De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 22 juni pagina 1

22 juni 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Verschijnt lederen Zondagochtend. Uitgevers: BLLBRMAN, HARMS & C Kantoor: Rokin '2. Abonnement per -3/m. ... 60' Cts.- fr. p. p. 75 Cts. Afzonderlijke Nummers. 5. » Advertentiën per regel. ...... 15 » INHOUD, Officiëele rouw. Mannelijk Oir."?Staat kundig Overzicht' -?Feuilleton. GEMEEN TEZAKEN. KUNST. - De Kleinzoon. Potografiën van Amsterdam. LETTER KUNDE. Aan mijn Vaderland, door H. Th. Boelen. Een nationaal belang, door J. R. de Krnijff. Parijsche Brieven. Chili. Sta tistische en Industriè'ele Mededeelingen. Allerlei. Ingezonden.. Korrespondentie. Handelsoverzicht der "Week. Overzicht vau de JSfigctenmarkt. Tellingen. Burgerlijke stand. Publieke Vermakelijkheden. Te huur zijnde Wcmiaeen. Advertentiën. . Wanneer de dood een lid der vorstelijke familie wegrukt toont het nederlandsche volk zijne deelneming en treurt om de ramp, die vorst en vaderland getrofien heeft. Van alle landsgebouwen, het huis van arrest n'ièt uitgezonderd, want ook de gevangenen, al verloren zij hun burgerschapsrechten mogen aan de .wereld hun. stemming verkondigen, hangt de vlag droevig neer. De "burgers voor zoover zij dat wenschelijk achten volgen dit voorbeeld. Feestmalen wor den niet gehouden, feestelijke bijeenkomsten uitgesteld, er heerscht een zekere stilte, die het bewijst, dat men althans in gedachte in de nabijheid van een doode zich bevindt. Wij zouden niet gaarne, deze.openbaring van ons leedgevoel veroordeelen. Op welke wijs "?? zou men anders kunnen toonen, dat er 'zulk een band tussckên het koninklijk Huis en den ?'burger bestaat als wensclielijk en nooclig is. Doch deze rouw, wie zal het tegenspreken? behoort vrijwillig, niet bp hoog gezag voorge schreven te zijn. Zoodra hij, gelijk men dat noemt, een ge?" dwongen fraaiigheid wordt, verliest hij al zijn waarde en is een lastige formaliteit, die onte?. vredenheid," althans weerzin wekt. En, dit laatste is maar af te dikwijls hei '?????geval. " < De publieke vermakelijkheden" worden ge' . sloten.' Geen koncert in een park, geen opera, geen tooneel voor stelling gedurende zekeren tijd. Zonderlinge opvatting van het woord: pu blieke vermakelijkheid." Is' het luisteren naar een muziekuitvoering dan niet een verheven genot, dat met het woord vermakelijkheid" niets gemeen heeft. Zal eene opera of tooneel voorstelling vallen onder die soort van verinaken, welke aan op gewondenheid, luidruchtige vroolijkheid, pret of iets van dien aard doen denken ? n 't minst niét, maar zij worden nu eenmaal samengevat onder den zeer ruimen naam van publieke vermakelijkheden", en zijn daar door als waren zij in. strijd met een ernstige .stemming verboden. 1 Dat is zeer zeker te betreuren. Door aan het woord . vermakelijkheid een minder edelen . zin te verbinden, werkt men er toe mee, dergelijke uitspanningen, die men tegenwoordig als hoognoodige middelen tot . ? volksopvoeding beschouwt, in een kwaad dag licht te stellen. Zoo blijft op hen een vooroor. deel rusten, dat zij allerminst verdienen. De volkskoncerten niet te doen plaats hebben, de schouwburgen te sluiten zou juist zijn, wanneer tooneel- en muziekuitvoeringen noodzakelijker wijs den ernst des levens deden uit het oog verliezen. Te lang heeft een bekrompen op vatting geheerscht, ,waarbij men dit aannam. Wij weten gelukkig beter en daarom achten wij liet onredelijk deze middelen van uitspan ning onder de vermakelijkheden op te nemen, die in dagen van nationalen rouw niet geduld mogen worden. Wil men dat koncert- en schouwburgzaal niet in strijd zullen verkeeren mét 's volks stem ming, niets is eenvoudiger dan dat. Kan juist-,de muziekuitvoering even als het too neel, bij gepaste keus van stukken niet uitmun tend werken om in harmonie met de tijdsom standigheden tot het volk te spreken en die gevoelens wakker te roepen welke vaak maar al te zeer sluimerende zijn V Zal in dagen- als de dood verschijnt in de paleizen een doodemnarsch. niet weerklank in de harten vinden, die onder den indruk vam een droeve, misschien verpletterende tijding zijn? En is als Thalia voor een oogenblik zwijgt, Melpomene niet daar, om in meer verheven taal de sombere zij van het menschelijk leven ons te vertolken en des te beter te doen ver staan ? Inderdaad de officiëele rouw, schijnt ons voor zoover hij bestaat in het verbieden der tooneelvoorstellïngen zeer onredelijk toe. Maar hij is onbillijk bovendien. Men vergete niet, het publiek kan zeer ge makkelijk den schouwburg gedurende eenige dagen missen en elders, in andere publieke inrichtingen, di& niét gesloten worden, verstrooiog zoeken; koffie- en bierhuizen houden hun deuren geopend en sociëteiten treuren alleen met een.dundoek ter halverstok. Doch de schouwburgen hebben ondernemers, pachr ters. Yoor deze lieden is n week van offh'cëele droefheid dikwijls zeer bezwaarlijk. Want, laat ons zeggen zooals het is, eg lietaZew.den publieken rouw. Dat gaat, dnnkt ons, niet aan. Houw behoort vrij te zijn, niét gedwongen, niet iemand op zulke buitengewone ko.sten te jagen, tegen zijn zin; Waar het onbillijke en onredelijke zoo duidelijk in het oog springen. wordt het tijd de gewone voorschriften eens te herzien. En als, wat wij vermoeden, het slui ten 'der schouwburgen [vooral het gevolg is van het woord publieke vermakelijkheden," waaronder zij worden saamgevat, -zouden wij willen voorstellen de beteekenis van dat woord een weinig te wijzigen. Want |deze vermake lijkheden zijn van ernstigen, leerzamen aard. Voor; het minst, zij kunnen en zullen dat zijn als het volk zelf rouw draagt. Immers, de ondernemers zullen zich bij hetgeen zij te hooren of te aanschouwen geven, reeds uit eigen belang richten naar de stemming van het publiek. Is het onkiesch over de troonsopvolging na prins Alexander te spreken, terwijl niet alleen deze, maar ook koning Wiilem'III nog leeft en vooreerst geen plan heeft van de regeering afstand te doen? In allen gevalle is het beter eene onkieschheid als deze te begaan, die de personen in kwestie zeker niet spoedig onder de oogen zullen krijgen, dan lijdelijk aan te zien hoe men op goed geluk af zich op een staatsrechtelijk vraagstuk werpt, gelijk in den laatsten tijd door sommigen geschied is. Omtrent de troonsopvol >mg namelijk,' voor het geval dat zoowel prin*> Alexander als Ko ning "Willem III mochten Vomen te overlijden zonder wettige afstammelinge» na te laten, hoewel in de Grondwet geiegeld, bestaat min stens drieërlei verschil van denkwijze De MiddëlburgscJie Coiüantlieeft hare lezers op de hoogte geholpen, dooi de mededeeling dat na HH. KK.HH. prins Alexandei en prin Frederik de zonen van den puns von Wied het naast aan den troon sta^n." Het trecJitsch Dagblad nee,ml de volgende uitlegging van geer gewaat dè&* de hand" op: Volgens art. 13 gaat de kroon bij ontsten?tenis van mannelijk on? uit den* oudsten zoon, d. i. uit den prins van Oianje,.: over op diens broeders, dus ih casu prins Alexander, ,of hun mannelijk oir. -Is bij den dood van koning Willem III prins Alexander leeds overleden, dan volgt (volgens art. 15) het veidermawwelyk oir uit het huis'van Oianje En daar, vol gens het gemeene recht, de broedeis voorgaan, eerst Willem III's broedeis of hun mannelijk oir (die er niet zijn) daarna zijne ooms, 'in casu prins Frederik of zijne mannelijke afstamme lingen. Is deze bij Willem III's dood ook reeds overleden, dan komen, daai hij zoons noch kleinzoons had, de achterklemzoons dat zijn de zonen,van dënkrponpims van Denemarken. De oudste hunner zal konmq m Denemarken worden, 'dan komt de tweede (ait 26) op den troon van Holland. Deze tak gaat voor boven dien van den prins von Wied omdat hij voort spruit uit,de oudere dochtei van puns Frederik. Bij deze interpretatie is slechts een bezwaar, te weten of de mannelijke afstammelingen van de dochter van prins Frèdeuk mannelijk oir van het huis van Oranje zijn. Zoo neen, dan zou volgens art. 15 prinsen Sophie voorgaan. Ik meen echter bevestigend te moeten ant woorden." ? Met deze explicatie, van hoe hoog gewaar deerde hand ook, is het Uttechts'h Dagllad zelf niet tevreden. Het ziet in dat die in menging van hef-'^gèmeene" recht" en die .kleine twijfel omtrent het mannelyl oir een paar zwakke punten zijn Zeker, zegt het, indien het erfrecht door prins Frederik werd overgebracht, zou het overgaan op zijne oudste dochter, die gehuwd was met den koning van Zweden, en door haar dochter op'de kinde ren van de kroonprins van Denemarken. (On juist). Maar voordat de kroon in het. huis van prins Frederik kon komen, moest deze koning Willem'III en prins Alexander overleefd heb ben, want als de mannelijke afstammelingen van de dochter van prins Frederik mannelijk oir van het -Huis van Oranje zijn, dan moet ook démannelijke afstammeling van de Kuster des konings, de dochter van Willem II, in casn, de erf-groothertogin van S.aksen-Weimar-Eisenach, mannelijk oir zijn, en in ditgeval de naaste. In het meest waarschijnlijk geval dus, dat namelijk prins Frederik, die jaar is, koning Willem III en prins Alexander niet overleeft en bijaldien deze beide laatsten geen -wettige erfgenamen mochten nalaten, zijn de artikelen der Grondwet, hoe slecht ook ge steld, toch duidelijk genoeg." Volgens art. 18 ontbreekt dan het mannelijk oir, en de groot hertogin van Saksen-Weimar-Eisenach, prinses Sophie, -de zuster des konings, volgt op als naaste bloedverwante van koninklijken huize. Men ziet, een compleet stel prete'ndenten voor een successie-oorlog, de jonge prins von Wied, de zoon van den kroonprins van Dene marken, en prinses Sophie, groothertogin van S aksen-Weimar-Eisenach. Wat is de reden dat hier voor zooveel verschillende uitleggingen plaats is? ' . In de erfelijke troonsopvolging zijn drie stel sels gehuldigd. -Het eerste sloot alle vrouwen van den troon uit. Artikel 6 van den 62sten titel der' Lex Salica, oorspronkelijk alleen op bijzondere leenen toepasselijk, werd in 1316 ,op de erfopvolging op den troon van Frankrijk toepasselijk verklaard. Het is de regel geble ven voor de Bourbons in- Frankrijk en Spanje, de leliën .spinnen' niet." Ook in Pruisen en Italiëgeldt het. . , Het tweede stelsel, dat zonen en dochters gelijkelijk tot den troon roept, en alleen bij denzelfden graad 4e zonen vóór de dochters laat gaan, geldt in Engeland en Denemarken, en heeft' ook in Spanje vóór en na de Bour bons gegolden. Victoria en Isabella hebben uit kracht van dit stelsel den troon beklommen. Het derde stelsel i's dat van eenige oude duitsche vorstenhuizen, onder anderen' ook dat van het Huis van Nassau. Eene zeer duidelijke uiteenzetting-Vindt men bij Zöpfl. In ons land is liet o. a. door De. Bosch Kemper en inder tijd door Mr. Roest slecht begrepen. -Het is een gemengd stelsel, laat de lijnen vóór de graden gelden, erkent allereerst de agnatenopvolging, maar ook subsidiair de opvolging der vrouw. Aan dit stelsel eene uitdrukking te geven, het in eeuige artikelen te. formuleeren, heeft onze Grondwet eenigszins onhandig,beproefd. Dit is de zin der' artikelen 13?J8 Gwtr De bedoe ling is deze:-dat zoqlang er agnatenlijnen (onafgebrok'ene mannelijke afstamming) zijn uit den koning, de erfopvolging niet. teruggaat. rst komt de oudste zoon van den koning, of diens mannelijke nakomelingen, want dit is de rechte agnatealinie;-mannelijk oir is male par male; een der grondstellingen vari hetleenrecht in de duitsche vorstenfamilies. Deze ontbrekende, de nakomelingen van diens broe ders. Als ook deze ontbreken, is er uit den koning geen mannelijk oir. Men klimt'dan een graad hooger op. De koning heeft broe ders en zusters, ieder van deze kan a.aii het hoofd eener linie staan, ieder van deze liniën stamt van des konings vader, maar alleen .de broeders vormen agnatenliniën, mannelijk, oïr. De linie vaii den tweeden broeder komt eerst in aanmerking'als die van den eersten uitge put is. Zijn alle' broeders overleden zon der zonen na te laten, dan klimt. men weder een graad hooger. Zijn oudste oom, en de mannelijke liaiën van dezen, daarna de andere ooms, komen achtereenvolgens tot de successie. Is er van al deze niemand over, eerst dan komt des konings oudste dochter; ook deze ontbrekende, de oudste dochter van een zijner zonen, en zoo verder. . Wat is bij ons het geval'? Will Willem III. Prinses Sophie. Prins Alexander. Koningin van . Zweden. Kroonprin? ses van Denemark. Prinses von Wied. ? -'s Konings oudste zoon is gestorven. Wij" veronderstellen dat ook de tweede<kinderloos sterft, dochters zijn er niet. Men klimt een graad op. Had'! prins Hendrik zonen gehad, dan zouden deze den troon beklommen heb ben, onder het regentschap misschien van hunne moeder, de prinses van Pruisen. Thans is er geen agnaat male p. r male in die linie. .Men klimt weder een graad op, tot prins Fre derik. Gesteld echter dat deze koning Wil-. lem III en prins Alexander overleefde, dan zou. niet, zóoals het Utrechtsch Dagblad meent, de kroonprinses van Denemaiken, of liaie kin deren, opvolgen, maar prinses Marie, prinses von Wied. Immers, misschien door verzuim, misschieüom historische redenen, is in art. 15 dat hierover, handelt, de representatie, die in alle andere gevallen vermeld is, weggelaten. De linie; Zweden?Denemarken is dus voor goed' uitgesloten zoolang de piinses von Wied leeft. Deze brengt dan de kroon in haar huis over en vormt eene nieuwe agnatenlijn, het vorstenhuis von Wied. Is Prins Frederik evenwel overleden vóór . dat prins Alexander den troon openlaat, dan1 is alEe mannelijk oir uit het huis van Oranje' Nassau verdwenen, en zooals het UtrccJitsch Dagblad meldde, en ook de Nieuwe Eott. Cour. aanstipte, prinses Sophia, de zuster des konings gróothertogin .van S iksun-Weiniar-Eisenach, komt als naaste bloedverwante van konink lijken huize zijnde", dat is, dochter van een mannelijk oir, tot den troon. Deze kon bij vooroverlijden wel gerepresenteerd worden, de aanstaande groothertog, baar zoon, zou dus te kiezen hebben .tusschen den troon van SaksenWeimar:Eïsenach en den troon van Nederland. Eindelijk is het congres te Versailles verga-' dei d geweest en heeft'men het besluit geno men den zetel der volksvei tegenwoordiging naar Parijs over te brengen. Was de meerder heid in den Senaat die tot dit besluit mede werkte gering, in hefc congres hadden de vrien den der hoofdstad weer veireweg over het groot ste aantal stemmen te beschikken; met 549 tegen 292 stemmen werd het voorstel om ai t. 9 uit de constitutie te verwijdeien aangenomen. De . Cassagriac ondersteunde die voordracht en dat is te begrijpen, want nu wordt voor dezen woelwater een levendiger kampplaats ge opend dan het stille Versailles. Ook in de afgeloopene week heeft dit lid zich bij uitstek geroerd. De censuur i^> over hem uitgpsprokeil en met een aanklacht bij den lechter heeft' Gambetta' hem bedreigd, daar de Bouapartistische redenaar de Regeeriug infame" durfde' noemen. De debatten over Ferry's onderwijswetten zijn ter nauwérnood begonnen. DeheerdeCassagnac heeft eea zittmgdag doen veiloren gaan door zijn rumoer en de terugkeer naai Pa rijs" . vorderde er nog een. Nu zouden zij Za terdag wórden voortgezet. Naquet's voorstel betreffende de wedermvoering der echtschei ding zal, als Ferry's wetten behandeld zijn, spoedig volgen, want de Kamer besloot de EEN VERTELLING, UIT NOORWEGEN . DOOR Een wolkeloos blauwe hemel en een heldere, schitterende zonneschijn weerspiegelden zich in de groote zee, en verspreidden zelfs over de doodsche, eenzame scherenkust een zomerachtigen vroolijken tint. De kusten van,zuideUjk Noorwegen zijn rotsachtig en als door reuzehhanden afgebrokkeld; maar de rotsen zijn laag en zonder schoonheid. In het eentonig grijae kleed gehuld, staren zij daar over 't water henen, naar haar grijze broeders, de ontelbare schereneilanden, die de wacht hou den langs .de dorre kust. Doodsche, koude steenen waar men ziet, weinig gras en nog min der boomen; hoogstens ontdekt men hier en daar een enkel mager berkje, dat uit een rots spleet oprijst in droevige overpeinzingen ver diept als een verlaten schoone. In norsch .stil zwijgen verzonken, schijnt de zee de haast te betreuren, waarmee sij haar levenslustige golf jes vangen liet ih die akelige eenzame ?woestenij; maar van tijd tot tijd, als haar vroolijke kame raden in de Noordzee, tegen de ondoordring bare rotswallen beuken, en haar jubelend be groeten, .dan schuimbekt ze van woede en wringt zich met oorverdoovend geweld door <le nkuwe gangen. Maar in den korten zomertijd kan de zon ook deze eenzame wildernis overdekken niet haar gloeiend goud, en de heldere lucht giet het reine hemelsblauw uit over de kalme golven. Op een der eilandjes stond een kleine hou ten hut, tegen de rots geleund. Eigenlijk was deze rots het geheele eiland; een schraalbegroeide grasvlakte, die echter hier en daar, waar zij tegen den zeewind beschut was, nog vrij groen scheen, omringde het huisje. Jaren geleden had daar- zelfs een mooie rechte" berk gestaan^ maar de geit had den stam afgeknaagd en toen was de arme boom gestorven. , De scheren vormden op dat punt een breede, stille bocht, die veel op een meer geleek, on beschrijfelijk leeg, kaal en verlaten. Heden echter werd de gewone rust verstoord door drie levende wezens; de ijverig met purper schilderende zon, de hoornen ver melende geit, die nu met huichelachtige vreedzaamheid liep te grazen, en een jong meisje, wier aangenaam afwisselende bezigheid hierin bestond, dat zij beurtelings den rechter- en dan den linkervoet in 't water doopte en dan beurtelings den rechteren den linkervoet in de zon liet droogen. Eet gunstige gevolg van die bezigheid was, dat rechter- en linker- wel niet sneeuwwit als da mesvoetjes maar toch' blank en zindelijk uit het herhaalde bad te voorschijn kwamen. 'En de arbeid scheen niet nkel het vlijtige-waschvrouwtje te behagen, maar ook aan haar beide gezellinnen; de brave geit' liet ten minste haar gewichtig' voedingswerk een oogenblik rusten, draafde naar den 'waterkant, en stak luid bla tend den kop nieuwsgierig .over den schouder harer .meesteres; en de zon probeerde wel of ze den insgelijks nieuwsgierig uit het jakje glurenden blanken schouder ook even .bruin kon_ verwen, maar toonde ook dat zij kunstenares' van beroep was, door de, smaakvolle manier, waarmee zij de donker blonde krullende lok ken met goud wist te bestrooien. Het jonge meisje bewees echter al spoedig dat zij T?de vrouw de schoonste deugd der vrouw, het geduld, in veel geringer mate bezat, helaas, dan de geifc en de zon; want eensklaps sprong zij op, zette de reine voetjes op den -grond, gaapte eens misschien wel uit ijdelheid omhaar mooie witte tanden te laten bewonderen, rekte de fraai gevormde armen met een krach tige beweging uit en klauterde daarna langs de rots naar boven. Met gloeiende wan gen bereikte zij de hoogte en liet haar vroo lijke blauwe oogen weiden over liet eindelooze watervlak,, of zij het bruine zeil van haar va ders toot ook ontdekken kon, op de zachtgekrulde golven der doorschijnende zee. Hoe scherp haar blikken echter ook mochten rond waren, aan den gansenen horizon, was geen boot te zien; waarschijnlijk had haar vader heden zijn netten tusschen de scheren uitge worpen; wel ontdekte ' zij op .korten, afstand een prachtige bark, wier koers zij met haar ge oefend oog opmerkzaam volgde. Eigenlijk was het niet het statig voorwaarts spoedende, met volle zeilen de blauwe golven doorklie vende schip, dat haar gedachte in zoo hoóge mate boeide; haar .peinzende ziel overwoog het feit, dat zich beneden in d'en vischbak .een pas gevangen, verbazend groote Zalm bevond en dat de kapitein en de stuurman van zulk yen mooi groot vaartuig zeker bijzonder veel verstand van een lekkernij zouden hebben, in n woord, dat zij waarschijnlijk zaken zou kun nen doen. Kas tesl&ten keerde zij den onmetelijken oceaan den rug toe, en snelde met zooveel haast naar omlaag, dat zij in volle vaart be neden aankwam, waarover de trouwe geit zoo verstomd was, dat zij met gebogen horens op haar- jonge meesteres toesnelde, zeker om haar op het onvrouwelijke van zulke onoverlegde bewegingen opmerkzaam te maken. Zij, werd echter oogenblikkelijk bij nen horen gegre pen, en moest haar paedagogische bui met een fermen oorveeg boeten,-haar door een fraaie smalle maar helaas al te krachtige hand toe gediend;; weemoedig blatend trok zij zich op haar eenzaam rotsterrein terug, en liet de strenge gebiedster' haar hebzuchtige plannen ongehinderd voortzetten. In een ommezieu had de ongevoelige maagd,, haar machteloos, spartelend..slachtoffer inge-: scheept, n voerde het in haar ranke:zeilschuit zijn 'droevig lot te gemoet. Met vaste en vaar dige hand stuurde zij de gehoorzame kiel, door de smalle openingen tusschen de scheren, en kwam juist bijtijds in de opene zee, om, recht uit zeilend, oW trotschen driemaster te onfc-' moeten.' Het was de fraaie bark- forge" uit Arendtl. Men wierp "der. koene koopvrouw een touw toe, zij ving het handig op en vleide haar dansend notendopje aan de zijde van het groote gevaarte. De stuurman keek over boord, luisterde naar haar aanbod, knipoogde vrien delijk en ging heen om den kapitein- verslag te doen. Een oogenblik later werd er een-touw'-1 ladder nedergelaten, en een'jong krachtig ma troos sprong in haar boot, om de onderhan delingen te beginnen. Zeker ware het verstan diger geweest om een ouden verharden zee bonk omlaag te zenden, dan zou de zaak sneler en goedkooper ten einde gebracht zijn. Want met echt vrouwelijk instinkt voelde het aardig kind, dat zij het in de diplomatie verder gebracht had, dan de brave Nils Tho-' resen, en beantwoordde iedere poging om haar niet bepaald demoedigen eisch te doen dalen. met een onverzettelijk neen" van baarrozen-; lippen, waarbij zij er zoo aller bekoorlijkbt uit zag, dat de arme jongen zich op genade en ongenade overgaf, met liet wanhopige plan om er uit zijn eigen zak wat bij de leggen, als de controleur der dagelijksche uitgaven den prijs al te noog mocht vinden. Maar met dit al had hij toch dit kansje'weten te bemachtigen, dat '? hij zijn fiere oVerwinnares een flink eind meenam aan 't sleeptouw der Norge", en toen hij ein delijk aan boord terugkeerde droeg hij niet enkel den zoo duur verworven visch, maar een nog moeilijker verkregen goed met zich. mede. Zij had hem namelijk verteld, dat zij" Mildrid heette, .en.hem de nauwelijks te her- , kennen hut gewezen^waar zij met haar vader woonde. Yan den zalm heeft noch hij noch n eenig ander matroos ooit iets meer gehoord7 of gezien. ?: De slimme, Mildrid echter kon dienzelfden avond Haar vader bij zijn thuiskomst, de rijke opbrengst van haar goed overlegde onderne ming met een blij gezicht ter hand stellen. - Den volgenden dag -scheen de geit zich metf haar lot en naar meesteres verzoend te heb ben. Zij liet zien ten minste rustig melken, en was zelfs zoo genadig om een bosje van liaa-r lievelingskruiden -uit Mildrid's hand te eten,' hoewel zij het liefkozend gestreél,'dat de gave . vergezelde, blijkbaar minder op prijs stelde;,' want nauwelijks was het lekkere hapje 7 "' dwenen, of zij keerde naar haar groene ' plaats terug, om'zich met de uitdrukkin* j, ' net meest volkomen welb'ehagen aan W f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl