De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 23 februari pagina 1

23 februari 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Verschijnt edereu Zondagochtend. uitgevers: ELLERMAN, HARM3 & C°. Kaïrtoor: Rokiu 2. ZONDAG 23 FEBKÜAM. j^Hia&MBMfflaaaiBagMaaaasagisasE^^ r5MsaiB^5g^^gcgsjivv--s^»gR tt&ssz&sszzifs&ziszei&zaizi? INHOUD. Herziening der schatting van de ongebouwde eigendommen Staatkundig overzicht. Feuilleton. De Faecaliënquaestie. " Ge meentezaken. Kunst. iïouhomme Ie Gros of Le Gros Bonhomme. door Joh. Gram. Vondel tentoon stelling, door J. H. UösBing. Letterkunde, Allerlei; Ingezonden. Handelsoverzicht der week. Overzicht van de Effectenmark t. Cargalijsten. Schepen in lading. Tellingen. Burgerlijke Stand. Publieke Vermakelijkheden'. Te huur zijnde woningen. Advertentiën. Herziening van de taxatie der landerijen, waarnaar de grondbelasting geheven "wordt (of, zooals de officieële term tegenwoordig luidt, herziening van débelastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen), is hier te lande de natuurlijkste zaak ter wereld. De bestaande taxatie is bijna een halve eeuw geleden, bij de instelling van het kadaster, gemaakt, en past schier nergens meer" op den hedendaagschen toestand. Verreweg de meeste gronden zijn in dat tijdvak aanzienlijk in waarde gerezen. Die rijzing is evenwel zeer ongelijkmatig geweest. Hier is de waarde van het laad door aanleg van wegen en kanalen,-door verbeterde bemes ting, afwatering of bemaling, vertienvoudigd ; ginds is zij tengevolge van gebrekkige bebou wing of andere ongunstige omstandigheden zoo goed als stationair gebleven. Bovendien be staan voor de ongebouwde eigendommen nog steeds de provinciale quota's, een overblijfsel van verouderde toestanden, waardoor de ver houding tusschen belasting en taxatie in ne provincie nog geen 10 pCt., in.eenige provin ciën 11 pCt. en in eenige andere bijna 13 pCt. bedraagt. Voor de gebouwde eigendommen zijn die quota's sedert eenige jaren dóór een ?vast percentage vervangen en de schattingen herzien. Voor de ongebouwde eigendommen de, bestaande on evenredigheid te laten voqrt-' duren, ware een tastbare ongerijmdheid en een ergerlijk 'onrecht. -Toch geldt de herziening van de taxatie der landerijen bij velen voor een, hoogst bedenke lijke maatregel. De Minister van der Heim be steedde zijn gansch ministerieel leven (1874 1877) om zich er over te bedenken. Ten lan gen leste, nadat de herziening der schatting Yan de gebouwde eigendommen op het laatst van 1875 voltooid was, en bij het naderen der ministerieele crisis, die dezen staatsman in het ambteloos leven zou doen. terugkeeren, in de tweede helft van Augustus 1877, diende hij bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ia, waarbij de herziening der taxatie van de ongebouwde eigendommen werd geregeld. Kort daarna trad het Ministerie Kappeyne op, en daar het ontwerp van den heer van der Heim docrden Minister Gleichmau niet werd ingetrokken, diende de Tweede Kamer het wel in de afdeedeelingen te onderzoeken. In het begin van Januari 1878 verscheen een verslag van dat onderzoek, waaruit bleek dat althans een deel der leden zich liever van dien arbeid zou heb ben verschoond gezien. Immers het verslag begon met de opmerking, dat men van den Abonnement w-f 3./m. ... 60 Ct?. fr. p. p. 73 Cïs A {zon <k-r h'; ke Nüimiitrs. :.......... o nieuwen Minister van Financiën intrekking van dit wetsontwerp verwacht had, en uit het, ach terwege blijven dier intrekking opmaakte, dat de minister nog niet tot een zelfstandig inzicht omtrent de hervorming van ous belastingstel sel in al de verschillende onderdeelen gekomen was, of althans nog omtrent hoofdpunten wei felde." Alsof de bestaande omslag dei- grond belasting voor eenig rechtvaardig belasting stelsel bruikbaar was! Dat na dezen veelbelovenden aanhef het ver slag van bezwaren tegen den voorgestelden maatregel wemelde, behoeft nauwelijks ver melding. Twee bedenkingen traden vooral op den voorgrond: de belasting op de ongebouwde eigendommen zou eigenlijk geen belasting zijn, maar een vaste en, onveranderlijke grondrente, en de herziening der taxatie van de landerijen zou door herziening van het kadaster moeten worden voorafgegaan. Het eerste,dezer be zwaren is in strijd met de geschiedenis der grondbelasting, die nimmer door den wetgever als een onveranderlijke heffing is behandeld, en klinkt bovendien uiterst zonderling na de. beslissing, door .de Tweede Kamer in 1872 over het voorstel tot invoering eener inkomsten belasting genomen. Dat voorstel is gevallen, voornamelijk omdat daarbij het stelsel werd gehuldigd, dat de grondbelasting eene grond rente is, die den eigenaar niet treftf omdat hy zijn perceel wegens het bestaan van dezen last zooveel goedkooper heeft verkregen, en der halve de inkomsten uit het grondbezit op den zelfden voet als alle andere inkomsten werden belast. Daarmede wilde de meerderheid der Tweede Kamer zich niet vereenigen. Blaar' hoe kan men dat verworpen stelsel dan nu weder voor den dag halen, om er een in be ginsel zoo eenvoudigen maatregel als de her ziening van de .taxatie dei1 landerijen mede te bestrijden? Zeker, het papier is gedul dig', maar het geduld der natie met haar af gevaardigden heeft toch een grens.' ~En wat de klachten over het kadaster betreft, hoewél overdreven, zijn zij niet geheel ongegrond; maar terwijl voor de herziening der taxatie van dd landerijen drie jaren noqdig geacht worden, ds herziening- van het kadaster een werk, dat -minstens' tien' jaren vereischt,. en zijn' volmaakte kadastrale kaarten bij de voortdu rende veranderingen, die de perceelen onder gaan, nog veel minder denkbaar dan eenig ander volmaakt werk op dit ondermaansche. "Wanneer dan ook het" verslag verzekert, dat er oirder de voorstanders van voorafgaande herziening van het kadaster waren, die anders met de herziening van de taxatie der lande rijen zeer waren ingenomen, kan men zich niet onthouden van oprechte bewondering voor het phlegma van die helaas ongenoemde kamer leden, die de" vervulling van een hunner liefste wonschen in het belang der zaak wel zouden willen zien uitstellen tot een tijdstip dat zij, indien aan de sterftetafels onzer levensverze keringmaatschappijen niet alle waarde- moet worden ontzegd, zeker niet zullen beleven. Het geheim van den weerstand tegen de herziening v'an de schatting der ongebouwde eigendommen bestaat eenvoudig in de vrees, dat de grondbelasting zal worden verhoogd, nadat die herziening zal zijn afgeloopen.- Men begrijpt, dat de ongelijkmatigheid dier belas ting een on waardeerbaar argument is tegen elk voorstel tot haar verhooging. Neem die onevenredigheid wejf, en- <uj zult u door den drang der omstandigheden v^n zelf tot op drijving dei grondbelasting genoopt zien. Niét zoozeei omdat de giond thins tb weinig be last is, \ls omdat de bestaande la^cen hiei' zoo buitengewoon oniecht*aaidig di ukken.- De rechten op den oveigang van vast goed, het recht lan overbedeehng en de hypotheek rechten 7ijn de eigste van de vele schadelijke belas!.ingen, die hiei te lande bestaan. Zij treffen aoo goed als nooit de goederen, waar van , zy gemakkelijk betaald konden worden, die van de gioote giondeigenaai-^ en diéin de doode hand, want gioote gioudeigenaars en stichtingen veikoopen geen va&t goed en verhypothekeeren het nog ^ eer mmdei, delaatsten sterven in het geheel met, en de eersten laten hij, overlijden genoeg na, om voor een notaris van middelmatig talent het ontwerpen eener scheiding, die zonder lieftmg van ovei bedeeliugsrecht wordt geiegistieeid, tot een even ge^makkelijke als aangename taak te maken. Maar de kleine man, die een peiceeltje koopt omdat hij . het noodig heeft en het bij gebrek aan comptanten wel moet veihypothekeeren, of die door den nood gedwongen woidt om. zijn pand te \eikoopen, of wien gezamenlijk met een aantal medeeifgenamen een erfenis- ten deel -\alt, die bijna uitsluitend uit n vast goed bestaat en waarbij hefc lecht van over bedeehng niet te ontgaan ib, hij brengt een buiten alle evenredigheid belangnjk deel op van de imm acht mrlhoen, die uit deze belas.tingen op het ongeluk in de schatkist vloeien. Afschaffing \an de/e oneveniedige registratieen hypotheeki echten en Ver hooging- van de grondbe asting mei haar bedrag, dvt wil zeg gen, vrijmaking van den overgang en de ver krijging van va&te goederen en gelijkmatige omslag ovei alle gi ondmge-na u & van la.sten, die nu bijna uitsluitend door zwakke schou ders getoischt worden ?*- ziedaai de schoonste taak, 'Hie den hervormer \an on-> belasting wezen wacht En alleen omdat die hervor ming in de lucht zit, vindt de heiziening yan de schatting der landerijen zooveel tegenstand; De houding der Rpgeënng tegenover het .verslag der Tweede Kamer was bij uitstek zwak. ileer dan een jaai lang bleef liaar ant woord uit. En alsof dit op zichzelf niet reects erg genoeg was, kwam de Mrnistei Gleichman te kwaier ure verklaien, dat de Regeering de herziening wenschte uit te stellen, omdat zij zooyeel geld zou koeten, terwijl de schat kist ledig wa<=. De Minister veigat, dat voor een inaatiegel van dezen aai d, die bestaand onrecht zou verwijderen en de sleutel moest wezen tot herziening van een gewichtig "deel van, het belastingstelsel, tot eïcen prijs het geld moest gevonden worden. Bestrijding van dit droeVig argument bleef niet uit, en de handhaving van het ingenomen standpunt viel den Minister zwaar. - Op den doorn igen weg van den staatsman groeien echter wel eens rozen, en er kwam een oogenblik, waarop de Minister kon mededeelen dat. de opbrengst der Rijksmiddelen de raming zoozeer had overtroffen, dat hij de schatkist nu wel met de kosten der herziening meende te kunnen bezwaren. Nu onlangs verscheen dan ook het antwoord op het verslag, waarbij het ontwerp vau den Minister van der Heim in hoofdzaak werd gehandhaafd ; .en. .de Staten-Generaal zul len zich. eerlang, zij het ook met geeagrooter mate yan geestdrift dan den afgevaardigden van onze kiezers in dergelijke zaken past,.aan dezen arbeid kunnen begeven. "Het is niet zeer waarschijnlijk/dat eene der Kamers het zal .ondernemen, de, herziening van de schatting der ongebouwde eigendom men af te stemmen. Zelfs de vertegenwoor diging, van dat gedeelte der natie, dat onze grondwetgever met een woord, bijna evenschoon ais de 'gedachte die het uitdrukt, de hoogst aangeslagenen" heeft gedoopt, zal zich, als het tot stemmen komt:, er wel bij neerleggen. Immers de herziening praejudiciëert de ver hooging der grondbelasting volstrekt niet, en is zelfs vereeBigbaar" met het (uit het bogpunt van den grondeigenaar) zoo _ gelukkig denkb'eeld van den heer Pickë, die de, over gangsrechten als anderszins - wens ht af te straffen en wel zoo goed is van er in toe te stemmen, dat als equivalent van' de 84 ton gouds, die deze rechten opbrengen, 13 ton zegge dertien ~ hij de grondbelasting worden gevoegd, en het verlies door de algemeene kas" worde gedragen. Een lumineus idee in derdaad, dat de waarde van .alle grondeigen dommen in eens met'ettelijke percenten zou verhoogen. In de hoop van eenmaal de ver wezenlijking van dergelijk ideaal te aanschou wen, zal wellicht menig geestverwant van den heer Pickéaan de herziening van de schatting der. -landerijen zijn stem geven. De waarheid is, dat het tot stand komen van dezen maatregel'allén door de aarzelingen der Regeering in de waagschaal is gesteld^ Er ware geenoogenblik twijfel geweest, of beide Kamord zouden, hem met grpote meerderheid heb ben :gpedgekeurd, wanneer de Regeering, en met alleen.de Minister van'~Financien, -'er voor had pal gestaan. Maar na hetgeen er mede is -geschied, na dit langdurig uitstel van de beantwoording van een verslag ala dit, na de uitvinding van dit financieel bezwaar,.dat te zeer aan de balie doet denken om van den heer. Gleichman, die wél serieus is, afkomstig te zijn, na de officieuse wenken, die men in stinctmatig gevoelt dat de Kamer, alweder niet van de zijde van den heer Gleichman, met betrekking tot,dit onderwerp moet hebben bekomen na dit alles zou het niet vreemd zijn indien d"èprincïpiëele tegenstanders' van de herziening Tsaren vermeerderd met eenige leden, die zich niet ongaarne door overwegin gen, yan hooge politiek" -laten besturen, en indien, op het oogenblik dat het wetsontwerp in de Tweede Kamer aan de orde zou moeten komen, het bleek dat de Kamer vermoeid was 'of gewichtiger werkzaamheden te verrichten had, en dus niet beter doen kon dan deze niet urgente zaak te verdagen?ad Kalendas Graecas. ? Zal'de uitkomst ons. pessimisme beschamen? Het is mogelijk. Toen eene week geleden de fransche repu bliek in optima forma tot stand kwam, werd de felicitatie reeds hier .en daar begeleid door den wensch dat Frankrijks beenen sterk ge noeg mochten zijn om de weelde te dragen." Als om aan de twijfelaars reeds dadelijk gelijk te geven, heeft de nieuwe K'egeering na drie dagen levens aan den rand- van hare eer&te kabinetskwestie gestaan, vergezeld, (naar de eersie berichten luidett)."van eene1 aanvrage om ontslag van den gemeenteraad van Parijs. .En dat alles.om.eenézaak die «allen wenrchten, de amnestie, aan 'de-veroordeelden van 1871 te verleenen. De.kwestie -lag in den omvang der amnestie. Het ministerie wilda d^aiin he grijpen de politieke veroordeelden wegens de parijsche opstanden yan" 1871, wegens de op standen van Lyon, Autun, Creuzot, Nièvie en de Oost-Pyreneen, De commissie in wier han den de voordracht berustte, -w'enscht© daaibij te voegen .ook de opstandelingen van 31 Oetober 1870, hetgeen de Regeering weigerde. De parijsche gemeenteraad verleende ee.j crediet van 200,000 fr. om aan de terugkeerenden voorloopig ouderstand te verlénen en vroeg. daarvoor de goedkeuring van de Regeerïng. Deze begon met het crediet te weigeren, als aan eene particuliere commissie' verleend. Toch had de stad Parijs zeker niet'gehee'l ongelijk toen zij met een subsidie ook eenige controle en surveillance wilde verkrijgen over die 6 a, 8000 veroordeelden, zonder middel van bestaan, gewezen - communards, dikwijls met een verre van onberispelijk verleden, die daar plotseling de hoofdstad zouden overstroomen en meenen dat na hun -?martelaarschap" hun alles vrig stond. Het bericht evenwel van het onttlag aanvragen is later gebleken onjuist te zijn ge weest. Het ministerie heeft zich na eenig be raad ook niet onwrikbaar betoond en toegtgeven, zoodat nu hét ontwerp voor de amnestie ook de opstandelingen van 70 zal omvatte", en, zoo ook wel door de Kamers zal worden aangenomen. Intusschen wordt van alte kan ten voor de verloren zemen," reeds ingeza meld, loterijen en -tooneelvoorstellingen gehou den ; eene commissie met Yictor Hugo aan het hoofd, stelt alles in 't werk ooi voor hen be trekkingen te vinden, men zal alles doen om de broeders uit Noumpa" het^ doorgestane leed te doen vergeten. De Duitsche regeering is nog steeds op een moeiehjk standpunt. Eene reactie kan in onze eeuw niet consequent zijn. Het incident mefc de afgevaardigden voor den Rijksdag Frrtzsche en Hasselmann, heeft het bewezen. Beide waren, ingevolge de socialistenwet, uit Berlijn' verbannen. In 't begin der week kwam. Fritzsch in de stad 'met het plan zitting te nemen. Has?elmann jwoonde reeds de vergadering bij. Den volgenden dag kwam graaf Stolberg, na-' mens den Minister van ,Justitie aan den Rijks dag machtiging vragen tot-, de arrestatie, eerst van Fritzsche, toen van Hasselmann, dien men zeker als minder gevaarlijk beschouwd had. De minister had gemeend'-hen op grond alleen van hun verblijf te Berlijn reeds te kunnen arresteeren, maar wilde zich toch eerf-t van de goedkeuring van den Rijksdag verzekeren. De heer Riekert met eenïge anderen deed daarop een voorstel, waardoor 1°het. vooi stel van de regeering tot overlevering van" de afgevaar digden aan den gewonen rechter wfrd ver worpen, en 2°werd verklaard dat de Rijksdag de artikelen van. de socialistenwet niet op d© onschendbaarheid 'van zijne leden wilde doea influenceeren. " , Hoewel de Minister van Justitie, Leohhardt in zijne verdediging verklaard had, dat de KeEEN VEUHA4L VAN -v* H: i JB L. (Slot.) , Toen ik omstreeks drie en twintig jaar was leerde ik Gabrielle von Belling kennen. Zij was een prachtig mooi meisje, en ik werd harts tochtelijk verliefd op haar. Dat verbeeldde ik mij ten minste, maar eigenlijk was het niets dan jongensachtige dweeperij. Zij lokte mij en eindelijk bekende ik haar mijn liefde. Zij gaf mij geen rechtstreeksch antwoord, en zei al leen hoe goed herinner ik het mij dat ik een dwaze knaap was. Daarbij lachte zij eens en zag mij met haar blauwe oogen vrien delijk aan. Onverwachts werd mijn oom ziek. Mgn moeder en ik werden geroepen en wij bleven bij hem. Eens op een morgen scheen hij zich bijzonder zwak te gevoelen; ik had den ganschen nacht gewaakt en ging naar de woon kamer om op de kanapee wat te rusten. Tot mijn .groote yerbazing vond ik daar een jong meisje met een oudere dame. Zoodra ik bin nentrad, liep het kind naar mij toe en greep mijn hand als of wij oude bekenden waren. Die arme, kleine Blanche! Over haar vriendelijkheid verbaasd, vroeg ik haar hoe zij heette, en tot mijn onuitspre kelijke ontsteltenis vertelde zij mij, dat zij Blanche von Flohr was, de dochter van mijn oom. Tegelijk kwam mijn moeder binnen, die eenige oogenblïkken van te voren van mijn oom de bekentenis van zijn geheim huwelijk ontvangen had. De slag trof haar eigenlijk meer dan mij. Ik ben noch hebzuchtig noch ?eergierig en ik zou mij in het geluk van mijn oom hebben kunnen verheugen; maar wel vond ik het vreemd en bijna onvergefelijk dat hij mij dus had laten voortleven in dV ver wachting van dingen, die nooit werkelijkheid zouden worden. Hij liet ons allen aan zijn sterfbed komen. Ik kan de gedachte aan dat vreeselijk uur bijna niet verdragen.- Hij smeekte mij om zijn dochter, het zestienjarig kind, te trouwen, en hij smeekte zoo lang en zoo vurig, dat ik toe gaf. Op zijn sterfdag, in zijn tegenwoordigheid werd ons huwelijk gesloten. Die arme, kleine Blanehe!" Hij zuchtte en vervolgde toen: Had men mij tijd tot nadenken gelaten, dan zou ik liever het gansche vermogen van mijn oom opgeofferd hebben, dan het tébehouden tot dien prijs. Maar terwijl mijn oom mij smeekte om de toestemming, die hem het stervensuur licht zou maken, deelde hij mij-tevens mede, dat Gabrielle mij bedrogen had, dat zij sedert lang verloofd was, en mijn oom zelf, als ge tuige, liet huwelijkscontract onderteekend had. Dat maakte mij onverschillig omtrent alles, wat er verder met mij gebeurde. Een paar dagen na ons huwelijk was ik met mijn moe der in de woonkamer; wij spraken een half uur lang misschien over zaken, en daarna tot mijn levenslangen spijt over mijne vrouw. Ik sprak niet Hef over haar, eigenlijk zonder het zoo erg te meenen, want ik voelde iets in mijn hart voor het arme, verlaten schepseltje, dat mijn portret zoolang had 'liefgehad, zooals zij mij vertelde bij onze eerste ontmoeting. Mijn moeder chter zei harde, bittere dingen van de.moeder van het onwelkome kind en zie, plotseling stond Blanche voor ons! Zij was in de kamer in slaap gevallen en had alles gehoord. Blanche toonde karakter ea eerge voel. Toornig weigerde zij mij ooit weer te zien en nog dienzelfden dag vertrok zij' naar het huis, dat mijn vader haar aangewezen had. Zij zal mij nooit vergiffenis schenken ;"de brie ven, die ik herhaaldelijk schreef, ^werden mij ongeopend teruggezonden, en ik kan er niets aan veranderen. Daar ontmoette -ik u, juffrouw Evers!" sprak hij, tot Blanche gewend, op hartstochtelijken toon, en vergeef mij dat ik het zeg, maar nu eerst weet ik wat liefde is. Ik bemin u niet mijn gansche ziel! Maar ik wil geen eerlooze zijn, ik zal heengaan en mijn rampzaligen hartstocht trachten te bestrijden. Ik heb u dit alles verteld, opdat gij goed zoudt begrijpen, waarom ik inijn levensgeluk prijs ,geef, waarom ik uwe nabijheid ontvluchten moet." Hij bedekte het gelaat met beide handen en een oogenblik' heerschte er het diepste stil zwijgen. Blanche schreide bitter. Op wie geleek uw ongelukkig nichtje?" vroeg ik. Zij was leelijk, klein en donker, maar ik her inner mij het niet recht meer," antwoordde hij. Geleek zij op haar vader, of had zij iets van mij of van mijn nichtje?" vroeg ik verder. Neen," =zei hij met een flauwen glimlach. Ik weet alleen nog dat zij donkere oogen had." Gelooft gij niet, mynheer von Denner!" vroeg Blanche bevend, dat gij uw vrouw langzamerhand zoudt hebhen leeren beminnen?" Jai dat geloof ik wel," hernam hij, haar droevig aanziende, maar nu zijn liefde en hoop voor goed voor mij verloren." Zij ging dicht hij hem staan. Ik zag hoe haar oogen schitterden, hoe haar lippen beefden. Zoudt gij haar kunnen liefhebben, als zij tot u kwam met de bede: Arnold, om mijns vaders wil, laat Het -verleden vergeten zijn en reik mij de hand tot verzoening?" . Onts eld en verward zag hij haar aan. Als zij tot u kwam en zei," ging Blanche voort, terwijl de blos op haar wangen al don kerder en donkerder werd: Ik was toen een onverstandig, hartstochtelijk kind, maar ik beminde u, en ik^kon die harde, minachtende, woorden niet verdragen; nu ben ik een vrouw geworden, maar ik heb u nog altijd even lief en denk niet meer aan het gebeurde?" ? Hij wilde spreken, maar zijne lippen wei gerden hem den dienst; hij werd doodsbleek, zoo bleek, dat ik mij ongerust begon te maken. Wie zijt gij, dat gij aij dit kunt vragen?" fluisterde hij eindelijk. Ik ben Blanche, uwe vrouw t" antwoordde,zij. Nooit vergeet ik den blik, waarmee hij haar toen aanzag. Hy stond op, en een oogenblik later rustte het bleeke, beschreide gezichtje aan zijn horst. Ik liet hen alleen, en tóen ik een paar uur later weer binnen kwam, sprong Arnold op en greep mijne beide han den: Ho,e zal ik u ooit genoeg kunnen dan ken, juffrouw Evers Marianne?" riep hij. Mijn Blanche heeft mij alles verteld; ik weet wat gij voor haar gedaan hebt. =?Hoe zal ik u ooit genoeg kunnen danken?" 't "Was een gelukkige, onvergetelijke dag voor ons allen. Arnold rustte niet vo'ordat ook zijn moeder bij ons was en haar verbazing (was misschien grooter dan de zijne. Het is haast niet mogelijk, dat dït mooie, bevallige meisje hetzelfde_kleine, driftige kind is, dat ik jaren geleden gezien heb!" riep zij. En toch ben ik het werkelijk," zei Blauchf, met een gelukkig lachje. Yan nu af aan zal ik nooit meer beweren, dat er voor de liefde onmogelijkheden be staan," zei mevrouw von Denner. Arnold kon bijna niet aan den beerlijken omkeer in zijn lot geloóven. " Telkens en tel kens weer moest ik hem alles omtrent mijn" verblijf in Blanche's woning tot in de klein&te bijzonderheden vertellen. Niet minder verbaasd was advokaat-Engelmann, toen Arnold hem . mededeelde hoe de zaken stonden. Ik geloof dat hij eerst wel wat verdrietig was dat wij hem zoo gefopt haddee, want hij wist volstrekt niet, dat wij het sombere huia aan de Oostzee ooit verlaten hadden. En nu ken ik geen gelukkiger vrouwtjs dan Blanche von Denner. Bemind en aange beden door haar man, gewaardeerd door allen die haar kennen en op de handen gedragen door haar schoonmoeder, leeft zij voort, zonder dat een wolkje den zonneschijn "verduistert. "Wilt gij ook nog liooren, lieve lezer, dat tante mij een prachtig uitzet gaf, en dat ik sedert een jaar Bruno Röhn's gelukkig vrouwtje ben ? Menigmaal brengt het leven ons met het' echtpaar Denner. te zamen, en even dikw^I* herdenken wij dankbaar met elkander de ge lukkige oplossing van Blanche's geheim.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl