De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 2 december pagina 2

2 december 1877 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

f '"l DEAMbTERDAMMER. De bacteriën, die in 'de vloeistoffen alleen by de sterkste vaigrooting zichtfcsar, en op ach zelf volkomen iwibebos zijn, outenappen in de luöht ten eene «afe aan de waarneming. Verder a de mmmiug in hoeven* de rottende «toflen den bodem vervollen vata Me» beeft bevonden, dat de grond ia de onra naagheid van bearpmtten «n kerkhoven niot meer *ottaigsprodacten bevat daa overal elders. De in eiken tnrouaen bodera inrounem»t«aanwi &e ?fo*lr«'«ufa etoffstt voo spoedig tot volkomen renkeloaze gamee, dat er wellicht eenbeter middel is om afval ie verwijderen dan juist het niwraogen m een portozen, niet al to «i*.tt*«i bodem, Zelfs strooniand ?endusloelithomiead water heeft denaeliden invloed. Velen verwerpen ecfttiar 4fgf> wetenaohappeljlk geconstateerde leiten, en trachten de aanhangers dezer leer Uaehel^k te maxfin door het te doen voorkomen alsof deze jout in stink" ' een middel zouden zien om de gezondheid te bevorderen. fig al die onzekerheid en al dat verachüin meeniag is Bet dos hoogst moeielgk een keuze te doen tnsseheu de voorgestelde systemen van afvoer: bet riool- .en grachtspoelstelsel, het loernnrsvBteem^ het toimenstelael iittenstelaeL leder der drie vindt Ktjtie warme voorstander*, maar ook *jjne baftiga 1»strijd«rs, «n eelfs bet baerputtentftefcel windt in den laatsten tjjd weder verdedigers. Dat da fitrfd met gevoeid wordt, daarvan xnn de Amsterdam mers dagelijks getuige. Onze dagbUden xfjfi er vol van, in onze kiosvereenigingen is het een onderwerp der hevigste debatten, het regent vlugschriften, overal stuit men op do faecaliënkwestie". De strijd ia bitter en hartstochtelijk, do geleerdo lichamen verdeelen zich in twee vijandige kampen; geleerden bevechten elkaar openlyk op vinnige w^jze, en zel& de technici vergissen zich in de hitte van het gevecht op do vermakelykste wijze ? _ i i t i * _ ?_ ___ _. 1,^ ____ __ 1. -. l ^I.AA|*«A..M.«I^A^ 5im 'die kotsten volgens «en ander voor iotplan van li. en W. /' 2418.000 «n voor het riooUpoelsteUel f 9.876.000. Hetzelfde verschil merkt men opbijdetrxploifcatiekostfin der verschillende stalsedsu En dan nog do rentabiliteit! Terwijl de een zich gouden bergen belooft van den ver koop der faecaljën als meststoffen, twjjfelt de ander aan de mogelijkheid, wegens de te groote verdunning der niest. Maar men maakt er immers poudrette van, men dampt het vocht in, of verzamelt <le vaste en vloeibare stoffen a&onderlyk? Bedenkt men wel, dat er VUQT in bot «roote goval dageljjks 27 milUoen liters vocht moet.ingöampfc worden V pat is een ketel vol, die 80 Meter lang, breed en hoog is, en of in heb'tweede geval a&onOeriüg der vaste stoffen inogelyk zal blijken, zouder dat er te veel kostbare meststoffen verloren gaan, is volgens velen zeer twijfelachtig. Tot zoover, ons vluchtig en zooveel mogelyk onpartydig overzicht van den stand der kwestie. Do slotsom is, dat uien wei verre 'van de autoriteiten over hun aarzelen lastig .te vallen, hun integendeel dankbaar moet zijn voor hun bedachtzaam dralen. De verschil lende raadgevers rJiügeaeii hen her- en derwaarts. Be slissen zij zonder voldoend eigen ondeizoek, don besteden zaj ettelijke rnillioenen op onverantwoordeLyke w|jze. 2jj moeten e versclulleiide stelsels in .andere plaatsen in werking -zien, de voor- en nadeelen ei- van wikken en wegen en dan eerst een onpartydig^oordeei vellen. En dit kost tJyd, veel tijd! < Vraagt men uu den schryrer van dit ojbstel naar zya. meening, dan aarzelt hij die geheel uit iki spreken. 2y Ugt veeleer in de laatst voorgaande regeleij opgesloten. Een gewichtig punt moet echter dadelijk eslist.. Men moet voor een alleszins voldoende, onophouddffke door strooming onzer grachten zorgen. De hindedjjke, stel lig ongezonde, hoewel op zich zelf gén besmettelijke ziekten veroorzakende stank onzer grachten et glooten moet ophouden. Daarmede praejudicieere mtn niets omtrent een later in te voeren af voerstelsel van ia»caliën en afval. Ook moet men rekenschap houden mat ds, eigenaardige liggicg onzer stad in de oniniddeljjkfc na bijheid van twee zeeMn, en met' talryke en ruime grtchten. die men niet kan en mag missen. V Een enkel woord nog tot geruststelling. Laat m?n zich geen vrees dosn aanjagen door het machtwooxi bacteriën". Zij beminden zich in ons dageljjksch voed sel $n in onze dranken in ontelbaar aantal. Bij eiken 'ademtocht ademt men ze bn honderden in. W-y kunnen ze met ontgaan. Maai* zj aoen ook volstrekt geen na deel. Integendeel zy z^n .onze grootste weldoensters. Zonder bacteriën geen rotting, en zonder rotting geen overbrenging van al wat wn wegwerpen in een toestand waarin rerwijdering mogelijk is. Slechts in betrekkelyk weinig1 gevallen zyn &y schadelijk en doen zy ziekt e oatstaan, en dan nog alleen onder oen samenloop van meer dan ne omBtonoigheid.. Men meene echter niet» dat de bevordering van reinheid van bodem, lucht, en water geen gebiedende plicht is; datzy verre. Neen, het woord van Pettenkofar is volkomen waar, dat het onderzekere ojnstandigheden om ons leven te doen ia, en dat op het verkrachten van de wetten der hygiëne de d straf staat. .<<?? g O £ L L E. In eene Hliiterstad, BOOB OÜIDA. (FtfffMty.) / ??,0 myn liefste, mgn Kefct«r fluisterde hij, dat was jdkfij maar jqjn arm omvatte haar «a zgn hoofd zonk, tot x|a voorhaoüi op bare knieën rustte. Zij weerde hem niet a£ iq bewoog zich niet en sprak niet, zf gif zich aaa z$De omhelzing over, bleek en zwijgend, en zonderling, 'tot stikkens toe, bewogen, zonder zelve te weten of het toorn of geluk was, Hy hief hot hoofd op, en zijne oogen keken in do hare, tot de hare zyn blik niet langer konden verdragen. «Bemint gij mij?" fluisterde hy haaf toe, terwijl zijn armen haar nog steeds gevangen hadden. Zg zweeg, met den strik van purper fluweel op haar boeaem zag hy hare borst hy'gen; haar blos rees en verdween, zij bleef bleek ais haar wit brocade. Het zou er niet toe doen indien... indien ik al herniade," geide zg. Gij vergeet u «elven.*., laat mij." Maar hy bleef steeds geknield, haar aanziende tot zijn blik haar als een vlam verteerde, toch stond zij niet op, zy die eten zoom van haar kleed door geen minnaar had zien aanraken. Gij bemint mij!" herhaalde hy nog en nog eens, ia «l de wisselende welsprekendheid der ei&«. Zij bee/do onder deze liefkozing, het donkerrood van de loge scheen met haar te duizelen, het gejoel van de menigte beneden accompagneerde als het gemurmel v*4 eea verre .3000» / .t . - j ..-.«, Terwijl hij aan hare veeten knielde raakte zij een oogenblik zijn voorhoofd aan met een gebaar van harts tochtelijke teederheid. liet dient nergens toe," zeide zij. Gij begrijpt niet, gij weet Biet." Ik weet allesu' zeide hij. ' Güweet alles?" '-...' Uw broeder heeft het mij gezegd. En toch?" -r Daar wij elkaar beminnen, is dat niet genoeg?" Zy hijgde naar adem, zy maakte zich los uit 2 ij n arm, ea stond op. Doet u dat dan niet veranderen?" zeide zij, in verwondering, en zag hem aan als door een shrijer en gevoelde zich vermoeid en' verbaasd en verbasterd, zoo als zij niet gemeend had zich ooit te kunnen gevoelen. Veranderen? In hoever veranderen? Behalve dat is des te vrijer ben n mijjne band atm te bieden, dat is alles. O, mijne koningin,'mijn engel! Is liefde niet ge noeg,? Heeft uw leven zonder liefde u zoozeer voldaan, dat gij vneest de liefde alleen tegemoet te zien?" Steeds bleef hij geknield aan hare voeten, en kaste hare handen en haar kleed terwjjl hy sprak; hij keek op naar de bleoke schoonheid van haar gelaat. Zj} trilde alsof eene huivering haar overviel. Bet is dwaasheid, prevelde zij. Het ia beter dat gij weet' dat het nfet zijn kan. Ik zou niet... in armoede kunnen leven/* Het woord deed hem opstaan en awj)gen. Wat had haar aan te bieden, niet waar? Hy beminde haar, dat, was alles. Zfc schikte den ketting om haren hals Iets losser, en kaak naar da lichten in de BOA!. Zy was weer koel en onverschillig ais vroeger. i nÖe hebt u zelf vergeten: het b alles dwaasheid; ge moej; dat begrfjpen: ge hebt m\j overrompeld en my zwak doem zjjn. ~ Haar het is au voorbjf. Geef my masker OH breng mg naar het zgtaig." Neeaf vatte post tegen* de deur, en zag op haar neer; a) d!e verrukking van het verlangen^ al de triomf was ian zyn gelaat verdwenen; de bleekheid en bet lijden tan een groots* hartstocht waren alleen overgebleven; hy had wel geweten d*t ztf van do dingen der wereld hield, maar hQ had' gedacht dat «9 hem boven dew> zou beminaau Do illusie was geweken. Hy zag nu deze schoone vrouw aan, in de schaduw [glanzend in haar leBSnkleed, en slechts door eene groote krachtsinspanning ?Jaagde hy er in de bitterheid n ruwheid te onderdrukleen, die op den boden van. iedewn kEachtigen barts* «Een oogenblik nog," zeide h^j, toen zjjj een stap naar de deur 'deed. Kunt ge zeggen dat ge my niet bemint ?" Zo wistelde van kleur. «Wat doet het er toe? Geef mg mgn masker," Knut ge zeggen dat ge mg niet bemint?" Zfj weiSddfi, zlg wflde lv*ggn en kon «Dat heb ik niet gezegd/* mompelde zq. ^Misschien als alles anders was; maar zoo ais !iet is, komt bet er niet op aan." Deze balie foAfonten?* was* voldoende, zq gaf het recht tot een hartstochtelijk ameeken; met al 4e welsprekend heid die hem en z$ne taal eigen i», stortte hjj voor haar al de overreding, al de gebeden der liefde uit; iedere zoete naam die zgne taai opleverde, klonk in bare ooren; hy Bchilderde de caUgheid eener beantwoorde lief de met een vuur en een kracht die haar deed truien en huive ren; hy verweet haar hare grillen, hare koelheid, hare zelfzucht, tot zyne woorden haar wondden als scherpe geesel>lagen ; h\j drong bij haar aan iu den naam der liefde, waarmede liij haar bemmde, tot de liefelijke zoetheid zijner woorden al hare Tinnen batooverde en haar bedwelmd deed zwijgen. Hij knielde voor hare voeten en hield hare handen in de z^jne. Zijt gij met uw leven tevreden?" zeide hij ten laatste. Kan grootheid, hoedanig ook, zonder liefde eene vrouw bevredigen? Kan eenige rang of macht of bezit haar gelukkig maken zonder liefde? Zeg dat ik arm ben, dat tot mij te komen u zou maken wat gij arm noemt; is rijkdom dan zulk een groot belang, wanneer hefc vergeleken wordt met de onmetelijke kracht der liefde? Is niet de werkeiijkd vreugde van het leven iets dat men voor geld niet koopen kan? Geliefde! Als gemeen liefde voor mij gevoeldet, zou ik de ijdelste dwaas zijn indien ik bij u aanhield, maar nu het zoo is, nu de wereld u vermoeit, de zamenleving u afmat, man nen en vrouwen u vervelen, de vleierij u walgt, &1 het kostbare voor u niets meer dan aUedaagsch is, het koo pen van al het fraais voor u, als speelgoed voor een kind, door gewoonte zijn aantrekkelijkheid verloren heeft, züjju al die dingen u nu van zooveel gewicht, dat gij my er voor weg wilt zenden? Is niet een uur van wederzydache liefde allee waard wat de wereld geven kan?" Zijne armen hielden haai* teeder omvat, hy trok haar dichter tot hem, tot zijn hoofd op hare borst rustte en hij het stortuig hijgen van haren boeaem gevoelde. Ge* durende een oogenblik van- half onbewuste zwakheid stootte zy hem niet af, en list zich meeslepen door de betoovering van ayn machtige liefde. Hy deed haar aan als nooit iets of iemand had kunnen doen, een gansehe onbekende wereld opende zich voor haar met zijne aanraking en zyn blik ; zij beminde hem, en eene seconde vergat zy al het overige. Maar zelfs in dien tijd, in het kortstondig vergeten, waaraan zy had toegegeven, dacht zy er eel& geen oogenblik aan, toe te staan wat hy gevraagd had. De kalmte en «trots in haar waren geschokt, z$ was in haar eigen oog vernederd, B$ begon na beschaamd te z$n over de bedwelming waaraan zij zich niet had onttrokken, en trachtte te vergeefs hare onverschilligheid te heroveren. Huiverend trok zij den domino om de ficaou4evs en wikkelde ska er dichter in. G? moet mij haten, of vergeten," zeidtfzg bevend, trachtende hem het masker te ontnemen. G$ weet .dat het niet zyn kan» Ik zou niet» in armoede kunnen leven. Misschien hebt gy gelyk. Al die dingen <4ja ge woonte, dwaasheden, eigenliefde nussohiea. Maar wat het is, en eooals ik ben, zou ik niet zonder deze kunnen leven." Hy deed een stap achteruit, hu verbleekte. Is dit uw laatste woord. Madame?" Ja, -wat anders «ou ik nog te zeggen hebben? Toch, geen ander," haro stem werd onvast, ,geen ander man zal ooit iets voor mjj zjjn; kan u dat be vredigen? Maar meer is onmogelijk." H| maakte eea Bw^gende buiging en gaf haar het masker. durfde alet meer naar ijja gelaat opzien. Worde / » /Jfe li*t-W, ll / .. - *. -J- ,i, .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl