Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER.
l
, 'l
j'
ff O V E L L E.
In eene Winterstad,
DOOB
OUIDA.
Eet feu dat haar broeder aan Della Rooca verteld
had, was dit, dat als zij trouwde, al haar rijkdom ver
dwijnen zou.
Op den tijd toen zij trouwde, was. haar vader diep
onder schulden bedolven; spelen, wedden en schulden
van allerlei aard hadden hem in een soort spinneweb
gewikkeld; de groote kapitalist, Vorarlborg had hem
daarvan bevryd toen hy de hand zijner dochter in-ruil
ontving. Zij behoefde niets van deze dingen te weten,
maar onder die omstandigheden kon de familie niet
poging omby onze mjverheid het leerlingwezen in
te Toeren, werd tot nogtoe out gedacht.
Het zou inderdaad opbegnjpel^k sgn, ala bq derge
lijke gegey< us neb niet in ons vaderland bet
verachyacel voordeed, waarover men aicn' zoowel om den bloei
der Nijverheid, als om den werkman self bedroeft. By
de geheele afwezigheid van opleiding en pefeuing
gedoren de de eerste jaren, kan het niet ander* of de be
hoefte aan loon en de zucht tot sinnelgk genot, welke
laatste zich in verhoogde mate openbaart, wanneer zy
geen tegenwicht vindt in arboidslust en benchavhig,
dryven een groot aantaL ugeoefenden naar die werk
plaatsen, waar zij zonder inspanning van hun hoofd ge
noeg geld kunnen verdienen om te leven en aan hun
lusten den vryen teugel te vieren. Weldra is de meest
geschikte tijd voor eigen ontwikkeling verstreken. En
het gevolg is, dat patroons, die bekwame werklieden
zoeken, klagen over de onkuudigen die zich aanbieden,
en die zij by gebrek aan l ctereu niet durven ul'wijzen.
Begreep de man, die van zyu handenarbeid moet leven,
zyn wezenlijk belang, hij zou inzien, dat het niet de
richting van den tyd is, die hein ongelukkig maakt,
maar veeleer zijn weinige bedrevenheid. Want even
goed als voor deu arbeidgever, staat voor hem het
terrein der concurrentie ope£, en zoo hy al zyne krach
ten inspant, zal hij gelijk ieder ander het loon
ontvatigen, dat hem toekomt. Bekwaamheid is
ouafbankejkheid. Zij betaa't zich zelf.
Daarom juichen wij van ganscher harto de poging
toe, die de i egelingscoimmssie van de in 1878 téhouden
tentoonstelling van vouiweipen van Kunsi en Nijver
heid iu 't werk stelt, nu het do circulaire verspreidt,
die wij in ons vorig nummer opuamon, en de arbeiders,
mannen en vrouwen, opwekt tot een wedstrijd in
Kunstzin en Vaardigheid.
Gelijk do wereldtentoonstellingen don industrieelen
geleerd hè- ben, op welke hooi/te zij zich bevinden, en
dat het louter daarvan afhangt hoeveel het loon zal
zyn, waarop zij voor hun btreven rekenen mogen, zoo
dienen deze soort van kleine tentoonstellingen den
arbeider op practiïdie wijs do waarheid te verkondigen,
dat ook voor hem de mededinging do natuurlijke, d. i.
do eenige we^ ia om ?rij<i toestand to verbeteren, .dat
oefening en vlijt ajleeu In m kunnen verheffen bovendo
laagte, waartoe zoovelen zijner broeders gezonken zijn.
Zulk een tentoonstelling toovert voor het oog \an uen
opmerkzame en ernstige en dezulken zijn er geluk
kig nog velen een glansiïjker verschiet, dan het
schoonste wonderland, waarop vurige volksredenaars
zich blind staren. Nergens zullen hu rechten" hun
duidelijker kunnen worden, dan \\aar zij zich te midden
der plichtsvervulling bevinden, en zij zullen voor goed
iriaisn, dat 'gelijk ia do natuur, zoo ook in «Ie
inaat'scbappij, zoowel do kleine ala do grootoman, slechts
zativeel ruimte kan innemen, ala waarop zijn ontwikkeling
hem aa u.- p raak geeft.
1)0 sociale kwestie is een netelig vraagstuk,
welksbestaan wij geenszins willen ontkennen. Veel
onbillijkheid ontmoet men in do wereld en zal zich eeuw in
eeuw uit olij-en openbaren. Doch waar men ook naai'
geneesmiddelen zoe^t, ? uien 2al zo - allereerst moeten
binden in do ontwikkeling, de bekwaamheid der arbei
ders zelf. Hun sluimerende krachten moeten gewekt
hun arbeidsvermogen dient verhoogd, en daardoor hun zin
veredeld te worden. Do loousverhooging op zichzelf is
ijdel, zoolang een "luetelooze gee»t en trage hand geen
i-echt gebruik vaa dit stoffel} k voordeel weten te maken.
Daarom, zoolang onze Staat zich BOO weinig de belan
gen der arbeidende klassen aantrekt, hoeft zulk een
tentoonstelling dubbele beteekenis. Zij stelt duidelijk
in 't licht dat onderwijs en oefening uoodig.zijii, en wijst
mefc nadruk op het groote feit: dat slechts energie
zuowel den werkman als den patroon een betere-toekomst
opent. Wie daarvan overtuigd in, zal zeker het zijne
doen, den belanghebbenden aantesporen, aan dezen wed
strijd deel to nemen.
zeer vee]eisenend of kiesch zyn, men verzekerde haar
nieta voor de toekomwt, zy was geheel aan de genade
van den ouden man overgelaten. Gelukkig TOOT haar,
werd hy op den dag vau faun huwelijk ziek, en na
eene slepende krankheid, liet bjjj haar achter als mees
teren over do helft van eene der, schoonste fortuinen
van Europa. Hjj was van geboorte een Jood uit
Walachye, in Londen en Parijs opgevoed, in Engeland gena
turaliseerd met het oog op handels-transacties, en zijne
fortuin was geheel tot zyue eigene beschikking. n
paar jaar na zijn dood vonden zijne advokaten nog een
later testament, dat haar hetzelfde inkomen verzekerde,
maar er bij bepaalde dat, in geval van een tweede
huwelyk, alles zou overgaan op liefdadige instellingen, behalve
haar juweelen, hare paarden, haar huls te Parijs, dat
hy haar cadeau gemaakt had, alles wat zij gekocht had
en een acht honderd pond per jaar welke zij reeds
vroeger bezat. Het nieuwe testament was als echt
erkend, en zij kreeg er kennis van. Het deed haar niet
aan, zij was zeker dat zij nooit iemand zou willen trou
wen. Zij hield van haar rijkdom en besteedde hem
prachtig, en wanneer zij huwelyksvoorstellen ontving
van mensehen wier eigen positio haar over het verlies
harer fortuin had kunnen troosten, stootte zij hen af,
denkende: Le mieux souvent est l'enuemi du bien.
Het bestaan van het tweede testament was nauwelijks
verder bekend dan bij do rechtsgeleerden en hare eigene
familie, maar sedert zij Della Rocca had leeren kennen,
had de gedachte er aan haar meuigen nacht wakker
gehouden, en uienigen droom van geluk verstoord.
Hare fortuin te laten varen om zijne vrouw te wor
den kwam haar zelfs geen oogenblik mogelijk voor.
ledere caprice te bevredigen woa een onvervreemdbaar
deel van haar karakter geworden; haar rijkdom was
haar niet behoefte om zijn pronk, maar vooral om den
voorrang, de vrijheid, het gemak, de macht dien groote
rijkdom geeft; het was hare positie in Europa, hare
macht zouder verantwoordelijkheid die daarop berustte.
Dit alles op te geven, en de dwazen die zij getrotseerd
had te hooren kakelen en spotten over hare zwakheid!
Dat zou onverdraaglijk wezen!
Hoo aangenaam deze gedachten haar dat schitterende
feest moesten maken, laat zich begrijpen. Zij was er
been gegaan,"zeker hem iaet te zullen ontmoeten, want
wat zij boven alles vreesde was eene verklaring, die
haro illusie voor altoos vernietigen zou.
Rondziende gevoelde Lady Hilda dat hare wangen
met een blos overdekt werden,;' in den kring der om
standers herkende zij Della Rocca. De aartshertogin
had hem op straat in 't oog ge a-egeu, en hom dooi
den kamerheer laten voorstellen, zij hield er van zich
met knappe figuren te omringen.
Madame Mila maakto uit wat zij zag op, dat
Frederick met zijne zuster een verklaring over de zsak gehad
had, maar d^at Della Kocca van geen van beiden een
woord gehoord had. Madame Mila besloot ook daaruit
dat Hilda gevoelig was geworden, en zou gaan doen
zooals andere vrouwen, hoewel zij zich niet kon begrij
pen waarom ze er dan zoo ontdaan zou uitzien. Madame
Mila begreep zulk soort van gewetensbezwaren niet.
Madamo Mila berekende de kansen van voor- of na
deel die deze liaison voor haar kon hebben.
«,Als ik dacht dat bij haar gierig kou maken tegen
over mij, zou ik haar morgen eens jaloersch maken op
Giulia Malatesta," dacht zij. Madame Mila had soms
wel het toeval geholpen of tegengehouden by hare
vrienden en vijanden door vele geheimzinnige en ver
nuftige raadgevingen en aardige kleine anonyme briefjes,
en andere onschuldige streekjes en krygslisten. Er was
toch geen pleizier aau, op de wereld te zijn als men
niet een woordje mocht meespreken in den weg dien zij
opging; een marionet te wezen in de handen van het
noodlot, met touwtjes die ter dispositie waren van ieder
die er aan trekken wou, zou toch al te erg zijn voor
'een slim vrouwtje dat liever zich amuseerde met de
bewegingen van andeien een weinig naar haar zin te
besturen.
Zy bedoelde nooit kwaad, nooit; maar zij vond het
alleen prettig dat de zaken gingen zooals zy het wilde.
Wie vindt dat niet? Indien een paar menschon meer of
minder voor hun leven ongelukkig gemaakt waren, en
menschen die elkander teeder en oprecht beminden
voor eeuwig gescheiden en vervreemd werden, en ach
terdocht en haat in sommige huishoudens in de plaats
van vertrouwen en liefde geslopen waren,... dat kon
Madame Mila toch niet helpen; als zy ia baar ry uig
reed kon het wel zyn dat de voorbijgangers een
modderspat kregen, dat was haar schuld niet. En zij verkocht
rozeknopjes op den Fancy Fair: pour nos pauvres
poar nos chera pauvres i"
Het beste vrouwtje van de wereld T Madame
Müa koste bare vijandinnen waar 2$ ce ontmoette, en
als «y, voor de grap, een naamloos briefje gezonden
bad, zond zij stellig den volgendeifdag eene invftatie om
te dineeren.
Madame Mila bad het niet rustig dien avond. Z$
was verdeeld tusscheu de hoop dat Lady Hilda «ch
compromitteeren zou en de vrees dat dit voor baar
kwade gevolgen zon hebben, en hierbij kwam het
Vastenavondbal, waar Maurice, eene baignohe, en een
souper haar wachtten. Ala de Aartshertogin apeel taf ei
tjes liet zetten was alle hoop voorby, en men kon niet
I ontsnappen vóór deu dageraad, en Madame Mila «peelde
niet gaarne met zulke peraonnages, men kon niet valsch
spelen, en moest betalen.
Met al do onbevangenheid dus, die zij bezat, wiet xy
bet denkbeeld van het Vastenavondsbal in den geest
der gastvrouw op te wekken, en wist haar zoo te be~
tooveren, dat de Aartshertogin, die zeker vijfduizend
gemaskerde bals gezien had, er even dol op was, dit te
gaan zien, alsof ze achttien jaar was en zoo pas uit haar
klooster kwam.
Madame Mila stelde ver r ui: t hare baignoire ter be
schikking van hare Keizerlijke Hoogheid, en deze invi
teerde al de gasten haar te volgen; hier kon men niet
weigeren, en Lady Hilda, die van drukte zoo weinig
hield als hare paarden van maskers, was genoodzaakt
de vroolijke dame to volgen, die van leven hield als een
straatjongen. Het was nog eonen kans om den ganschen
avond Della Rocca niet alleen te spreken, en.zy vreesde
hera te hooren zeggen wat zijne oogen dien avond
zoo dikwijls gezegd hadden.
De Aartshertogin en Madame Mila waren beiden zoo
opgewonden mogelijk; zij hadden veel Champagne ge
dronken zooals dames doen, en hadden veel gerookt en
dorst gekregen, en nu moesten ze nog meer Champagne
hebben en Seltzer water, en werden nog opgewondener.
Niets kon beter passen bij een Vastenavondsbal, daar
een verstandig wezen het daar geen uur kan uithouden,
is het wel noodzakelijk, zijn verstand een weinig op
zjjdète zetten, eer men dit bestoven paradys binnen?
treedt. Natuurlijk heeft niemand ooit gezien dat groote
dames meer gebruikte dan goed voor haar was, integen
deel zijn ze er slechts te beminnelijker en te gezelliger
door.
Vroolijk en luidruchtig, gemaskerd en omsluierd
buiten alle mogelijkheid van herkenning, was de
Aartshertogiii nauwlijks in hare loge, of zij was er weer uit,
en dwaalde met Madame Mila, die uitgelaten was, en
een half dö/Jjn heeren tot geleide, door de menigte.'
Lady Hilda had zich geexcuseerd wegens hoofdpijn, en
bleef met de hertog de St. Louis in de loge. Zy had
met het binnentreden haar masker voorgehad, en legde
het nu naast zich, ook haar domino legde zij ter zyde,
want de hitte was verstikkend, en nu schitterde zy in
haar wit kleed als leliën in den maneschijn. Zij steunde
het hoofd met de hand, en zag neder op de springende,
joelende, bonte menigte.
De hertog praatte eenige oogenblikken over vazon en
fresco's, alleen om haar bezig te houden, en zoodra de
knip van de logedeur werd omgedraaid, en Della Rocca
verscheen, vertrok hij onder een voorwendsel.
Della Rocca zonk op den stoel achter haar, en sloot
haro bande in de zync.
??Wilt ge me zelfs niet aanzien?" fluisterde hy.
Zij trok hare hand weg, deed haar masker voor, en
bevestigde het elastieke koord alsof zy niet van plan
was het vooreerst los te maken.
Wat gilt dat volk!" zeide zij ongeduldig. Zoude
aartshertogin lang blijven?" s
Met zachte vrijmoedigh id, kiesch en behendig had hy
haar het masker afgenomen en het achter zich gelegd
voordat zy tot besef was gekomen van wat hy deed,;
zijne hand had haar zoo licht aangeraakt alsof eene
veder langs eene roos streek.
Verwonderd en vertoornd stond zij op, en zag hem
koel aan.
Monsieur Della Rocca! boe durft ge? Geef me
dadelijk my'n masker terug!...."
Neen,*1 zeide hy kalm, en hy vatte bare handea
en geleidde haar naar den achtergrond der loge waar
geen oog ben bereiken kon, en knielde voor haar teder,
terwyl zij daar zat in de schemering van do donker*
roode draperiön. (Wordt vervolgd.)
'JÉMtrv
tut
JU.~