De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 8 juni pagina 1

8 juni 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

'o ;0 /. Verschijnt i'ederen Zondagochtend. uitgevers: ELLERMAN, ^HAKMS & O. Kantoor: Rokin 2. Abonnement per 3/m. Afzonderlijke Nummers 5 > Adverteütië'n per regel 15 > Eer&t verscheen hij met den Turkschen Fez, doch daar dit de ergeinis wekte, daarna blootshoofds en eindelijk met den Bulgaarschen kollmk. 't Heeft lang geduurd eer Aleko te bewegen was met het laatöte hoofddeksel te verschijnen, doch de russisdbe generaal Stolypine verklaarde, dat hijjniet voor de orde in stond, als de Bulgaren hun nieuw Hoofd mot een fez getooid.zagen. Ook van het hijschen dei turksche vlag kon bij deze plechtige' gelegenheid niets^ komen. Om de orde te be waren kon niets geschieden van hetgeen de Sultan tot voorwaarde bad gesteld. Dit alles belooft zeer veel, te meer nu de internationale kommissie, die Aleko ter zijde zal staan, het( geheel oneens is, en men vermoeden mag, dat zij spoedig ten gevolge van gemis aan overeenstemming, uiteen zal gaan. De tweede kwestie die het Oosten warm houdt, is die der grensregeling. Gelijk men weet zullen thans de afgezanten der verschil lende bij het traktaat van Berlijn betrokken mogendheden te Konstantinopel over deze zaak van gedachten wisselen" Een v?Kon--*!; ferentie" dezer heeren mag, op verlangen van Engeland, Biet gehou-den -worden; men zal een voudig wat praten over het geval. , Engeland heeft thans meer belang hij de vriendschap der Porte, dan bij de vrijheid der Grieken, van daar dat men gevaar loopt nog langen tijd over deze gre~nsregelmg te hooren. De derde kwettie w.iarbij Turkije eenigszins betrokken is, wordt in Egypte behandeld. DuitschUnd stelt zich ook partij in deze zaak, en zijn konsul-generaal h&efl reeds den Khedïve met een bezoek vereerd. Deze verwees genen naar den Sultan, wat echter weinig baatte, daar dekousul den Khedive voor den toestand en de gevolgen aansprakelijk s'elde, ' j Behalve deze geschilpunten ia het in Europa rustig/Alleen de Parlementen, voor zoover zij geen Pinkster va cautie houden, roereu zich. De fransche Kamer nam een besluit omtrent de verkiezing van Blanqui. Met overgroote meer derheid, terwijl de rechterzijde zich van stem ming onthield, werd z^n verkiezing ongeldig verklaard. Thans was de vraag, of de Regeeriug Blanqui in de amnestie zou doen deelen. Nu zij in het gelijk gesteld is, kon zij ge makkelijk daartoe overgaan, te meer daar de grijze verooi deelde geen zware misdaad op het geweten heeft. Zij besloot echter tot het te gendeel. * ] De fransche Regeering heeft haar oog geslagen op de Nieuwe Hebriden, ten noordoosten van Nieuw Caledoniê. Een stoomjacht is daarheen gezonden om er de fransche vlag te bijschen. Euim honderd duizend zielen zullen op deze wijs de eer genieten bij de groote 'natie te worden opgenomen. r ' Onlusten onder algerijnsehe stammen ver wekten in het eerst eenige 'bezorgdheid, doch het is gebleken dat zij van weinig beteeke'nis zijn. Uit Oostenrijk wordt het overlijden van Giskra gemeld, den gewezen minister en afge vaardigde, die zulk een grooteu invloed op den staatkundigen toestand van het oude rijk heeft uitgeoefend. De partij van het verzet in het Huis der Afgevaardigden verliest in hem een zeer grooten steun, ofschoon zijn naam in de laatate jaren niet. meer den' goeden klank had, dien hij vóór 1875 bezat. Italiëwordt geteisterd in het noorden door overstroomingen, in het zuiden door'vulka nische werkingen. Verschrikkelijk zijn de beINHOUD. Twee Ministers. 'Staatkundig Overzicht.Feuilleton. GEMEENTEZAKEN. KUNST. Muziekfeest. Het Théatre Framjaise te Lon den. Letterkunde. De Kweekschool voor de Zeevaart te Leiden.'-?Farïjsche Brieven. Statistische en Industriëele Mededeelingen. Allerlei. Een nieuw Bijgeloof. Ingezon den. Handelsouerzïcht der Week. -Over zicht van de E ffs eten mark t. Cargalijsteo. ^ Veilin gen. Burgeilijke staod Publieke VermakelykTe huur zijnde "Woningen. Advertentiën. De Heer P. N. Muller heeft op zijn gewone, dat wil zeggen: op degelijke wijs nog eens de redenen getoest die -Nederlands .Volks vertegenwoordiging er toe bewogen hebben Amsterdam het kanaal" naar de Geldersche Vallei te onthouden. Boven dat opstel staat het veelbeteekenend woordje: Klein" Die titel is helaas juist. Jammerlijk KLEIN vertoont zich ons wetge vend lichaam als men die beraadslagingen lezende, zich een voorstelling van 's lands ver tegenwoordiging tracht te vormen. Micros copisch klein van geest, van kracht en moed. Wij hebben over die. zoogenaamde betooggronden het onze gezegd, ze liggen versch in het. geheugen, we behoeven ze niet te her halen. Ze waren voor een deel zóó treffend, dat men ze eens vernomen, nooit wér zal vergeten, Om allerlei redenen verwierpen de leden der Tweede Kamer der Staten-Generaalzeen wetsontwerp, dat de eerste koopstad van het oude handelsvolk in staat zou stellen haar naam als handelsstad te heroveren. Op het oogenblik dat alle' omliggende landen het hunne doen, om de nieuwe haven, wier mede dinging zij vreezen, den loef af te steken. Ziedaar het feit. En het eerste gevulg is, dat de Minister van ."Waterstaat begrijpt zijn zetel te moeten ontruimen. Algemeene verbazing in het groote Neder land en onder de staatkundigen. van den dag. Verbazing aan afkeuring grenzende. Wat.kan nu den Minister van Waterstaat bewegen zijn portefeille ter beschikking van Z, H. te stellen? Of ja, dat is nog verklaarbaar, want dit is een formaliteit in den grond wettelijk en staat gebruikelijk, als er een ontwerp van eenig gewicht wordt afgestemd; maar te volharden bij de aanvraag om ontslag1.. Daarvoor bestaat geen voldoende reden, zegt men. .Vóór- en tegenstanders hebben immers erkend dat de Minister zijn voordracht schit terend verdedigd heeft., Kamerleden geraken . niet gemakkelijk in vervoering, maar zij zouden roet dezen minister kunnen dwepen, zoo flink heeft bij zich gedragen, zoo degelijk was. zijn ^aanbeveling der voordracht-, die blijk droeg van de meest mogelijke zaakkennis, ? zoo zeer achten zij hem de rechte man op de rechte plaats. Zij hebben niet alleen niets tegen hem, maar zullen met het meeste ge noegen op andere punten met hem samen werken. Waarom zou dan de minister willen heengaan? Daarvoor kan slechts n reden bestaan: Omdat hij een man van karakter i&. Na lang en nauwgezet overleg heeft hij een plan voorgedragen, waardoor in een diep ge voelde behoefte zou voorzien worden. Het Rijnkanaal dat gereed zou hebben moeten zijn, tot welks aanleg sinds jaren besloten had moeten wezen, omdat de nieuwe waterweg van Amsterdam naar zee slechts daardoor zijn waarde kan verkrijgen, acht 'hij een levens vraag voor Nederlands handel'nu de Kotterdamsche waterweg zoo weinig hoop op goeden uitslag geeft. Hij is opgetreden niet met holle frazen, maar als een deskundige; legt gijn plan voor, betoogt op onwraakbare gronden de mogelijkheid, de wenschelijkheid, de noodzakelijkheid der uit voering?en -de.-kamer, uit de nietigste uit vluchten tal van schijnbaar gewichtige betooggronden knutselende, geeft hem bij eindstemming te kennen, dat hij 's landsbelang -niet begrijpt, 'slands behoeften niet peilt, 'slands schatkist uit het oog verloren heeft, 's lands wel varen bedreigt... maar vindt hem desalniet temin en. evenwelu'oehtans een niet te iwaai> deeren minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Waarlijk wie als Minister Tak in het bewust zijn zijn plicht te hebben gedaan, dagen ja weken lang al wat KLEÏN is, heeft zien opblazen, uit rekken en-opschroeven, om toch te kunnen bewijzen dat Z. E. zooveel groots over het hoofd .heeft gezien iemand als de minister, die van nabij de kunstbewerking heeft gade slagen waarmee het nietige den schijn van gewicht werd bijgezet... we begrijpen dat hij niet langer in dien kring wenscht te ver toeven, dat hoemeer men hem streelt, hij des te grooter lust gevoelt zich aan de vriendelijke handen te onttrekken dat hij volhardt bij zijn besluit een parlement den rug toe te keeren, dat voor alles een gewapend oog bezit, behalve voor 's lands onmiskenbaar belang. .Of ligt,misschien het belang van den handel buiten de staatkunde ? Heeft een minister slechts, recht heen te gaan, als zijn theoriën over onderwijs of landsverdediging niet door de .Kamer beaamd worden, en is het overige van zoo geringe waarde, dat het den Kamer leden de vrijheid geeft om. *er naar harte lust mee rond te rollen, om het,als een mid del van reclame bij kortzichtige kiezers te ge bruiken ? Wat ons betreft, wij zien in het besluit van den heer Tak een daad van. karakter-en het welsprekendst protest tegen de lichtzinnige wijs, -waarop de Edelmogenden de hoogste be langen behartigen. Wat hij vroeg, wilde hij inderdaad: zijn plan was hem ernst. Z. 35, Tak toont een. serieus man te zijn, en in onze dagen bestaat er reden genoeg om zulk een openbaring van karakter op prijs te stellen. Zijn,, heengaan zegt meer dan zijn krachtigste verdediging der - voor dracht. Het was niet onduidelijk dat men dat vreesde. De kwïstigheid waarmee de Kamer, die zijn plan verwierp, hem met complimentjes overlaadde, bewees dat zij zelf gevoelde welke beteekenïs aan zijn aandringen op ontslag ge hecht zou moeten worden. Daardoor toch valt een . bijzonder licht op haar grootheid?ook op haar zegppraal. Zij weet met beiden geen raad. Voorzeker kon de heer Tak de hoop voe den dat het Kijnkanaal, nogmaals voorge&Aeld, zou aangenomen woiden, wij gelooven dat zjjn vaderlandsliefde hem zou nopen de stem van zijn eergevoel het zwijgen op te leg gen. Blaar hij kent de Kamer, en is het zijn overtuiging dat de groote redenaars te klein zijn om goed te keuren wal onmisbaar is, wij zullen hem als een man van eer zien heen gaan, die AT el het land wil dienen, maar niet onder voorwaarde, dat hij het onthouden moet waarop het rechi heeft, waar buiten het met langer kan. Geheel anders dan het aandringen op ontslag door den Minister Tak, i=: de poging van den Minister Kabpeyne, om mede uit het kabinet te treden, te^beoordeelen, Als man, die zijd beginsel liefheeft, die niet alleen dienaar van zijn volk, maar tevens leids man der .openbare meeniug wenscht te zijn, deed hij zich tijdens zijn ministerschap niet kenneii. Nifinand verloochende gemakkelijker zijn pro gramma dan deze eerste minister. Hij &ehonk den lande een schoolwet, waaronder, naar men terecht heeft opgemerkt, zijn voorganger, mi nister Heemskerk, zijn handfceekening had kun nen zetten. Hij verdedigde zijn voordiachten met de wetbeppraaktheid van een duchtig advocaat, maar wij wezen het in een vroeger artikel aan, tevens versmaadde hij, bij gebrek aan bewijsgronden, geen enkele uitvlucht, iets wat hij in een parlementair pleidooi zelf eens erkende. Meermalen was spot zijn wapen, als e hoogste ernst gevoederd werd. En bij dit alles toonde hij somwijlen een soort van standvastigheid, die in het dagelijksch leven erger dan halstarighei'd zou genoemd worden. Men weet wat deze minister ten opzichte van wetenschap, kunst en onderwijs niet slechts lager maar ook hooger onderwij11!, heeft doorge dreven, wat bij allen die deze zaken ter har ten* gaan den hevi^sten afkeer moest wekken. Wanneer thans de Heer Kappeyne zijn lot aan dat van den Heer Tak verbindt, begrijpt men maar al te goed, dat wanneer twee per sonen hetzelfde doen, zij daarom nog niet ge lijk, liandelen. Als men vraagt waarom de Heer Kappeyne heengaat, dan zal men moeilijk iets anders kunnen antwoorden dan, hij wil vertrekken 011 dezelfde reden waarom hij eenmaal ge komen is. Hij durfde zijn plaats innemen aan de groene tafel zonder te overwegen waartoe zijn ver leden hem verplichtte en hij vindt er geen be zwaar in heen te gaan, omdat hij evenmin den lust en den moed bezit om te verrichten wat het lieden'van hem.vordert. De Heer Kappeyne gaf zich geen rekt-nschap van zijn taak toen hij z jn portefeuille aan vaardde, wien zou het verwondden, dat hij elk oogenblik de vrijheid meen-t te hebben haar weer aan ? anderen overtedoen ? Of wij ziju heengaan zouden betreuren ? We gelooven niet, dat het leedwezen over des ministers aftreden zeer groot zou zijn. Men heeft reeds afgeleerd van hem de rnee.it noodige hervormingen te hopen. Hij is de man niet om de liberale partij met n'euw leven te bezielen, daarvoor is hij zelf, hoe Icundig ook, een te zwakke, te beweegelijke, te wispelturige persoonlijkheid. En o.i. zijn de gevolgen van zijn voorbeeld in de Tweede Kamer ernst;ger en gevaarlijker dan men oppervlakkig beschouwd, geneigd zal zijn toe te stemmen. Een Kamer, die aan het hnofd van het Mini=terie haar vroegeren prpfeet als een afvalligen moet beschouwen, zal moeilijk tot geestdrift voor beginselen zijn te ontsteken, en de diepe ernt.t en waarachtige toewijding aan de be langen Jes vaderlands aan den dag leggen, zonder welke aij elk oogenblik gevaar loopt haar plicht te vergeten. Aan niets heef l onze volksvertegenwoordi ging, wier gebreken algemeen bekend zijn, meer behoefte, dan aan een man van een vast karakter, een die weet te overwinnen of te sterven, maar die nimmer lüt gebrek aan ijver zich aan den .strijd onttrekken zou. En wie zal zeggen, of indien Kappeyne zulk een leidsman van den beginnen af ware ge weest, indien hij eenigszins door woord en daad de herinnering aan een figuur als Thorbecke had kunnen verlevendigen, onze Kamer een beraadslaging over de kanaleuwet had kunnen honden, zooals zij dezer dagen toonde niet be neden zich te achten ? Zuu d"3 minister Kappeyne zelf inzien, dat zijn afpchfid der natie voordeelig kan zijn? Zelfs bij den weinigen ernst, dien men hem toekent, i-i dat niet onmogelijk. Hoe dit zij, al moge het de liberale partij aan een man ontbreken, die alles in zich vereenigt om haar op nieuwe wegen te leiden, en h°t- land zooveel te schenken waaraan het be hoefte heeft, een minder bekwaam hoofd van het ministeiie, wanneer het meer vastheid vanj ka rakter aan den dag legt, zal met ingenomen heid worden begroet. Zedelijke grootheid is de eerste voorwaarde ?\oor den staatman, die op ziju volfe een gunstigen invloed wil uitoefenen. Verstandelijke meerderheid is ook onmisbaar, maar zij slechts in de tweede plaats. Te dikwijls wordt deze rangorde vergeten. De geschiedenis onzer volksvertegenwoordi ging is dsiar om de waarheid 'dier bewering te staven. Politiek" is nog iets hoogers dan behen digheid. Zoodra zij zich verlaagt mot daarin haar heil te zoeken, daarmee tevreden te zijn, brengt zij geen licht in de duisternis, maar bestendigt zij het onvolkomene, vermeeulert zij <le ver warring, en wekt zij in de naaste of verwij derde toekomst de ontevredenheid, tot den dag aanbreekt, waarop de misleiden en teleurge1 stelden zich wreken. In wijderen en engeren kring blijven die gevolgen niet uit. In de staatkundige wereld heerscht groote kalmte. Alteen het Oosten behoudt zijn kwesties'', die telkens oneenigheid doen vreezen. Aleko, de goeverneur van Oost-B urn eli e heeft zijn intocht gedaan, en zijn eerwaardig hoofd heeft daarbij drie staatkundige richtingen afgespieDOOR (Vervolg). Eensklaps vroeg hij: hoe zouden ze liet nu bjj den dominémaken." Mama-schrok-van den uitroep, maar toonde het haast niet. Ma foi, kan ik dat wéten?" Plotseling ging bij voor baar staan en zeide, niet zonder gevoel, haar. strak aanziende: ' mama, weet u wel dat Augusta mij voor een ondankbare, epn ellendeling houden zal? Al zoo lang weg en nog geen letter schrift van mij! Maar mij wordt ook geen oogenblik rust gelaten, en dit'leven is, zoo geheel anders..." Maar schrijf dan een lettertje aan mevrouw, als je 't noodig oordeelt. Ik zou zeggen, de menschen hebben wel wat gedaan, maar ze z^n er.ook goed voor betaald!" Hm, goed betaald.?... Neen, neen... Ja, aangenomen, mevrouw Van 't Oord is beloond, maar weet u wie niet? Augusta niet! En daar om wil ik aan.haar schrijven... O mama,wat zij voor mij gedaan heeft'is niet te betalen!" Lieve jongen niet zoo overdreven!" Och overdreven. ., wat weet u daarvan?" Dat ze je goed heeft opgepast, nu dat ikgaarne gelooven!" (en er ertoonde zich een malicieus glimlachje). Ik zeg ook niets tegen iet meisje, maar mij is ze niets meegevallen... [k vond ,haar zelfs leelijk, heel leelijk, bepaald leelijk." » ^'t. Zal nog de vraag wezen hoe u haar be vallen is!" Albert.!" riep,mevrouw. Foei!" en de tranen schoten haar in" de oogen. Wrevelig, liep hij heen en weder, 't Was een pijnlijk oogenblik. Eindelijk stond, zij op en iep naar hem toe. Voor zij echter spreken kon, viel hij uit: neen, mama, wij zullen elk ander nooit begrijpen!" En weder was hij onrustig. Op eens bleef bij staan. Mama, ge steld eens dat u niet mooi was, komaan leelijk, t kon toch nog wel, en wat zou u er aan kunnen doen? En als de menschen dan be grepen het recht te hebben, u te bespotten, nog meer, .te veroordeelèn zelfs, hoe zou n dat vinden?... Is er dan geen humaniteit, zelfs bij vrouwen niet?" Zij was verbaasd. Zoo had zij hem nooit ge zien. Ook had zij, die anders zoo woordenrijk was, nu niets in te brengen. Eindelijk nam hij een stoel en zette zich aan .de-' groote tafel. Mevrouw zat aan het raam. Mama, .u doet het onmogelijke niet waar. om, wat u noemt de niuizennesten uit mijn hoofd te drijven. Kort en goed, dat legt u heel verkeerd aan ... Neen waarachtig, mij vervelen is het beste middel niet. Er is maar n weg. Ik moet naar Italië!" Naar Italië? .... Waarom?": Waarom?.... en dat vraagt men aan een artist, waarom! Maar... 't is waar, ik mag zoo heftig niet wezen... u kan het niet bel pen dat u... net zoo weinig als dat een an der niet mooi "zou zijn. Hoe 't zij mama, ge loof me. Laat me naar Italiëgaan. 't Zal mij zoo verfri^schen, 't zal eeh heel ander menscli van mij maken, waarachtig, ik heb het zoo noodig! Toe . .. i heeft er toch de middelen voor: toe, laat mij gaan!" Albert, Albert, je ontstelt mij zoo, dat ik er morgen den heelen dag migraine van zal hebben! Ga liever naar Parijs, en dan ga ik met jo mee, maar Italiëdat is mij te ver, en te warm, veel te warm. 't Benauwt me ...." Neen mama, naar Italië, en niet met u. Alleen, geheel alleen wil ik gaan." Verwijtend vroeg ze: en waarom niet met mij?" "Waarom niet ? ... wel omdat ik als artist reizen wil. Laat mij alleen naar Italiëgaan, later gaan we zamen naar Parijs. Mama, hoe zou u 't zelf vinden, als ik een groot, een be roemd kunstenaar werd'. Dat is mijn hoop en dan... ben ik het eenmaal, ja, dan ben ik onafhankelijk ... ook van u! Mama, 't is toch niet hetzelfde of ik carrière maak of niet." Maar laat ons nog wat wachten." Neen, mama, niet wachten. Is er niet ge noeg tijd verloren gegaan?"1 Hij staarde haar met zijne prachtige oogen, smeekend aan en greep hare hand. Toe, laat het niet gezegd wezen, dat mijne eigen mama mij in den weg heeft gestaan om te komen waar ik wezen kan en moet." Kijk me zoo'n vleier! Toch zie ik je liever zóó, lieve jongen! Wel is het hard voor me dat je me nu al wilt verlaten." (Ze gaf hem een km-)- n Je carrière in den weg staan, neen, dat m,ag ik niet." ? Dus geeft u toe!" Ia de hoop dat ik nog eenmaal een lintje in dat knoopsgat zie." En zoo verzoenden zij zich en Van Buuren zou Italiëbetreden! Wij laten hem trekken, al zou het merk waardig genoeg zijn gade te slaan, welken in vloed die reis op den kunstenaar zal uitoefe nen. Is er menig artist, die het zoo ver niet bren gen kan, er ligt misschien i«t3 troostrijks in, dat niet een ieder, die met zijne illusies naar het schoone land trok, als degelijker of lijper talent is teruggekeerd. Er zijn schilders ge weest, die in de weelderige natuur van het zuiden, de sterk sprekende nationaliteit van het noorden zijn kwijt geraakt. Ze konden het gloeiend goud niet bereiken en verloren het dan mat, dan weder blank schijnende zilver der moerassige streken. Wij, die hem niet zijn voorgegaan, wij mogen hem thans ook niet volgen. Maar ook voor ons bestaat er een troost. Zoo wij ons al, artisten mogen noemen, dan niet met het penseel, maar met de pen, en daarom ligt onze kracht niet in het schilderen der natuur-schoonheden, al moet toegegeven worden dat sommige schrijvers haast den schil der op zijde streven, neen, dan ishefcveldvan onzen arbeid bij lütnemendheid het menschelijk gemoed, en daarvan uitgaande, kost het ons zooveel moeite niet den jeugdigen arti&t op zijne rubtelooze onderzoekingsreizen naar schoonheid, glans en verheffing alleen te laten en het innige gemoedsleven te bespieden daar ginder in die nederige woning, waar haast niets ons aftrekt van het voorwerp onzer beschouwing. De leegte, de dof heid van geest, die Augusta na Van Buurens vertrek overviel, is onbeschijflijk. Toch was zij de persoon met om in die stemming te blijven, neen,' thans kon en moest zij de gelegenheid aangrijpen om hare 'ouders tot steun te zijn. Slechts was bet haar on mogelijk om, als weleer, vol ijver te studeeren. In deze* thans zoo treurig eentoonige omge-' ving was zoo weinig opbeurends of verkwikkends! Wat zou ook maar n lettertje van Tan Buuren haar goed hebben gedaan. Maardat lettertje kwam niet, en haar moeder (wie onzer durft de vrouw ongelijk geven) hield niet op er naar te wijzen, dat het net zoo ging als zij had voorspeld. ' Wel was het dwaas van Augusta, hare stu-< dien thans niet met ijver voort te zetten, of wist ze niet, dat, als haar vader overleden zou zijn, op baar de taak zou rusten voor beider toekomst te zorgen? Maar zij was ook niet onwillig, ze nam de boeken wel voor zich en ze deed wel wat; alleen, de ware geest ontbrak, de vaste wilskracht, zonder welke gy althans het niet ver brengen kon. Dat vond zij 'zelve wel niet goed, maar ach, als er ook maar «e/s gebeurde, dat haar bezielen kon, maar'... 'elken dag hunkerend naar een brief, eiken dag op nieuw te vergeefs, en dan toch het ver trouwen bewaren in het hart dat, wat dok de reden moge zijn, ~hg de "ware schuldige niet wezen 'kon. ' ' ' ; '"- ''"< > Eindelijk ja, daar was hij de brief, het pand zijner liefde! spoedig opengebroken! Zij, beeft over al hare leden! God dank 'dat zij thans alleen is! Ze leest "en terwijl ze 'voort gaat komt er steeds 'meer bruin-purper* op de koonen en 'gaan zelfs de fietsene bogen aan het tintelen! Zie hier den inhoud: v Beste Augusta! Eindelijk, eindelijk kan ik u schrijven! Ein delijk is er iets wat mijn hart vervult en wat wa'ard is u mede te' deélen. Geloof toch nooit

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl