De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 19 januari pagina 1

19 januari 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

£Ut~£ iederen Zondagochtend. ELLERMAN, HARMS & (X Kantoor: Rokin 2. ZOND AO 19 JANUARI. 4fand rU]ke Nummers Acn u teiitieu per regel INHOUD. Prins Hendrik. Gedicht van H. Th. Boeleu. Staatkundig overzicht. Feuilleton. Gemeentezaken. Kunst. Letterkunde. Mijn overbuur, door A. . . .t. De Politechnisóhe school. Onze harddraverijen. Statistische en Inöustriëele mededeeliagen. Allerlei. Handelsoverzicht der week. Overzicht van de Efffectenmwkt. - Cnrgalyaton. Burgerlijke Stand". Publieke Vermakelijkheden.' liuur zijnde woningen. Advertentïn. HENDRIK. Wanneer ooit gebleken is hoezeer het nederlaudsche volk gehecht is aan de leden van het Huis van Oranje, indien zij uitmunten door een zedeïiik leven, belangstelling in den waarachtigeii bloei van liet land, en zij zich in woord en daad waardige afstammelingen van den j grooten Zwijger betoonen, dan -voorzeker' was dat deze week het geval. Te midden der toebereidselen tot het feest verscheen de doodtijding van Prins Hendrik, en zelfs zij, die stoffelijk nadeel moesten lijden. door het afstellen van de blijde inkomst".. aij vergaten voor een oogenblik hun eigen, be lang onder het gevoel dat Nederland een zijner beste burgers, de natie een voortreffelijk voor ganger, het vorstenhuis een zjjner edelste leden verloren had. Sleetós n stem ging er in Nederland op, slechts n gevoel vernieestérde allen. Niet liet gevoel van-teleurstelling omdat het sparren hout, en de lampions, waar zij reeds waren aangebracht, weer zouden afgenomen worden. Neen, een gevoel van leedwezen, omdat hij is heengegaan, over wien -geheel het volk met warmte sprak als het Oranje noemde. . f ^Hoeveel brommende - tonen, waarop hartsr. toch'elyke prozaschrijvers naijverig waren, lukten de poëteöniet aan hun speeltuig ont lokt om vorsten te verheerlijken, hun nage dachtenis te huldigen? Menigmaal scheen het .alsof dichters en schrijvers de slachtoffers waren Van een aan wanhoop grenaendo moedeloosheid, die hen zelf spoedig naar het graf zou sle pen, dikke tranen dropen van de snaren hunner eombere luit. Men-"herinnert zich wel licht Eilderdijks lijkgedachtenis aan Z. D. H. Prins Willem George Frederik. Klink treurig, klink, met floers omhangen, Den toon des weemoeds, o mijn luit! Ruk, ruk de tranen op de wangen Die in ons oog verstijfd,als vastgeketend hangen! Maak los de zuchten dieons prangen, En stort ze d'engen boezem uit! O dwing ons, doe ons tranen sproeien: Greef lucht aan't nokkend hart dat in zijn rouw (' ? verstikt! Gelukkig waar zy-mogen vloeien! Heur stroom verlicht het hart, ontlast liet, en verkwikt. Wy-missan ze en lieur troost: wy hebben zucht noch klachten In 't nijpen van dit wee te baat. Déd;erbre Frediïkvïel! - toekomstige geslachten, Gevoelt Jiet, gj, wier stem verdienste beeft te wachten! Gevoelt het, welk een slagons onvertroostbaar laat! De dierbre Frêdrik-viel! -^ O oog^n kunt gy Schreien, Zoo weent! weent louter bloed! dat bloed is wel besteed, liet -was in het jaar 1799 dat Bilderdijk zoo zong, en' dat verklaart veel. Zij echter, die in onzen tijd aandrift gevoe len bij het graf van een vorstelijk persoon te zingen of de stemming willen uitdrukken waarin de natie verkeert, als een hooggewaar deerd lid van ons koninklijk Huis is bezweken, zullen, al is De Genestet's gebed om natuur en waarheid nog niet geheel vervuld, hun luit iets minder zwaar moeten omfloersen. Niet om dat het gevoel voor 't goede en schoone zwak ker zou. spreken bij de kinderen van ouzea tijd neen, juist, het tegendeel. Men heeft het waarlijk goede te lief, dan dat het door den valschen glans van woordenpraal zijn waarachtige schoonheid zou mogen verliezen, en men weet, dat daar alleen het gevoel op-^. recht is, waar het zijn eigen taal spreekt, eeji taal, volkomen in overeenstemming met zijn diepte en innigheid. . Voorzeker, ook in deze dagen is voor menig een die eenvoudige waarheid duister. Zelfs dagbladen, waarin de stem -des volks moest weerklinken, vergeten haar.... en een dichter zong al reede: Hoor't snikken van datvolk,te vroeg verweeuwde Vrouwe, Hoor 't snikken van 0i/n volk, o, 6r# begrijpt waarom; De toon der ware smart, der diepst gevoelde rouwe Uit zich in tcoorden niet?de ware smart is stom! jehalve .natuurlijk bij den poëet. Prins Hendrik was een-man,, over wien men tan spreken zonder overdrijving. Dat is bij rorstelijke personen geen regel zonder uitjonderingen. Alle opgeschroefdheid zou in strijd zijn met een hulde aan de nagedachtenis van hem, die de eenvoud zelf was. Prins Hendrik behoeft het oordeel van zijn volk niet te vreezen en daarom is het gelukkig ook niet noodig dat dichters hem onder lauweren Degraven, opdat men hem niet al te duidelijk meer zou kunnen herkennen. Hij mocht gezien worden. Hij kan den toets doorstaan als prins, als menseli. En waar hij verscheen aanschouwde men meer den|vrïendelijken broeder, dan den vorsteijken zoon uit een koningsgeslacht. Juist dat hij zoo weinig Prins was in de aristocra tische beteekenis van het woord, deed hem de harten veroveren. Prins Hendrik komt!" dat klonk zoo echt gezellig, want als de voor naamste der burgere zat hij voor in de verga dering, nam plaats aan den disch en sprak op gullen toon-, zoodat men vergat Zijn Konink lijke Hoogheid", maar getroffen werd door zijn burgerlijke grootheid. En dat was geen kunst matige vriendschappelijkheid, geen politieke berekening schuilde achter deze welwillende gemeenzaamheid. Ze was hem van nature eigen, de Prins bevond zich gaarne in zulk een ge zelschap, menigmaal was het duidelijk, dat hij slechts noode opstond om uit een aangeuamen kring te vertrekken. EEN VEBHAiL VAN "V. X£l I . K (Vervolg.) Toch kroop de dag s langzaam voorbij, hoe ijverig ik 10.15 s bezig hield! Ik kon het bleske gezichtje en de droevige oogen niei vergoten, die na zoo weemoedig op de zee JuÜVouw Heino was blijkbaar bevreesd dal ik aan- 01 opmerkingen zou maken over de Het zou in 't mmst niet e<_n j ruis kn ilyk te duiden zija ge^ee^t \\ jnLtxi hjj g*1! jl /oo vele andere vorstelijke \ i onpn -vooral .voornaamheid; behaht, in zijn hoosfe po i in de toewijding aan het ^pen dit hij diende gezocht had. Admiraal van Slind ^loot souden de h langen der oorlog minne hen als 'teeac hei lige voor oogen hel ben kunmn stdiu Vooi zulk een eenzijdige opiattinj? vin zijn t tak behoedde hem-zijn geaaidheid Ook in dit op zicht, was hij volkomen Nedeilande Niemand zal de diensten ontkennen die de ov^a ledene aan 'slands vloot bewezen heeft, men \\ee* dat hij een uitmuntend zeeman en degelijk bevelhebber was. Zijn deugden ils> zoodanig worden niet -weinig geroemd Miai pnii Hfndrik begreep dat de nederland^chf* natie even min als van het legei, vin dt \loot In/u hoogste heil verwacht. De bp^cheidtn pUats di°wJ] onder de europeesche volkeien innemen, maakt het zelfs 'een oran]e\oist wien de gloiieiijki, geschiedenis zijner \oozvideien mi/ eeibied \ei vult, tot plicht, op andere \ujs ?yn vo'k te dienen, en op de ontwikkeling-landemifcerieelt! velvaart des lands m de eeiste plaa+t*zjn aan dacht te vestigen. Prins Hendrik wa= ge" i mhtan, m vu \ls de zonen zijner natie mei lust (U liefde vooi handel, scheepvaart en mjieiheicïbehield Al leen óp .een beteie uijs als de meeste zimei landgenooten. Want hef- ontbrak hem mmdm dan vele onzer medpbmgers, die even als hij het was, met voi stehjke kap talen gezegend ziju, aan ondernemingsgeest, aan menschen en vaderlandsliefde Als de bankiers hun kvpitalen niet beschik baar stelden, de giootc handelshuizen achteibleven met hun medeweikmg, Wid er bij den prinselijken b u gei aangeklopt, en men weet het, niet te \oigcefs Bi<n waaiboigde hij kapitaal, daai nam hj een belangiiik ge tal'aandeélen-, steeds was men ?eka v m zijn stoifelijken en zedehjken steun "We behoeven geen feiten ie noemen, ze zijn bekend. Natuurlijk zou ook deze loyale zoon uit 't oude huis van Oranje-Nassau zijn bloed veil gehad hebben voor de verdediging onzer rechten en vrijheden Doch bij allen eeibied dien wij voor zulke toewijding ei dippeihei hebben, wij mogen met ontkennen dat zij bijni een algemeen menschelijke eigenschip zijn Daar zijn hoogei zaken dm knj^rotm en militaire deugd. Als de ooilog^tiompet gebl zen wordt, vaart moed en doodsverachting in de meeste harten. Maar geheel iets anders is de beoefening dier stille deugden, waarvan men er velen kan verwaarloozen, zonder dat de buitenwereld er over spreekt Van meer gewicht voor individu en voïk is de belangstelling- in, de toewijding van alles wat schoon en goed en grootsch moet heeten, een toewijding die gaarne gelden ovei heeft om in 't, verborgen wel te doen, en in 't openbaar tot prikkeling van tragen, bekrompenen en geldgierigen schatten toe te staan en uit te leenen. "Waar wij dit bij Vorsten zien mogen wij van de hoogste vaderlandsliefde spreken. Deze was het sieraad van den over leden prins. Hij wilde den burgers brood verschaf fen en zijn vaderland roem. Deze admiraal had waarlijk Hollands driekleur lief. Hij dacht meeaan '"t rood, wit en blauw dan aan den Oranje wimpel. Waardeeersten boven de golven zwier den, vroeg hij om de laatsten niet. Xeêrlands genoeg, dat moet ik bekennen. Ik zag de jonge dame nooit anders dan aan tafel. Nooit ging zij uit wandelen of rijden, nooit nam zij een bock in de hand; zij staarde niet haar drqomerige oogen maar onafgebroken naar de vaak.onstuimige zee. Hoe lang kan dat zoo voortgaan?" dacht ik. Hoe lang zal zij dat uithouden? Wat is het geheim waaronder zïj bezwijken zal?" Nooit hoorde ik haar naam noemen; allen noemden haar meesteres"; brieven of bezoeken ontving zij nooit. Kens toen ik er ongeveer xes we ken geweest was, kwam advokaat Engelmann ; hij had met juffrouw Hein e -een onderhoud, dat slechts eenige minuten duurde; allo reke ningen werden aan haar adres gezondent. De rust, het vroeg opstaan en de frlsselie iLschtdeden mij bijzonder veel goed. Ik voelde mij de jonge dame. Toen ik dat niet opzet naliet, tevreden, en mijn hart was vol goede gedachseliecus ik haar hart stormenderhand te ver- ten. Mijn vurig verlangen was om ee'nig goed vooiipoed Wo yi|n de gioote id n l d eerbied v s f,loj kipitah-ittn -\ in onze handelssteden zich ah een ^etiouw Ipgei om dezen oppeibe\elhebbei had den geschaai l en hem w wen £>e\olgd bezield met gelijken geest, zou' op de wereldzee en wereldmarkt ons vaderland zijn onden naam op nieuw herwonnen hebben. Was liet wonder da,t het Nederlandsche volk den prins hoogachtte, die zijn beeld was, dat de natie hem begreep omdat hij haar verstond op een wijs zooals weinig vorsten hun volk kennen, en met hun volk sympathiseeren? Men zou vooral in onzen tijd kunnen vragen of op een meei bescheiden plaats m de sch duw van-den troon te staan, niet begeerlijker voorrecht is, dan di«n verheven zetel zelf in nemen. Zooveel is zeker, getuige Albert, ;he prince-consort, en onze Prins Hendrik, de nvloed dien men van daar uitoefent is dikwijls niet mmdei groot, din van hen m ^viei han den de scepter gelegd is. Wie op den troon zit is niet zoo vrij in zijn bewegingen, als de vor tehjke ondeidtan, die mec,i recht treeks met de natie en het gekroonde hoofd in aan raking komt Winneu. \uj hitiop letten is de dood van Pin-i Elfïidi V e^n zeei z\\ lai veik^ Lu d natie n Willem de derde zal z\jn afsterven j ^1C mon5 en van huie betieuien Nu.t alleen d^t hrj bij vol! zeei hoog stond ain^esch*ie\en om zijn maat&cluppelïjke deugden n en beschouwde :iem te\ens ah een dei steugb est unsclö^an; dentioon gtusbchen voi ten volk btiandc en met beiden innig verbonden vormde een schakel, die moeilijk gemist schiint te kunnen worden. In .donkere tijden, als het voor Z. M. zwaar moest \illm te besh^en, lekende men ep de voorzichtige wysheid die den broeder voor lichtte, op de trouw van een nobel hart, waai tan eiken \oibt de hoogte beho ft? heeft Op dit oo^uibhk Aeibe'-t het Huis \in Oianje hem nift minder dan htt T elk c at dit Hm ,n htt hot id nen^cht tt <;icn Men weet het, j vcilioogde h j ici dubbelde dori ixjn pti -onlijkt, hoedamghedei) het picstigf van dit groots ge"l\ ht in de ocgen dei onaeidanen Het zui (n^ niet pas&cu m t biesde uit te ^i lui o^ei de etnhacht (.ndn de 'NOis'elijke famili*1 Ui J^ algemeen bel end de dogheden bebben er reeds herhaaldeL.jk han afkeuring o\ci ui go piokcn, dat de Pims \0ïi OiaBje zich sinds ^ele ]aren m het butenltnd )eundt 7i(h 111 'tra'msfcniPtbeko] imeiendeovei' linds ,! en I>j de huwelyksplechti^heden te Aiol!», kon, ,eTi bij den voorgenomen int>chfc te Amsterdam zou ook des konings hooggeachte tweede zooif niet tegenwoordig zijn. De oorzaken van zulk een verwijdering heb ben wij niet te beoordeelen. Doch bij. de afwe zigheid van. l-eide prinsen, wachtte Arasterdai en 's Hage met dubbel verlangen naar ee verschijning van Z. M. in gezelschap van zijn prinselijken broeder, opdat het de overtuiging .zou beko jen, dat Neerlands Koning niet een zaam zijn weg behcefde te wandelen. - De prini met zijn gade, het klonk zoo aan genaam, zou werkelijk Z. M. vergezellen. He laas het zal niet alzoo geschieden. In plaats van TIen rht die T tu Sofia, van Wmtemberg Dnipei duizenden gullen dit sombeie srboittSi staien, en hondeid luizeneen Nedpilind len in ^edacMe mptgai,!! OLI den e er1 dnk te begia\ui 't Zal stil zijn tus^chen DolKit en S m 't land \\ m de oiaijeui ui Mnd diic 't symbool i^ pene ^>t \ \i viijhti l e t symbool (In ecnhc d -vai \oi t <n volk i? gade; De hindt-1 ?il cp dien d-)^ 7y i tempel-. sluiten, de driekleur zal ter halver stok nederhangen, de klokken zullen luiden en het- gehpele Nedeihnd hèloll d duemcn aan d n louw Met het ( og op dt. i £,iafkf>ld<_i r^yes tigd, w aiït roo^ttl iu»-t ('it ]jet ah \nlk dieibaai i /il het bekorameid Magen, hoe l hebben tvi] 111 d^/pn lims \ iloi^ïi en als bet dt-ii ^ o st aan ehoJ^t z il hei ^pieVen zijt %\el cenza\n Kou u^1 Prins Hendrik. regels ter herdenking. Hij is i nt h oog nlcïn 111 ou« r zich zelf had en zijn .vorst as herstel Tin mensclthjl OL or voor eiken J aster sloot, Die liefdp «choiilïdoor outmtn n De doodsmaii werd ttlom met «roiit tcjjoref Hiai ons trof zij in 't tart, OBS l\<,d il n Ie Want o «ij k natu iiem t Fier zircca: d n)j Z» ^eiK/niu zoo tolhiiïid m liet £,jed(,l Slaif T w de plichten die hij aslf zich stelde. Ea unratr u ht doei 7 e nnr i ^clidi dj l De valsch /ueht tot eer of tot vermaak Mmr dra. De blti ki Ie midk DR ke end \an /üjn |eugd tot tin het g if hl> ne in pen smttloos Ui n i na dn, kie ne hühties, die a di I i dui den s naiXians \ n LH troo ,]L\ lisd Hea m hm t nduv o Spietkt vii \in hem i^eij Zoo min zot Hij «auhjk \ AflQ 't hof en Blijft hij de goede Pn zo« me»- \itn*chea dat in o( c zil woid n in het levun beminu» /o» s;<lefdi or4 \erhi,y u bjvtn UI cis in dt, sltüp a n eli en hmd ^001 31 H TH ooi ; 7inE; ven Tennsins l pnak op prus Albert Dcdicütion \ ui de JdilU oi ti \ina Staatkundig Overzicht. De Franschs Kamers zijn bijeen gekodipn en. hebben haar voorzitters gekozen. In den Se naat, waar de republikeinsche partij thans d* overhand heeft, moest Autlïffret Pa-qu'er sla zoodanig aftreden. Op een herkiexiug raocLt men niet reïenea De meerderheid zou nattuulijk aan iemand van haar richting' deze; }'e . z hitterenden intocht in de hoofdstad, .zal langrijken post opdragen. Twee personen de doodensta l een uitvaart te aanschouwen ge ven. De vorst, die met "een van vreugde blinkend gelaat zijn jonge ega ons sou voorstellen zal, het grijze hoofd gebogen, zijnbeminden broeder vol gen om diens lijkkist te zien nederzetten naast gen om den zetel, Martel en Jules beiden gewezen ministers. De keus viel-op den eerste. Ofschoon de richting der beide heeren tamelijk wel dezelfde is, toch mocht mea aan de verkiezing van Martel een bijtranen,-terwijl zij die woorden zeide. Het was de allereerste maal dat zij uit eigen beweging over die jonge dame sprak, en terstond greep ik de gelegenheid aan. Gaarne zou ik mijn gezondheid en kracht haar deelen," zei ik, want als zij deze Bijua schrikverwekkend klonken in dat eenaanio, stille huis de. eerste tonen van de piano. Ik speelde de vroolijkste walsjes, de op-wekkemlste dansmuziek, maar noch dit, noch mijn weemoedige liederen konden het. jonge meisje te kunnen doen .ngen was om eenig gi aan het bleeke ongelukkige schepseltje, dab onvermijdelijk verkwijnen zou, indien zij bleef voortleven gelijk zij tot lieden toe gedaan had. Eens op een neerlifkwi mor gen, had ik langs het strand gewandeld: de lucht was zoo frisch, betseegezicht zoo schoon en alles weelderig en gemakkelijk ingericht j eentonig dinéen daarbij in den spiegel keek, en do oude knecht bediende aan tafel. Tot werd ik onwillekeurig getroffen, door mijn levenswijs nog langer voortzet, dan is zij ver loren. In den volsten zin van het woord, plaagt zij zich zelve dood. Zoudt gij dat denken ?" vroeg de arme vrouw. Maar vrat zullen wij er tegen doen? t Is haar eigen' keus, d&f zij leeft gelijk sij nu al .zoolang gedaan heeft. Niemand kan er haar van afbrengen; waarlijk, ik heb alles gedaan wat ik 'kan, en toch heeft het niets geholpen." Ik wilde in haar eigen Lelang dat ik wo meer van haar wist," zei ik: dan zou ik mis schien kans zien om haar te helpen." Ik zou u zoo gaarne alles willen vertellen," zei de oude vrouw, haar hand op mijn arm : Biag niet! Toen wij ons huis verlieten, liet zij ons zweren, dat wij nooit haar geheim verraden, nooit haar naam noe men zouden, of zeggen wie zij eigenlijk is. Ik heb dien eed gedaan, Juffrouw, en ik mag hem niet breken, maar als gij haar vertrouwen wist te winnen, en zij u haar^geschiedenis zelve vertelde, zou 't zoo goed voor haar zijn." Ik zal beproeven wat ik doen kan," zei ik. Ik kan de gedachle. 'nieb verdragen dat zij den heélcn dag niets dan dat eentonige, zw jleefdheid vereiacht, werd-er gedurende het maal Biet gesproken. Ik had mij voorgenomen om kalm toe te zien en alles aan den tijd over te laten. Zoo gingen do dagen voorbij, treurig «O, jirffroirw Linden, wat, gaf ik niet, als mijn arme meesteres, er eens zoo vroolijk en bloeiend uitzag als u!" riep zij uit. De oogen der goede vrouw vulden zich met geilde -water ziet." Ik beslcot om dienzelfden avond een eerste poging te wagen. Na het middagmaal stond zij op, om als gewoonlijk naar haar kamer te gaan. Zeker," antwoordde aij met een flauw glim lachje, wat verlangt gij?'1 Wilt ge beloven dat ge het doen zult?" Het ligt in uw macht," zei ik. Nu goed, ik beloof het," sprak zij op onverschilligen toon, wat is het?" '?Ik heb een lied gestudeerd, dat u zeker be vallen zal; zoudt gij zoo vriendelijk willen zijn om een uurtje met mij naar de huiskamer te gaan, dan zal ik het voor u zingen?" Zij ontstelde .en zocht blijkbaar naar een voorwendsel om zich te verontschuldigen. Och', weiger liet mij niet," sprak ik dringend, ik heb er mij zoo op verheugd." s,Als gij het zoozeer wenschfc, zal. ik u piet teleurstellen, maar ik verzeker u, Juffrou Linden, dat ik niets om muziek geef." Zeer verheugd over haar toestemmend an woord, bracht ik haar naar de huiskamer. Sedert ik dit vertrek bewoonde had het een heel ander, vrij wat gezelliger aanzien gekreen.'Er stond een bloementafel met mijn lievelingsplanten gevuld; mijn handwerk, boeken, muziek en teelteningen lagen "overal verspreid en bewezen dat de kamer werkelijk een huis kamer geworden was. Ik zag dat het haar trol toen zij binnenkwam.. Wat ziet het er hier huiselijk en gezellig uit, Juffrouw Linden," sprak zij. Ja," zei ik; ik houd van licht en vroolijkheid in eiken vorm. In mijn oogisvroolijkhek een deugd, en ik geloof, dat zij, die haar opIk ging naar haar toe en vroeg: om een groote gunst verzoeken ?" ik u zettelijk ontwijken, groot onrecht doen!" Verbaasd keek zij mij aan. Hoo Ican men vrooiijk zigri, Juffrouw Linden terwijl men onder kwellende, pijnlijke zorgei gebukt gaat!" Dat is zoo onmogelijk niet als het ^ chijnt, maq.r er behoort geestkracht toe. Alleen zwakke gielen brengen hun leven in inöphoudelijke smart doer." Gij hebt wonderlijke denkbeelden," hem.<>*n ;ij kalm; toch zag ik dat mijn woorden indruk gemaakt hadden, dat haar belangstelling op gewekt was, Ik plaatste een gemakkelijk stoeltje bij liet renster, vlak naast de bloementafel; daarop zette ik mij aan de piano, en begun mijn lied. .k kon het nooit hooren zonder dat mij de janen in de oogen kwamen. Het was een chots .'h volkslied; ieder woord, oSkenoo was vol teederheid en.weemoed. De tekst was volkomen toepasselijk op hei arme bleeke sje, dat naar mij luisterde. Och zing liet nog eens ;" vropg zij toen ik ophield. De droefgeestige, zachte melodie wfergalmtle eigenaardig door het ruime hooge vertrek: 't was alsof een echo uit de -\eite mij ant?oordde. Ik zag haar aan, fn vroecf hoe 2ij het vond. Met innige blijdschap zag ik dat de koele, onverschillige uitdrukking van haar ga laat verdwenen was, er waa nu ziel en le ven in haar trekken. De altijd zoo sti afcke vastgesloteii lippen trilden; tranen stonden m de doffe starende oogen en zij had de handen ineengeklem'd; zij keek naar de zeeën omhoog naar dien helder blauwen hemel, maar het was niet meer hetzelfde gezicht dat ik een uur ge leden voor mij had gezien. Zoo had dm mijn klein eenvoudig lied dien weg naar dat koele, schijnbaarlevenloozehi.it gevonden. Het had herinneringc-a opgeweb*, die lang gesluimerd hadden, dat maakte ik ten niinste op uit haar tranen. Ik kreeg haar Hef op dat oogenbiik, want ik zag nu. dat sij.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl