Historisch Archief 1877-1940
o
A°. 1879.
Yersekrjiit lederen Zondagochtend.
Uitgevers: ELLERMAN, HARMS & C°.
Kantoor: Rokin 2.
ZONDAG 2 MAABT.
Abonnement per 3/m. ... 60 Cts. f r." p. p. 75 Cis.
Afzonderlijke Nummers 5 »
Advertentie*!! per regel 15 »
INHOUD.
Wat mi? Staatkundig overzicht.
. Feuilleton. Minister van Bosse. Ge
meentezaken. Kunst, de Vondeltcntoonstelling
II. Letterkunde, Vorm en Kleur, door J.
'R. iie Kruijf. Onze huichelachtige vormen.
Statistische en Indtistrieële mededeelingen.
Allerlei. Ingezonden. Handelsoverzicht
der week. Overzicht van de JSffcctenmsrlït.
Cargalijsten. Schepen in lading. Veilingen. ?
Burgerlijke Stand. ? Publieke Vermakelijkheden.
Te haar zijnde woningen. Advertentïn.
Het Koninklijk Besluit, waarbij., de Commissie
der Rffisadviseurs voor de Monumenten van
G-escMedenis en Kunst wordt ontbonden, is
verschenen. Met 1°Maart 1879 worden de nog
overige leden dier Commissie eervol ontslagen.
'tW;.s te voorzien, dat dit het einde zou zijn.
Immers, Z Ex o. de Minister van
Binnehlandsche Zaken had bij de debatten in de Tweede
Kamer der Staten-Q-eneraal, op 12 en 13 Dec.
des vorigen jaars, ondubbelzinnig genoeg te
kennen gegeven, dat bij een voordracht in dien
geest bij Z M. den Koning zou indienen. Wél
hadden eenige vereenigingen en bijzondere
personen getracht, alsnog verandering
in'sMinisters zienswijze te brengen. Het Koninklijk
Oudheidkundig Q-enootschap te 'Amsterdam
had een tweede adres "ingezonden, in aanslui
ting aan zijn adres aan de Regeering, dat nog
' vóór de beslissing de Kamer had bereikt.
Eenige knnstvriehden te Rotterdam hadden
zich tot den Minister gewend met hot veraoek,
om tot de opheffing van de Commissie niette
adviseeren. Leden der Hervormde Gemeente
te Maastricht hadden een dergelijk verzoek
ondersteund, door te wijzen op het behoud
van . den schoenen toren hunner kerk, dat zij
aan de Commissie der Rij ds adviseurs hadden
te danken. Wellicht hadden ook anderen in
dien geest gesproken. De inhoud van deze
adressen is aan het publiek onbekend geble
ven. Dut er nieuw licht over de zaak is ver
spreid, dat er nieuwe gezichtspunten daardoor
geopend, nieuwe gronden voor het instand
houden van de Commissie daarin geleverd
werden, is niet waarschijnlijk, 't Was trouwens
moeielijk, na alles wab er over gezegd en ge
schreven is. Zeker is het, dat deze pogingen
vruchteloos bleven, 't Werd allengs duidelij
ker, dat de Minister niet van gedachte ver
anderd was, noch zou veranderen.
Den loden Jan. U. werden de binnen- en
buitenlandsche correspondenten met dankbe
tuiging van wege de Commissie .ontslagen, en
niet lang daarna volgde de aanschrijving aan
de leden der Commissie, dat zij de onder hen
berustende stukken en bescheiden hadden terug
te zenden, en de medecieeliiig, dat de van hen
gevraagde adviezen omtrent-een groot aantal,
met name genoemde, gebouwen niet meer wer
den verlangd. Het Koninklijk Besluit, waarbij
de in 1874 ingestelde Commissie weer wordt op
geheven, kon das voor niemand een .verras
sing zijn.
Niettemin, al liet zich dit besluit verwachten,
pijnlijk heeft het toch zeker velen aangedaan.
Want aan allen, die de vaderlandsche kunst,
de vaderlandsche geschiedenis, de nationale
eer liefhebben, dringt de vraag zich op:
Wat nu?
Jammerlijk en onverantwoordelijk was de
toestand onzer Monumenten en Musea vóór
1874. Het Rijk ging voor in het
verwaarloozen, verminken en verwoesten van de open
bare gehouwen, kunstverzamelingen en kunst
schatten. Gemeente- en Kerkbesturen sloopten,
veronachtzaamden, verkochten of bedierven de
onder hun beheer staande zaken. Particulieren
deelden ruimschoots in dien geest van onver
schilligheid. Enkele loffelijke nitz o n deringen
werden er gevonden. Enkele genootschappen
en vereenigingen ijverden voor 't behoud en
't doelmatig herstel van het dag aan dag ver
vallende of 't onhandig gerestaureerde, pro
testeerden tegen vervreemding van kostbare
of merkwaardige kunstvoortbrengselen, maar
't ontbrak aan macht en gezag om den stroom
te keeren. Daar bracht de sovembermaand
van 1873 het Gitfo-artikel van Victor de Stuers:
Holland op syn Smalst, 't Was een kras
stuk een beschamend stak. Misschien zag
het de weinige lichtpunten en uitzonderingen
wat voorbij. Wellicht had er b. v. op gewezen
kunnen worden, ,hoe het Rotterdamsche ge
meentebestuur de fraaie Delftsehe poort had
gespaard, terwijl de schrijver zijn voorbeelden
van dien aard uitsluitend aan het buitenland
ontleent; maar te kras was het artikel toch
niet. Van de menigte doeken, op.den zolder
van het Ma^tr^tsh^lïs opgerold en opgehoopt,
maakt bij zelfs geen melding. Van den verkoop
van een, der voortreffelijkste llob~bema?s, door
een boeren-gemeenteraad, voor een appel en
een ei, spreekt hij niet. Proeven van wansmaak
bij bet opknappen" van kasteelen en
heerenhuïzen brengt hij niet bij. De trenrige lijst had
nog vrij wat uitgebreid kunnen worden.
Niet enkel veroordeelend en afkeurend klonk
de taal van den strengen krïtikns. Ook het be
lang van eene commissie van adviseurs, gelijk
in Belgl'èwerd gevonden, wordt er in aange
toond en in breede trekken wordt "de werk
kring van zulk een commissie geschetst. Haar
taak zou bestaan in het geven van adviezen,
waar het de restauratie van gebouwen, op
kosten of met medewerking van den Staat
betrof, waar 't het instellen van onderzoekin
gen op het gebied van kunst en geschiedenis
gold, waar nieuwe Rijksgebouwen werden op
gericht.
Bij Koninklijk besluit van 8 Maart 1874 werd
de Commissie van Myksadvis&urs voor de Mo
numenten van Geschiedenis en Kunst ingesteld.
't Is misschien niet overbodig te herinneren,
dat aan, de .te benoemen Adviseurs werd opge
dragen : gevraagd of ongevraagd, aan de Re
geering advies uitte brengen omtrent de maat
regelen, vereisoht tot het behoud van gebouwen
en voorwerpen, welke voor de vaderlandsche
geschiedenis of kunst belangrijk zijn, zoodanige
voorwerpen op te sporen en daarvan, yoor
zoover zij aan openbare instellingen behoorec,
een inventaris op te maken en bij te houden;
des geraden omtrent de historische en kunst
verzamelingen van het Rijk aan de Regeering
de noodige voorstellen te doen en haar advies
uit te brengen over de plannen en hunne uit
voering," betreffende oprichting of herstelling
van gebouwen, geheel of gedeeltelijk ten koste
van het Rijk ondernomen," terwijl de advi
seurs werden'uitgenoodigd: binnen- en bui
tenslands correspondenten te benoemen."
Met groote ingenomenheid werd deze stap
van den Minister Geertsema door velen in den
lande begroet. "Belangrijk'e diensten heeft de
Commissie in de .weinig .v. jaren van haar be
staan bewezen en het adres van
\~\v\,-KoninklijkOudheidkundig G-enootschap te -Amsterdam
sprak er terecht van, dftt zij voor -het eerst
sedert jaren de verwaarloo.zing, verminking en
slooping onzer kunstwerken heeft doen op
houden, en niet alleen veel heeft gedaan-, doch
nog meer heeft verhoed en; gered, en wat nog
beter i% aan velen en allërwege de oosren ge
opend heeft voor het-onhèrstelbaar verlies, dat'
onze nationaliteit dreigt,; wanneer de monu
menten dier nationaliteit, gesloopt en wegge
voerd worden." De H.H....Fa« EcJs en" Van der
-Kaay Irachten bovendien, bij de discussies in
de Tweede Kamer, in herinnering, met hoe goed
gevolg de correspondenten, door liet geheele
land verspreid, overeenkomstig het doel der
instelling hadden kunnen medewerken, om de
aandacht der adviseurs -.te vestigen op be
langrijke zaken, ma'ar ook, om overal belang
stelling te wekken. Daar is dan ook onmis
kenbaar een andere, betere geest in de natie
ontwaakt, en Nederland, dat nu in dezen niet
meer bij andere volkeren zelfs bij Turkije,"
zei de heer Lcnüng achterstond, was op
een goeden weg gebracht.
Wat is er toch .gebeuld, waarom de Com
missie den Isten Maart 1879 moet worden-ter
dood gebracht, na reeds half December des
vorigen jaars ter dood te zijn veroordeeld?
Ook de Minister Kappeyne wees in zijn requi
sitoir op de deelneming, waarmede de Com
missie was begroet.. ,;0f die deelneming liet
gelukkig resultaat heeft gehad, dat ieder te
vreden is, dat men al het gebeurde toejuicht,
dat men bestendiging van den tegenwoordigen
toestand wen&cht, zal voorzeker niemand be
vestigen," sprak Z. ExcV verder. Keen, voor
waar niet. Welke .commissie" ter wereld heeft
ooit zóó gewerkt, dat ieder te,vreden is en al
het gebeurde toejuicht!-Al word het optreden
van den Heer K. als Minister door velen met
deelneming vernamen, 'ook over Z. Exc. is
niet ieder te vreden -en niet allen juichen al
het door,hem verrichte toe.. Maar is dat een
ernstig argument'? Zeker heeft de arbeid der.
Commissie vaak ''heiligen tegenstand ontmoet
en strenge "beschuldigingen uitgelokt. Velen
verweten haar groote eenzijdigheid en
ultramontaansehe sympathiën, blijkbaar in hare
voorliefde voor wat men klooster stijl" noemde
en in hare voorkeur voor het restaureeren van
kerken, 't Werd daarbij uit het oog verloren,
dat kerken ook onze talrijkste, onze oudste,
onze betrekkelijk nog het best bewaarde bouw
werken zijn en dus uit den aard der zaak het
meest in aanmerking moesten komen. Men
scheen niet op te merken, dat het bij de
ad-viezen omtrent nieuw te stichten gebouwen
vooral te doen was, om, bij het gevoel voor
het sciwone, ook moer gezonde begrippen om
trent de eischen eener goede constructie tot
heerschappij te 'brengen en daarom de re
gelen, die in den bloeitijd onzer nationale
bouwkunst golden, werden herinnerd en
toeHet artikel een bomvJnmstig spook in de G-ids
van 1877 zette deze beginselen uiteen en in
de Tweede Kamer brak de Heer Segram een
lans voor den oud-Holiandschen stijl, door
Londensche autoriteiten de beste'voor open
bare gebouwen gerekend, gelijk de Heer
L&nting 't gelukkig noemde, dat onze werklieden
door de restauratie van goede gebouwen weer
eens goede modellen te zien kregen.
Anderen klaagden over al te groot en ijver.
Zij beweerden, dat de Commissie met het
oprichfen van post- en telegraafkantoren, met
het bouwen van pastoriën enz. niet te maken
had,-en ook de Minister verweet haar, dat zij,
in plaats van eene Commissie van oudheid
kundigen te blijven, veel te veel het initiatief
genorr; en had. Maar ie groote ijver is te
matigen en bij het vele, wat te doen was, kon
althans groote ijver geen kwaad, terwijl met
hst 003 op hare instelling, het adviseren om
trent . post- en telegraaf kantoren en omtrent
zalke pastoriën, waarvoor Rijks-subsidie was
gevraagd, niet gezegd kon worden, buiten de
grenzen van haar bevoegdheid te liggen. Daar
kan dus in de toepassing gelaaid en gedwaald,
overdreven en eenzijdig gewerkt zijn, maar
dat rechtvaardigt de opheffing vandegansche
Commissie niet. Voor zoovelen de leden
deiTweede Kamer zich dan ook hebben laten
hooren, waren zij nagenoeg eenstemmig in den
weasch, dat de Commissie zou blijven bestaan,
onder controle, als het noodig bleek, met die
verbeteringen, die moesten worden aangebracht.
Zelfs het drietal leden, wier amendement werd
aangenomen, om de post voor het onderhoud
var historische gedenkstukken enz. van 85,650
gulden tot 1000 gulden te verminderen de
I-]H. De Jong, Patijn en De Jonge ver
klaarden, het behoud der Commissie te willen
De volksvertegenwoordiging verlangde dus wel
de noodige verbeteringen, maar niet liet af
breken van liet nog zoo kort bestaande. -.
Erger was het en dat hebben zeker al
len, die de instelling van de Commissie der
Rij k s-adviseur.s met blijdschap begroet hadden,
met groot leedwezen gehoord, erger was
het, dat onder de leden ze'lven ver wij dering .en
verbittering was ontstaan. Daarmede bracht
het openbaar gerucht het uittreden van eenige
bekwame en geichte mannen in verband, en
het werd openbaar door het schrijven vanden
Secretaris, Jhr. J. 33, Hooft van Iddekinge,
in het Vaderland Van 11 Dec. 1878geplaatst.
Het antwoord.daarop van de nog overige leden
bevatte meer onbepaalde te'genbeschüldigingen,
dan argumenten, en voor wie niet in de "ge-"
.heimen zijn ingewijd, is 't ondoenlijk te beslis
sen, aan wie de schuld. Wij hebben dan ook
niet als rechters in deze zaa.k te zitten; wij heb
ben alleen onze diepe droefheid uit te spreken,
dat een- goed werk op deze wijze bedorven ip.
Want vergissen wij ons niet, dan ligt in de
oneenigheid van de leden der Commissie onder
ling de reden, waarom de Minister in arren
moede' er een einde aan heeft gemaakt. Na
wat er geschied was, kon deze Commissie niet
blijven en in zoover wenschte niemand de be
stendiging van den tegenwoordigen toestand."
Maar zij bestond ook niet meer. Alle leden
hadden hun mandaat neergelegd. Zon 't on
doenlijk zijn geweest, een nieuwe benoeming
te doen, of, als dat niet kon, uit gebrek aan
geschikte personen, de Commissie des noods
op het papier te laten bestaan, totdat het ge
lukt was, bekwame laden te vinden? Hadden
de correspondenten niet uitgenoodigd kmrm n
worden, werkzaam te blijven en zich
onmid.delijk met den Refendaris van de Afdeeling Kun
sten tn Wetenschappen in betrekking te stel
len ? Nu zijn er vele krachten verlamd, vele
weigezinden tot werkeloosheid gebracht. Wan
neer het waar is, dat, naar het woÓrd. des "
Minister;, de instelling der Commissie in ."
1874 meer eene opwelling van edelmoedigheid"" .
was, dan een,zaak van rijp beraad." ging het
dan de kracht van een zóó uitstekend mtm
als Mr. Kappeyne 'van de Copeüo te boven,
die zaak eens goed op pooten" te. zetteu ? .
Bleek de organisatie verkeerd, heeft dan dexe ?.
geleerde volstrekt geen organiseren d en geesi? \
't Wil ons toeschijnen, dat de Minister zich
aelven een zeer onverdiend brevet van onbe
kwaamheid geven zou, als hij zich. in ernst'
buiten staat verklaarde, de werkzaamheden :
en bevoegdheid van eene Commissie als deze ,'.
te regelen. Des noods kon hij in- 't' naburige
België, om niet te zeggen in Turkije
genige. gegevens vragen. ' '_>
Maar de Minister acht eene Commissie van
Rij ks-adviseur s overbodig. Er is immers aan ?';
zijn Departement eene Af deeling voor Kun- '''?
sten en wetenschapper), .met een Referendaris. '
aan het hoofd.-Zonder-twijfel; Maar niet allen ~
eerbied over den tegenwoordigen titularis, aan ,,
wien de goede zaak zooveel te danken he-ëft,
is rniet eene onafhankelijke Commissie juist ,"
noodig, om tegen altijd mogelijke eenzijdigheid
te waken ? Kan Jhr. De Sfüers, in et. al ',Aj i . ?
kennis en ijver, alles weten, overal.zijn, alles .
doen? 1-3 hij onsterfelijk? En kan*déKegeè-
ring wellich'- menigmaal de adviezen misken :
van mannen, over 't gebeele land verspreid '
en ,door hunne correspondenten op de hoogte ?
gehouden, de (pas .ontwaakte natie kan het. ."
toezicht, de opwekking van zulke, mannen.nog
niet onlberen. Zij moet wakker worden-ge-.
houden, wanneer niet over weinig jaren een ?.
nieuw Holland op gijn Smalst beschamend van ..".
lauwheid en onverschilligheid .en onwetend- ':'
held zal moeten, getuigen, tot oneer voor het "-_
volk, tot schade van zijne nog zoo hulpbehoe
vende knnstindustrie, tot groot verdriet van ,
allen, die de Monumenten van geschiedenis en
kunst, als illustratiën onzer historie," als wég- ?;
wijzers op het goede spoor, a'ls zogei eekenen ?
van een schoon verleden liefhebben.
De Commissie, der Rijks-advi^eurs is dood;
En wat nuf ? ?? '
Voor hare wederoprichting.is yoore rst weinig- .
kans, 't Zal zaak zijn wakfcêr te- H-ifren en. "
wakker'te houden. Misschien komt de tijd,-.
waarop zij herleeft, gereorganiseerd, geleerd ,
door misgrepen en f-:truikelingen, om, gesteund
door de sympathie'der natie, d*r Reg^ering, der
Volksvertegenwoordiging, het goede werk voort
te zetten, dat nu aan hare hand ontviel.
R. J. C.
Wanneer ooit in verloop van tijd de Balga- '
ren zich beklagen over achterlijkheid op in^
tellectueel of politiek gebied, is dit zeker niet
te wijten aan de-organisatie van hnn regee^.
uagsvorm, althans wanneer zij de constitutie
aannemen, die hun. deze week is aangeboden.
Te Tirnova hebben de vereenigde notabelen
zich een ontwerp-grondwet hooren voorlezen,
waarvan de hoofdinhoud naar de beste model
len genomen was. Een vorst, erfelijk en con
stitutioneel, eene nationale vergadering, een
KOVELLB VAN
De gloeiende stralen der middagzon vielen
op Het dichte dennenbosch. Hier en daar ver
toonde zich .tusschen tle liooge, krachtige stam
men een sierlijk beekje, en op de lichtere
plekken van het. wond, waar wat meer ruimte
was om de takken nit te slaan, staken frissche
beuken het hoofd omhoog. Geestig speelden
de" zonnestralen door het loover en teekenden
iichte figuurtjes op het zachte, groene mos
tapijt. Het was midden in den zomer en geen
wolkje vertoonde zich aan de blauwe lucht,
maar het dichte dennengroen hield de bran
dende hitte tegen, en in de schaduw genoot
men van het heerlijke zomerweer. Van tijd tot
-tijd ruischte er een verkwikkend koeltje door
de takken en hoorde men soms van verre en
soms naderbij een zacht gegons, alsof de we
reld daar "buiten wel wilde, maar niet bon
binnendringen in deze lieflijke, kalme stilte.
Nu en dan weergalmden vroolijke stemmen
op den breeden straatweg, die door het boseh
liep; maar al spoedig verstomden zij weder
en 't was alsof zij evenals het gegons der
insekten het behaaglijk gevoeg van volkomen
rust eer verhoogden dan verstoorden. Het wa
ren badgasten uit het nabijgelegen stadje, die,
van hunne morgenwandelingen terugkeerend,
alweer overlegden wat zij verder met den
prachtigen zomerdag zonden doen. Het was anders
niet noodig om- met enkele mooie uurtjes te
woekeren ; reeds weken achtereen was het weer
overheerlijk en de hemel blauw; iederen mor
gen ontwaakte men rnet het prettige gevoel,
dat men ongestoord zou kunnen genieten van
de verrukkelijk schoone natuur in het rond.
Een smal voetpad slingerde zich van het
hooger gelegen gedeelte van het tosch naar
beneden en kwam op den straatweg, uit. Een
wandelaar spoedde zich daarop voort, en wie
hem gadesloeg, zooals hij daar voortsnelde
met vlaggen tred, soms bij een kronkeling van
het paadje een boomstam omvattend, om zich
staande te houden, zou niet terstond hebben
kunnen zeggen, of de gladheid van den met
dennenaalden bezaaiden weg, dan wel alleen
levenslust zijn schreden bevleugelde. Het'kleine
knaapje, dat de kindermeid vooruitloop end, nu
met aandachtige bewondering den naderenden
vreemdeling aankeek, begreep er ten minste
niets van; de krachtige sprong, waarmee deze
den straatweg bereikte, scheen het blonde
knaapje in hooge mate te behagen en deed
hem eensklaps uitroepen: Toe, laat mij ook
eens springen, ik ben niets bang!"
Niet, mijn jongen?" antwoordde de onbe
kende, wacht maar liever tot gij wat
grooter zijt."
En zoo was het gesprek reeds aangeknoopt,
toen de kindermeid naderbij kwam.
Het ongelijke tweetal scheen een bijzonder
welgevallen aan elkander te vinden, en toen
de krachtige man, met het door de zon ge
bruinde gelaat, dat door den zwaren baard
niets van zijn vriendelijke uitdrukking verloor,
d-iar zoo voortstapte met het knaapje aan de
hand, vroolijk keuvelend, scheen het alsof zij
oude vrienden waren. Reeds hadden zij ont
dekt dat zij denzelfden naam droegen, en de
groote Reinhold had den kleinen Reinhold
moeten beloven, dat hij; hem eeng heel gauw
mee zou nemen naar dien h^ogen berg, als
mama het ten minste hebben wilde, iets, waar
aan, volgens de herhaalde verzekering van het
kind, geen den .minsten twijfel bestond.
Maar als papa nu eens neen zegt. Of is
die niet hier?"
Papa? die-is bij Gravelotte doodgeschoten,"
zei het knaapje, terwijl hij stiktond en de hand
van zijn nieuwen vriend losliet; weet gij daar
niets van? Kijk, .daar konst mama aan, die
zal het u wel vertellen."
Reinhold volgde met de oogen het
vooruitsnellende kind, dat druk pratend bij een na
derende dame bleef stilstaan-; wier gang en
houding Reinhold bekend voorkwamen, al be
greep hij zelf niet waarom. Hij had geen tijd
er over na te denken, en vervolgde half aar
zelend zijn weg om haar groetend voorbij te
gaan, toen hij merkte, dat ook haar blikken
vragend en .onderzoekend op hem rustten.
Eensklaps herkende hij haar, en beide handen
naar haar uitstrekkend riep.hij verrast:
Gij hier, Anna!" En; Zijt gij het
waarlijk, Reinhold!" was haar vroolijk ant
woord.
Hoe wonderlijk!" ging zij voort, terwijl zij
haar handen zachtkens terugtrok en ze op
de schouders van haar verbaasd rondkijkend
zoontje legde; hier in het stille Th
ringerwoud vinden wij elkander weer, na zooveel
jaren, terwijl ik dacht dat zeeën en bergen
ons scheidden ! Waar kom je vandaan ?" Het
vertrouwelijke je"" werd op eenigszins
schuch;eren toon uitgesproken.
Ik heb u-gezocht," antwoordde hij lac.hend,
terwijl zijn oog onafgewend op haar Hef
ge.aat bleef rusten.
Mij gezocht? Wist gij dan dat ik hier was?"
Hij zweeg een oogenblib en hernam toen:
,Neen, dat had ik niet kannen denken." En
met de hand langs het voorhoofd strijkend,
als willende hij zijn opwellende gedachten ver
lagen, sprak hij: Kom, Anna! laat ons
voortmaken en een gezellig plaatsje opzoeken. De
plek, waar ik mij voor het laatst tehuis heb
evoeld, ligt meer dan duizend mijlen achter
mij. Ik verlang naar een schijn van huiselijk
heid.'Wij hebben nog tijd genoeg om te praten,
en 't zijn niet. alleen vroolijke dingen, die
ik u te vertellen heb." '
Hij bood haar den arm, dien zij zonder aar
zelen aannam, en bijna zwijgend zetten zij
samen hnn weg voort, terwijl de knaap vroo
lijk om hen heensprong, blij met den nieuwen
vriend, en zich verheugend in het vooruitzicht
op zijn lekker middagmaal,
Reinhold was landschapschilder. De aller
eerste proeven, waarmede de jongeling zich op
de kunsten aarsloopbaan gewaagd had, hadden
de kenners reeds opmerkzaam doen worden op
een talent, dat zoo duidelijke sporen droeg van
echt dichterlijken aanleg. Het was niet zoozeer
de keus zijner onderwerpen die aantrok en
deelneming wekte, als wel hun eigenaardige
bezieling, de uitdrukking, waardoor, om zoo
te spreken, vormen en klenren hun wijding
ontvingen. En toen de jonge kunstenaar, dooi
ijverige studie geholpen, hoe langer hoe meer
leerde om de werkelijke dingen, door zijn pen
seel weergegeven, in overstemming te brengen
met hetgeen zijn geestesoog daarachter aan-.
schouwde, en hij het gevaarlijk overhellen naar
de eene of andere zijde hoe langer hoe betere
wist te ontwijken, was -het geen wonder, dat '
ich weldra aan zijn naam grootiche
verwac!-;ingen vastknoopten. Dat alles was nu Irnig*
eleden. Van Italië, nit, waar hij zich. vevschf
i-dene" jaren had_ opgehouden, had hij, zonder
eerst in het vaderland terug te keeren, en a's
door onwederstaaabaren reislust
aangegrepen,verre tochten ondernomen in alle wei-elddeeler,
n 'alleen door het zenden van aquarellenva'n,
tijd tot tijd bewezen dat hij leefde en de zijnen
niet vergat. Die vluchtige schetsen, zoo vei-.
rassend van werking, in de hoogsSe mate na
tuurlijk en dnbbel aantrekkelijk door het eigen- '
aardig buitenlandsch waas dat ze o ingaf, had- -'
den in kunstenaarskringen en op tentoonstel,-'
lingen de levendigste belangstelling
opgewekt,waardoor vrienden en vijanden nu met een
soort van spanning uitzagen naar de vruchten,
die men met volle recht verwachten kon, na
zooveel ernstige studie, waaronder de jongeling
nu langzamerhand tot man was gerijpt.
Of hij daaraan dacht, terwijl hij ernstig,
nederzat in de koele en. gezellige kamer-van het-;
zwitsersche huisje, waar hij logia had gevon
den, en met halfgesloten oogen peinzend, in
het schemerlicht staarde, dat door de geslo'.en
zonneblinden haar binnendrong ? Verwijlde'
zijn geest bij de triomfen van verleden en
toekomst? Of was 'zijn ziel vervuld met-dé.
i'-eelden hx 't verre Oosten en Westen, in de
Nieuwe Wereld aanschouwd, vergeleek hij die
natuurwon déren" met de zacht lokkende fdylli-,
sche rust van het lieflijke Thüringerwoud ? ,
Neen, hij dacht aan een stillen
zomorand