Historisch Archief 1877-1940
'TT
DE A M b T K B I) A M M B R.
zo met glycerine, deed er pluksel op, men wikkelde den
zieke in eene wollen deken, en begon hem nu op te
hyschon.
Hiertoe hadden de ingenieurs eenëton laten klaar
maken, waarvan men den bodem en een gedeelte der
duigen had uitgelicht. De geredde en een der
mftnopzichters plaatsten zich daarin, opdat niet een nieuw
.ongeval al de moeite ongedaan zou maken. Een der
ingenieurs gaf het teeken, en langzaam, zonder schok
ken, draaiden de werklieden boven het windas op. De
toegestroomde menigte werd door de overheid achteruit
gehouden, en wachtte ademloos en doodstil om den
levend begravene te zien verrjjzen.
Eindelijk verscheen boven de donkeren koker, by het
bewegelijk licht der flambouwen. de bleeke gedaante van
den knaap in zijn deken gewikkeld als in een doods
kleed. Het tooneel maakte een Bpookachtigen indruk
dien de toeschouwera niet licht zullen vergeten.
Men achtte het noodig hem niet alle schokken te
gelyk te laten ondergaan, zjjne ouders werden eerst
een uur na zyno redding tot hem toegelaten. Zijne
moeder kon haar snikken niet tot. bedaren brengen
toen zij, tegelyk met de vreugde van hem weer te zien,
hem zoo zwak, bleek, mager en hulpeloos zag.
Ook de kinderen mochten hem dien morgen komen
bezoeken, en hij omhelsde ze met innige aandoening.
Toch bleek net nu, dat men voorzichtig met hem
handelen moest. Hij kreeg dien dag hevige py'n, koorts
en hoofdpijn, en ijlde den ganschen nacht, terwyl zjjne
afgebroken woorden deden hooren dat het drama hem
nog door het hoofd woelde.
Men vreesde voor koudvuur, en de dokter gaf te.
kennen dat misschien de twee voeten zouden moeten
afgezet worden. Maar Henri's sterk gestel overwon het
kwaad. Den volgendon dag was er oeterschap en een
paar dagen later liet men de verpleging aan zijne
moeder over.
Op eene draagbaar bracht men hem naar huis; den
dag daarna, Donderdags, stond hij op, Vrijdags was hy
den ganschen dag bij het huisgezin, Zaterdags kwamen
de pnotografen zijn portret nemen voor de winkels en
dagbladen, en de geheele volgende week was hij voor
de nieuwsgierigen en reporters te spreken.
BOEKBESCHOÜWING.
Laatste der Eerste. Gedichten van P. A. de Génestet.
Met 83 illustratiën van Ch. Rochuseen, J. C. GreiveJz.,
F. Carl Sierig, J. C. d'Arnaud Gerkens e. a. Amster
dam. Gebroeders Kraay. 1877.
Bovenstaande titel: poëzie van de Génestet, illustraties
van-Rochussen en anderen, en een uitgave van Geb.
oeders Kraay, dit alles waarborgt on.°. dat wij met een
schoon geheel zullen kennis maken. Wie dit verwacht,
behoeft allerminst teleurstelling te vreezen. Integendeel,
zijn stoutste wenschen zullen overtroffen worden. Deze
editie is een waardig monument voor den ousterfelijken
geliefden dichter; rein en vriendelijk als zijn poëzie
zijn de brcede omlijste bladzijden, waaruit de keurige
letters ons tegenlachen, en het is, alsof de heerlijke
gedichten nog inniger tot ons spreken, nu zy in zulk
een harmonisch gewand zijn uitgedost. Aan de illu
straties is de meeste zorg besteed.
Over 't algemeen schijnen zij ons in onberispelijke
overeenstemming met het lied, waarvan z', den geest
uitdrukken. Duizende koopers wenschen wij Gebroe
ders Kraay van harie toe. Een prachtwerK als dit,
dat inderdaad een kunstwerk is, yerdient een ruim
debiet.
Zoowel voor den geest vaii ieder persoon, als voor
de verbeelding van geheele sekten of geheole volken
heeft zich soms met onweerstaanbare kracht de vraag
opgedaan: wanneer en hoe zal het einde komen van
dit heelal, dat toch ook een begin, hoe dan ook, moet
gehad hebben? Wanneer zal de laatste morgenstond
lichten over zee en land, de zon met haar laatst en glim
lach deze aard beschijnen, waar ze zooveel lief en leed
bestraald heeft, en dan in 't Westen verzinken om niet
weer op te komen? Zal het wel zoo vreedzaam gaan,
zal het mensehengeslacht onbewust inslapen en zijne
belangrijke zaken uitr-tellen tot den volgenden dag, of
zullen vrees=elijke omwentelingen in de natuur de geweld
dadige uitbarsting reeds voorbereid hebben? Bladert
misschien, terwijl wij hier beuzelen en plannen maken,
lucht kasteelen bouwen voor de toekomst, nadert mis
schien reeds de vreenelyke dag, en zullen wy van geene
onzer hersenschimmen de vervulling zien? Hollen wij
met onze aarde, dio duizende mijlen m de minuut aflegt,
het verderf niet pijlsnel te gemoet?
Het verschrikte volksbygeloof heeft tallooze malen,
door berekeningen op allerlei losse gronden berustend,
de oplossing dezer vragen zoeken te vinden. Getallen
uit Genesis en de Openbaring, de hoornen van het beest
en de zegels van het boek werden omgezet, opgeteld
en afgetrokken, en de gevreesde datum vond de
geloovigen ia den gebede, na vasten en vergeving van schul
den, oin den jongsten dag a tewachten. De jongste dag
ging voorby, men lachte elkander uit, vreesde misschien
nog een paar weken dat men zich in den datum vergist
kon hebben, en begon weer op een volgend vergaan
van de wereld te speculeeren. I)an kwamen de kome
ten, hongersnood, oorlog en pestileatie in haren staart
(meedragend en verdwenen zooals ze gekomen waren.
In 1832 nog, zou er eene tegen onze aarde gestooten
hebben, en de botsing zou zeker aan eene van beiden
het leven kosten; de komeet kwam, haar sluier zwierde
door het luchtruim, zy passeerde ons rakelings maar
ongedeerd zagen de aardbèwoners haar na. In 1857
nog zou stellig de wereld vergaan zyn, in sommige
kringen is toen het gerucht verspreid dat het was uit
gesteld omdat Sir Mozes Montefiore Palestina nog niet
had kunnen terugkoopen, en men zegende de Turken
en de Engelsche regeering die het hadden tegengehou
den en op die wyze allen in Jt leven spaarden.
Wanneer en hoe zal nu de wereld vergaan?
, Te Leiden bij de firma Adriani is eene vertaling
verschenen van een Duitsch boekje dat hierop antwoord
Sïeft. De eerste en laatste dingen in het heelal, door
r. H. Wilh. Meyer, een van die werkjes die de over
winningen der wetenschap geven zonder den moeielijken
strijd om ze te veroveren te vergen. Hier hebt ge 't
eind der wereld. Laat ons beginnen met u gerust te
stellen, waarde lezers, après nous Ie déluge, vandaag
of morgen zal 't, als er geene bijzondere oorzaken
tusschenbeiden komen, nog niet gebeuren.
Het betocg van den schryver is als volgt:
Niet van de aarde zelve, door uitbarsting of zond
vloed, zal de verdelging uitgaan, maar van de zon. De
groote vuurhaard, die zich zelven voedt, zal eens brand
stof te kort komen, de voortdurende afkoeling zal hem
doen inkrimpen, de gloeiende oppervlakte moet vast
worden, barsten, de stukken zullen vermengd worden
met eene volgende gloeiende oppervlakte, die weer spoe
diger vast zal worden, en zoo verder, tot langzamer
hand, in eeuwen na eeuwen, de zon al hare warmte zal
verloren hebben.
Met de planeten, waartoe onze aarde, behoort zal het
nog spoediger gaan, zy die aan hare natuurlijke warmte
nu reeds niet genoeg hebben en zich koesteren in het
schijnsel van den grooteren bol. De oppervlakte zal
losser worden, afbrokkelen en als eene wolk van
steenklompen een tyd lang om de aarde zweven. Dit is een
punt waarin het betoog van Dr. Meijer ons duister
toeschynt, Wanneer eenmaal de middelpuntvliedende kracht
de aantrekkingskracht der aarde in zooverre overwon
nen heeft, dat die steenklompen zich van de oppervlakte
verwyderen,' dan moeten zij niet als een wolk blyven
zweven, maar in' steeds sneller vaart de aarde verlaten.
Maar of deze verklaring vanden ring van Saturnus de
juiüte is, dan niet, de redeneering blyft er de zelfde om.
De losgescheurde steenklompen zullen nog een tijdlang
met het zonnestelsel het heelal doorreizen, steeds nieuwe
elementen van allerlei verbryzelde planeten meenemende,
hier en daar zal een zonnestelsel dat ze voorby stuiven
een gedeelte van de stofwolk afscheuren, dat met ver
anderde richting als eene komeet de zonnestelsels door
kruisen zal, en einielijk in eene groote opene ruimte,
zoover van de vaste sterren dat de aantrekkingskracht
er ophoudt, tot een betrekkeiyken stilstand komen.
Dat is het einde der oude werelden, een drama dat zich
misschien iedere pninuut in het heelal voordoet, nu be
gint het ontstaan der nieuwe, op de wijze die ook het
begin van onze zon met haar hofstoet van planeten
moet geweest zyn. Geen, stof gaat verloren, uit de oude
moeten de nieuwe werelden geboren worden. In die
groote ruimten, waar de aantrekkingskracht bijna opge
houden is, moeten zich van eeuw tot eeuw eene menigte
kometen verzamelen, die tot een punt van stilstand ge
komen zijn, zonder daarom hare eigenschappen verloren
te hebben. Komen nu twee kometen, grooter dan de
overige, in deze werkelyken chaos, dan zal het niet te
verwonderen zijn dat zij die door grooter volume
ook grootere beweegkracht behouden hebben, elkander
ontmoetende, elkander en eenige kleinere in den omtrek
aantrekken, ter achten zich te .vereenigen, een gemeen
schappelijk middelpunt zoekende, om elkander draaien...
en het beginsel voor eene nieuwe wereld is geboren.
De eene steenklomp na de andere uit die dwarrelende
massa voelt zich tot het groot ere lichaam aangetrokken;
met den omvang neemt de aantrekkingskracht, met de
beweging de warmteontwikkeling toe. ,
Wij zien nu reeds de stof in levendige beweging, in
volle werkzaamheid," zegt Dr. Meier, er stroomt plotse
ling weer levenskracht door de doodsche ruimte. Hagel
buien van steen en puin storten met razende, gedurig
aangroeiende snelheid door de duisternis heen naar de
telkens aanzwellende n assa's toe, wuarop zy met ont
zettend geweld nederstorten.
Wanneer twee smeden hunne hamers met kracht om
beurten op een aambeeld laten vallen, dan wordt dit
gloeiend heet. Hoeveel meer hitte zal echter een enkel**
stoot voortbrengen, die door een reusachtigen steen
klomp, minschien een bergketen van graniet, die van
eene vernielde wereld is overgebleven, wordt uitgeoefend,
wanneer die klomp uit honderdduizenden mijlen hoogte
met eene razende snelheid op eene andere neerploft.
Tot welken ongehoorden graad moet die hitte klimmen,
wanneer van alle kanten duizenden en duizenden zulke
steenbrokkeu op de aantrekkende massa neerploffen en
dit eenige millioenen jaren voortgaat? De 6?10 millioeu
graad hitte, die men aan de tegenwoordige zon toekent,
moeten bij dien gloed ver achterstaan.
Wy zien onder den'invloed dezer warmte den aard
klomp van steen en puin ineen smelten en gloeien. Hy
neemt, als ieder vrij zwevend vloeibaar lichaam, den
vorm van een bol aan. Dit is een groot moment! Uit
chaostische verwarring heeft de stof de regelmatigste
van alle gedaanten aangenomen; de groote ooi is wit
gloeiend geworden en het wordt licht! Na eeuwen van
duisternis trilt er weer een lichtstraal door de ruimte,
evenals het morgenrood door de nevelen. Eene ion is
geboren l"
Na die zon komen van zelf de planeten. Eenige licha
men hebben nog in dien chaos hare oude beweegkracht
gehouden, zy naderen dan, als de zon hen aantrekt, niet
rechtstreeks, maar van ter zyde, zy willen haar eigen
weg gaan, er komt een punt waarop deze aantrekkings
kracht en het eigen streven der planeet in evenwicht
komen, en de kleinere bol blyft voortaan als eene
planeet hare loopbaan om de jonge zon beschrijven. ?
Niettegenstaande eenige .gewaagde gevolgtrekkingen
weet de schryver deze verdelgings- en wordingsgeschie
denis zeer aannemelijk veor te stellen, we leggen ons
dus rustig weer te sluimeren in de zalige hoop dat nog
niet' morgen aan den dag de bewoners van Saturnus
van ons erven zullen, en do zon nog heel wat koeler
en de aarde nog heel wat onherbergzamer zal moeten
worden, eer we gegronde vrees voor ons eigen gebied
zullen behoeven te hebben. En als het eenmaal zoover
komt, vaarwel dan, oude, afgeleefde aarde, die zooveel
bloesems en vruchten gaaft; misschien is bosvoor de
eeuwige ziel een troost dat ook de stof onvergankelijk
is, en na den nacht der eeuwen de hoop op Vederzien
niet geheel is uitgesloten.
STADSNIEUWS.
Uit officieele bron vernemen wy, dat de
DilettantenClub voornemens is, hare nieuwe werkkring met een
edel doel te openen, door eerstdaags een gecombineerde
voorstelling te geven, waarvan de opbrengst strekken
zal tot styviug der kas voor het ter nagedachtenis van
wylen Dr. Sarphati's optérichten monument. Wij achten
het onze plicht hierop de aandacht van het publiek te
vestigen.
Den 18Jcn dezer had* in het lokaal der Kon. Ver:
Hoogcr z$ ons doel, alhier, de eerste vergadering plaats
der commissie benoemd tot herziening der wet van het
Nederl. Rederijkers Verbond. De wensch is het verbond
uit te breiden en meer kracht van leven en werken te
geven en de beoefenaars van uiterlijke welsprekenheid
en tooneelkunst te gelijk een band en een steun in het
verbond te doen vinden. De commissie, op de laatste
jaarlüksche vergadering te Utrecht, benoemd bestaat
uit de Heeren: J. G. Dorissen van Utrecht voorzitter
'van het Verbond, J. A. Vrugtman van Zutphen, U. C.
Hellemans van de Kinderdijk, C. C. van Jordan van
Enkhuijzen, A. H. Hedden, Th. van der Stempel en L.
van Lier van ?Amsterdam.
v De uitgebreide werkzaamheden zullen nog verschei
dene vergaderingen vereisohen die elkander zoo geregeld
mogelijk zullen opvolgen.
De al oude roem van Hollandsche zindelijkheid loopt
gevaar vooral voor vreemdelingen zeer bespottelijk te
worden, ten minste wanneer de openbare Urinoirs als
maatstaf genomen worden. Wij gelooven de wensch
uittespreken van duizende Amsterdammers wanneer wij
het verzoek richten tot de stedelijke repreering, oin op
do reiniging dezer plaatsen beter toezicht te doen houden.
KENNISGEVINGEN.
Openbare Verpachting, Blut» en
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam zullen op Maandag
3 December 1877, ten 12 uren des middags, ten Raadhuize dezer
gemeente, in het openbaar bij opbod en afslag verpachten:
I. de ontvangst van de binnen deze gemeente geheven wordende
Sluis- en Brui/gelden, als:
1°. van de Oudekolk*chutsluis; 2°. van de Nieuwe
Haarlemmersrhutsluis met de bruggen daarbij behoorende, als: «. do b rug or er
du Brouwerfgracht vóór den Siugel, bekeud onder n°. 15; b. de
brug over "de Brouwersgracht vóór de Heerengracht genaamd du
Mclkmcisjesbrug, bekend ouder n°. 16; e. de brug over den Singel
vóór do Korsjespoortsteeg, bekeud onder n". 12; d, de brug over
den Singel vóór de Lijnbaanstceg, bekeud ouder n°. 10; te zameu
iu n perceel. 3°. de Kenhoornschutslui* met de brug over de
sluis zelve; 4°. de Oude Hoarlemmeraehutslui»; 5°. a. van de brug
frelegeu aan deu Buiten-Siugel aan het begin der Ovcrtcomeche
Vu rt. genaamd do Lnijebrug; 6. van de brug gelegen over de
O ver toom se hèVaart vóór het looppad 'naar het Bu il engas thuis, ge
naamd «Ie Pcstbrug; te zamen in'eé'i perceel. 6°. van de brug
gelegen aau den Butten-Singel over de Katteuiiloot nubij den molen
de,Kat. 7°. a. van de brug gelegen over den Biuncn-Amstel
Vóór de Amstelstraat, genaamd-de Blaauwebrug; b. vnn de brug
aan de Oostzijde v.tu den Binnen Awstel gelegen over de Nieuwe
Heercngracht; te zamen in n perceel, ellen vopr den tijd van
n JUQ-, ingaande 1°. Januari 1873.
II. de ontvangst der Overvaartwgf*:
1°. a. van d.- overhaal aan den Buiten-Amsbil, zoo aan Lokhorst
als aan de Schulpbrug, te zaïaeu bekend onder den naam van het
Veer te Meerhuizen; b. van de overhaal over de Stads Vest
tusschen het Oosteiude en den Buiten-SIngcl; c. van de overhaal over
do Stads Vest tusscheu het Amstel-lidtel en don Buiten-Siugel; te
zamen in n perceel. 2°. vun hei Pontje in het Rokin gelegen
tusschen de Wijde Lombardatecg aau de Oostzijde en de Duifjesuteeg
aan do Westzijde. 3°. a. van het Pontje gelegen in deu
BuitenSingelgracht nabij het voormalige Pulinkerkhof; b. van het Foutje
in de Xijnbaansgrocht tegenover de Leidscbe Kruisstraat; te amen
in n perceel, allen voor den tyd van vijfjaren, ingaande 1°. Jan, 1878.
Alles brecder omschreven in de voorwaarden van openbare ver
pachting, welke dagelijks, van Woensdag 2 L November e. k. de
Zondagen uitgezonderd, ter lezing sullen liggen op het Raadhuis,
iu een der localen van de Secretarie (afdeeling Financiën, kamer
N°. 67), alsmede in het Amstcrdamscbe koffijhuis in de Kalvcrstraat