De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 25 november pagina 4

25 november 1877 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

'TT DE A M b T K B I) A M M B R. zo met glycerine, deed er pluksel op, men wikkelde den zieke in eene wollen deken, en begon hem nu op te hyschon. Hiertoe hadden de ingenieurs eenëton laten klaar maken, waarvan men den bodem en een gedeelte der duigen had uitgelicht. De geredde en een der mftnopzichters plaatsten zich daarin, opdat niet een nieuw .ongeval al de moeite ongedaan zou maken. Een der ingenieurs gaf het teeken, en langzaam, zonder schok ken, draaiden de werklieden boven het windas op. De toegestroomde menigte werd door de overheid achteruit gehouden, en wachtte ademloos en doodstil om den levend begravene te zien verrjjzen. Eindelijk verscheen boven de donkeren koker, by het bewegelijk licht der flambouwen. de bleeke gedaante van den knaap in zijn deken gewikkeld als in een doods kleed. Het tooneel maakte een Bpookachtigen indruk dien de toeschouwera niet licht zullen vergeten. Men achtte het noodig hem niet alle schokken te gelyk te laten ondergaan, zjjne ouders werden eerst een uur na zyno redding tot hem toegelaten. Zijne moeder kon haar snikken niet tot. bedaren brengen toen zij, tegelyk met de vreugde van hem weer te zien, hem zoo zwak, bleek, mager en hulpeloos zag. Ook de kinderen mochten hem dien morgen komen bezoeken, en hij omhelsde ze met innige aandoening. Toch bleek net nu, dat men voorzichtig met hem handelen moest. Hij kreeg dien dag hevige py'n, koorts en hoofdpijn, en ijlde den ganschen nacht, terwyl zjjne afgebroken woorden deden hooren dat het drama hem nog door het hoofd woelde. Men vreesde voor koudvuur, en de dokter gaf te. kennen dat misschien de twee voeten zouden moeten afgezet worden. Maar Henri's sterk gestel overwon het kwaad. Den volgendon dag was er oeterschap en een paar dagen later liet men de verpleging aan zijne moeder over. Op eene draagbaar bracht men hem naar huis; den dag daarna, Donderdags, stond hij op, Vrijdags was hy den ganschen dag bij het huisgezin, Zaterdags kwamen de pnotografen zijn portret nemen voor de winkels en dagbladen, en de geheele volgende week was hij voor de nieuwsgierigen en reporters te spreken. BOEKBESCHOÜWING. Laatste der Eerste. Gedichten van P. A. de Génestet. Met 83 illustratiën van Ch. Rochuseen, J. C. GreiveJz., F. Carl Sierig, J. C. d'Arnaud Gerkens e. a. Amster dam. Gebroeders Kraay. 1877. Bovenstaande titel: poëzie van de Génestet, illustraties van-Rochussen en anderen, en een uitgave van Geb. oeders Kraay, dit alles waarborgt on.°. dat wij met een schoon geheel zullen kennis maken. Wie dit verwacht, behoeft allerminst teleurstelling te vreezen. Integendeel, zijn stoutste wenschen zullen overtroffen worden. Deze editie is een waardig monument voor den ousterfelijken geliefden dichter; rein en vriendelijk als zijn poëzie zijn de brcede omlijste bladzijden, waaruit de keurige letters ons tegenlachen, en het is, alsof de heerlijke gedichten nog inniger tot ons spreken, nu zy in zulk een harmonisch gewand zijn uitgedost. Aan de illu straties is de meeste zorg besteed. Over 't algemeen schijnen zij ons in onberispelijke overeenstemming met het lied, waarvan z', den geest uitdrukken. Duizende koopers wenschen wij Gebroe ders Kraay van harie toe. Een prachtwerK als dit, dat inderdaad een kunstwerk is, yerdient een ruim debiet. Zoowel voor den geest vaii ieder persoon, als voor de verbeelding van geheele sekten of geheole volken heeft zich soms met onweerstaanbare kracht de vraag opgedaan: wanneer en hoe zal het einde komen van dit heelal, dat toch ook een begin, hoe dan ook, moet gehad hebben? Wanneer zal de laatste morgenstond lichten over zee en land, de zon met haar laatst en glim lach deze aard beschijnen, waar ze zooveel lief en leed bestraald heeft, en dan in 't Westen verzinken om niet weer op te komen? Zal het wel zoo vreedzaam gaan, zal het mensehengeslacht onbewust inslapen en zijne belangrijke zaken uitr-tellen tot den volgenden dag, of zullen vrees=elijke omwentelingen in de natuur de geweld dadige uitbarsting reeds voorbereid hebben? Bladert misschien, terwijl wij hier beuzelen en plannen maken, lucht kasteelen bouwen voor de toekomst, nadert mis schien reeds de vreenelyke dag, en zullen wy van geene onzer hersenschimmen de vervulling zien? Hollen wij met onze aarde, dio duizende mijlen m de minuut aflegt, het verderf niet pijlsnel te gemoet? Het verschrikte volksbygeloof heeft tallooze malen, door berekeningen op allerlei losse gronden berustend, de oplossing dezer vragen zoeken te vinden. Getallen uit Genesis en de Openbaring, de hoornen van het beest en de zegels van het boek werden omgezet, opgeteld en afgetrokken, en de gevreesde datum vond de geloovigen ia den gebede, na vasten en vergeving van schul den, oin den jongsten dag a tewachten. De jongste dag ging voorby, men lachte elkander uit, vreesde misschien nog een paar weken dat men zich in den datum vergist kon hebben, en begon weer op een volgend vergaan van de wereld te speculeeren. I)an kwamen de kome ten, hongersnood, oorlog en pestileatie in haren staart (meedragend en verdwenen zooals ze gekomen waren. In 1832 nog, zou er eene tegen onze aarde gestooten hebben, en de botsing zou zeker aan eene van beiden het leven kosten; de komeet kwam, haar sluier zwierde door het luchtruim, zy passeerde ons rakelings maar ongedeerd zagen de aardbèwoners haar na. In 1857 nog zou stellig de wereld vergaan zyn, in sommige kringen is toen het gerucht verspreid dat het was uit gesteld omdat Sir Mozes Montefiore Palestina nog niet had kunnen terugkoopen, en men zegende de Turken en de Engelsche regeering die het hadden tegengehou den en op die wyze allen in Jt leven spaarden. Wanneer en hoe zal nu de wereld vergaan? , Te Leiden bij de firma Adriani is eene vertaling verschenen van een Duitsch boekje dat hierop antwoord Sïeft. De eerste en laatste dingen in het heelal, door r. H. Wilh. Meyer, een van die werkjes die de over winningen der wetenschap geven zonder den moeielijken strijd om ze te veroveren te vergen. Hier hebt ge 't eind der wereld. Laat ons beginnen met u gerust te stellen, waarde lezers, après nous Ie déluge, vandaag of morgen zal 't, als er geene bijzondere oorzaken tusschenbeiden komen, nog niet gebeuren. Het betocg van den schryver is als volgt: Niet van de aarde zelve, door uitbarsting of zond vloed, zal de verdelging uitgaan, maar van de zon. De groote vuurhaard, die zich zelven voedt, zal eens brand stof te kort komen, de voortdurende afkoeling zal hem doen inkrimpen, de gloeiende oppervlakte moet vast worden, barsten, de stukken zullen vermengd worden met eene volgende gloeiende oppervlakte, die weer spoe diger vast zal worden, en zoo verder, tot langzamer hand, in eeuwen na eeuwen, de zon al hare warmte zal verloren hebben. Met de planeten, waartoe onze aarde, behoort zal het nog spoediger gaan, zy die aan hare natuurlijke warmte nu reeds niet genoeg hebben en zich koesteren in het schijnsel van den grooteren bol. De oppervlakte zal losser worden, afbrokkelen en als eene wolk van steenklompen een tyd lang om de aarde zweven. Dit is een punt waarin het betoog van Dr. Meijer ons duister toeschynt, Wanneer eenmaal de middelpuntvliedende kracht de aantrekkingskracht der aarde in zooverre overwon nen heeft, dat die steenklompen zich van de oppervlakte verwyderen,' dan moeten zij niet als een wolk blyven zweven, maar in' steeds sneller vaart de aarde verlaten. Maar of deze verklaring vanden ring van Saturnus de juiüte is, dan niet, de redeneering blyft er de zelfde om. De losgescheurde steenklompen zullen nog een tijdlang met het zonnestelsel het heelal doorreizen, steeds nieuwe elementen van allerlei verbryzelde planeten meenemende, hier en daar zal een zonnestelsel dat ze voorby stuiven een gedeelte van de stofwolk afscheuren, dat met ver anderde richting als eene komeet de zonnestelsels door kruisen zal, en einielijk in eene groote opene ruimte, zoover van de vaste sterren dat de aantrekkingskracht er ophoudt, tot een betrekkeiyken stilstand komen. Dat is het einde der oude werelden, een drama dat zich misschien iedere pninuut in het heelal voordoet, nu be gint het ontstaan der nieuwe, op de wijze die ook het begin van onze zon met haar hofstoet van planeten moet geweest zyn. Geen, stof gaat verloren, uit de oude moeten de nieuwe werelden geboren worden. In die groote ruimten, waar de aantrekkingskracht bijna opge houden is, moeten zich van eeuw tot eeuw eene menigte kometen verzamelen, die tot een punt van stilstand ge komen zijn, zonder daarom hare eigenschappen verloren te hebben. Komen nu twee kometen, grooter dan de overige, in deze werkelyken chaos, dan zal het niet te verwonderen zijn dat zij die door grooter volume ook grootere beweegkracht behouden hebben, elkander ontmoetende, elkander en eenige kleinere in den omtrek aantrekken, ter achten zich te .vereenigen, een gemeen schappelijk middelpunt zoekende, om elkander draaien... en het beginsel voor eene nieuwe wereld is geboren. De eene steenklomp na de andere uit die dwarrelende massa voelt zich tot het groot ere lichaam aangetrokken; met den omvang neemt de aantrekkingskracht, met de beweging de warmteontwikkeling toe. , Wij zien nu reeds de stof in levendige beweging, in volle werkzaamheid," zegt Dr. Meier, er stroomt plotse ling weer levenskracht door de doodsche ruimte. Hagel buien van steen en puin storten met razende, gedurig aangroeiende snelheid door de duisternis heen naar de telkens aanzwellende n assa's toe, wuarop zy met ont zettend geweld nederstorten. Wanneer twee smeden hunne hamers met kracht om beurten op een aambeeld laten vallen, dan wordt dit gloeiend heet. Hoeveel meer hitte zal echter een enkel** stoot voortbrengen, die door een reusachtigen steen klomp, minschien een bergketen van graniet, die van eene vernielde wereld is overgebleven, wordt uitgeoefend, wanneer die klomp uit honderdduizenden mijlen hoogte met eene razende snelheid op eene andere neerploft. Tot welken ongehoorden graad moet die hitte klimmen, wanneer van alle kanten duizenden en duizenden zulke steenbrokkeu op de aantrekkende massa neerploffen en dit eenige millioenen jaren voortgaat? De 6?10 millioeu graad hitte, die men aan de tegenwoordige zon toekent, moeten bij dien gloed ver achterstaan. Wy zien onder den'invloed dezer warmte den aard klomp van steen en puin ineen smelten en gloeien. Hy neemt, als ieder vrij zwevend vloeibaar lichaam, den vorm van een bol aan. Dit is een groot moment! Uit chaostische verwarring heeft de stof de regelmatigste van alle gedaanten aangenomen; de groote ooi is wit gloeiend geworden en het wordt licht! Na eeuwen van duisternis trilt er weer een lichtstraal door de ruimte, evenals het morgenrood door de nevelen. Eene ion is geboren l" Na die zon komen van zelf de planeten. Eenige licha men hebben nog in dien chaos hare oude beweegkracht gehouden, zy naderen dan, als de zon hen aantrekt, niet rechtstreeks, maar van ter zyde, zy willen haar eigen weg gaan, er komt een punt waarop deze aantrekkings kracht en het eigen streven der planeet in evenwicht komen, en de kleinere bol blyft voortaan als eene planeet hare loopbaan om de jonge zon beschrijven. ? Niettegenstaande eenige .gewaagde gevolgtrekkingen weet de schryver deze verdelgings- en wordingsgeschie denis zeer aannemelijk veor te stellen, we leggen ons dus rustig weer te sluimeren in de zalige hoop dat nog niet' morgen aan den dag de bewoners van Saturnus van ons erven zullen, en do zon nog heel wat koeler en de aarde nog heel wat onherbergzamer zal moeten worden, eer we gegronde vrees voor ons eigen gebied zullen behoeven te hebben. En als het eenmaal zoover komt, vaarwel dan, oude, afgeleefde aarde, die zooveel bloesems en vruchten gaaft; misschien is bosvoor de eeuwige ziel een troost dat ook de stof onvergankelijk is, en na den nacht der eeuwen de hoop op Vederzien niet geheel is uitgesloten. STADSNIEUWS. Uit officieele bron vernemen wy, dat de DilettantenClub voornemens is, hare nieuwe werkkring met een edel doel te openen, door eerstdaags een gecombineerde voorstelling te geven, waarvan de opbrengst strekken zal tot styviug der kas voor het ter nagedachtenis van wylen Dr. Sarphati's optérichten monument. Wij achten het onze plicht hierop de aandacht van het publiek te vestigen. Den 18Jcn dezer had* in het lokaal der Kon. Ver: Hoogcr z$ ons doel, alhier, de eerste vergadering plaats der commissie benoemd tot herziening der wet van het Nederl. Rederijkers Verbond. De wensch is het verbond uit te breiden en meer kracht van leven en werken te geven en de beoefenaars van uiterlijke welsprekenheid en tooneelkunst te gelijk een band en een steun in het verbond te doen vinden. De commissie, op de laatste jaarlüksche vergadering te Utrecht, benoemd bestaat uit de Heeren: J. G. Dorissen van Utrecht voorzitter 'van het Verbond, J. A. Vrugtman van Zutphen, U. C. Hellemans van de Kinderdijk, C. C. van Jordan van Enkhuijzen, A. H. Hedden, Th. van der Stempel en L. van Lier van ?Amsterdam. v De uitgebreide werkzaamheden zullen nog verschei dene vergaderingen vereisohen die elkander zoo geregeld mogelijk zullen opvolgen. De al oude roem van Hollandsche zindelijkheid loopt gevaar vooral voor vreemdelingen zeer bespottelijk te worden, ten minste wanneer de openbare Urinoirs als maatstaf genomen worden. Wij gelooven de wensch uittespreken van duizende Amsterdammers wanneer wij het verzoek richten tot de stedelijke repreering, oin op do reiniging dezer plaatsen beter toezicht te doen houden. KENNISGEVINGEN. Openbare Verpachting, Blut» en Burgemeester en Wethouders van Amsterdam zullen op Maandag 3 December 1877, ten 12 uren des middags, ten Raadhuize dezer gemeente, in het openbaar bij opbod en afslag verpachten: I. de ontvangst van de binnen deze gemeente geheven wordende Sluis- en Brui/gelden, als: 1°. van de Oudekolk*chutsluis; 2°. van de Nieuwe Haarlemmersrhutsluis met de bruggen daarbij behoorende, als: «. do b rug or er du Brouwerfgracht vóór den Siugel, bekeud onder n°. 15; b. de brug over "de Brouwersgracht vóór de Heerengracht genaamd du Mclkmcisjesbrug, bekend ouder n°. 16; e. de brug over den Singel vóór do Korsjespoortsteeg, bekeud onder n". 12; d, de brug over den Singel vóór de Lijnbaanstceg, bekeud ouder n°. 10; te zameu iu n perceel. 3°. de Kenhoornschutslui* met de brug over de sluis zelve; 4°. de Oude Hoarlemmeraehutslui»; 5°. a. van de brug frelegeu aan deu Buiten-Siugel aan het begin der Ovcrtcomeche Vu rt. genaamd do Lnijebrug; 6. van de brug gelegen over de O ver toom se hèVaart vóór het looppad 'naar het Bu il engas thuis, ge naamd «Ie Pcstbrug; te zamen in'eé'i perceel. 6°. van de brug gelegen aau den Butten-Singel over de Katteuiiloot nubij den molen de,Kat. 7°. a. van de brug gelegen over den Biuncn-Amstel Vóór de Amstelstraat, genaamd-de Blaauwebrug; b. vnn de brug aan de Oostzijde v.tu den Binnen Awstel gelegen over de Nieuwe Heercngracht; te zamen in n perceel, ellen vopr den tijd van n JUQ-, ingaande 1°. Januari 1873. II. de ontvangst der Overvaartwgf*: 1°. a. van d.- overhaal aan den Buiten-Amsbil, zoo aan Lokhorst als aan de Schulpbrug, te zaïaeu bekend onder den naam van het Veer te Meerhuizen; b. van de overhaal over de Stads Vest tusschen het Oosteiude en den Buiten-SIngcl; c. van de overhaal over do Stads Vest tusscheu het Amstel-lidtel en don Buiten-Siugel; te zamen in n perceel. 2°. vun hei Pontje in het Rokin gelegen tusschen de Wijde Lombardatecg aau de Oostzijde en de Duifjesuteeg aan do Westzijde. 3°. a. van het Pontje gelegen in deu BuitenSingelgracht nabij het voormalige Pulinkerkhof; b. van het Foutje in de Xijnbaansgrocht tegenover de Leidscbe Kruisstraat; te amen in n perceel, allen voor den tyd van vijfjaren, ingaande 1°. Jan, 1878. Alles brecder omschreven in de voorwaarden van openbare ver pachting, welke dagelijks, van Woensdag 2 L November e. k. de Zondagen uitgezonderd, ter lezing sullen liggen op het Raadhuis, iu een der localen van de Secretarie (afdeeling Financiën, kamer N°. 67), alsmede in het Amstcrdamscbe koffijhuis in de Kalvcrstraat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl