De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 13 april pagina 1

13 april 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

A°. 181 TerscMjat iederen Zondagochtend. Uitgevers: ELLEEMAN, HAEMS & C°. Kantoor: Rokiu 2. Abonnement per 3/ni. . . . 60 Ct=. fr. p p. 75 Cts. Afzonderlijke Nummers 5 » A<! ver ten tien ,per regel .'. 15 » ; " INHOUD. Niet terug. Staatkundig overzicht. Feuilleton. Gemeentezaken. De Effectenbelasting, lila Quoque. Kunst. /etterknnde. Statistische en industriëele mededeelingen. Allerlei. > Ingezonden, r Cor respondentie. Handelsoverzieht der week. Overzicht van de E (K; c ten mark t. Veilingen. Bur gerlijke stand. Onbestelbare brieven. Publieke Ver makel ijkTiedcn. Te huur zijnde woningen. Advertentiê'n. Naar aanleidiug van ons artikel in ons vorig No. ondei1 bovenstaanden titel, ontvingen wij het volgend schrijven, -waaraan wij gaarne plaats verleenen: Aan de e'dactie van DE AHSTEKDAMMEE. --. ? Het ? is. vreemd, hoe dezelfde zaak op twee personen een geheel verschillenden indruk kan maken. _Toen ik uit de dagbladen het voorstel van B. en W. tot heffing van een zoogenaamd straatgeld vernam, was mijne eerste gedachte; Welk een gelukkige greep! En ook verder na denken heeft dien gunstigen dunk niet ver1 zwakt, maar bevestigd. Geheel anders daaren tegen was de ir druk, dien het voorstel op u teweegbracht. Blijkens uw opstel in het nummer . van heden, kunt gij schier geen woorden vinden om uw afschuw van de voorgedragen belasting uit te spieken. Gij vermoogt er niet anders in te zien dan een verteringsbeïasting op de meest onredelijke wijs toegepast." Laat mij beginnen met u de vraag te doer, of gij liet niet wenschelijk acht, de bestaande terminologie in zaken van belastingen zooveel mogelijk te behouden? De voorgedragen hef fing kan slechts dan een verteringsbelasting heeteïi, wanneer aan dit woord een.beteekenis wordt toegekend, die het bij menschenheugenis . nooit heeft gehad. Zij is een heffing naar de gevelbreedte in verband met de huiirwaaide der gebouwen,en wordt.aan den eigenaar, niet 'den bewoner als zoodanig, opgelegd. Noemt gij haar een verteringsbela&ting, zoo moet gij diea naam evenzeer aan de grondbelasting geven, voor zoover zij de gebouwde eigen dommen treft. Dat, wil zeggen: gij moet dan de geheele bestaande terminologie in «aken van belastingen omkeeren. Misschien hebt gij --uitmuntende redenen om toe dien radicalen ' maatregel 'te besluiten; vergun mij echter de opmerking, dat die redenen ons in uw opstel - niet zijn medegedeeld. Er is in dat opstel meer dat mij verbaast. Gij doet u kennen als een warm voorstander der inkomstenbelasting, die thans in onze ge meente geheven wordt, zij het ook, dat gij haar eenige wijzigingen wilt doen ondergaan. Nu wil ik echter gevraagd hebben, of er een beter middel kan gevonden worden om deze belas ting, impopulair te maken, dan door baar in : de eerste jaren tot een betrekkelijk hoog cijfer ....op te voeren; hetgeen toch wel onvermijdelijk zou ..zijn, indien men alle nieuwe uitgaven, die -door vermeerdering van lasten moeten gedekt worden, door verhooging van den gevorderden percentage der inkomsten wilde, goed maken? Gij zult hierop antwoorden, dat gij geen hoogeren percentage noodiga.cht: de vereischte som, meent gij, kan reeds gevonden worden door -andere klassen ver deeling, door publiciteit te geven aan de kohieren en door de belatting progressief te maken. Gij twijfelt er geen oogenblik aan", of deze veranderingen, die gij verbeteringen noemt, zouden voldoende zijn om de som, die door middel van het straatgeld moet worden verkregen, in de gemeentekas te doen vloeien." Te vergeefs echter zocht ik in uw opstel naar een aiïthmetisch bewijs voor die vrij gewaagde stelling. En een arithmetisch bewijs is het eenige dat Ieder, die in uw vast heid van overtuiging .niet deelt, van twijfel kan genezen. Mij dunkt, gij kunt uw stelling niet hebben nedergeschreven alvorens eenige becijferingen te hebben gemaakt. .Welnu, deel ons die becijferingen mede. "Wij zullen dan kunnen nagaan of de meening, "die gij uit spreekt, op redelijke gronden steunt, en of de progressie, die gij in den percentage van heffing wilt brengen, in overeenstemming is met het publiek belang. Gij. ver langt toch niet, dat wij u gelooven op uw woord ? Doch al kondt-gij het gevraagde bewijs le veren, liet zou nog te bezien staan, of het doer u aangegeven middel tot dekking van het tekort beter ware dan het door B. en W. voorge stelde. Sta mij. toe, dat ik u in weinige wooiden rekenschap afleg van mijne ingenomenheid met het ontworpen straatgeld", en u alzoo gelegenheid geef tot beoordeeling der gronden, waarop zij rust. De bevolking van Amsterdam is in de laatst e: jaren aanmerkelijk toegenomen. In Dec. 1849 was zij 224,035, in 1859 241,348, -in 1869 264,694, 1°. Januari 1878 302,266 zielen. Ook was de aanwas percentsgewijze klimmend: van December 1849?1859 7,7, van 1859-1869 9,8 percent en in de acht jaren die" 1°. Jan. 1878 verloopen zijn, 14 percent. De aanwas in het laatstv.ermeli.te tijdperk is voor 47 percent het gevolg van meer'geboorten dan sterf ten, voor 53 percent van meer vestiging . dan. vertrek. De vrij belangrijke loonsverhooging, die se dert eenige jaren hier ter' steda heeft plaais gegrepen, lokte vele arbeiders herwaarts en de publieke werken, die hier worden uitgevoerd, maken' het waarschijnlijk, dat' de toevloed nog wel. eenigen' tijd zal aanhouden. Maar wat hier van zij, het feit van den aanwas is onloochen baar. Er wonen thans te Amsterdam ongeveer 80000 menschen meer dan in 1849, 40000 meer dan in 1869. Vandaar dan ook dat de stad zich aanmerkelijk heeft uitgebreid. De nieuwe woningen, die alom zijn verrezen, moeten die nen om vereenigd met de oude, die daarvoor ontoereikend waren, de sterk vermeerderde bevolking te herbergen. Maar de uitbreiding der stad is vooraf- en vergezeldgegaan van een groote rijzing in de huren. Het is van algemeene bekendheid, dat deze in alle wijken belangrijk gestegen zijn en menigeen klaagt daarover bitter. Menigeen -^ maar niet de huiseigenaar. Dank zij de toege nomen vraag naar woningen, was aankcop van huizen in den laatsten tijd de allerbeste geld belegging, slechts ne zaak uitgezonderd: aankoop van bouwterrein. Terwijl velen klaag den, hadden de huiseigenaars slechts stof tot tevredenheid en de invoering der gemeentelijke inkomstenbelasting heeft die stof nog belangrijk doen aangroeien. "Want deze belasting trad m de plaats van het zoogenaamde equivalent; een hef fing, die wel is waar den bewoner, niet den eige naar trof, maar die toch stellig ook voor dezen nSdeelig was te achten, voor zoover zij namelijk de "\ia\g naai «oüingiuimte noodwendig moest bepeiivcn^ G-e'yk een accijns op suikerverbruik het Debiet vin binkei tegengaat,er« du-» schadelijk is voor de belangen deigenen, d e dit artikel. vooitbiengen, zoo ~\\ DO.J veel steiker, móet j een h-li^iug op h-t \\onen de viaag naar wonm^iunnte \eihmdeien om zich dermate te ontwikkelen, als bi| gemis van de belasting het ge\al ^uu Zijn Wie thans een Jui e woning huuit, be ailt nog \\el een betiekkelijk hooge som a m peisoneel, maai hij betaalt geen equnalent ijtei, JviPiiiaiid weidt nu door de ovëitui^mg «lat hy ui de gemeente-belasting meei zd hebben bij te diagen, weerhouden om een lu LU f woning te haien Hy Ivan ei dus eerdei toe o\eigiin, de waag naai woningen is aar£,emoedi^d "" Man nog dooi een deide ooizaak zijn rïe huiseigen lai ^ bevoordeeld, namelijk dooi do herzieaig van de ch^tüngdei gebott«df ei^en dammen Dooi de pp'aequatie, die Ineiop ib gevolgd, is de hoofdsom der belasting OLJ dit met eea beJiag van f 119,447 7b vermmdeid Neemt men ook dp 47 opcenten in aanmeikin^, (7 vooi de pi cm ie en 40 voor de ge meente) zoo klimt tUse soni tufc / 175,^1820 De-hm^eigeniais. hebben dus niet alleen groo tere inkomsten, mtai op die inkomsten kleden mindei z^aie la ten din \poihecn. Dit alles zoo zijnde, begnip ik met, welke 'hardheid ei m gelcgtii 1% deze peiaonen bui tengewoon te belaslen, en wa-aiom, nu B. en "W daaitoe het \oo stel doen, dit vooïbtel beje gend moet woiden met de minachting, die in uw ai tikt l dooi bti aalt. Hoe meci van gemeente-ftfgc gedian w ui dl vooi de welva^t van Aia-teidam, boe meer de be\olkmg zal blij\en toenemen tn aanwas \an be\olkmg doet de wonmghureu altijd stijgen. Daar nu de nieuwe lasten vjor een deel ook moeten die nen om d^ i put p en aflossing t^ vinden van lèenmgeu, die tei bcvoideung van het handels verkeer zijn aai'gegiaii, mogen w 13 aannemen dat ei \ooi de huiseigenaais compensatie "zal zijn. De gebeente ei ebt van hen een buiten gewone bydiage, maai ge-^iuikt het-geld" op een wij?e, di<_ hun ten goede aal komen. N uu gy ^ifct, ga ik van de stelling uit, dat dehuiseigtnaais ei i iet m zullen slagen, de belai'ticg op de him.deis te \eihalen. Dat zij, het wc! zullen doen, aout ik onmogelijk.. Een betat-ting1 op een vooi wei p -verhoogt slechts dan den prijs daaivan wanneer,;-, zoo dit niet geschiedde, het aanbod van dat voorwerp zou verminderen. Wanneer, bijvoorbeeld, de bran ders in den prijs van ? het gedistelleerd den accijns niet-terugvonden, zonden zij weidrade productie moeten- staken. Maar het aanbod varr woaingen zal door de voorgestelde belas ting volstrekt geen verandering ondergaan: de bestaande woningen zullen er niet om wor den afgebroken en het "bouwen van nieuwe woningen zal er niet door verminderen; ten hoogste zal de prijs; die men voor bouwter rein besteedt, eenig&ziiis dalen. Hieruit volgt, dafc de belasting op de eigenaars zal drukken en niét op de huurders. Indien het nu vast staat, n dat de huur prijzen yan woningen in de laatste jaren aan merkelijk gestegen zijn, n dat de uitgaven, die de gemeente bezig is te doen (voor zoover zij ten minste geen onverstandige uitgaven mogen heeten) de huurprijzen nog verder zul len doen stijgen; indien het daarenboven on betwistbaar is, dat, d'e voorgestelde heffing zal nederkomen op hen, die bij het stijgen der huurprijzen (een nadeel voor elk ander) baat vinden, zoo vraag ik nog eens: welk bezwaar kleeft er aan het ontwerp van B. en W. ? Moet niet ieder,, die het wel meent met de be langen van Amsterdam de indiening van dat .ontwerp toejuichen, als zijnde .gegrond op de allerbeste beginselen van financieele politiek'^ Is het daarentegen niet afkeurenswaardig ge lijk door u geschied is op een toon, dien ik liefst niet nader aanduid, maar die elk beza digd man sterk" moet .gehinderd hebben, over dat ontwerp den staf te breken? Ik laat het antwoord op deze vragen aan u over, maar ineen, dat de lezers van uw blad recht heb ben o'p een andere en betere motiveenng van uw gevoelen, dan gij hun in uw. nummer van heden gegeven hebt. ' Amsterdam, 6 April .1879. N. G. PlEKSON. Wanneer, wij antwoorden op de'se ingezon den legèien' moeten - ,wy' beginnen met te veikl.uen dat de toon, waarop wij in ons vorig artikel overgiet Suaatgpld t.chie\en, piecies dezelfde w as, als die waarin deze epistel van den heei Pieison it, vei\at n L die der uiteiste veibazing Te\ens willen wy gaaiae'e-iLennen, dat het on ook thans nrt gelukkf n zaleen andeien toon, dan die, waviop de heei Pieison zelf spieekt, aan te felaan, aangezien we ons met mindet over dii vëidüdigmg van den hoogleeiaai dei bedjelde belasting ieiwondeien, din o\er de M> moiie va i het Dag. Bestum, dus TMJ de eei haddtn veilt den wc k te behandeltn. Wa-i toch is het geval ? , De heer Piersen veidedi^t eigent lijk met bet STRAATGELD, zooah 't m de memone van het Dag. Bestuur wordt aangppie^en: eenve-igoeding van 't: bijzondei belang by betere beituvting, verlichting, enz. hij giondt zijn icdenepring niet op .bet wen&ohelijLe eener zekeie evenredigheid.tus&chen de opbieng&t >an vel schillende soorten \an beUstiiigen. Hij noemt in den aanvang van zijn ohiijven bet woord straatgeld, maai zijn gehcele betoog betieit alleen de huurwaaide, \an de gevel-bieedte vernemen wij veider mets En d<tt i-> zeei goed te begrijpen. Hgd de heer Pierson het Dag, Bestuur vertegenwoordigd, hij zou _niet van, Straatgeld hebben gesproken, maar ons een belasting op de huurwaarde hebben voorgesteld," en tot zulk,een voordracht is zijn redeneering een duidelijke . memorie van toe lichting. De nieuwe belasting, die de heer Pierson aan prijst, verdedigt hij op.de volgende gronden:" a. de.bevolking van Amsterdam neemt sinds eenigéjaren toeea zal waarschijnlijk nog eenigen. tijd blijven toenemen; b. aanbouw van huizen was daarvan het gevolg benevens stijging der huren; c. de huiseigenaren profiteerden daarvan en de inkomstenbelasting, die in de plaats van het equivalent trad, vermeerderde nog de vraag naar. woningruimte: d. de peraequatïe der grondlasten was ook nog in het voordeel der huiseigenaars; e. het is dus niet hard deze lieden buitengewoon te belasten, f. daar wat voor de welvaart van Amsterdam geschiedt, den prijs der woningen zal,do n stijgen. Neiren wij dit alles voetstoots aan:, dan is bewezen dut eea 'belasting gtbaM 1,1 ri op de huurwaarde der perceJen niet Jiatd r-. Maar B-en W. stellen vooi ten sfiaaïi/i'ld, geheven oin 't. bijzonder LeUng, dat gebaat wordt, te-vergoeden, met omwatvcoi 't han delsverkeer" geschied, it, want dan zuuden zij ich om de gevelbreedte mets te bekommeren hebben,, maar op verlichimg, reiniging, open bare veiligheid, rioleering-, bebtiatmg, enz. of in 't algemeen wat voor het openbaai \GL kt erlangs de straat, (straat ondeistieept) gedaan woidt, willen zij de aandacht gevestigd hebben. Waar blijft in prof. Piei-ons betoog die overweging, waar de factor tjcovllreedïe? De belasting die wij ten onit,chte een -ieiteiingbbelasting noemden, is .volgens zijn eigen wooiden: een heffing naar gevelb)ee-dte tn vctland met huurwaarde. , Hoe aal nu uit de verdediging van den hoogeraar kunnen blijken dat die> gevelbieedie een passende maatstaf 1% om te bepalen hoe veel voordeel iemand uit hot bevoidtrd han delsverkeer heeft geput f Uf &teeg behalve de huurwaarde van bet peiceel de gevel zelf zoo bijzonder''in waarde? Wy veimoedfn eUitetr dat toen de hooglewiaai schiet f: dat deze hefnug «ea gelukkige gieep" wa-, en gegiond op de alkr'ie^te beginselen- van finani.iHelr' po litiek, hij op dat oogenblik a^n &e gtvtlb) vtJtii weinig dacht. We zeiden zooeven, dat we zouden aanne- ' men "alles ^vafc de heei Pieison gezegd heeft, tL-n bewijze dat een btlas'iug op ue huuiwaaiue geheven met haid \oui deeiBenaaisis. "We doen dit nogmaaK, zondei m dihcuasie te tl eden ovei de gionden waaiop dse over tuiging &teui.t. Het zal billijk zijn de etyenaat s van huizen ie tieffen. Nu iy^>t de uaag* Hoe zal men liet «anleg4011 li^n te tieffec, zondei d?t zo liet op de huuideis op onbillijke wijs \6ihaknr1 Wit zegt de h'>oglcei «r.A ? wDa& ^AJ L0{, zul len doen acht ik onmogelijk." Het aanbod ?van. wonmgen zal dooi de vooige'-telde belas ting \ol&tteLt gpen veiandeung oud'jigadn,' alleb blijft zoo als het i-.; ten hooysto zal de pi ij5 di'n men voor bouwt01 rem besteedt, eenig&^iiT- dalen. Een belasting op de hu.~ zon veihoo^t slecht i dan den piy& \«*n de hui zen, wanoeerzoo dit niet geschiedde het aanbod van buizen zou verminderen. Wij nemen al weder zouder e^nig nadei on derzoek aan wat de hoogleeiaar beweeit: het aanbod ;.van woningen zal gelyk blijven ala .vóór débelasting. Hieruit zou echtei o.i. vol gen, dat de eigenaars er dan ook volstrekt geen bezwaar in zullen zjen op hun hnuiders de belasting te verhalen. De boogleeraar betoogt oa. juist het omge keerde van hetgeen, hy zich vooistelt. Weid door de, voorgestelde belasting het aanbod van woningen grooter, dan zouden de eige naars door de concmrenüe \eihmde<d woiden de belasting te verhalen, daar zyhun.woning niet zouden kunnen veihuien, als zy 't beproefden.'Zoo als de \eihoutling van vraag en aanbod thans in Am&teidam is, zal men moeilijk het kunnen betwijfelen of die gele genheid wel voor hen beslaat. Eerst betoogt .de beer Pieibon dat het "ver meerderd handelsverkeer de hnuiwaarde veihoogd heeff, omdat de bevolking toeneemt en er das steeds meerdere vraag naar woningen EE'NE VEETELLING DOOK JFr. (Vervolg). k vond hem in de grootste opge\i ondenheid. 't Is om gek te'worden! riep hij! Hij is~"weg, iveg! En mijn hoop op bevordering meteen! Ik moet den kerel- terug vinden, en boeten zal. hij!" =-..-Eindelijk kreeg ik hem in zoover tot kalmte dat hij het geval vertellen kon. De oppasser, dïeu gij in uw hol gesloten hebt, ondeugd, heeft er een paar uur in doorgebracht, en netzoo lang spektakel gemaakt tot men hem ein delijk kwam bevrijden. Toen. werd eerst de .commissaris uit zijn bed gehaald, daarna Walter en samen maakten zij eea prachtig achterYolgingsplan. Terwijl ik er zat, kwam de gen darme geheel terneer geslagen vertellen, dat hij no-7' geen spoor van den dief ontdekt had. Ik vroeg om het portret te sien van den spitsboef en toen was het mijn beurt om verbaasd te zijn want gij lijkt sprekend op hem, jon gen! 'Waarachtig, ik zou u met dit portret in nuj'u zak ook gearresteerd hebben!" Hendrik lachte. Ja, lach maar," vervolgde de overste, het is tóch zoo. De commissaris bemerkte mijn verbazing, vroeg of ik iets van de zaak wist, en toen kreeg mijn medelijden de overhand en ik vertelde hem alles P En wat zij hij?" vroeg Marie, die met ge spannen aandacht had zitten luisteren. Nooit vergeet ik het gezicht, dat hij zette, al word ik ook honderd jaar oud!" riep de kommandant. Eerst lachte uij pngeloovig, daarna begon hij ernstiger te worden; zijn oogen werden hoe langer hoe grooter en zijn heele gelaat veranderde zóó dat ik hem ter nauwernood herkende. Eindelijk barstte de bom los, en Mj zwoer bij hoog en laag dat hij het u betaald zou zetten. Hij be weerde dat gij de politie voor den gek had gehouden." Dat heb ik toch niet gedaan." "Neen, dat heb ik hem dan ook eindelijk aan zijn verstand gebracht. Toen wou hij Walter de schuld geven, zoodat ik nog -voor hem. in ? de bres heb moeten springen. Het meest hinderde het hem dat de heele stad zich met de zaak bemoeien zou. Ik kan mij best be grijpen dat de man boos op u is! Ik heb ge zegd dat ik u van avond in de De Kroon prins" aan hem voor zou stellen. Dat zal een grapje geven l" 't Zal voor Hendrik niet heel plezierig zijn," meende Marie. Dat is niet?, meisje, hij moet mee! Hij mag mij de pret niet bederven, en de kennismakingmet Löblich zou alleen der. moeite waard zijn. Die sukkel! Ik heb hem al zoo dikwijls ver zocht, ora de citadel eens te komen, zien, maar hij durft niet uit vrees dat een van de kanon nen van zelf af zal gaan! Ik heb nooit zoo'n bange haas aanschouwd!" Hendrik beloofde dat hij 's avond mee zou gaan. De dag ging verder aan Marietjes zijde als een zoete droom voor hem voorbij; alle oude herinneringen kwamen boven, en hoewel Hendrik aan een prettig leven, vol afwisseling gewoon was, scheen de stille citadeltuin hem op dien lieflijken najaarsdag een paradijs op aarde, omdat Marie naast hem -wandelde, en met hem sprak. Op eea paar uur afstands van de residentie bezat hij een uitgestrekt landgoed. Het groote heerenhuis en het fraaie park hadden hem echter tot nu toe weinig kunnen, boeien, en nadat hij de universiteit verlaten had, had hij den meestén tijd op reis doorgebracht, want hij was rijk genoeg om te doen wat hij wilde. Later- dan gewoonlijk, -maar' veel te vroeg naar Hendriks zin, kwam de kommar-dant hem nalen om mee naar De Kroonprins" te gaan. Ik heb gewacht tot ik weet dat alle heeren bijeen zijn," sprak hij; laat u nu maar niet in 't harnas jagen door de booze blikken van den commissaris. Gij staat onder mijn. bescher ming, en mij dunkt, 't is al heel wel dat gij u zoo goedwillig hebt laten arresteereh. Ik had het niet gedaan .-?dat weet ik wel! Maar kom nu.1' In De Kroonprins" zaten.de gewone gas ten, reeds lang bijeen; de geschiedenis had zich als een loopend vuurtje door de stad verspreid en iedereen verlangde om er meer van te weten. Selert menschengeheugenis was er zoo iets aardigs -niet voorgevallen in het stille stadje, en Hendrik had zich. al vrienden, verworven, voor dat iemand hem nog gezien had, Vooral de advokaat Klein had schik in de vluchthistorïe. ..... Wel Löblich," sprak hij, toon het dikke roode, mannetje binnentrad, wat, hebt-gij een angst voor niets uitgestaan! Die nieuwe gren del op uw deur hadt. ge ook kunnen sparen! Man,~man! Denkt ge nu waarlijk dat een slimme dief uw zware huisdeur zal intrappen, in plaats van stilletjes van uw vasten slaap te profiteeren en door het raam naar binnen te klimmen? En dan is 't geen zwaar werk" om u een prop in den mond te stoppen, en op zijn gemak uw geldkist leeg te pakken!" Löblich kreeg kippenvel bij die vreesèlijke voorstelling. Mijnheer Klein," sprak hij met kwalijk verborgen ergernis, ik vind het al een heel ongepaste scherts, die gij u veroor looft! 't Is niet goed om met zulke dingen den spot te drijven, en als het ware den dnivel op te roepen!" ? ? Klein had geen het minste medelijden met de angst van den kleinen man, en in plaats van te zwijgen, werkte hij de voorstelling hoe langer hoe meer uit, zoodat Löblich op zijn stoel zat te beven. Eindelijk kwam de commis saris hem te hulp en zei: Kom, kom, 't is al erg genoeg dat ik door die malle historie een slapeloozen nacht heb gehad. Ik beken liet oprecht dat .ik mij van morgen erg boos heb gemaakt, maar nu is het over en ik lach-met de'anderen mee. Doe gij dat ,ook, Löblich, dan houdt het plagen van zelf op." Juist op dat oegenblik trad de kommandant met Hendrik binnen. ,Hier is de spltsboef, heeren!" riep - Pletger,' terwyl aller oogen zich op hém richtten,. Ik heb al zijn zakken doorzocht, ,maar de. bewuste dertigduizend gulden niet gevonden l" De commissaris trad naar Hendrik toe, en toonde dat hij'een verstandig man was, door tot hem te zeggen : '?Gij hebt een vroolijke entit'e g daan in de stad, mijnheer; ik beken dat ik boos op u ge weest ben, maar nu moet ik ook haiteijk lachen om «w dwazen streek." Het lag volstrekt niet m myn plan, om u een slapeloozen nacbt te bezorgen," gaf Hen drik ten antwoord. Alt, mijn kwartier niet zoo ellendig slecht geweest was, dan. zou ik er wel tot van morgen gebleven zijn." Nu voor die -rustveistoring moefc gy mij later bij een flesch wijn satisfactie geven," zei Brasse, terwql hij hem de hand toestak. Ik heb al van uw oom. gehoord dat gg hier een poosje denkt te blijven.'' De overige heeren ontvingen den jongen man eyenzeer op hartelijke wyze ; alleen, L blich bleef hem van tijd tot tijd wantrouwend aankijken. Gij .lijkt werkelijk spiekend op den voortvluchtigen spitsboef," zei Biasse, zich tot CDdrik keerendê. Daar, bekijk het portret aelf maar eens." Verrast; en verbaasd staarde Hendrik een oogenblik de photographie aan. Daarop begon hij luidke.ejs te lachen. Wel nu. nog mooier!" riep hij Wat. is er?" klonk het van alle kanten. 't Is mijn eigen portret dat pas veestten dagen geleden gemaakt is !" Hoe is dat mogelijk ?" vroeg de commissaftK Dan heeft mijn voorgevoel mij toch, niet -bedrogen!" kermde Löblich, terwy de amieie heere» elkander' eoHendnk vragend aanzage^. Het is wis en zeker mijn eigen portreV' zei Hendrik, terwijl hij nog een paar exe^aplaren uit zijn portefeuille nam en op ta fel legde om ze den commissaris te zien.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl