De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 30 maart pagina 1

30 maart 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

O A°. 187Q. Yersch.ijnt iedereu Zondagochtend. uitgevers: ELLBEMAN/ HARMS & O. Kantoor: Rokin 2. 'Abonnement per 3,-'m. . . .,60 Cis. fr. j' p, 75 Cts. Afzonderlijke Nummers. . .-. 5 > Adver.teirtie.n- per regel ............ 15 » I N H O XI D. Tooneeltoezicht.?Staatkundig overzicht. Feuilleton. Gemeentezaken. Critiek op de Faecaliënquestie van Dr. E. D. Pijzel. Kunst. Letterkunde Het nihilisme in Rusland. Leidsche Kroniek. Allerlei. Ingezonden. Handelsoverzicht der week. Overzicht van de EiTeetenmarkt. Veilingen. Burgerlijke Stand.1?Publieke'"-Vermakelijkheden. Te huur zijnde woningen. Advertentiè'n. In den duitschen Rijksdag is voor eenige dagen door een drietal leden een voorstel in gediend, hetwelk de strekking had de verga dering te 'oewegen da1; zij den KijkskanseKer zou verzoekeneen wetsontwerp voor te o.!ragen,\ waarbij de bestaands Gewer'be-ordimng op sommige punten gewijzigd werd. De hoeren Seydewitz, v. Helldorff en Ackermann stelden o. a. voor, dat de. vergunning tot het optreden als schouwburg-directeur geweigerd bon wor den, wanneer de oveiheid op grond van feiten de overtuiging had verkregen, dat zij, die zich als zoodanig aanmeldden, de noodige ontwik keling misten en om de een of andt-re reden niet geschikt waren zulk een bedrijf uit te oefenen. De heer-"Ackermann, die difc voorstel toe lichtte, beriep zich op Schillers verhandeling over het tooneeï, waarin hij verlangt dat in den schouwburg vooral zedelijkheid en idea lisme zullen aangekweekt worden. Thans was volgens den spreker dikwijls het tegendeel heti geval, veelal was het theater een kweekschool van onzedelijkheid en lichtzinnigheid. Het herin nerde maar al te-vaak aan een caféchantant. Z. i. mocht , men een zekere mate van beschaving, van zedelijke ontwikkeling, en smaak .voor de kunst in den tooneeïdirecteur eis'chen. Het behoeft nauwelijks gezegd te worde», dat de Rijksdag niet met onverdeelde instem ming dit voorstel ontving. Men wees er cp, dat- al werd het verleenen der concessie aan zekere voorwaarden in "den-.geest van het voor stel verbonden, men slechts den TheaterUnternehmër en niet den Bühnenleiter trof, terwijl de laatste de man was met wien men . toch in dit geval het meest had te rekenen. SCen maalde, met verwijzing naar het vonnis' te Stettin over Les Fourchambault uitgespro ken, de opmerking, dat de zedelijke strekking van een stuk ze r ongelijk beoordeeld werd. Er waren er, die meenden, dat dit onderwerp niet bij de Gewerbe-ordmmg ter sprake kon komen, doch een afzonderlijke wet de schouw burg-exploitatie diende te regelen. Lasker hield het er voor dat beboeting de gewenschte ge volgen zou hebben, -- terwijl de verzekering niet achterwege bleef, dat heb eonige middel, om het dubbelzinnige van het tooneeïte verwijderen, bestond, in "den smaak van het publiek te verbeteren. Wat het lot van dit voorstel zal zijn is moeilijk te zeggen. Ware het in onze tweede kamer gedaan, de voorspelling zou niet moeilijk wezen. Doch in Duitschland dweept men met de tucschenkomst der wet. Men laat er liefst zoo weinig mogelijk aan de vrijheid over, men vormt er de maatschappij naar welbehagen, men meent dat althans te kunnen doen. Men roeit er, als ware zij. vijandige soldaten, op wie men slech's "het geweer heeft aan te leggen, om hen te dooden, denkbeelden uit; d s "groote hand van het gezaa legt den luid ruchtiger} monden heb zwijgen op, men be schermt er de oixïe,.de staatkundige en kerkerkeïijke rechtzinnigheid, den handel, de indus trie, i. e. w. de stoffelijke en geestelijke wel vaart der natie. De regeeriug zorgt voor alle?, waarom zou zij jien schouwburg dus aan zijn lot, dat wil zeggen, aan de willekeur, het eigenbelang enden smaak van zedelijk bedor ven direkteuren overlaten ?] De Rijksdag heeft zich/nog niet uitgespro ken. Hij besloot het voorstel tot "wijziging der Gewerbeordnung aan het onderzoek van een commissie van 21 leden over 'e geven we zullen dus later zien, wat deze aanraadt en hoe het parlement verder beslist. Het zou ons niet verwonderen als er in ons land zich bevonden, die wenseh'en dat ook in de tweede kamer der Staten-Generaal stem men mochten vernomen worden, als die van den heer Ackermann c. s. in den duiisohen Rijksdag. Immers het valt niet te ontkennen, dat het oordeel over de duitsche theaters geveld, op menigen schouwburg, en vooral op menig schouwburg/e, ten onzent van toepassing is. Wanneer men met Schiller zedelijkheid en idealisme op het tooneeïverpleegd wenscht te te zien, heeft men recht tot klagen, zelfs wan neer men niet zoover wil gaan, en zich tevre den stelt met den negatieven eisch, dat zede lijkheid en - idealisme er niet beleedig'd zullen worden, onr nu niet eens van de kunst te spreken, die voortdurend op de zotste, en droevigste wijs in het aangezicht wordt ge slagen. - - " Natuurlijk zou dit, niet het geval kunnen zijn, wanneer de maatschappij zelf moreel, idealistisch en kunstlieveiid. was zooals Schiller dat begeerde. Streèdt, wat men óp het too neeïaanschouwt, niet slechts met de vormen die wij in 't leven eerbiedigen, maar met de gemoeds- en geestesbeschaving der toeschou wers,?de directeuren "én hun'personeel zou den zich op staanden voet, al ware het'slechts uit louter eigenbelang, bekeeren.... en het tooneeïwerd morgen, zoo 'niet moreel en idealistisch, althans onschuldig en een school des levens en der kunst. Maar dat is zoo niet; het publiek zelf is niet in den zin, waarin de heer Ackermann c. s. het bedoelt mo reel en idealistisch, in Duitschland noch hier. 't Is waar, tusschen de vrijheid in kleeding, taal, denkwijzen enz., die op de planken ge duld wordt en de ingetogenheid, kieschheid tot preutschheid toe, welke wij in den omgang der beschaafden waarnemen, vertoont zich een breede , kloof. Doch hoe breed ook, onover komelijk is zij niet. Want ze raakt alleen de oppervlakte, ze gaat niet diep. Hoe zou het anders mogelijk zijn, dat heele deftige vaders en even onberispelijke moeders, die hun zonen en dochteren in alle eer en deugd opvoeden, het gedecolteerde verachten, bij de minste toe speling op zekere intieme verhoudingen, hun rein voorhoofd fronzen, en die hun beste vriend hun huis zouden ontzeggen als hij in tegenwoordigheid hunner huwbare dochters zich een bepaalde soort van vrijheid in zijn gesprekken veroorloofde met hun kroost de publieke vermakelijkheden gingen bij v, onen, or meteen tooneellijjkfr gluipend zeer kunstige maar uit n ooffjjunf van moraliteit en idei 'isme zeer l edenkelnke duigen, te zien uit voeren, en. een aantil d"»mes pas?en te ziei maken, die mpuomx geJaAtig aan het hei1 harer volwassen do<hteis, het bloed naar het hoofd zouden ia,, en, ali zij, we zeggen niet eens in hare hniskfmtï, n .aai' m haai keukei een daizendsten giiad dies aih^tieke mnjheic] mocht ontttiien. Wait, dife klooi tus chei' het. tooneel en de samenleving emes diep al b] eed, hoe zou nun 't kunnen vcikUien, \ia gen wij, dat dezelfde lesptHüfcbele families, me' voorbijgang van meei kalme tooneelstukken, dol" zijn o.p ztkeie opeia'j %& menige mam-t het bejammeien zou als liiar dorfitei of zoon op dévraag: heeft u Giioflé-Guofla (of ie!b dergelijks) gezien, ontkennend moest antwoor den, daar het den schijn kon hebben of zijn of haa-r opvoeding m t vohoo'd \v«.t". In de groote steden Itmen steeds een be langrijk aan'al fatsoendelijke vagebonden, die naar de veelvuldigheid man hun theateibe zoeken kunstvnex den zouden, kunnen heeten doch die gehtcl njp gestoofd in den koffie-ei bierhuïs-danipkiing, bijna 70nd"r eenige aan raking met het famihele\en, aan niets mmdei denken -dan a in rroiabti Lt, ideali me, kunst en wat dies meer zij Zij binven buiten be schouwing. We denken hïer slechts aan het beschaafde publiek, eu zoolang dat glimlacht, knipoogt en applaudisseei* ij dubbelzinnig heden of onkie-chheden, ?oó open, dat zij zelfs niet dubbelzinnig mcei zijn, zoolang d e zichzelf en de hunnen met te fijn," te net," te goed" acht en om dpigfhjkegepohjs'e «tidAttaal aan te hooien, mag men der toonceldirectiën n'iet menigten, dat zij de zeden kwet sen. Het vei^chil tusst-hen de simenlevmg en het tooneel beslaat dau t ooi namelijk hieiin, dat de eertte miei d-en- sc'iDti huldigt, teiwyl het laatste pnge^hneid gaat. De dramati-che kun^t leveit een getrouw beeld op. van de beschaving des volks. Zekei is dat in nog hoogeie mate het geval, waai een echt nationaal tooneel met een eigen kunst bestaat, dan d<tai_ wsv^men gedwongen is bij anderen te kenenj1 aangezien men zelf niet genoeg be/5it. D >ch ook bij zulk een volk, gelijk het onze, ib het tooneel een toets steen van smaak, zedel kheid ea geestenichting. Aan de keus dei s tukten s-n den bijmal dien ?,ij-vinden, kan men m 't algemeen de nationale gemoeds- 'en._geestesontwikkeling af meten. Let men alleen op wat nederlandsche schriji-ers voor het'tooneel in de laatste jaren voortbrachten, men zou van - ooze natie uit het oogpunt der moraliteit zeker geen lagen dunk kunnen koesteren. Vraagt men echter wat bij ons volk ia den smaak viel, dan- zal men moeten erkennen dat de volkstheaters evenmin als in Duitschland een bevredigend antwoord schenken. Zou men het nu wenschelijk achten, dat de Staat ook ten onzent den gemeentebesturen de vrijheid gaf tooneej-directeuren de vergunning tot het oprichten van schouwburgen te wei geren omdat hun gebleken was, 'dat het de heeren hapert aan financieele kracht of een behoorlijke mate van beschaving, ten einde op gepaste wijs de kunst te verplegen? In het afgetrokfcene zou er niets tegen zijn. Dat het tot nog toe niet geschiedde, kan geen 0.1 ^ument tegen het wenschelijke van zulk een l geacht-worden. Allerlei zaken wo rden rdg in de ine^sl vrijheidl vendelantfn onfl'i controle van de wet gebracht~ 3ie: weleei aan elk toezicht ontsnapten. Evengóed als rnen de. onderwijzers aan examens onder werpt, zou men het tooueeldirecties mogen doen; emen als den eersten bewijzen van zede lijk gediag worden afgevraagd, zou men zich -j lOfpen kuiïnen gevoelen het van de laatsten re voideien. Immers, de schouwburg is in ze keren zm ook een voïksschool, in-ieder geval >efent hij groot en invloed uit. Het kan, ons dus met verwonderen dat er zijn die beslist meenen, dat' mén.de ontwikkeling van het kun°tgemoeV de -aanprijzing van beginselen, iet piopa^eeren van.'^de of andere levens beschouwing, zaken, diémet de moraliteit zoo nauw samenhangen, niet den eersten den bes ten foitumzoe.ker wil overgelaten zien. Waie het tooneel'niets anders dan de auiveie afspiegeling van het geestesleven des volks, -'egt men, het zou onnoodig zijn eenig toe dicht ei op uitteoefenen,.; Doch het is meer d-in dat. Het geeft niet alleen terug wat in den boezem van het volk leeft, 'maar is op -'yn beuit tevens een _, opvoeder en leidsman, het kan als zoodanig zeer verderflijk werken <>n deed dat inderdaad. Dit is zeker moeilijk- tegen te spreken, zoo moeilijk, dat wij ons gewonnen "geven, en ons ! epaa'd voor e_en controle zouden verklaren, als wij meenden dat zij mogelijk-was. j Dit Udtste echter betwijfelen wij. Een schouw-; buig heeft ten slo'tte dit met elke industriëele' ondel neming gemeen, dat 'hij geld moet opIn engen. De meest artistiek-ontmvikkelde direcfeur zal zijn onkosten willen goedmaken, en. bovendien renten van zijn kapitaal vragen, fn om d<it doel te bereiken zich schikken naai den smaak van zijn. publiek. Alleen theaters die f-ub-idies' genieten; kunnen daarop ^n dan nog slechts tot óp zekere hoogte een uitzondei ing maken. Htt eigenbelang zal den waaiborj, die men in de ontwikkeling van een dnecteur meent te vinden, telkens van kiacht berooven. Wilde men niet geheel zijn doel misken, dan sou men elke opvoering aan een toezicht mueten onderwerren. Doch dat is ten eeuenmale ondoenlijk. Waar is de toetssteen om het ge halte der kunstwaarde te bepalen, dat. men noodi^ acht? -Nog erger wordt het. wanneer men de moraliteit en het idealis,rae in bescher ming zal gaan nemen. Verstaat men onder moraliteit, alleen kieschheid,'-dan zou men zeker in een aantal stukken, .spoedig eenige, meestal zeer overtollige, uit.drukkingen' kunnen aanwijaen, die geschrapt konden worden, doch ieder gevoelt dat dit zeer weinig heteekent, want op de planken openbaren humoristische acteurs liefst hun geestigheid- door 'het uitspreken van dubbel zinnigheden, die voor tweeerlei uitlegging vatbaar, aan de controle outsnapj^n. Neemt men echter het woord moraliteit in zijn breedere beteekenis, en dat .zou men moeten doen wilde men het tooneel veredelen, waar zou de censor gevonden worden, bekwaam om aan te wijzen wat ^zedelijk en onzedelijk is? Te tèttin werd Les Fourchambault ge wogen en-te lieht bevonden. Welk stuk zal ?moreel heten, Hamlet? Hij maakte zich schul dig aan doodslag. Romeo en Julia? Zij eindi gen met zelfmoord. Othellofj Des Umcna is haar vader ongehoorzaam en <<tpi ft met een leugen op de lippen.-'t Wasén zeei bpwondeien^aaidige leugen," maar de chiiotehjkf moiaal gedoogt haar niet. ,Shakesjpetne zou men ons kunnen ontnemen, en wat men om o\eihef-. 't zou ge heel en al afhangen "van het ooi de el \an hem, die het recht verkreeg om vast te s'tl'en wat nu eigenlijk moreel en mmoied na". Yan het eene stuk z'u de strekktng te \\L'u-.(,Len o\eilaten, in een tweede waie wellicht de m.s1and te aanlokkelijk geschildeid, m het deide had de deugd niet naai behooien haai loon ont vangen.- Waar zou men een einde vinden als men eenmaal begonnen was? Men zal het tooneel dus moeten o\ ei laten aan de aorgen van het publiek. Dit wil .echter volst lekt met zeggen, dat men. de oogen zou moeten sluiten -\ooi tle schandelijke wijs waiiop maar al te va-ak do dramatische kunst \einedeid woidt. Moet nïen hïer, gelijk elders ei o\ei kl-'gen, dat kunst noch zedelijkheid in menige vooistelliiig tot 'hun re<"ht komen, men mag met vergeten, dat'dït het ge\ol_> 11 vin gebiek aan kunstzin en beschaming ondei het publiek zelf. Slechts langzamerhand zullen beiden toei ernen Geen middel van hoogei hai d ^oor^c-chieven kan hier baten, tenzij men een middi.1 zou willen dulden dat eigei is dan de kwaü. Uit het" publiek zelf zal het piotest ttgenlietlage en-laffe, moeten yooiikonien, en hè' oigaan van het publiek, de peis, zal met nakt c n, ge lijk . ze reeds, doet, te getuigen tegen hetgeen 3en wansmaak bevoideit en demoialr-eeiend werkt. Misschien zou die pers, welke zich de kunst meer en meer aantiekt, irts minder schroomvallig kunnen zijn, wanneet het geldt de onzedelijke onkiesche taal te biandmeiken, die vooral in blijspelen en opeiettcn man biitenlandschen óorspiong wurdt u.tgebia kt. Doch al acht zij dit laatste ie ?ecr beneden zich, reeds dat zij de kun t hacht te veiheff u door haar eerbied te be^ij/en en haar be langen te bespreken, belooft veel goeds. Trnraerb als zij het smakelooze bestiydf-, \eidnjft ze van zelf reeds het vuile dat aan het laffe als zout woidt ioegevoegd. De belang-telling waiiin de diamatische kunst gedurende de laatste jaren na een al te treurig verval zich vei heugen mag, zal zeker gunstig werken. Aanvankelijk deed ?ij dat iteds. Hoe. meer de waarlijk beschaafden zich om het tooneel bekommeren, hoe hoog^i het peil dei kunst rijzen zal. Zij zullen haar op den goelen weg leiden; Niet omdat zij tooneeLtukken zul len eischen, die vooi fc lageie standen met genietbaar .zijn,- maar dewijl zij \\eigeren zullen het 'grove en onwaie toe te juichen, waarmee de ónbéséhaafdea zich ten allen tijde tevreden gesteld hebben, zoolang het waai luk «choone hun onthouden werd. Want, hoe zeer de zinnelijkheid aan de begeerte naai het meer verhevene het zwijg'n kan opleggen, op permachtig is zij met. EPU echt tieui'-pel en een degelijk blijspel' vragen .van de toeschou wers niets «anders dan een natuurlijk gevo lom genoten te worden. En .dat natuurlijk ge voel, dat zoo. niet moreel, althans het inmoreele verafschuwt, is bij het volk aanwezig- in de hoogste mate. Het blijft de voorwaarde en de waarborg van de herleving en veredeling dei' dramatische kunst; ' K M* t U W» EESE VEBTELLISG DOOB (Vervolg). Eea glans van vreugde verscheen op het gelaat van den commissaris. Ik had er weinig hoop op, Walter," sprak. hij. Zulke knapen zijn meestal heel slim. 't Is voor u een felicitatie waard, want de prijs, die^ voor. zijn inhechtenisneming uitgeloofd werd, is grooter dan uw heele traktement. Waar hebt gij hsm gevangen ?"' Baiten de star!, bij een boerenherberg. Ik zat voor het huis uit te rusten, toen hij aan kwam stappen, onbeschaamd en brutaal zoo als dergelijke kerels altijd zijn; hij bestelde een flesch wijn, en zoo heb ik hem gesnapt." Liet hij zich goedwillig in hechtenis nemen?" Hij moest wel; ik zou weinig complimen ten met hem gemaakt hebhen!" Ja, Walter, dat geloof ik ook, want ik ken u. Overgroote zachtmoedigheid is nooit uw zwak geweest! Noemde hij zijn waren naam?" Neen; maar ik weet zeker dat hij derechte man is, hij verkocht allerlei ongepaste aardig.heden,. en ik heb niet verder met heb gepraat. Hij zal wel tam worden. N°. 6 zal hem een voor proefje geven van hetgeen hem te wachten staat. Lucht komt er bijna niet in en de bank is zoo hard als een steen!" ? Ik zal hem morgen vroeg terstond in 't verhoor nemen. Hij zit daar toch wel veilig?" Hij zou de eerste zijn, mijnheer de commis saris, die uit N°. 6 ontsnapte." Best, opperbest!" De commissaris, een man van ongeveer der tig jaren, gaf den gendarme een teeken, dat hij vertrekken kon. Het bericht, had hem na de alleraangenaamste stemming gebracht. Hij had wel lust om den arrestant nog dezen avond te verhooren, maar zijn werktijd was om, en zonder dringende noodzakelijkheid deed hij niet graag meer dan noodig was. De ge vangene liep niet wég, en bovendien kon hij zich gerust verlaten op de berichten van den gendarme, diéeen oud gedieade was. Een sigaar opstekend, verliet hij zijn bureau. In de restauratiekamer van het Logement De Kroonprins" zaten dienzelfden avond een groot aantal gasten, voor het meerendeel be~ hoorende tot de aanzienlijkste uit het stadje. Aan een ronde tafel, waaraan enkel de ha bitués," plaats mochten nemen, zaten eenige meest bejaarde officieren en enkele burgers. Het waren kapitein von Sommer, overste Pletger, die tevens kommandant der citadel was, majoor von Unger, de rentenier Löbh'ch," de advokaat Klein en de apotheker Pape. Een paar stoelen waren nog onbezet, en stonden tegen de tafel geleund, ten bewijze dat de ge wone gasten nog niet allen aanwezig waren. Deze heeren ontmoetten elkander iederen avond in De Kroonprins," en zooals gewoon lijk liep ook heden het gesprek over de wei nig belangrijke stadsnieuwtjes. De politiek mocht nooit worden aangeroerd, omdat advo kaat Klein dan geregeld ruzie kreeg met de officieren, en de rentenier Löblich elk gesprek over dat onderwerp stelselmatig vermeed. Hij verlangde van een goede staatsinstelling niets anders dan dat zij hem vergunde om kalm en rustig van zijn renten te leven. Om anderen bekommerde hij zich in het minst niet, en aan het- algemeen belang had.hij nog nimmer een enkele gedachte gewijd. Hij zou ook geen be zwaar hebben gezien tegen algemeene en on beperkte vrijheid, maar .aangezien die niet te bereiken was zonder omwenteling, was hij er heftig tegen, omdat.... een revolutie zijn ver mogen en zijn dierbare rust natuurlijk iüge vaar zou brengen. Hij had, terwijl de andere heeren samen praatten een courant opgenomen, 'om de familieberichten en de nieuwtjes te lezen in de rest verdiepte hij zich nooit. . Hebt gij.dit al gelezen?" vroeg hij opeens aan den naast hem zittenden advbkaat, en wees op een bericht. Wat is het?" vroeg Klein zonder veel be langstelling. , " ' Het wordt met den den dag erger," ver volgde de rentenier verontwaardigd. Daar is nu in de residentie al weer een boekhouder van de bank met dertig duizend gulden op den loop gegaan! Hier!staat zijüsignalement: middelbare lengte, donkere oogen, zwarte snor, aangename manieren,-meestal in 't grijs ge kleed hij heet Ferdinand Wilisch, ouderdom dertig jaren. Het is een politiebericht, en dus zeker waar, Dertig duizend gulden! 't Is on gehoord!" ^ Kom, .Löblieh, gun dien snuiter het geld, als hij slim genoeg is om het, met en bene vens zijn eigen persoon, in veiligheid te bren gen," antwoordde de advokaat lachend. Gij zijt nog veel rijker, en weet dus welk een pret tig leventje' een nïensch met zoo'n sommetje leiden kan l" De rentenier keek den advokaat met groote j oogen vol verbazing aan, en was buiten staat om een enkel woord te zeggen. Wat!"' riep hij eindelijk, neemt gij zulk een daad in bescherming! Verdedigt gij-ee dief, een man, die met dertig duiaend?-.Neen, maar dat is ongehoord! Zulke principes weerpen de gansche maatschappij omver, en zullen ons eindelijk geheel in 't verderf storten! Als het persoonlijk eigendom niet veilig meer is, dan ja dan !" Hij was zoo verontwaardigd dat de woorden hem van drift in de keel bleven steken.' Dan loopenvde renteniers groot gevaar dat zij hun geld verliezen!" hernam Klein lachend. Gij hebt groot gelijk, Löblich; voor u eii uws gelijken is het 't ergste. Maar wees ge rust; zoo vör is het nog niet gekomen, en ik neem een dief ook niet in bescherming. Ik hen alleen wat minder angstig dan. gij, omdat ik niet veel heb, dat mij afgestolen zou kun nen worden, en ik neem het ook niemand kwalijk dat hij liever dertig duizend dan hon derd gulden steelt; dat is beter der moeite waard, en een schelm is hij toch!" Löblich was nog altijd niet in staat om kalm na te denken. Hij begreep niet dat de- advo kaat den spot met hem dreef. Hoeren!" riep hij de aan tafel zittenden ?toe, ik neem u allen tot getuigen! Moe ten zulke grondbeginselen den staat niet in 't verderf storten? Dan is 't met alle-veiligheid, en eerlijkheid gedaan! Dat voert tot revolutie, ja, da* is reeds revolutie in den allerërgsten zin!" . De heeren lachten. De opgewondenheid van den rentenier, zijn heftigheid, dubbel dwaas bij zijn korte ineen gedrongen gestalte, zijn purperkleurige -wangen, maakten kun vroolykheid gaande. Ik moet advokaalb Klein gelijk geven," her nam de overste Pletger, dat dertig duizend gulden beter, ^ijp da'n'hbHderd.''^: ? Wat} wat! Gij ook al, kommandant!" riep Löblich onthutst.1 Dat is onmogelijk! T>at kunt gij niet .meenen ! Dat mag met! -Hx't is in. strijd met uw plicht!. . ? '?" '?En 'toch geef ik u mijn eerewoord dat ' et mijn 'onomstootelijke overtuiging/is," hield de overste lachend vol. De rentenier keek de overige heeren beurte lings vol verbazing aan. ?/??Wat zegt gij daarvan, heeren?" Wij zijn het- met den overste ;éenst" riepen allen in koor.~ ,-''?; . Toen sprong Löblich woedend-op, en schoof zijn bierglas weg zonder het leeg te driuken. . Dan moeb ik tot mijn spijt zesgi?n, heeren, dat ik niet langer in uw gezelschap kan blij ven," sprak hij. Waar de eerste grondbegin selen van den staat verloochend en mef v,Qe-, ten getreden worden, kan ik niet blijven!" Hij greep zijn hoed en wilde heengaan. Maar, Löblich, zijt ge dan heelemaal blind en doof?!" riep de overste, wiens gelaat rood was van 't lachen. Gij hoort niet wat wij ^g gen. Wij beweren alleen maar dat deitig dui zend gulden beter zijn dan honderd!" Gij neemt den dïefci-al in bescherming!" riep de kleine man toornig. Mijnheer de a,d-_ vokaat Kleine heeft gezegd dat hij dien dief stal in de residentie zoo erg niet vindt dafc fctujd tegen mijn principe^, heeren, en dus kan ik niet langer !" Een luid gelach klonk door de kamer. Löblich, laat ik uw pols eens_ voelen! Ik

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl