De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 2 maart pagina 1

2 maart 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

o A°. 1879. Yersekrjiit lederen Zondagochtend. Uitgevers: ELLERMAN, HARMS & C°. Kantoor: Rokin 2. ZONDAG 2 MAABT. Abonnement per 3/m. ... 60 Cts. f r." p. p. 75 Cis. Afzonderlijke Nummers 5 » Advertentie*!! per regel 15 » INHOUD. Wat mi? Staatkundig overzicht. . Feuilleton. Minister van Bosse. Ge meentezaken. Kunst, de Vondeltcntoonstelling II. Letterkunde, Vorm en Kleur, door J. 'R. iie Kruijf. Onze huichelachtige vormen. Statistische en Indtistrieële mededeelingen. Allerlei. Ingezonden. Handelsoverzicht der week. Overzicht van de JSffcctenmsrlït. Cargalijsten. Schepen in lading. Veilingen. ? Burgerlijke Stand. ? Publieke Vermakelijkheden. Te haar zijnde woningen. Advertentïn. Het Koninklijk Besluit, waarbij., de Commissie der Rffisadviseurs voor de Monumenten van G-escMedenis en Kunst wordt ontbonden, is verschenen. Met 1°Maart 1879 worden de nog overige leden dier Commissie eervol ontslagen. 'tW;.s te voorzien, dat dit het einde zou zijn. Immers, Z Ex o. de Minister van Binnehlandsche Zaken had bij de debatten in de Tweede Kamer der Staten-Q-eneraal, op 12 en 13 Dec. des vorigen jaars, ondubbelzinnig genoeg te kennen gegeven, dat bij een voordracht in dien geest bij Z M. den Koning zou indienen. Wél hadden eenige vereenigingen en bijzondere personen getracht, alsnog verandering in'sMinisters zienswijze te brengen. Het Koninklijk Oudheidkundig Q-enootschap te 'Amsterdam had een tweede adres "ingezonden, in aanslui ting aan zijn adres aan de Regeering, dat nog ' vóór de beslissing de Kamer had bereikt. Eenige knnstvriehden te Rotterdam hadden zich tot den Minister gewend met hot veraoek, om tot de opheffing van de Commissie niette adviseeren. Leden der Hervormde Gemeente te Maastricht hadden een dergelijk verzoek ondersteund, door te wijzen op het behoud van . den schoenen toren hunner kerk, dat zij aan de Commissie der Rij ds adviseurs hadden te danken. Wellicht hadden ook anderen in dien geest gesproken. De inhoud van deze adressen is aan het publiek onbekend geble ven. Dut er nieuw licht over de zaak is ver spreid, dat er nieuwe gezichtspunten daardoor geopend, nieuwe gronden voor het instand houden van de Commissie daarin geleverd werden, is niet waarschijnlijk, 't Was trouwens moeielijk, na alles wab er over gezegd en ge schreven is. Zeker is het, dat deze pogingen vruchteloos bleven, 't Werd allengs duidelij ker, dat de Minister niet van gedachte ver anderd was, noch zou veranderen. Den loden Jan. U. werden de binnen- en buitenlandsche correspondenten met dankbe tuiging van wege de Commissie .ontslagen, en niet lang daarna volgde de aanschrijving aan de leden der Commissie, dat zij de onder hen berustende stukken en bescheiden hadden terug te zenden, en de medecieeliiig, dat de van hen gevraagde adviezen omtrent-een groot aantal, met name genoemde, gebouwen niet meer wer den verlangd. Het Koninklijk Besluit, waarbij de in 1874 ingestelde Commissie weer wordt op geheven, kon das voor niemand een .verras sing zijn. Niettemin, al liet zich dit besluit verwachten, pijnlijk heeft het toch zeker velen aangedaan. Want aan allen, die de vaderlandsche kunst, de vaderlandsche geschiedenis, de nationale eer liefhebben, dringt de vraag zich op: Wat nu? Jammerlijk en onverantwoordelijk was de toestand onzer Monumenten en Musea vóór 1874. Het Rijk ging voor in het verwaarloozen, verminken en verwoesten van de open bare gehouwen, kunstverzamelingen en kunst schatten. Gemeente- en Kerkbesturen sloopten, veronachtzaamden, verkochten of bedierven de onder hun beheer staande zaken. Particulieren deelden ruimschoots in dien geest van onver schilligheid. Enkele loffelijke nitz o n deringen werden er gevonden. Enkele genootschappen en vereenigingen ijverden voor 't behoud en 't doelmatig herstel van het dag aan dag ver vallende of 't onhandig gerestaureerde, pro testeerden tegen vervreemding van kostbare of merkwaardige kunstvoortbrengselen, maar 't ontbrak aan macht en gezag om den stroom te keeren. Daar bracht de sovembermaand van 1873 het Gitfo-artikel van Victor de Stuers: Holland op syn Smalst, 't Was een kras stuk een beschamend stak. Misschien zag het de weinige lichtpunten en uitzonderingen wat voorbij. Wellicht had er b. v. op gewezen kunnen worden, ,hoe het Rotterdamsche ge meentebestuur de fraaie Delftsehe poort had gespaard, terwijl de schrijver zijn voorbeelden van dien aard uitsluitend aan het buitenland ontleent; maar te kras was het artikel toch niet. Van de menigte doeken, op.den zolder van het Ma^tr^tsh^lïs opgerold en opgehoopt, maakt bij zelfs geen melding. Van den verkoop van een, der voortreffelijkste llob~bema?s, door een boeren-gemeenteraad, voor een appel en een ei, spreekt hij niet. Proeven van wansmaak bij bet opknappen" van kasteelen en heerenhuïzen brengt hij niet bij. De trenrige lijst had nog vrij wat uitgebreid kunnen worden. Niet enkel veroordeelend en afkeurend klonk de taal van den strengen krïtikns. Ook het be lang van eene commissie van adviseurs, gelijk in Belgl'èwerd gevonden, wordt er in aange toond en in breede trekken wordt "de werk kring van zulk een commissie geschetst. Haar taak zou bestaan in het geven van adviezen, waar het de restauratie van gebouwen, op kosten of met medewerking van den Staat betrof, waar 't het instellen van onderzoekin gen op het gebied van kunst en geschiedenis gold, waar nieuwe Rijksgebouwen werden op gericht. Bij Koninklijk besluit van 8 Maart 1874 werd de Commissie van Myksadvis&urs voor de Mo numenten van Geschiedenis en Kunst ingesteld. 't Is misschien niet overbodig te herinneren, dat aan, de .te benoemen Adviseurs werd opge dragen : gevraagd of ongevraagd, aan de Re geering advies uitte brengen omtrent de maat regelen, vereisoht tot het behoud van gebouwen en voorwerpen, welke voor de vaderlandsche geschiedenis of kunst belangrijk zijn, zoodanige voorwerpen op te sporen en daarvan, yoor zoover zij aan openbare instellingen behoorec, een inventaris op te maken en bij te houden; des geraden omtrent de historische en kunst verzamelingen van het Rijk aan de Regeering de noodige voorstellen te doen en haar advies uit te brengen over de plannen en hunne uit voering," betreffende oprichting of herstelling van gebouwen, geheel of gedeeltelijk ten koste van het Rijk ondernomen," terwijl de advi seurs werden'uitgenoodigd: binnen- en bui tenslands correspondenten te benoemen." Met groote ingenomenheid werd deze stap van den Minister Geertsema door velen in den lande begroet. "Belangrijk'e diensten heeft de Commissie in de .weinig .v. jaren van haar be staan bewezen en het adres van \~\v\,-KoninklijkOudheidkundig G-enootschap te -Amsterdam sprak er terecht van, dftt zij voor -het eerst sedert jaren de verwaarloo.zing, verminking en slooping onzer kunstwerken heeft doen op houden, en niet alleen veel heeft gedaan-, doch nog meer heeft verhoed en; gered, en wat nog beter i% aan velen en allërwege de oosren ge opend heeft voor het-onhèrstelbaar verlies, dat' onze nationaliteit dreigt,; wanneer de monu menten dier nationaliteit, gesloopt en wegge voerd worden." De H.H....Fa« EcJs en" Van der -Kaay Irachten bovendien, bij de discussies in de Tweede Kamer, in herinnering, met hoe goed gevolg de correspondenten, door liet geheele land verspreid, overeenkomstig het doel der instelling hadden kunnen medewerken, om de aandacht der adviseurs -.te vestigen op be langrijke zaken, ma'ar ook, om overal belang stelling te wekken. Daar is dan ook onmis kenbaar een andere, betere geest in de natie ontwaakt, en Nederland, dat nu in dezen niet meer bij andere volkeren zelfs bij Turkije," zei de heer Lcnüng achterstond, was op een goeden weg gebracht. Wat is er toch .gebeuld, waarom de Com missie den Isten Maart 1879 moet worden-ter dood gebracht, na reeds half December des vorigen jaars ter dood te zijn veroordeeld? Ook de Minister Kappeyne wees in zijn requi sitoir op de deelneming, waarmede de Com missie was begroet.. ,;0f die deelneming liet gelukkig resultaat heeft gehad, dat ieder te vreden is, dat men al het gebeurde toejuicht, dat men bestendiging van den tegenwoordigen toestand wen&cht, zal voorzeker niemand be vestigen," sprak Z. ExcV verder. Keen, voor waar niet. Welke .commissie" ter wereld heeft ooit zóó gewerkt, dat ieder te,vreden is en al het gebeurde toejuicht!-Al word het optreden van den Heer K. als Minister door velen met deelneming vernamen, 'ook over Z. Exc. is niet ieder te vreden -en niet allen juichen al het door,hem verrichte toe.. Maar is dat een ernstig argument'? Zeker heeft de arbeid der. Commissie vaak ''heiligen tegenstand ontmoet en strenge "beschuldigingen uitgelokt. Velen verweten haar groote eenzijdigheid en ultramontaansehe sympathiën, blijkbaar in hare voorliefde voor wat men klooster stijl" noemde en in hare voorkeur voor het restaureeren van kerken, 't Werd daarbij uit het oog verloren, dat kerken ook onze talrijkste, onze oudste, onze betrekkelijk nog het best bewaarde bouw werken zijn en dus uit den aard der zaak het meest in aanmerking moesten komen. Men scheen niet op te merken, dat het bij de ad-viezen omtrent nieuw te stichten gebouwen vooral te doen was, om, bij het gevoel voor het sciwone, ook moer gezonde begrippen om trent de eischen eener goede constructie tot heerschappij te 'brengen en daarom de re gelen, die in den bloeitijd onzer nationale bouwkunst golden, werden herinnerd en toeHet artikel een bomvJnmstig spook in de G-ids van 1877 zette deze beginselen uiteen en in de Tweede Kamer brak de Heer Segram een lans voor den oud-Holiandschen stijl, door Londensche autoriteiten de beste'voor open bare gebouwen gerekend, gelijk de Heer L&nting 't gelukkig noemde, dat onze werklieden door de restauratie van goede gebouwen weer eens goede modellen te zien kregen. Anderen klaagden over al te groot en ijver. Zij beweerden, dat de Commissie met het oprichfen van post- en telegraafkantoren, met het bouwen van pastoriën enz. niet te maken had,-en ook de Minister verweet haar, dat zij, in plaats van eene Commissie van oudheid kundigen te blijven, veel te veel het initiatief genorr; en had. Maar ie groote ijver is te matigen en bij het vele, wat te doen was, kon althans groote ijver geen kwaad, terwijl met hst 003 op hare instelling, het adviseren om trent . post- en telegraaf kantoren en omtrent zalke pastoriën, waarvoor Rijks-subsidie was gevraagd, niet gezegd kon worden, buiten de grenzen van haar bevoegdheid te liggen. Daar kan dus in de toepassing gelaaid en gedwaald, overdreven en eenzijdig gewerkt zijn, maar dat rechtvaardigt de opheffing vandegansche Commissie niet. Voor zoovelen de leden deiTweede Kamer zich dan ook hebben laten hooren, waren zij nagenoeg eenstemmig in den weasch, dat de Commissie zou blijven bestaan, onder controle, als het noodig bleek, met die verbeteringen, die moesten worden aangebracht. Zelfs het drietal leden, wier amendement werd aangenomen, om de post voor het onderhoud var historische gedenkstukken enz. van 85,650 gulden tot 1000 gulden te verminderen de I-]H. De Jong, Patijn en De Jonge ver klaarden, het behoud der Commissie te willen De volksvertegenwoordiging verlangde dus wel de noodige verbeteringen, maar niet liet af breken van liet nog zoo kort bestaande. -. Erger was het en dat hebben zeker al len, die de instelling van de Commissie der Rij k s-adviseur.s met blijdschap begroet hadden, met groot leedwezen gehoord, erger was het, dat onder de leden ze'lven ver wij dering .en verbittering was ontstaan. Daarmede bracht het openbaar gerucht het uittreden van eenige bekwame en geichte mannen in verband, en het werd openbaar door het schrijven vanden Secretaris, Jhr. J. 33, Hooft van Iddekinge, in het Vaderland Van 11 Dec. 1878geplaatst. Het antwoord.daarop van de nog overige leden bevatte meer onbepaalde te'genbeschüldigingen, dan argumenten, en voor wie niet in de "ge-" .heimen zijn ingewijd, is 't ondoenlijk te beslis sen, aan wie de schuld. Wij hebben dan ook niet als rechters in deze zaa.k te zitten; wij heb ben alleen onze diepe droefheid uit te spreken, dat een- goed werk op deze wijze bedorven ip. Want vergissen wij ons niet, dan ligt in de oneenigheid van de leden der Commissie onder ling de reden, waarom de Minister in arren moede' er een einde aan heeft gemaakt. Na wat er geschied was, kon deze Commissie niet blijven en in zoover wenschte niemand de be stendiging van den tegenwoordigen toestand." Maar zij bestond ook niet meer. Alle leden hadden hun mandaat neergelegd. Zon 't on doenlijk zijn geweest, een nieuwe benoeming te doen, of, als dat niet kon, uit gebrek aan geschikte personen, de Commissie des noods op het papier te laten bestaan, totdat het ge lukt was, bekwame laden te vinden? Hadden de correspondenten niet uitgenoodigd kmrm n worden, werkzaam te blijven en zich onmid.delijk met den Refendaris van de Afdeeling Kun sten tn Wetenschappen in betrekking te stel len ? Nu zijn er vele krachten verlamd, vele weigezinden tot werkeloosheid gebracht. Wan neer het waar is, dat, naar het woÓrd. des " Minister;, de instelling der Commissie in ." 1874 meer eene opwelling van edelmoedigheid"" . was, dan een,zaak van rijp beraad." ging het dan de kracht van een zóó uitstekend mtm als Mr. Kappeyne 'van de Copeüo te boven, die zaak eens goed op pooten" te. zetteu ? . Bleek de organisatie verkeerd, heeft dan dexe ?. geleerde volstrekt geen organiseren d en geesi? \ 't Wil ons toeschijnen, dat de Minister zich aelven een zeer onverdiend brevet van onbe kwaamheid geven zou, als hij zich. in ernst' buiten staat verklaarde, de werkzaamheden : en bevoegdheid van eene Commissie als deze ,'. te regelen. Des noods kon hij in- 't' naburige België, om niet te zeggen in Turkije genige. gegevens vragen. ' '_> Maar de Minister acht eene Commissie van Rij ks-adviseur s overbodig. Er is immers aan ?'; zijn Departement eene Af deeling voor Kun- '''? sten en wetenschapper), .met een Referendaris. ' aan het hoofd.-Zonder-twijfel; Maar niet allen ~ eerbied over den tegenwoordigen titularis, aan ,, wien de goede zaak zooveel te danken he-ëft, is rniet eene onafhankelijke Commissie juist ," noodig, om tegen altijd mogelijke eenzijdigheid te waken ? Kan Jhr. De Sfüers, in et. al ',Aj i . ? kennis en ijver, alles weten, overal.zijn, alles . doen? 1-3 hij onsterfelijk? En kan*déKegeè- ring wellich'- menigmaal de adviezen misken : van mannen, over 't gebeele land verspreid ' en ,door hunne correspondenten op de hoogte ? gehouden, de (pas .ontwaakte natie kan het. ." toezicht, de opwekking van zulke, mannen.nog niet onlberen. Zij moet wakker worden-ge-. houden, wanneer niet over weinig jaren een ?. nieuw Holland op gijn Smalst beschamend van ..". lauwheid en onverschilligheid .en onwetend- ':' held zal moeten, getuigen, tot oneer voor het "-_ volk, tot schade van zijne nog zoo hulpbehoe vende knnstindustrie, tot groot verdriet van , allen, die de Monumenten van geschiedenis en kunst, als illustratiën onzer historie," als wég- ?; wijzers op het goede spoor, a'ls zogei eekenen ? van een schoon verleden liefhebben. De Commissie, der Rijks-advi^eurs is dood; En wat nuf ? ?? ' Voor hare wederoprichting.is yoore rst weinig- . kans, 't Zal zaak zijn wakfcêr te- H-ifren en. " wakker'te houden. Misschien komt de tijd,-. waarop zij herleeft, gereorganiseerd, geleerd , door misgrepen en f-:truikelingen, om, gesteund door de sympathie'der natie, d*r Reg^ering, der Volksvertegenwoordiging, het goede werk voort te zetten, dat nu aan hare hand ontviel. R. J. C. Wanneer ooit in verloop van tijd de Balga- ' ren zich beklagen over achterlijkheid op in^ tellectueel of politiek gebied, is dit zeker niet te wijten aan de-organisatie van hnn regee^. uagsvorm, althans wanneer zij de constitutie aannemen, die hun. deze week is aangeboden. Te Tirnova hebben de vereenigde notabelen zich een ontwerp-grondwet hooren voorlezen, waarvan de hoofdinhoud naar de beste model len genomen was. Een vorst, erfelijk en con stitutioneel, eene nationale vergadering, een KOVELLB VAN De gloeiende stralen der middagzon vielen op Het dichte dennenbosch. Hier en daar ver toonde zich .tusschen tle liooge, krachtige stam men een sierlijk beekje, en op de lichtere plekken van het. wond, waar wat meer ruimte was om de takken nit te slaan, staken frissche beuken het hoofd omhoog. Geestig speelden de" zonnestralen door het loover en teekenden iichte figuurtjes op het zachte, groene mos tapijt. Het was midden in den zomer en geen wolkje vertoonde zich aan de blauwe lucht, maar het dichte dennengroen hield de bran dende hitte tegen, en in de schaduw genoot men van het heerlijke zomerweer. Van tijd tot -tijd ruischte er een verkwikkend koeltje door de takken en hoorde men soms van verre en soms naderbij een zacht gegons, alsof de we reld daar "buiten wel wilde, maar niet bon binnendringen in deze lieflijke, kalme stilte. Nu en dan weergalmden vroolijke stemmen op den breeden straatweg, die door het boseh liep; maar al spoedig verstomden zij weder en 't was alsof zij evenals het gegons der insekten het behaaglijk gevoeg van volkomen rust eer verhoogden dan verstoorden. Het wa ren badgasten uit het nabijgelegen stadje, die, van hunne morgenwandelingen terugkeerend, alweer overlegden wat zij verder met den prachtigen zomerdag zonden doen. Het was anders niet noodig om- met enkele mooie uurtjes te woekeren ; reeds weken achtereen was het weer overheerlijk en de hemel blauw; iederen mor gen ontwaakte men rnet het prettige gevoel, dat men ongestoord zou kunnen genieten van de verrukkelijk schoone natuur in het rond. Een smal voetpad slingerde zich van het hooger gelegen gedeelte van het tosch naar beneden en kwam op den straatweg, uit. Een wandelaar spoedde zich daarop voort, en wie hem gadesloeg, zooals hij daar voortsnelde met vlaggen tred, soms bij een kronkeling van het paadje een boomstam omvattend, om zich staande te houden, zou niet terstond hebben kunnen zeggen, of de gladheid van den met dennenaalden bezaaiden weg, dan wel alleen levenslust zijn schreden bevleugelde. Het'kleine knaapje, dat de kindermeid vooruitloop end, nu met aandachtige bewondering den naderenden vreemdeling aankeek, begreep er ten minste niets van; de krachtige sprong, waarmee deze den straatweg bereikte, scheen het blonde knaapje in hooge mate te behagen en deed hem eensklaps uitroepen: Toe, laat mij ook eens springen, ik ben niets bang!" Niet, mijn jongen?" antwoordde de onbe kende, wacht maar liever tot gij wat grooter zijt." En zoo was het gesprek reeds aangeknoopt, toen de kindermeid naderbij kwam. Het ongelijke tweetal scheen een bijzonder welgevallen aan elkander te vinden, en toen de krachtige man, met het door de zon ge bruinde gelaat, dat door den zwaren baard niets van zijn vriendelijke uitdrukking verloor, d-iar zoo voortstapte met het knaapje aan de hand, vroolijk keuvelend, scheen het alsof zij oude vrienden waren. Reeds hadden zij ont dekt dat zij denzelfden naam droegen, en de groote Reinhold had den kleinen Reinhold moeten beloven, dat hij; hem eeng heel gauw mee zou nemen naar dien h^ogen berg, als mama het ten minste hebben wilde, iets, waar aan, volgens de herhaalde verzekering van het kind, geen den .minsten twijfel bestond. Maar als papa nu eens neen zegt. Of is die niet hier?" Papa? die-is bij Gravelotte doodgeschoten," zei het knaapje, terwijl hij stiktond en de hand van zijn nieuwen vriend losliet; weet gij daar niets van? Kijk, .daar konst mama aan, die zal het u wel vertellen." Reinhold volgde met de oogen het vooruitsnellende kind, dat druk pratend bij een na derende dame bleef stilstaan-; wier gang en houding Reinhold bekend voorkwamen, al be greep hij zelf niet waarom. Hij had geen tijd er over na te denken, en vervolgde half aar zelend zijn weg om haar groetend voorbij te gaan, toen hij merkte, dat ook haar blikken vragend en .onderzoekend op hem rustten. Eensklaps herkende hij haar, en beide handen naar haar uitstrekkend riep.hij verrast: Gij hier, Anna!" En; Zijt gij het waarlijk, Reinhold!" was haar vroolijk ant woord. Hoe wonderlijk!" ging zij voort, terwijl zij haar handen zachtkens terugtrok en ze op de schouders van haar verbaasd rondkijkend zoontje legde; hier in het stille Th ringerwoud vinden wij elkander weer, na zooveel jaren, terwijl ik dacht dat zeeën en bergen ons scheidden ! Waar kom je vandaan ?" Het vertrouwelijke je"" werd op eenigszins schuch;eren toon uitgesproken. Ik heb u-gezocht," antwoordde hij lac.hend, terwijl zijn oog onafgewend op haar Hef ge.aat bleef rusten. Mij gezocht? Wist gij dan dat ik hier was?" Hij zweeg een oogenblib en hernam toen: ,Neen, dat had ik niet kannen denken." En met de hand langs het voorhoofd strijkend, als willende hij zijn opwellende gedachten ver lagen, sprak hij: Kom, Anna! laat ons voortmaken en een gezellig plaatsje opzoeken. De plek, waar ik mij voor het laatst tehuis heb evoeld, ligt meer dan duizend mijlen achter mij. Ik verlang naar een schijn van huiselijk heid.'Wij hebben nog tijd genoeg om te praten, en 't zijn niet. alleen vroolijke dingen, die ik u te vertellen heb." ' Hij bood haar den arm, dien zij zonder aar zelen aannam, en bijna zwijgend zetten zij samen hnn weg voort, terwijl de knaap vroo lijk om hen heensprong, blij met den nieuwen vriend, en zich verheugend in het vooruitzicht op zijn lekker middagmaal, Reinhold was landschapschilder. De aller eerste proeven, waarmede de jongeling zich op de kunsten aarsloopbaan gewaagd had, hadden de kenners reeds opmerkzaam doen worden op een talent, dat zoo duidelijke sporen droeg van echt dichterlijken aanleg. Het was niet zoozeer de keus zijner onderwerpen die aantrok en deelneming wekte, als wel hun eigenaardige bezieling, de uitdrukking, waardoor, om zoo te spreken, vormen en klenren hun wijding ontvingen. En toen de jonge kunstenaar, dooi ijverige studie geholpen, hoe langer hoe meer leerde om de werkelijke dingen, door zijn pen seel weergegeven, in overstemming te brengen met hetgeen zijn geestesoog daarachter aan-. schouwde, en hij het gevaarlijk overhellen naar de eene of andere zijde hoe langer hoe betere wist te ontwijken, was -het geen wonder, dat ' ich weldra aan zijn naam grootiche verwac!-;ingen vastknoopten. Dat alles was nu Irnig* eleden. Van Italië, nit, waar hij zich. vevschf i-dene" jaren had_ opgehouden, had hij, zonder eerst in het vaderland terug te keeren, en a's door onwederstaaabaren reislust aangegrepen,verre tochten ondernomen in alle wei-elddeeler, n 'alleen door het zenden van aquarellenva'n, tijd tot tijd bewezen dat hij leefde en de zijnen niet vergat. Die vluchtige schetsen, zoo vei-. rassend van werking, in de hoogsSe mate na tuurlijk en dnbbel aantrekkelijk door het eigen- ' aardig buitenlandsch waas dat ze o ingaf, had- -' den in kunstenaarskringen en op tentoonstel,-' lingen de levendigste belangstelling opgewekt,waardoor vrienden en vijanden nu met een soort van spanning uitzagen naar de vruchten, die men met volle recht verwachten kon, na zooveel ernstige studie, waaronder de jongeling nu langzamerhand tot man was gerijpt. Of hij daaraan dacht, terwijl hij ernstig, nederzat in de koele en. gezellige kamer-van het-; zwitsersche huisje, waar hij logia had gevon den, en met halfgesloten oogen peinzend, in het schemerlicht staarde, dat door de geslo'.en zonneblinden haar binnendrong ? Verwijlde' zijn geest bij de triomfen van verleden en toekomst? Of was 'zijn ziel vervuld met-dé. i'-eelden hx 't verre Oosten en Westen, in de Nieuwe Wereld aanschouwd, vergeleek hij die natuurwon déren" met de zacht lokkende fdylli-, sche rust van het lieflijke Thüringerwoud ? , Neen, hij dacht aan een stillen zomorand

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl