De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 25 november pagina 2

25 november 1877 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER. l , 'l j' ff O V E L L E. In eene Winterstad, DOOB OUIDA. Eet feu dat haar broeder aan Della Rooca verteld had, was dit, dat als zij trouwde, al haar rijkdom ver dwijnen zou. Op den tijd toen zij trouwde, was. haar vader diep onder schulden bedolven; spelen, wedden en schulden van allerlei aard hadden hem in een soort spinneweb gewikkeld; de groote kapitalist, Vorarlborg had hem daarvan bevryd toen hy de hand zijner dochter in-ruil ontving. Zij behoefde niets van deze dingen te weten, maar onder die omstandigheden kon de familie niet poging omby onze mjverheid het leerlingwezen in te Toeren, werd tot nogtoe out gedacht. Het zou inderdaad opbegnjpel^k sgn, ala bq derge lijke gegey< us neb niet in ons vaderland bet verachyacel voordeed, waarover men aicn' zoowel om den bloei der Nijverheid, als om den werkman self bedroeft. By de geheele afwezigheid van opleiding en pefeuing gedoren de de eerste jaren, kan het niet ander* of de be hoefte aan loon en de zucht tot sinnelgk genot, welke laatste zich in verhoogde mate openbaart, wanneer zy geen tegenwicht vindt in arboidslust en benchavhig, dryven een groot aantaL ugeoefenden naar die werk plaatsen, waar zij zonder inspanning van hun hoofd ge noeg geld kunnen verdienen om te leven en aan hun lusten den vryen teugel te vieren. Weldra is de meest geschikte tijd voor eigen ontwikkeling verstreken. En het gevolg is, dat patroons, die bekwame werklieden zoeken, klagen over de onkuudigen die zich aanbieden, en die zij by gebrek aan l ctereu niet durven ul'wijzen. Begreep de man, die van zyu handenarbeid moet leven, zyn wezenlijk belang, hij zou inzien, dat het niet de richting van den tyd is, die hein ongelukkig maakt, maar veeleer zijn weinige bedrevenheid. Want even goed als voor deu arbeidgever, staat voor hem het terrein der concurrentie ope£, en zoo hy al zyne krach ten inspant, zal hij gelijk ieder ander het loon ontvatigen, dat hem toekomt. Bekwaamheid is ouafbankejkheid. Zij betaa't zich zelf. Daarom juichen wij van ganscher harto de poging toe, die de i egelingscoimmssie van de in 1878 téhouden tentoonstelling van vouiweipen van Kunsi en Nijver heid iu 't werk stelt, nu het do circulaire verspreidt, die wij in ons vorig nummer opuamon, en de arbeiders, mannen en vrouwen, opwekt tot een wedstrijd in Kunstzin en Vaardigheid. Gelijk do wereldtentoonstellingen don industrieelen geleerd hè- ben, op welke hooi/te zij zich bevinden, en dat het louter daarvan afhangt hoeveel het loon zal zyn, waarop zij voor hun btreven rekenen mogen, zoo dienen deze soort van kleine tentoonstellingen den arbeider op practiïdie wijs do waarheid te verkondigen, dat ook voor hem de mededinging do natuurlijke, d. i. do eenige we^ ia om ?rij<i toestand to verbeteren, .dat oefening en vlijt ajleeu In m kunnen verheffen bovendo laagte, waartoe zoovelen zijner broeders gezonken zijn. Zulk een tentoonstelling toovert voor het oog \an uen opmerkzame en ernstige en dezulken zijn er geluk kig nog velen een glansiïjker verschiet, dan het schoonste wonderland, waarop vurige volksredenaars zich blind staren. Nergens zullen hu rechten" hun duidelijker kunnen worden, dan \\aar zij zich te midden der plichtsvervulling bevinden, en zij zullen voor goed iriaisn, dat 'gelijk ia do natuur, zoo ook in «Ie inaat'scbappij, zoowel do kleine ala do grootoman, slechts zativeel ruimte kan innemen, ala waarop zijn ontwikkeling hem aa u.- p raak geeft. 1)0 sociale kwestie is een netelig vraagstuk, welksbestaan wij geenszins willen ontkennen. Veel onbillijkheid ontmoet men in do wereld en zal zich eeuw in eeuw uit olij-en openbaren. Doch waar men ook naai' geneesmiddelen zoe^t, ? uien 2al zo - allereerst moeten binden in do ontwikkeling, de bekwaamheid der arbei ders zelf. Hun sluimerende krachten moeten gewekt hun arbeidsvermogen dient verhoogd, en daardoor hun zin veredeld te worden. Do loousverhooging op zichzelf is ijdel, zoolang een "luetelooze gee»t en trage hand geen i-echt gebruik vaa dit stoffel} k voordeel weten te maken. Daarom, zoolang onze Staat zich BOO weinig de belan gen der arbeidende klassen aantrekt, hoeft zulk een tentoonstelling dubbele beteekenis. Zij stelt duidelijk in 't licht dat onderwijs en oefening uoodig.zijii, en wijst mefc nadruk op het groote feit: dat slechts energie zuowel den werkman als den patroon een betere-toekomst opent. Wie daarvan overtuigd in, zal zeker het zijne doen, den belanghebbenden aantesporen, aan dezen wed strijd deel to nemen. zeer vee]eisenend of kiesch zyn, men verzekerde haar nieta voor de toekomwt, zy was geheel aan de genade van den ouden man overgelaten. Gelukkig TOOT haar, werd hy op den dag vau faun huwelijk ziek, en na eene slepende krankheid, liet bjjj haar achter als mees teren over do helft van eene der, schoonste fortuinen van Europa. Hjj was van geboorte een Jood uit Walachye, in Londen en Parijs opgevoed, in Engeland gena turaliseerd met het oog op handels-transacties, en zijne fortuin was geheel tot zyue eigene beschikking. n paar jaar na zijn dood vonden zijne advokaten nog een later testament, dat haar hetzelfde inkomen verzekerde, maar er bij bepaalde dat, in geval van een tweede huwelyk, alles zou overgaan op liefdadige instellingen, behalve haar juweelen, hare paarden, haar huls te Parijs, dat hy haar cadeau gemaakt had, alles wat zij gekocht had en een acht honderd pond per jaar welke zij reeds vroeger bezat. Het nieuwe testament was als echt erkend, en zij kreeg er kennis van. Het deed haar niet aan, zij was zeker dat zij nooit iemand zou willen trou wen. Zij hield van haar rijkdom en besteedde hem prachtig, en wanneer zij huwelyksvoorstellen ontving van mensehen wier eigen positio haar over het verlies harer fortuin had kunnen troosten, stootte zij hen af, denkende: Le mieux souvent est l'enuemi du bien. Het bestaan van het tweede testament was nauwelijks verder bekend dan bij do rechtsgeleerden en hare eigene familie, maar sedert zij Della Rocca had leeren kennen, had de gedachte er aan haar meuigen nacht wakker gehouden, en uienigen droom van geluk verstoord. Hare fortuin te laten varen om zijne vrouw te wor den kwam haar zelfs geen oogenblik mogelijk voor. ledere caprice te bevredigen woa een onvervreemdbaar deel van haar karakter geworden; haar rijkdom was haar niet behoefte om zijn pronk, maar vooral om den voorrang, de vrijheid, het gemak, de macht dien groote rijkdom geeft; het was hare positie in Europa, hare macht zouder verantwoordelijkheid die daarop berustte. Dit alles op te geven, en de dwazen die zij getrotseerd had te hooren kakelen en spotten over hare zwakheid! Dat zou onverdraaglijk wezen! Hoo aangenaam deze gedachten haar dat schitterende feest moesten maken, laat zich begrijpen. Zij was er been gegaan,"zeker hem iaet te zullen ontmoeten, want wat zij boven alles vreesde was eene verklaring, die haro illusie voor altoos vernietigen zou. Rondziende gevoelde Lady Hilda dat hare wangen met een blos overdekt werden,;' in den kring der om standers herkende zij Della Rocca. De aartshertogin had hem op straat in 't oog ge a-egeu, en hom dooi den kamerheer laten voorstellen, zij hield er van zich met knappe figuren te omringen. Madame Mila maakto uit wat zij zag op, dat Frederick met zijne zuster een verklaring over de zsak gehad had, maar d^at Della Kocca van geen van beiden een woord gehoord had. Madame Mila besloot ook daaruit dat Hilda gevoelig was geworden, en zou gaan doen zooals andere vrouwen, hoewel zij zich niet kon begrij pen waarom ze er dan zoo ontdaan zou uitzien. Madame Mila begreep zulk soort van gewetensbezwaren niet. Madamo Mila berekende de kansen van voor- of na deel die deze liaison voor haar kon hebben. «,Als ik dacht dat bij haar gierig kou maken tegen over mij, zou ik haar morgen eens jaloersch maken op Giulia Malatesta," dacht zij. Madame Mila had soms wel het toeval geholpen of tegengehouden by hare vrienden en vijanden door vele geheimzinnige en ver nuftige raadgevingen en aardige kleine anonyme briefjes, en andere onschuldige streekjes en krygslisten. Er was toch geen pleizier aau, op de wereld te zijn als men niet een woordje mocht meespreken in den weg dien zij opging; een marionet te wezen in de handen van het noodlot, met touwtjes die ter dispositie waren van ieder die er aan trekken wou, zou toch al te erg zijn voor 'een slim vrouwtje dat liever zich amuseerde met de bewegingen van andeien een weinig naar haar zin te besturen. Zy bedoelde nooit kwaad, nooit; maar zij vond het alleen prettig dat de zaken gingen zooals zy het wilde. Wie vindt dat niet? Indien een paar menschon meer of minder voor hun leven ongelukkig gemaakt waren, en menschen die elkander teeder en oprecht beminden voor eeuwig gescheiden en vervreemd werden, en ach terdocht en haat in sommige huishoudens in de plaats van vertrouwen en liefde geslopen waren,... dat kon Madame Mila toch niet helpen; als zy ia baar ry uig reed kon het wel zyn dat de voorbijgangers een modderspat kregen, dat was haar schuld niet. En zij verkocht rozeknopjes op den Fancy Fair: pour nos pauvres poar nos chera pauvres i" Het beste vrouwtje van de wereld T Madame Müa koste bare vijandinnen waar 2$ ce ontmoette, en als «y, voor de grap, een naamloos briefje gezonden bad, zond zij stellig den volgendeifdag eene invftatie om te dineeren. Madame Mila bad het niet rustig dien avond. Z$ was verdeeld tusscheu de hoop dat Lady Hilda «ch compromitteeren zou en de vrees dat dit voor baar kwade gevolgen zon hebben, en hierbij kwam het Vastenavondbal, waar Maurice, eene baignohe, en een souper haar wachtten. Ala de Aartshertogin apeel taf ei tjes liet zetten was alle hoop voorby, en men kon niet I ontsnappen vóór deu dageraad, en Madame Mila «peelde niet gaarne met zulke peraonnages, men kon niet valsch spelen, en moest betalen. Met al do onbevangenheid dus, die zij bezat, wiet xy bet denkbeeld van het Vastenavondsbal in den geest der gastvrouw op te wekken, en wist haar zoo te be~ tooveren, dat de Aartshertogin, die zeker vijfduizend gemaskerde bals gezien had, er even dol op was, dit te gaan zien, alsof ze achttien jaar was en zoo pas uit haar klooster kwam. Madame Mila stelde ver r ui: t hare baignoire ter be schikking van hare Keizerlijke Hoogheid, en deze invi teerde al de gasten haar te volgen; hier kon men niet weigeren, en Lady Hilda, die van drukte zoo weinig hield als hare paarden van maskers, was genoodzaakt de vroolijke dame to volgen, die van leven hield als een straatjongen. Het was nog eonen kans om den ganschen avond Della Rocca niet alleen te spreken, en.zy vreesde hera te hooren zeggen wat zijne oogen dien avond zoo dikwijls gezegd hadden. De Aartshertogin en Madame Mila waren beiden zoo opgewonden mogelijk; zij hadden veel Champagne ge dronken zooals dames doen, en hadden veel gerookt en dorst gekregen, en nu moesten ze nog meer Champagne hebben en Seltzer water, en werden nog opgewondener. Niets kon beter passen bij een Vastenavondsbal, daar een verstandig wezen het daar geen uur kan uithouden, is het wel noodzakelijk, zijn verstand een weinig op zjjdète zetten, eer men dit bestoven paradys binnen? treedt. Natuurlijk heeft niemand ooit gezien dat groote dames meer gebruikte dan goed voor haar was, integen deel zijn ze er slechts te beminnelijker en te gezelliger door. Vroolijk en luidruchtig, gemaskerd en omsluierd buiten alle mogelijkheid van herkenning, was de Aartshertogiii nauwlijks in hare loge, of zij was er weer uit, en dwaalde met Madame Mila, die uitgelaten was, en een half dö/Jjn heeren tot geleide, door de menigte.' Lady Hilda had zich geexcuseerd wegens hoofdpijn, en bleef met de hertog de St. Louis in de loge. Zy had met het binnentreden haar masker voorgehad, en legde het nu naast zich, ook haar domino legde zij ter zyde, want de hitte was verstikkend, en nu schitterde zy in haar wit kleed als leliën in den maneschijn. Zij steunde het hoofd met de hand, en zag neder op de springende, joelende, bonte menigte. De hertog praatte eenige oogenblikken over vazon en fresco's, alleen om haar bezig te houden, en zoodra de knip van de logedeur werd omgedraaid, en Della Rocca verscheen, vertrok hij onder een voorwendsel. Della Rocca zonk op den stoel achter haar, en sloot haro bande in de zync. ??Wilt ge me zelfs niet aanzien?" fluisterde hy. Zij trok hare hand weg, deed haar masker voor, en bevestigde het elastieke koord alsof zy niet van plan was het vooreerst los te maken. Wat gilt dat volk!" zeide zij ongeduldig. Zoude aartshertogin lang blijven?" s Met zachte vrijmoedigh id, kiesch en behendig had hy haar het masker afgenomen en het achter zich gelegd voordat zy tot besef was gekomen van wat hy deed,; zijne hand had haar zoo licht aangeraakt alsof eene veder langs eene roos streek. Verwonderd en vertoornd stond zij op, en zag hem koel aan. Monsieur Della Rocca! boe durft ge? Geef me dadelijk my'n masker terug!...." Neen,*1 zeide hy kalm, en hy vatte bare handea en geleidde haar naar den achtergrond der loge waar geen oog ben bereiken kon, en knielde voor haar teder, terwyl zij daar zat in de schemering van do donker* roode draperiön. (Wordt vervolgd.) 'JÉMtrv tut JU.~

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl