De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1877 16 december pagina 1

16 december 1877 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

17" * l r.JHT Jf-f* *"?>* ' ' " ' ' ' ' ' ' ; ..''V t-rro-l i."*. '.«"«u ? -w tf«?^ » '-?--^?i-f~ «?««3-5: j-?--.- -Jij U-V .4JS1' ?P^ *ÏSv 'üffi K5E-3 ^Aea cf Acraitd en ae» 't V, «Uer doet sleh hecrüj 'Zij dfe tla'Kftiiciint-jdc Kroon,dracht van Eorope iekope. iijv! i'ii 1=^'.' * i ?*> ifei ^ _£9"-v> :-*.-*'j £#3 rffi iraifc.^ JS-?- rfC2T-!t£. SU voor Handel, Industrie en ?*>r; ?wUITGEVERS, ELLZRMAN, HARMS & C°. Kantoort *Rokln 3« 16 December Verschijnt lederen Zondagochtend. Abonnementspryi per S/m. 00 Ct§. Afit. Xnmmers 6 tt» Adrertentiën 10 Cents per regel. l r. BERICHT AAN' ONZE LEZERS. De toenemende belangstelling waarin ons blad zich mag verheugen, stejt ons in staat bij een.uitbrei ding van ons redactie-personeel, met Januari 1878 in aanmerkelijk vergroot formaat te .verschijnen. 33e abonnementsprijs blijf t: dfoter dezelfde. ? DB UITGEVERS. Mijnheer de Redacteur. / In mijn vorigen brief, dien ik u schreef, heb ik wel een toontje te hoog aangeslagen. Toen sprak ik, gelijk het gij u wellicht zult herinneren, over de wachtkamer voor publiek, dat de Raadsvergaderingen wenscht bij te wonen, en noemde haar een ellendig hok. Ik vraag nederig verschooning, mijnheer de Redacteur, vóór die boofco woorden, 't Is waar, die kamer is ledig, vies, somber, maar in het land der blinden is noog koning, zegt het spreekwoord, en de majesteit van dit armzalig plekje springt u aanotonds in 't oog, als ge zoo vrij zijt de andere localen op ons Raadhuis, die voor wachtkamers doorgaan, eens te bezoeken; b. v. die voor aangifte van geboorte of sterfte. Misschien zijt ge wel eens in de Prinsenhofsteeg de trap opgeklommen, die naar een donkere opperzale leidt; wellicht heeft op een regenaehttoen dag, als de treden bijzonder glibberig zijn, uw neus Kennis gemaakt met dat gedeelte, wat slechts voor uw zolen bestemd is, want zij kan gevaarlijk zijn! Nu ik onder stel, dat gij een van de duizenden zijt, die in den loop yan een enkel jaar dien weg betreden, en wat aanscbouwdet gij daar? Een smerigen vloer, de beneden helft dei* waaden be streken met een gra n w-grijze kleurstof, waarvan ge wee wordt, als ge er een poosje naar kijkt, langs de muren eenige vuile banken.... Reis de beschaafde wereld rond,. mijnneer de Redacteur, en i^ zou een weddingschap met u durven aangaan, dat go nergens een wachtkamer zutt aantreffen, die er zoo onoogelijk, zoo afschuwelijk uitziet. »0p deze plaats verschijnen in den loop vaneen geheel jaar bijna vijftig duizend, zegge 50.000: Amsterdammers. De hoogste en laagste rangen en stan den moeten daar 'aan de deuren van den Burgerlijken Stdrid" komen aankloppen. De zaak' treft u te meer, als ge bedenkt, dat ge u bevindt in- een vernieuwd gedeelte van 't gebouw. Wat, men hier ontwaart, is dus de laatste smaak op di.t gebied. I)e bouwmeester of ontwerper schijnt er.zich op toegelégd te hebben, op de meest eenvoudige wijs de spreuk te illustreeren: naakt zyt go in de wereld gekomen, 'en naakt zult ge er weder uitgaan;" en de conciërge, indien er althans iemand bestaat, die belast ia met de zorg voor de reinheid , van dit apartement, toont. ten. diepsten doordrongen te zijn van de overtuiging, dat de gelukkige vaders, die de trap opijlen, téblij, en de' treurende bloed verwanten te droevig zijn, om te zien wat er om-hen heen valt te waarnemen. ; En als ge nu nog iust mocht bezitten, verder u op de hoogte te stellen, hoe de munieipaliteit der hoofdstad haar taak opvat, om op harer waardige wijs het pub'iek te recipieëren, wendt u dan naar de wachtkamer van do trouwzaal 3de klasse. Twee woonkamers, vroeger door een porto brisée gescheiden, hebben slechts deze verandering ondergaan, dat ^men ze heeft leeg gedragen, de deuren er^ittgolicht en' met» de grauwete kleur de liger, laat ik het eenige juiste woord gebruiken, geen walgelijker proza denkbaar, dan wat hier uit alles tot u spreekt, 't Is waar, hier komen slechts lieden uit den mindejen stand, die niets betalen kunnen. Zij heb beu geen pretenties en klagen er niet over, zelfs niet, als zij in de koude prang moeten wachten, wanneer de kamers te vol zyn. Van deze zijde de zaak beschouwd, mag men tevreden zijn. Doch hier valt meer te beden ken. De trotsche koopstad opent haar Huis voor deze zijne burgers in een van de meest poëtische oogenblikken huns levens. Zij hebben zich uitgedost in hun sier lijkst gewaad, dat zij voor hun zuur verdiende penninen huurden of kochten, het is voor hen de dag der agen, en zij worden ontvangen met een nonchalance, als begreep men niets van hun stemmin'g, ze mogen een wijl wachten in -een locaal, sprekend gelijkend op een dorpskroeg, waar men de komst van den notaris verbeidt om net contract te teekenen. Het mag ons dan ook niet verwonderen, dat velen ietwat ongeduldig de kamer of gang verlaten om troost te zoeken in de drank winkels van de Prinsenhofsteeg. Maar de trouwzaal zelf is beter ingericht, zal men zeg gen. Ik verheug my daarover, doch ik meen niet te veel te eischen, wanneer ik vraag, niet dat de stad haar rijkdom, macht en waardigheid op gepaste wijze zal uitdrukken in elke harer handelingen, dit zou te veel. gevergd zyn, r- maar dat zy ten minste toone eenig begrip te hebben, van hetgeen zij, zoo niet aan het schoonheids-gevoel, althans aan het meest beschei den zindelijks-gevoel zijner armste burgers verschul digd is.; ' ? ' : . Reeds den v.origen keer, schreef ik, dat ik den Raadsle den de weelde niet benijdde, waarin ze. baden. Thans mynheer de Red. wil ik'dat woord toelichten/Die weelde .is .al zeer pover. Als ik, en,ik geloof ieder Amsterdam mer, die hart voor zijn sta^ bezit, van die verzameling gebouwen, die thans ons Raadhuis heet, den blik aftrek en hem vestig op het Paleis op. den Dam, dan, is 't my, als» kan ik een gevoel van vernedering niet van mij afweren. Ik zie den ouden poorter, fier op den roem zijner veste de deur daar binnen gaan, en een genoeglijk glimlachje dwaalt langs zijn lippen, als hy in dit trotsche. gebouw gekomen, de weelde, en kunst aanschouwt, 'die 'het zinnebeeld zyn van, de voorrechten van zyn pporterschap. Want dit'Raadhuis is mede >^n huis. Daar is de stad met de'keizefskró'oh; daar gevoelt hijj dat de machtige, waartoe hij behoort, den eerbied en de be wondering vAn. vriend en vijand afdwingt. . , Die gelukkige .poorter der 17de eeuw! .Wy zonen der 19dc scharrelen door allerlei nauwe steegjes/ langs beslikte trappen, om ellendige kamertjes- binnen tésluipen,* waarin niets aan de weelde van het heden herinnert, dan eenige geërfde schutterstukken en por tretten van regenten uit den voortijd, die in hon ichilderachtig gewaad ons uitlachen om onze armoe. En toch zóó arm zijn wij niet. We zyn wei achteruitgegaan, maar als die zelfde poorters'.nogeens een wandeling konden maken langs de grach ten, die zif, tot bewondering yau de geheele beschaafde wereli', met hun .huizen'als paleizen hebben beplnfct, zLuiaieruuiiJsuiiu uur^ei» ueereu, j. im^cu, cu Atci^ctB. *-tv hebben hun erfgoed trouw bewaakt en bewaard. Maar wat zij schier vergeten schijnen te zijn, 't is de roem hunner stad. De glorie der gemeenschap straalt niet meer, of al zeer dof. Het gevoel van eigenwaarde is verzwakt, de eerzucht tegenover de buitenwereld geknakt. De deur door welke weleer de poorter binnenstapte, schijnt zijn naneef hoog en breed genoeg voor een Koningspoort en de oude recht- en raadzalen acht deze vroolijk genoeg, om tot salons voor zijn vorst te dienen. Wat is de tijd veranderd! Men verhaalt, dat de Heeren Burgemeesteren, toen de Prins-Stadhouder voor 't eerst het Raadhuis met een bezoek vereerde, op zijn vraag hoeveel heeft dit gebouw gekost?" slechts antwoordde Sire, 't id betaald'." Misschien zijn die woorden niet historisch, doch zij kenschetsen den t' d. En thnus wan neer wij Zijne Majesteit onzen Koning" door de enge deur zien binnentreden, vraagt hij niets en zeggen de JJurgemeesteren ook niet?, maar 't is alsof «lies zwijgend ver kondigt: Sire we zouden 't wel veranderen willen, maar we kunnen het nid betalen. Doch w/j is hier eigenlyk 't woord niet. De natie kan het niet betalen. Zij heeft te voorzien in de behoefte aan een koninklijk paleis in de hoofdstad des Rijks, ^op dat Z. M. hier vertoevende, een zijner en harer waardig verblijf vinde. Ongetwijfeld zou Amstenlam zelf gaarne zich opofferingen getroosten, om aan dezen eisch te gemoet te komen, doch van haar alleen kan dit niet'gevorderd worden. OndertuRschen heeft ons Stadsbestuurjietwelk zeer goed weet, dat .Amsterdam zich vernederd gevoelt, zoolang het zijn oud Raadhuis niet .weder betrokken heeft, een anderen plicht te vervullen. Die toekomst moet voorbe reid worden. En het schijnt mii toe, dat de dagen gun stig . zijn daaraan te deuken. Lven als wüto lang ver zuimd hebben een bepaald plan vast te stellen voor den aanleg van de nieuwe stad en we nu reeds zuchten ónder de wanorde, welke dientengevolge gesticht i.«, loopen w.y gevaar met de hervormingen, die in do oude stad moeten ' plaats grijpen, in 't zelfde euvel te vervallen. ; ? . ? ... .Dat het Paleis weder Raadhuis zal worden, is een deel 'van 'dit plan i De universiteit, de bibliotheek, de oprichting, van musea, de verplaatsing der korenbeurs, de verbetering der koopmansbeurs en zooveel meer ver bouwingen van dien aard, dienen niet ieder op zichzelf behandeld te worden,;maar het is noodig, vóór men tot het ten uitvoer brengen dezer.veranderingen overgaat, ziph de ' vraag téstellen, 'welke geb'ouwen ziïlién ont ruimd en welke kunnen voor andere doeleinden gebruikt worden. Is men eenmaal «er van overtuigd, dat de tyd nadert, waarop het Paieis op den Dam weer Stadhuis worden, dan dient men, met het oog op de vele

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl