De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 23 maart pagina 1

23 maart 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

LTO O Verschijnt iederen Zondagochtend. Uitgevers: ELLERMAN, HARMS & C°. Kantoor: okin 2. INHOUD. Ministeriëele overmoed. Staatkundig overzieht. Feuilleton. Gemeentezaken. Het Hois van Adriaan. .Kunst. Letter kunde, Vo~m en Kleur dojr J. R. de Knnjif. Het nihilisme in Rusland. Statistische en industriëele mededeelingen. Allerlei. In gezonden. Handelsoverzicht der week. Overzicht van de Effedenmarkt. Cargalijsten. Veilïcgen, , Onbestelbare brieven. ??? Burgerlijke Stand. Publïe!;c Yerm-.ikelLJklicden. Tehuar zijnde woningen. Advertentiè'n. De Tweede Kamer heeft dezer dagen de zwakheid gehad, met groote meerderheid een wetsontwerp aan te nemen tot aanvulling -van de wet op het middelbaar onderwijs, dat, wan neer het wet zal zijn geworden, liet Staatsblad in hooge mate zal ontsieren. Niet alleen, omdat het tegen de wet op het middelbaar onderwijs . reageert, door acten van bekwaamheid voor het onderwijs in het fransch, duitsch en engelsch o. a. aan hoogere burgerscholen met driejarigen cursus verkrijgbaar te stellen, ten gevolge van een examen enkel in die talen, hare uitspraak en spraakleer, terwijl dergelijke acten tot dusver alleen worden uitgereikt na het afleggen van een examen, dat zich ook tot de fransche, duitsche of engelsche letter kunde uitstrekt: een inderdaad reactionnaire ' maatregel, die het peil van bet taalonderwijs op de ecnolen in quaestie, dat toch reeds lang niet zoo hoog staat als men kon wenschen, nog" meer zal doen dalen, dqor weinig out-. 'r wikkelde personen, die eeuige taalrpgelen goed van buiten geleerd hebben, daarbij toe te laten. Maar bovendien is het bedoelde wetsontwerp &ene plaats in hot StaatsUad onwaardig om den schromelijk gebrekkigen vorm, waarin betver va', is. Het hoeft den schijn, alsof de Mi nister van BinnenlandschëZaken, die veel studie , heeft gemaakt van de engelsche wetgeving, zich er op heeft toegelegd om al de nadeelen van hst gemis eener behoorlijke codificatie, die in Engeland zoozeer worden ondervonden, bij deze gelegenheid aanschouwelijk voor te stellen. - n plaats van den tekst der artikelen van de ' wet op het middelbaar onderwijs, zooals'zij worden gevdjsigd en voortaan zullen luiden, noemt het wetsontwerp verschillende artikelen van die wet benevens van de nieuwe en zelfs van de oude wet op het lager onderwijs., die op zekere gevallen zullen worden toegepast. De redactie is door dezen slechten vorm zoo duister geworden, dat het wetsontwerp, behalve , voor rechts- of liever wetgeleerden van beroep, zoo goed als onverstaanbaar is, en dat zeer zeker de sukkels, die de Minister aan een gemak- keiijker acte-examen voor de hoogere burger scholen met driejarigen cursus helpen wil, er « geen touw 'aan zullen kunnen vast maken en zoader hulp van. anderen volstrekt buiten staat zullen zijn na'te gaan, wat de wet nu eigenlijk van 'hen verlangt en welke bevoegdheden, zij hun na~ afgelegd examen toekent,. Ziehier een voorbeeld. Art. 7 van het aangenomen wets ontwerp luidt aldus: De bezitster der acte, bedoeld in art. 56, lettu6, cier wet van 17 Augustus 1878 (Staafollad No. 127), heeft de bevoegdheid tot het geven van on derwijs aan middelbare scholen voor meisjes in de vakken, waarin het derde lid van art. 78 der wet van 2 Mei 1863 (Staatsblad No. 50) gelijke bovoegdhcid geeft aan de bezitster der acte, vermeld in art. 45 der wet van. 13 Ang.' 1S57 (Staatsll. No, 103)." "Wij bevelen dit staaltje van een kreupel. wetsartikel in de aandacht, van prof. Opzoomer aan, wanneer hij weder eens beschouwingen over onze achterlijkheid in de luimt van wet geving" mocht openbaar maken. De belang hebbenden bij deze bepaling1 (en dat zijn nog wel dames) zullen, om'er iets van te begrijpen,drie wetten moeten opslaan; daaronder be hoort, om het nog fraaier te maken, de thans bestaande schoolwet, die zal zijn vervallen zoo dra de nieuwe schoolwet ten langen leste zal ijn n werkirg getreden. Wanneer zij zich die moeite zullen hebben getroost en de caco" graphie van het aangehaald artikel (?waarin het derde lid van art. 78... gelijke bevoegd heid geeft" is geen hoüand ch). znllen hebten verbeterd, dan is het zeer waarschijnlijk d';t zij de bedoeling, .die eenvoudig ia dat eene vrouw, die als hoofden lei1 wijzeres is toegela-r ten volgens de wet op het lager onder wijs, ook aan eene middelbare meisjesschool de vakken zal mogen onderwijzen', waarin zij geëxamineerd is, nog niet zullen. val ten; want art. 56 & der nieuwe schoolwet heeft met art. 78 derde lid der bestaande wet op het middelbaar onderwijs dit gemeen, dat het voor leeken in de kunst der wetsnitlegging niet gemakkelijk te begrijpen is. Zóó maakt men wetten l Maar het zonderiregister van den Minister van Binnenlan'dïcbe Zaken met betrekking tot dit wetsontwerp is hiermede niet ten einde. Dit ontwerp heeft een geschiedenis. Bij de behandeling der nieuwe schoolwet in de Tweede Kamer kondigde deze Minister aan, dat hij, wanneer die wet zou zijn aangenomen, eene wijziging zou voorstellen der wet op het middelbaar onderwijs, strekkende om, behalve de bestaande acten voor de fransche, engelsche en duitsche taal en le'.terkunde, voortaan ook acten te doen uitreiken voor deze talen alleen, welke de bevoegdheid zouden schenken om da-arm o. a. aan hoogere burgerscholen met' driejarigen cursus onderwijs te geven. De heer des Amorie van der Hoeven kwam destijds tegen dat voornemen op, met de opmerking, dat de hulponderwijzers dan, in plaats van'de hoofdonder wijzer sacte te behalen, wel eens de voorkeur zouden kunnen geven aan het veel gemakkelijker examen in eene vreemde taal en aan eene. financieel veel voordeeliger plaat sing aan eene hoogere burgerschool met drie jarigen cursus, waardoor openbaar en bijson der lager onderwijs.leerkrachten zouden ver liezen. Daarop antwoordde de Minister o. a., dat dit. bezwaar nu niet aan de orde was. Ziehier de woorden, destijds door hem ge sproken : " Maar ook al was het (bezwaar) gegrond, dan zon het te pas komen, wanneer de wijziging n de wet op liet middelbaar onderwijs aan de orde is. Dan kan de qnacstie worden gemove rl, of bezit ters van de acte A alleen het recht znllen hebben onderwijs te geven aan burger dag- en avondscho len dan wel of hunne bevoegdheid ook uitgebreid moet worden tot de hoogere burgerscholen met driejarigen cursus." De quaestie moest dus open blijven, om bij het thans door de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerp te worden beslist. Dit scheen de Minister intusschen te hebben vergeten, toen nu onlangs dit wetsontwerp werd behandeld. Immers hij bestreed een door de Commissie van Rapporteurs voorgesteld amendement op Abonnement per 3/m. ... 60 CU. f r. p. p. 75 Cts. Afzonderlijke Nummers. , . . . 5 , » Ad verten tiëu uer regel .'........... 15 > dat onlwerp, dat streld.e om de bezitters eene.r enkele l aalacte van het geven Vrin on derwij-1 aan hoogere burgerscholen tut te sluiten, op 5 Maart 1879 met deze opmerking: Maar ik he.-imier er slst-hts aan, dat wat au vooi-jiestï.-ld wordt- hetzalfile is, wat aangekondigd werd bij de behtmdiJiiig van "de wet op het lagcf onderwijs en wat, toen.sis verdtdigis g voórg'o-dr 'gcu van hetgoen- door "2e Regeeriug w^nf'vcorge-1 steld, ge-i&ht mag worden desl.ijdVfiöjjlicite althans te zijn goedgekeurd.". Dit laatste wa*s. gelijk men. ziet, in lijnrechten strijd met. de werkelijke toedracht deizaak, en een der afgevaardigden nam dan ook de vrijheid op dien strijd opmerkzaam te ma ken, en- de hierboven; aangehaalde woorden van den Minister, hij - de behandeling, deinieuwe schoolwet gesproken, voor te lezen. De Minister was'in de klem; maar een staatsman viudt altijd eeu uitweg. Ziehier dien, welken de heer Kappeyne niet versmaadde. Hij her nam, na voorlezing van een deel zijner in Juli 3878 uitgesproken rede: Ik had dus recLt te zeggen : toen heeft de -Re geering hare plannen aan de Kaïncr medegedeeld. Nu is .hut mogelijk, d:it ik in het vêrvojg van mij ;e rede tegenover den geachtcii afgevaardigde ait Breda, durus adversarius, gfzegd heb: gij knnt er later op terugkomea, maar tegen dei-gelijken tegenstander verzuimt men geen enkele exceptie." Déze uitvlucht bleef onbeantwoord. De libe rale Kamerleden waren 200 beleefd er het. stilzwijgen op te bewaren en de bedoelde af gevaardigde uit Breda .(de heer des Amorie van der Hoeven) was genoeg gestreeld door den hem toegezwaaide lof, of.wel, 'tgcen ruim-zoo waarschijnlijk i*, vond er beter rekening bij om zijne vroegere, meenmg te laten varen, en het wetsontwerp,- .waardoor het peil van het taalonderwijs op een.deel der middelbare scho len zou worden verlaagd, te helpen aannemen. Wij meenen intusschen, dat de houding van den Minister in deze zaak niet met stilzwijgen mag worden voorbijgegaan. De heer Kaj-peyne had in zijne vroegere betrekking' van advocaat een goeden naam. niet alk-en wegens zijne bekwaambejjd^^iasu' oo^^-gg^^ijne loyauteit in de behandeling van zaken. Dien naam zou hij evenwel ongelwijfeld spoedig hebben ver loren, wanneer hij zich tegenover zijne mede leden, der balie een handelwijs.veroorloofd had, gelijk hij thans' tegenover de Tweede Kamer heeft gevolgd. In de rechtsgeleerde practijk is het oordeel niet zacht over den. man, die, na met ijn confrère te zijn overeengekomen een of ander' geschilpunt tot een latere gelegenheid te laten rusten, die afspraak schendt wanneer do bedoelde gelegenheid daar is, als reden .opgeverde, dat liet hem alleen te doen was om zijn bekwamen-ambtgenoot met eea kluitje-in 't riet te sturen. Indien dergelijke woordbreuk al niet aan het oordeel van den. rechter werd onderworpen, zou althans een pleiter die zoo handelde zijn naarn als fatsoenlijk practizijn voor,goed kwijt zijn. Is de Minister van BinBenlandsche Zaken door déinderdaad onge looflijke volgzaamheid, welke de meerderheid der Tweede Kamer bij meer dan ne gelegen heid ten zijnen opzichte heeft betoond, reeds zoo zeer .yer wend, dat hij meent zich jegens de volks ver !:egenw o ordigin g te kunnen veroorloven, wat hij vroeger jegens geen zijner ambtgenooten zou hebben gewaagd ? Het is mogelijk. Het stilzwijgen der leden op woorden als wij aanbaalden heeft ons althans pijnlijk ge!roffen. Maar dim,is het goed dat deze thans nog veelvermogvndo besund^man wetp, dafc er achter en iri zekeren zin boven de Siaten-Generaal een volk staat, dat nog hoogen prijs stelt op oud-hoUsndsehe goede trouw, en ongenegen is om-"fe dukk'n dat handelingen, die onder fat soenlijke advociitsn niet zonden worden ver dragen, in den omgang van zijne regeering met- zijne veitegenwoordigingburgt-rrec-ht vei'krijgeij i vVij zullen er niet meer van zeggen. Wij zouden wenschen dat het wetsontwerp waar over wij spraken, dat even ge-breking is van vorm als verderfelijk van -jnhorH, door de Eerste Kamer werd verworpen. Doch wij -vree zen dat dit staatsli&haam nog meer onderden invloed van deza-Iïegeering staat dan de Tweede Kamer, en durven ons zelfs niet vleien dut uit den kring der hoogstaangeslagenen, in den naam der nationale goede trouw, een protest tegen de houding van den Minister zal op gaan. Het' eeuige wat wij hopen is, dat rede voeringen als deze het hare zullen bijdragen om de kiezers te bewegen, dat zij bij de keuze van afgevaardigden meer, dan tot dusver op de onafhapkeli.jkhe.id en zelfstandigheid der candidaten acht slaan. n i l'H1 E R V. t^K aJt EENE VEHTELIJSG DOOK Een jonge man van omstreeks zes- of acht entwintig jaren stapte rustig voort op den landweg, die naar de kleine duitsche vesting H. voerde. Hij floot een vroolijk wijsje, en kesk met zijn prettige, oprechte oogen moedig .de wereld in. Den lichten wandelstok zwaaide hij zoo lustig in 't rond, alsof hij vast beslo ten had, om alle zorgen en tobberijen, die hij mocht ontmoeten op zijn levensweg, onversaagd yan zich af'te slaan, zoo als Alexander weleer den Gordiaanschen knoop doorhakte met zijn krijg?2waard. Hij was gekleed in een grijs re spak, en schcsn de naburige stad ontvlucht te zyn, om. daar builen ongestoord te kunnen gemeten van de' frissche herfstlucht en den helderen zonneschijn. - Toch was hij geen inwoner van de stad, "want bij de nette boerenherberg gekomen, vr'oeg' hij aan den waard, die over de onder deur , lag, hoever hij nog van de vesting ver wijderd was. Een goed uar, Mijnheer," antwoordde de welgedane man, 't kan ook wel zijn dat 't iets meer is; ik heb ten minste bijna twee uren noodig voor de waudeling.';Maar uw beenen zien er wel wat vlugger uit, dan de mijnen." En. lachend keek hij naar de slanke welgeBöuwde gestalte van den vreemdeling. Gij zijt al( net als alle herbergiers," zei deze ; gij doet uw sterfelijk lichaam veel te veel te goed; .dat maakt uw beenen stijf en uw aiel dik en zwaar!1' De ziel dik en zwaar!" herhaalde de waard lachend, want hij was zelf een lustige kwant, en had schik in den jongen man. Daar he grijp ik niets van, mijnheer!" En toch is het zoo," luidde het antwoord. Of zoudt gij denken dat iemand, 200 rond en deftig als gij, zich gemakkelijk heen kan zet ten over de nukken van het lot? Kunt gij inedelen toorn ontvlammen als men uw buur man zonder reden op zijn eksteroogen trapt? Neen, gij zijt veel te dik voor zulke edele aan doeningen. Maar ik hoef mij in ieder geval niet te haasten; breng mij een flesch wijn hier on der den lindeboom.'t Is een prettig plaatsje, en dan kunnen wij nog een halfuurtje babbelen." De waard haastte zich om het verlangde te halen. De jonge man nam ondertusschen het ter rein in oogenschouw. Voor het huis stond een prachtige linde, en aan een tafeltje zaten een aantal menschen, een gendarme, een jager en een troepje boeren. Zonder verder acht op hen te slaan, nam hij aan een ander tafeltje plaats. De waard kwam .terug met den wijn. Zie zoo," sprak hij, terwijl hij de kurk van de flesch trok. Dat slokje zal u smaken, jonk man. Deze flescli heeft al lang in mijn kelder gelegen, en gij weet, 't is met den wijn net andersom als met de meisjes: de jaren'maken hem beter en vuriger." Hij schonk in, en de wijn parelde i-u het glas, dat hij den reiziger aanbood. Deze moest even lachen of hij wilde of niet. "Wat kan die kleine, plompe man met jonge meisjes te maken hebben! Want het haar aan zijn slapen was reeds vergüjsd, al keken zijn donkere oogen nog lustig in 't rond. Ik heb alleen varstand van wijn," hernam de jonge man,'terwijl hij den koelen drank met. welbehagen proefde. De waard keek hem even aan, Gij zegt het, mijnheer, maar toch zou ik er geen eed' op durven doen, dat gij de waar heid gesproken hebt." En waarom niet?" Omdat ik ook eenmaal zoo oud ben geweest als gij nu, en bij ondervinding weet hoe het jonge bloed Bruisen kan, als er een mooi meisje. in de buurt is! Gij ziet er waarachtig niet uit als een vrouwenhater, en wijn en mooie meisjes hooren bij elkander! Dat ligt nu eenmaal zoo in de menschelijke natuur, en niemand hoeft zich over de liefde te schamen." Nn wees maar gerust. Ik schaam mij ook volstrekt niet over de liefde." De waard was naast hem aan het tafelje gaan zitten, en liet zich het aangeboden glas wijn recht goed smaken, En wilt gij zoo naar de stad, mijnheer?" vroeg hij, half uit nieuwsgierigheid en half om het gesprek gaande te houden, want als een herbergier van den echten stempel, be schouwde hij het als zijn plicht om de gasten aangenaam bezig te houden. .)Ja," luidde het antwoord. Gij schijnt in deze streek niet bekend te zijn?"Keen, ik ben hier vroeger nooit geweest." Een plezierreisje zeker?"' .klonk het op vragenden toon. Ja, gij hebt het geraden^ een plezierreisje. Maar waaróm dacht gij dat?" De groote staatkundige vraag, Kullen de heeren van den 16den Mei gerechtelijk ver volgd worden, is beantwoord en de fransche regeering kan , zich nu aan den arbeid zetten om den stoffelijken en ver stand elij ken voor uitgang van het volk te -bevorderen. De mot ie Ilameau werd reeds te Parijs aangeplakt, in de overige .'sleden zal dit ook ge-chieden ,en alzoo heeft het ministerie getoond dat niet vrees de 'oorzaak van zijn onwil was.om str'en ger op te tieden. Het volk da^t dit .bewijs van vertrouwen op hun, goedkeuring ziet, kan_ 1.cvens 'kennis inteken roet-een -soDrt.-van ;prefèsfc door de beschuldigden in 't licht gegeven'én ^na. beiden nog een wijl besproken1 te hebben zrtl het zijn aandacht niet langer wijden aan lieden, die het door hun gedrag allerminst verdiend hebben. , s Het. kabinet heeft bewezen dat het ernstig begeerde belangen van hooger gewicht te be hartigen. Allereerst denkt het aan het onder wijs. Een ontwerp werd ingediend om het hooger onderwijs te verheffen. Tengevolge van de vele zoogenaamde vrije" scholen, meestal door katholieke vereenigiügen, voor een goed deel door de Jesuïten-orde, gesticht, verkeert het hooger onderwijs in treurigen toestand. Een ingrijpende ^hervorming zal, noodig zijn om dat onderricht eenig^zins op de hoogte te brengen waarop het bij andere naties staat. Een eerste stap in,die richting heeft, de regee ring genomen, door eeu wetsvoor dracht in te dienen, volgens welke de vrije scholen" niet langer zullen medewerken tot het verleenen van a-kade uische graden; en het aan derge lijke vereenigingen verboden wordt als rechts persoon op te treden, zonder dat haar bij een .bijzondere wet dat recht is toegekend. Het gevolg hiervan zal zijn dat eea zesr groot aantal leer lingen aan den overwegenden kerkelijken, iii- ?>? vloed onttrokken wordt. Een ander voorstel^ is in. aantocht om nl., de geestelijkheid hét recht te ontnemen, leden der orden een.', diploma voor lager onderwijs te geven. Door." dezen maatregel alleen , zonden -duizenden-/ onderwijzers en onderwijzeressen hun jus . docendi verliezen. Het gebrek aan onderwij-'. zers en onderwijzeressen dat daardoor ent-:. staan zal, zal misschien menigeen.-'huiverig-..; maken hiertoe zijn toestemming te geven, doch. de Regeering heeft reeds als bij voo baat-zichden weg gooperid om aan dat bezwaar-tegem ette hunnen komen. Een voordracht tot het-' óp-; richten van'twee norinaaUcholen in elk depar tement, n voor onderwijzers en een voor. ondeïwijzere?sen, werd doör^de kamer aange-": nomen. Dat de clericalen deze veranderingenniet als verbeteringen zullen begroeten, behoeft ; nauwelijks gezegd te worden, he(t is 'echter; te- vreezen dat zij weldra een nog ernstiger"" grief tegen de republikeingche 'meerderheid,der : kamer znllen uitspreken. Een der leden toèh heeft een voorstel ingediend om liij n -wet den-priesters het- recht van het burgerlijk hu^ welijk te verzekeren. Wordt dit vöox-stel goed gekeurd dan zal de Staat den kerkelijken 'eed"als van geenerlei waarde '.oor de'wet verkiar-. ren'?een stoutïgheid die in Frankrijk wef' werd verkondigd, maar niet-officieel b'ekraeh--. tigd waF. '. - -- ?'-?*,-". -?'-". Een ander Vricht uit Parijs, dat de vri&h-. de; van ]'? et Hb ralisme., eerrge hoop geven, zal, is, dat de Commissie voor de tariefsber-.. zlening zictumet groote meerderheid verklaard, heeft voor de begi; s^en, door welke men bij het fcluiten der handel s tractaten zich vroeger/had laten leiden. "We mogen er dus .nog niet aan wanhopen dat Frankrijk een yrijzin,nige handelspolitiek als een noodzakelijk ge volg harer algemeene staatkunde zal beschou wen. Eea troost te midden'van zooveel re-. ie ion 11 e reigmgtn als zich op dit'gebjed... nlo n 1-tUn viiaiiemen ',--.- ' De Rijk dig te Bes lijn, ib weder getuige1,. ewePSt vin een minder vi endêl'ijk debat/: Niai aanleiding \an het iHpport:.,p.ver-den.. bu gehjlven slait ^an beltg, w-iarinJiBerljiiiï/êa.; omsf-ieken leikeeit, heeft de Sociaai-deniöcra^ Liebknecht, het toei ?^s'.en ian dien maatregel stcik gegi pt Z i was hy door 'niets. ge-. itchtxcuidigd, c1 aai de ^ocidal. democraten ui .-t de omwenteling zochten maar _naar, hervor ming streefden. Inmiddels liet de heer Ljeb- ? knecht niet na, over de mogelijkheid eener republiek in Duitschland te spreken. De mir nister Eulenberg legde de oude .verklaringen^ af, dat désaciaal-dernocratie tot vorstehmoord aanspoorde, en Berlijn het middenpunt. gewor den was van samenzweringen. Men heeft uit deze woorden wisseling, die een zeer heftig karakter droeg, de slotsom getrokken, ,dat; hoogst, teedere punten, op ruwe wij=«, in hét. parlement besproken kunnen worden, zónder dat het reglement van orde onvoldoende blijktte zijn. Dit argument schijnt bij. de Commis sie, die rapport' moet uitbrengen over de vraag, of een verscherping van sommige bepalingen. in het reglement -van orde coodig is, niet zwaar gewogen te hebben. Zij heeft althans als hare meening uitgesproken, dat werkelijk" een wijziging van dat reglement wensclielyk. was. Het is te bezien of deze Commissie gelukkiger dan "de heer Bismarck zal zijn, Ik ben jaren lang herbergier- geweest, en zie eiken dag nieuwe geaichten, menschen van allerlei rang en stand. En als men niet steke blind is leert men langzamerhand op de gezich ten lezen wat iedereen is, en wat hem hierheen voert. Ik bedrieg mij zeer zelden," beweerde de dikke man. Welnu, vertel mij dan 'eens wie ik hen?" hernam de vreemdeling. De^ waard schoof zijn muts heen en, weer alsof hij daardoor meer licht zou krijgen. Ik heb er u al eens op aangezien," sprak hij eindelijk, maar gij hebt een gezicht, waar op men niet zoo gemakkelijk lezen kan. Een handwerksman zijt gij niet, dat zie ik aan uw handen, en ook geen koopman, want een koop man heeft altyd een trek in 't gezicht, die hem dadelijk verraadt." En waarin bestaat die trek?" vroeg de vreemdeling. Dat weet ik niet, maar ik zie hem terstond." Komaan, Beader, ik zal u helpen, en ik, denk dat ik met een paar vragen verder korn, dan gij met al uw wijsheid en oudewijvenpraatjes!" sprak de gendarme, die opgestaan en naderbij gekomen was. Mijnheer, uw pas!" zei hij op bevelenden toon tot den jongen man. Deze keek hem verwonderd aan. Ik heb het geluk niet om een pas te be zitten, mijn goede vriend," gaf hij lachend ten antwoord. . ' Wat! geen' pas?" riep de gendarme en draai de aan zyn snorbaard met een gezicht dat krijgshaftig moest verbeelden, maar helaas, erg op de lachspieren van den vreemdeling werkte. O/een pas! Weizoo! Hm!"herhaalde de gen darme. Fatsoenlijke ,mënschen reizen niet zon der pas!" Daarin vergist ge u, kameraad!.hernam dé. jonge man. Menschen, die iets van u, en uws gelijken te vreezen hebben, plegen niet zon-" der pas te,reizen al>is hij dan ook niet altijd in orde, maar ik ben niet bang voor de heeren van de politie. Ga maar weer gerust op -uw? plaats zitten en hinder mij niet ianger. "P@. waard vertelde mij juist iets heel Ib^zonders;. en ik verlang naar het vervolg." Zwijg, mijnheer! viel de gendarme-hem'ïa', de rede, en nu zag zijn gezicht er n~og.-v.eelverschrikkelijker uit. Uw pas wil ikhebben !' Dat betwijfel, ik volstrekt niet, antwoordde de jonge man. ;,Maar uw wil is in-^Êzêie't. voldoende,.want ik bezit.geen pa's,i",-.^ _ , ? Zoo! Uw naam, mijnheer?" -.b.f^jïer^é-de dienaar der gerechtigheid.. De j^ger.^S'e ^pe ren waren eveneens opgestaan; e,;&;'aaÉ!terÏ3§ge-' komen. . ' Wel, mijn waarde, ik 'heb mija ook niet bij mij, en ik. weet'zelfs iue6t ik haar van daan zou moeten halen," gaf-de. vreemdeling ten antwoord,. terwijl hij- r,ugtjg, zijn glas vol schonk. Ik aou u%nu wel kuiLften-'. vertellen dat ik Vuursteen heette, of iets- (jgiv-X gelijks, maar ik wil uw. nieuwsgierigheid, konaen bevredigen. Ik heet Hendrik Godfriend Edmund Erk. Misschien vjadt- 'g !hët vreemd dat ik vier doopnamen .ea «ulfc een korten van heb; maar-wat zal ik u..; gen? Dat is de schuld van mijn vier Verder'heb ik van al die peeten weinig deel gehad. Twee peetooms stierven k£rÊ')aa: mijn doopmaal misschien wel tengevolge daarvan; de derde is een oude dame, -ffië. verschrikkelijk gierig is; maar 'missdSiëa sta ik wel in haar testament; wie w De vierde eindelijk."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl