen een middel om hun inkomen te vermeerderen.. Zal daardoor de prijs der producten niet eveneens stijgen? Zal de goedgeaarde patroon ook niet zonder die be perkende bepaling aan zijne werklieden denken, als het hem goed gaat? Maar hoe het geregeld worde, altijd staat daar do strijd tusschen arbeid en kapitaal: de nietbezitter mor rende, omdat hij niet heeft en zich verheffende op het feit, dat hij het kapitaal doet vermeerderen, dat hyhei werk doet, dat hij eigenlijk den patroon best kon mis sen; de bezitter, de patroon morrende, omdat zyn volk niet zoo hard werkt, als hij wel wenscht; niet zoo te vreden en gelukkig is, als hy, naar 't hem voorkomt, onder zulk een uitmuntend patroon kon zijn. De patroon, dankbaarheid van den werkman eischende, van hem, dien hij werk en brood geeft. De compagnons verstaan elkaar niet. De een geeft zijn geld, zyn kennis, zyn energie, zyn invloed en zijn naam, de ander zijn kracht, zyn bekwaamheid, zyn gezondheid soms. De patroon geeft zyn interest en hierin bestaat 't verschil alleen in de ergste gevallen zijn kapitaal: de werkman geeft zyn rente met zyn kapitaal. De rente wordt hem betaald in loon, maar zyn kapi taal, de lichaamskracht waardoor hij steeds minder waard wordt, tenzij een rijk pensioenfonds hem op zijn ouden dag schadeloos' stelle dat kapitaal wordt hem niet vergoed. Zoo staan dan arbeid en kapitaal ten slotte vrij aar dig tegen elkander over, ofschoon ze, als wijlen de Siameesche tweelingbroedera, aanoengegroeid zyn en hun scheiding .beider dood tengevolge zou, hebben..-i....... Maar de arbeider moet geholpen worden, en als er geen verbetering komen kan door de patroons dan moet ze komen door de werklieden zelve. Ook dat is beproefd. De werklieden zijn hier en daar tot ongeregeldheden overgegaan..'., naar alle waarschijnlijkheid zonder eenigen voldoenden uitslag. .Us vijandelijke legerbenden hebben de vereenigde werklieden tegenover de vereenigde patroons gestaan. Jonge beethoofden, of fortuinzoekers hebben oude lofredenen op vryheid, gelijkheid en broederschap her haald, en 't heeft ook al weer niet gebaat. Het tooverwoord Coöperatie, uit Engeland tot ons gekomen, geeft, naar 't ons voorkomt, den eenigen weg aan, waardoor we de oplossing kunnen naderen. Of we ooit tot volledige oplos »iug zullen komen, mag betwij feld worden. Aangesloten tot gezamenlijken arbeid en gezamenlijk onderhoud, zal 't zeer zeker den werkman mogelijk zyn met hetzelfde loon meer te doen dan anders. Indien de werklieden het door het stichten van winkelvereenigingen, 'verbruiksvereenigingen, productievereenigingen, coöperatieve spaarbank en voorschotvereenigingen en derg. zoover gebracht hebbon, dat zy steeds in liet groot koopen, dus de winsten van de tweede en derde hand niet behoeven te betalen en tevens met het kleinst mogelijk bedrag van overwinst hun kapitaalvor ming beginnen, dan zullen ze met evenveel loon meer kunnen doen en' ze zullen als zévroeg genoeg be ginnen?vergoeding vinden-voor hun kapitaal aan levenskracht by den arbeid ingeboet, Daarby blijft het echter .niet., ? . Engeland geeft ons het schitterend voorbeeld van onderling vereenigde coöperatieve vereenigingen, en 't bewijs tevens, hoe personen zonder kapitaal en met geene dan zeer beperkte inkomsten in staat zijn, reus achtige kapitalen byeen te brengen. Datzelfde móge in Nederland beproefd worden, een begin is gemaakt, de uitkomst zal zeker aller verwach? - i » ? * , , . ». ting verre overtreffen. , , ; ..-../ Niets belet echter . het toepassen van dat stelsel in elke fabriekszaak, in elk handwerk. Zoo eenige werk lieden hun gevormd kapitaaltje stel van hun 15e tot hnn 25e jaar . byeenleggen, zullen deze kleine som metjes allicht een bedrijfskapitaal vormen, groot genoeg voor den eersten opzet van eene zaak, waarin allen arbeiden, die allen als hunne eigene zaak behartigen en beschouwen en waarin by keuze telkens n tot hoofd der zaak gekozen wordt, voor welke leiding hij een zekere som ontvangt. De winstverdeeling regelt zich naar de hoeveelheid afgeleverd werk en heeft plaats, nadat eerst een bepaalde interest voor het (desverkiezende ook van buiten) aangevoerd kapitaal is afgetrokken. Deze laatste bepaling maakt het ook mogelyk, opge nomen gelden in«At gaftklifrjiTaaf*'"* Onder dergelijke - - »? -?*. ? ** - -,.., ~ .«. w£^^^0**f'V'*«'/ tH^H^B0P^^^ «?**»*-?*» ? *? .* M^w^k- > - - - ? omstandigheden zullen oewinsten grooter zijn en zal de verhouding .van werkgever tot werkman worden die van compagnons onder elkander, Ook zonder dat de afstand nauwkeuriger is afgebakend zal het deukend hoofd, de meest ontwikkelde werkman, ook zouder het te willen, een overwegenden invloed op de anderen uitoefenen. Indien we dit op de thans bestaande zaken toepas sen, waarin ontevreden patroons, ontevreden werklieden aan den arbeid zetten, dan ligt 't voor de hand, dat we een deelgenootschap tusschen patroon en werk lieden niet voor onmogelyk houden, alleen op voor waarde, dat het voorstel nauwkeuriger geformuleerd zij, dan wij 't straks aanduidden en dan het gewoon lijk aangeduid wordt. Den patroon komt by de winstverdeeling een be paald percent toe voor zijn ingebracht kapitaal en eene zekere som of beter nog een zeker percent voor zyn gehouden beheer. De werklieden zyn compagnons, deelen met hem het overige, in rede van het loon ontvangen. voor arbeid, dien zij verrichtten, waarvan zy een deel ouder den vorm van weekloon reeds ontvangen hebben en waarvan zij den interest vergoeden aan de kas. Eene reservekas stelt hen in staat, niet te ver m y den verliezen te dragen, zonder dat ze tekort doen aan de. kas. i < : Zoo wordt het loon zoo hoog opgevoerd als-onder de gegeven omstandigheden mogelyk ie. >:Ja, >wot' meer zegt, by wijziging van de geldmarkt, teekent zich dat n'auwkeurig in hun loon af. -MeÊ"- de ryzing rol de winst ryzen,'bij de daling- steeds .dalen, i Ziedaar dus eene loousverhooging, die constant; is; . ,eeneiv. "die - jde markt niet bederft. c1.) .»J-.'»I / -^ v-,?«.{;?;;// ... Worden de werklieden , nu vroeg zoo ? wys«oin aan' kapitaalvorming te. beginnen en zorgen:ze'tot groot-: handelaars-pryzen intekodpen, door zich-tO'vereebigen, 4at; is 't gevaar voor;i famadtvillige vereenigiuff en de > vrees voor gebrek en armoed tamelyk vér >'geweken-en i is men opweg den prdletarieritóti een bezitter te iriaken, d. i. tot iemand, die zichzejvein u hocger <pchat dan ie ?*' voren,. die .thans, "eerst Ajögrypi, da% bet: beau ctéu bazitter .plichten opjegt, waar van «bty' vroeger 'geen besef' had en ook in geen geval nalaat intezien, dat zfy'n positie hem ten plicht maakt, in zyne opvoeding aantevullen, wat er soms nog aan mocht ontbreken. i» , \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl