Historisch Archief 1877-1940
o
'87$,
Yerschijnt lederen Zondagochtend.
Uitgevers: ELLERMAN, HAEMS & C".
Kantoor: Rokin 2.
Abonnement per 3/m. .
Afzonderlyke Nummers.
Advertentiën per regel
60 Cts. fr. p. p.
75 Cts.
5 p
15 >
INHOUD.
Militaire Rechtspleging. Multapatior.
Feuileton. Staatkundig Overzicht. Ge
meentezaken. Pleegznsters. KUNST.
Van den rechten weg. Het Nederlandsen
Tooneel. LETTERKUNDE. Parijsche Brie
ven. Volksfeesten van het oude Parijs.
Statistische en Industriëele Mededèelingen.
Het Huwelijk in Frankrijk. Om boter te zui
veren. Overzicht van de Effëcteninarkt.
Ifed. Handelmaatschappij, Ned.
Bhijnspoorwegmaatschappij. Allerlei. Ingezonden.
Handelsoverzicht der Week. Burgerlijke stand.
Schouwburgen, enz. Advertentiën-j
Sedert eenige jaren worden wij nu en dan
verrast door de mededeeling, dat onze militaire
strafwetgeving op het punt staat te worden
herzien en men door partieelêwijzigingen het
militaire strafstelsel zal verbeteren. Tot dusver
blijft het echter bij de mededeeling en tot schan
de onzer natie, wordt in,Nederland voor den
militair rechtgesproken volgeas wetten in de
jaren 1813 e-n 14 met meer haast daa nauwge
zetheid gesteld en gedeeltelijk provisoned in
gevoerd. Wel achtte men reeds in 1819 een
geheele herziening der militaire strafwetten en
rechtspleging dringend noodzakelijk, wel wer
den herhaalde malen kommissiën benoemd, wel
ontbrak het niet aan voorstellen, adviezen en
rapporten, doch eene herziening geheel of ge
deeltelijk kwam niet tot stand.
Een oordeel over onze militaire wetten, kan
nie,t te hard zijn; .het wetboek voor krimineele
zaken voor den krijgsstand te lande is eene
drakonischekakographie" met straffen, die aan het
middeleeuwsch lijfstraffelijk recht doen denken,
dat zelfs geen voorrecht van verjaring kent. Het
reglement voor de rechtspleging geeft
daarenbioven den beklaagde niet de noodige waar
borgen ; het vloeit over van allerlei onweten
schappelijke, belachelijke en verouderde,, ja
bedroevende voorschriften!" 1)
Wij zullen hier de vraag niet opperen of
n- onzer militaire wetten wel kracht van wet
bezit; en verder buiten beschouwing laten dat
het reglement voor de rechtspleging bij de
landmacht" niet eens aangeeft, wie aan die
rechtspleging zijn onderworpen; wij wenschen
alleen in korte trekken de treurige werking
van.dat reglement te doen kennen.
Zoodra het bekend is of het vermoeden be
staat dat een militair zich aan eene aanmer
kelijke fout, of eenige misdaad heeft schuldig
gemaakt," is elk officier of onderofficier die
hiervan. kennis draagt verplicht dien militair
het arrest aan te zeggen" d. w. z. hem
in de politiekamer te brengen en hiervan
een schriftelijk rapport of wel eene klacht in
te dienen.
Be kommandeerende officier van. het korps
onderzoekt de zaak en beoordeelt of de be
schuldigde al of niet voor den krijgsraad moet
terecht staan of, dat hij als onschuldig kan
worden ontslagen.
Oordeelt de korpskommandant dat de be
schuldigde voor den krijgsraad moet terecht
staan, dan geeft hij hiervan kennis aan den
.garnïzoenskommandant, en deze beslist; alzoo
niet de wet, maar de garnizoenskommandant
beslist. Moet nu de beschuldigde in die
plaatsen waar geen krijgsraad zetelt voor
den krijgsraad worden terecht gesteld^dan be
noemt de garnizoenskommandant, binnen 24
uur twee . officieren-kommissarissen die door
een derde als sekretaris worden bijgestaan. Zoo
geschiedt het eerste verhoor door mannen die
een zeer gebrekkige rechtskennis bezitten, die
dat verhoor als een lastig baantje beschouwen
en gewoonlijk geen tact bezitten voor hetgeen
waartoe zij nu geroepen zijn omstandighe
den in geene deele aan hen te wijten; het be
gint gewoonlijk met de getuigen, die een voor
een voorgebracht hun naam en kwaliteit op
geven en verhalen hetgeen zij weten in be
trekking tot het geheele misdrijf, waarbij de
sekretaris zoo getrouw mogelijk opschrijft wat
die getuigen .welke beëedigd Worden we
ten te vertellen en het eindigt met den beschul
digde te hooren. Zoo goed als'dat geschieden
kan door hen, die tot het doen van zoo'n. ver
hoor worden gekommandesrd. De
officierenkommissarissen onderteekenen de verschillende
stukken van hunne beëedïging is geen
quaestie en stellen.ze den garnizoenskom
mandant ter hand, die vervolgens den beschul
digde met de vermelde stukken opaendt naa'r
den auditeur-militair, als openbaar (!) aankla
ger, waarna de beschuldigde hoe gering het
misdrijf ook zij, steeds zijn .vrijheid onthouden
wordt.
Oordeelt de auditeur het onderzoek niet
voldoende dan worden door den garnizoens
kommandant opnieuw twee officieren-kom
missarissen die later in den krijgsraad
zitting nemen benoemd, zij hebben echter
slechts de vraagpunten te doen beantwoorden,
welke door den auditeur "worden opgegeven.
Hier zien wij alzoo den auditeur in zijn tweede
functie optreden, namelijk
alsrechter-kommissaris. Is de beschuldigde onwillig om te ant
woorden of inlichtingen te geven, dan 'kan h$
daartoe door correctieve middelen worden ge
dwongen, {art. 82 Mil. Kechtspl.)
Gewoonlijk maakt men met dat tweede ver
hoor niet veel omslag.De beschuldigde wordt,
voorgebracht en gehoord. Moeten de getuigen'
nogmaals worden gehoord dan geschiedt dit
eenvoudiglieidsJialve door de officieren-kommis
sarissen, die de eerste maal fungeerden en op
vraagpunten, door den auditeur schriftelijk af
gegeven. Is daarna de zaak geschikt om voor
den krijgsraad te werden gebracht, dan wordt
deze door den garnizoens-kommandaht bijeen
geroepen, hij bestaat behalve uit de twee offi
cieren-kommissarissen uit vijf leden, de oudste
gewoonlijk een hoofdofficier is president.
Hier worden lioogstzelden getuigen gehoord,
allleen de beschuldigde komt voor en wordt
in zijne verhooren, voor
officieren-koramissarissen ondergaan, gerecolleerd, indien hij daar
bij persisteert kan de auditeur tot het doen
van eeneisch op de confessie worden
geadmitteert of indien de beschuldigde tot geen vol
ledige confessie kon worden gebracht en de
auditeur-militair desniettemin vermeent, dat
hij de verhooren kan houden voor voltrokken
en dat er gronden zijn, om den beklaagde te
houden voor overtuigd van de misdaad aan
hem ten gelaste gelegd, zal hij... aan den
krijgsraad voordragen en verzoeken, om, tot
het doen van eisch, of de bewijzen van extra
ordinair proces, tegen den beklaagde, te wor
den geadmitteerd" (art. 175.)
De auditeur, die reeds als rechter
kommissaris moest optreden, vervult bij die
krijgsraadzitting de functie1; van griffier, openbaar aan
klager en tevens van verdediger (ij; hij is de
eenigste rechtsgeleerde in den krijgsraad, van
daar zijn groote invloed op de debatteu der
leden waarbij hij, N3.de openbare aankla
ger, mag tegenwoordig zijn en vandaar ook
?dat hij door velen als .-de president van den
krijgsraad wordt aangezien.
De zitting \an den krijgsraad o schande
der negentiende eeuw is geheim en de be
klaagde, rh.e geen officier zijnde steeds
in aireftt blijft, kas zich geen verdediger ter
zijde doen stellen, alleen zullen een gear
resteerde of gercgidreerde in persoon, deszelfs
echtgenoote en nabestaande, ten allen tijde,
totdat het vonnis zal worden gppronuniieerd,
aan den krijgsraad mogen aanbieden zooda
nige stukken, als zij vermeenen tot bewijs der
onschuld te kunnen dienen (art. 187);" de
krijgsiaad zal hierop een zoodanig regard
slaan als dezelve zal vermeenen te bêhooren" (!)
(art 188).
De phoenis (reehter-kommissatis, griffier;
openbaar aanklager, verdediger en president) (?)
heeft zijn eisch gedaan, de krijgsraad debat
teert zonder dat de beklaagde tegenwoordig is
en doet uitspraak; waarop geen appèl moge
lijk is dan alleen als cle beklaagde niet volle
dig heeft bekend of de bevoegdheid van den
réciter wraakt; van een recht van cassatie is.
dus geen sprake.' Indien het vonnis slechts
het misdrijf aangeeft kan'de beschuldigde, geen
vernietiging van'dat vonnis vragen "hoeveel- er
ook aan den vowtn ontlreke, lioe liet rechtsge
ding ook zy gevoerd.
De samenstellers van het reglement op de
rechtspleging schijnen evenwel een oogenblik
te hebben ingezien, dat de onfeilbaarheid van
den krijgsraad zou kunnen falen en bepaalden
daarom, dat elk vonnis van den krijgsraad
in tijd van vrede de bekrachtiging van het
hoog militair gerechtshof noodig .heeft. Dit
hooge gerechtshof maakt echter (slechts met
de &tukken kennis en toch worden nog75pOt.
der vonnissen door de krijgsiaden gewezen,
niet geapprobeerd! (3) '
Heeft de beschuldigde het geluk van te kun
nen appelleeren en matxkt hij van zijn lecht
gebruik, zoo wordt hij terechtgesteld voor dat
hoog militair gerechtshof, waarbij hem al&dan
een verdediger wordt toegevoegd. Het hof,
bestaande uit drie rechtsgeleerden en zes
hoofdof opperefficiereri,1 oordeelt in de tweede en
laatste instantie voor hoofdofficieren in de
eerste en eenigste (!) ofschoon de grondwet
uitdrukkelijk bepaalt) dat er voor het geheele
rijk een. opperste gerechtshof, onder den naam
van Hoogen Raad der Nederlanden," zal be
staan (art. 157) dat het toezigt (heeft) op den
geregelden loop en de afdoening van alle (3)
rechtsgedingen alsmede op het nakomen der
wetten bij alle (S) rechterlijke collegiën (art.162).
Terwijl niet steeds de drie rechtsgeleerden
van het hoog mil. gerechtshof tegelijk zitting
nemen doch elkander afwisselen is van een
vaste jurisprudentie van dat college geen sprake
en niet alleen, dat zijne arresten soms geheel
met die van den Hoogen Raad in strijd zijn,
maar door de vaak zoo tegenstrijdige beslis
singen, die het gegeven heeft, mist de krijgs
raad elke basis om bij eene hoogstgebrekkige
wetgeving althans zoo goed .mogelijk' recht te
spreken, vandaar dan ook het zoo treurige
verschijnsel, dat 75 pCt. (!) der vonnissen in
appèl bij het hoog militair gerechtshof, vernie
tigd wordt.
Reeds .herhaalde malen is ten sterkste op
verbetering onzer militaire rechtspleging aan
gedrongen ; honderden- uit het leger zoowel als
daarbuiten hebben hun stem tegen die rechts
pleging uitgebracht, helaas het bleef steeds:
de steni die in de woestijn riep.
Niemand onzer kan rechtspreken zonder
daartoe een deugdelijke opleiding te hebben
ontvangen onze officieren alzoo ook niet en
toch wordt van hen gevergd, dat zij als rech
ters zullen zitting nemen, dat zij hun stem
over jarenlange kerkerstraf, over leven en dood
zullen uitbrengen, .zonder daartoe eenige op
leiding te hebben genoten dan de weinige uren
die op de militaire academie of cursussen daar
toe disponibel waren. Hunne studiën zijn te
veelomvattend om zich lang te kunnen ver
diepen in de theoriëh van het strafrecht, daaren
boven hun leermeesters in het recht waren zelf
geen rechtsgeleerden.
De tijden zijn voorbij dat een militair voor
een ander rechter dan den burgerlijken moest
terecht staa'n; geheele afschaffing der militaire
rechtspleging is dringend noodzakelijk. Gelooft
men, dat de burgerrechter over elk zuiver mi
litair delict geen vonnis kan vellen, laat het
althans aan hem om het schuldig of niet schul
dig uit te spreken, den raad van officieren
blijft het in dat geval over de straf te be
palen; doch zonder verwijl behoort alleen de
burgerrechter vonnis te vellen over feiten, die
als geen zuiver militair delict kunnen Worden
aangemerkt. Wil men ons tegenwerpen, dat
dit stelsel' in tijd van oorlog geen recht van
bestaan kan hebben, wij antwoorden, dat, al
moest zulks het geval wezen, het nog veel
minder te gedoogen valt een ellendig stelsel
in tijd van vrede te billijken, alleen\omdat het
in tijd van oorlog niet anders kan.' Doch ook dit
laatste betwijfelen wij ; ons land is niet zoo groot
en de verdedigingsliniën zijn niet'zoo uitge
breid dat n permanente o.orlogskrijgraad
uit burgerrechters bestaande, doch Doorgelicht
door officieren, niet. voldoende zou zijn om
recht te spreken in militaire delicten.
Men bieke in dit geval radicaal met het
oude. De tijd_der geheime, middeleeuwsche lijf
straffelijke rechtspleging is voorbij; ook den
soldaat' valle de voorrechten der
humaniteitsbeginselën ten deele, ook hij moge kunnen ge
tuigen: dat de zon der gerechtigheid hem be
schijnt.
1) Mr. H. van der oevea, in zijn noogstbelangrijke
rede gehouden in de bijeenkomst der vereèniging ter be
oefening van de krijgaweten schappen van cteü26en
NoNovember 1875", deze rede is helaas niet in den handel
verkrijgbaar, een zeer juist verslag dier rede kan men
echter Vinden in de Nieuwe Sott. Cour. van 28 Nov. 1875.
2) Wij cursiveeren.
3) Mr. H. van der Hoeven, als boren.
iorHet Multipatiorbond is met zijn stichter niet
ges'orven. Mogen er al afdeelingen zijn die
spoedig ontstaan en voorde "lig opgeschoten,
even snel haar ijver hebben zien bekoelen,
anderen bewijzen dat Philippona een goed
werk gedaan heeft met een nieuw leger van
drankbestrijders bijeen te brengen.
Zoolang in ons vaderland de Staat zich
neutraal" houdt tegenover dezen vijand der'
maatschappelijke welvaart, is er alleen van
partikuliere krachtsinspanning heil te verwach
ten. En daarom mogen wij ons oprecht ver
heugen wanneer een vereèniging zóó arbeidt,
dat zij den Staat een voorbeeld geeft en hem
tot werkzaamheid prikkelt.
Het mag inderdaad zonderling heeten, uat'
in Nederland, de leden der Staten Generaal nog'
rustig hun zetel kunnen innemen, zonder ge
marteld» te worden door het besef dat zij
schuldig zijn aan plichtverzuim. Schandelijk
plichtverzuim moet het heeten, dat men weken
en maanden doorbrengt in de uiteenzetting |!
van allerlei verheven staatkundige inzichten tj
en ter nauwernood een woord over heeft, om ,[
de regeering aan te sporen het hare te doen \
ten einde het misbruik van sterken, drank'?
tegehtegaan.
Wij leven hier in een \iij land, en moeten ,*
dus ook de vrijheid hebben ons te bedrinken."'',
Ziedaar de beknopte politieke verdediging die'h
voor velen een einde maakt aan alle rede-[.l
neering, ,-j
Wanneer men de lieden verbiedt zich in de ^
kroeg te bedrinken, zullen zij het m nog veel £'
erger mate te huis doen," zeggen zekere psy-i*
chologen, die het met bovenbedoelde staatkun- 'ij
digen eens zijn, terwijl nog anderen beschik- h'
ken over een argument, dat de beide eerste J3
zoo goed als overbodig maakt: men mag zeg- ff
gen wat men wil, maar in ons vochtig klimaat' j
is een flinke borrel noodzakelijk. ..." - j
Deze volkswijsheid die niet heelemaal dwaas-1]
heid is, maar waarop zooveel valt af te
dingen, daar ze zoo vrij is, een zekere zijde van-jJ
de zaak waarover zij spreekt, voor de ge-.f
heele zaak uit te geven, is meestal hefcjp
eenige wat men verneemt als men met tegen-&
standers van drankbestrijding te doen heeft. JT,
Die drie gulden spreuken liggen hen op
tong bestorven.
En zoo geschiedt het dat wij eiken
maar zondags het meest, getuigen moeten
van die walgelijke tooneelen, welke den spot'>|
steken met de beschaving, waarop wij roemen, |
zoo zij er niet al te nauw mee samenhangen jij
om zelf er de zwakke zijde van te kunnen $
heeten. ">
Stel n een dag voor waarop de miliciens-,0
verlofgangers naar hun haardsteden terugkee- ,j
ren, of een waarop iuspektie wordt gehouden, L f
en het onbehagelijk soldatenbuis, is een nog i!
veel te sierlijk kleedingstuk voor die troepen^
gierende en krijschende mannen van eer, ^
welke als demoraliserende toonbeelden van S
een gedemoraliseerd volk langs de straten |
waggelen en zwaaien, tot zij in de handen f,
van de politie terecht komen neen, daf ?;t
nooit! tot zij tegen den rustigen voor bij gan-fj
ger aanbonzen. |f
Wat echter onze stad betreft wij gaan een,n
goede toekomst tegemoet. De Raad, besloot f'
een kommissie te benoemen die een onderzoekt
zou instellen naar hetgeen tot bestrijding van .p
dronkenschap behoorde te geschieden, 't Was .4
naar aanleiding van het Hoornsche adres, p
waarvoor men hier adhaesie had gevraagd, f'
Het is te denken dat deze kommissie, overwe-^
gende wat aan het Rijk dient gevraagd telg
woiden, tevens haar oog zal hebben laten l, >
gaan over alle maatregelen, die door de poli-Jj;.
tie zelve genomen kunnen worden en daarom^
mag men een voorstel verwachten, waarbij dei.'
O l -i
FEUILLET@i>
II BJËSCHERM.
(Slot).
De eerste vreugde van het in bezit nemen
dezer heerlijkheden, wag echter helaas, van
?korten duur. Dat Mildrid den eersten nacht
in de nieuwe woning slapeloos en schreiend
doorbracht, denkend aan den tijd toen zij hier
onbezorgd en gelukkig met haar vader woonde,
was nog zoo heel erg niet: maar den volgen
den avond werd vrouw Gunda plotseling zoo
ernstig ziek dat Mildrid weken lang niet
vanhet krankbed week, en zelve bitter weinig ge
hot had van haar mooie nieuwe slaapplaats. .
Toen echter de krachtige natuur der zieke
".eindelijk de overwinning behaald en haar on
vermoeide verpleegster, met zeer korte
tusschenpoozen, tweemaal vier-en-twintig uren
vast geslapen had, ondernam zij al spoedig een
tocht naar de stad ten einde berichten in te
winnen. En rijk beladen keerde zij terug met
een brief uit Alexandria in het land van Egypte,
waaruit de herstellende' kranke met bevende
'stem de navolgende woorden wist te ontcijferen:
Lieve Moeder!
Deze stad is wel tienmaal zoo groot als
Christiania en Bergen, en de menschen zijn
heidenen en erg bont aangekleed; verder zijn
zij niet kwaad, behalve dat het hier erg duur
is. En de vrouwen en meisjes loopen gesluierd,
en men. kan niets zien dan de oogen, die heel
donker zijn. Ook zijn er veel ezels, die zij in
.plaats van paarden gebruiken. Het is hierzoo
vuil en zoo heet, dat men maar het liefst den
ieelen dag in het water zou willen blijven,
maar dat is ook al warm. Ik heb gisteren de
Norge verlaten, want de kapitein wilde mij
opsluiten omdat ik een beetje veel gedronken
had, want wij drinken hier wijn, en die is heel
sterk. Maar ik ben nu weer op een Deensch
schip, n dat heet Fadrelandet" en zeilt naar
Amerika en van daar weer naar Indie, en de
stuurman, die van de Norge, zegt dat is het
prettigste land. van de wereld, en daar zijn
de hoogste boomen, en de prachtigste bloemen
en nog veel mooier meisjes dan in Spanje, en
zij zijn zoo rijk dat zij wel een heele stad
kunnen koopen, en zij trouwen het liefst met
vreemde matrozen, zegt de stuurman. Het zal
wel een "jaar duren, eer wij terug komen, en
misschien nog wel langer. Het spijt mij wel
maar naar Indiëmoet ik, al duurde het tien
jaren. .Ik kan u niet zeggen welk een heerlijk
land dat is; er zijn zelfs olifanten. ^Stuur uw
volgenden brief maar naar Malta, aan boord
van de Fadrelandet". Dat is een eiland waar
wij landen, en daar wonen Engelschen, en gij
weet nu waarheen gij schrijven moet.
Uw getrouwe zoon
NlLS.
Het eerste gevolg dezer lektuur was: groote
verslagenheid der beiden vrouwen, een
slapelooze nacht voor de oude, en benauwde
droomen voor de jonge, waaronder zij een menigte
gesluierde meisjes onder de prachtigste boomen
zag rondwandelen; . maar de sluiers waren
helaas, zeer doorzichtig en zij zag buitenge
woon mooie gezichtjes, en Nils stond er altijd
bij en lachte van pleizier.
De 'moeder echter schreef den volgenden
morgen weer een brief, waarin'zij zweeg over'
de tranen, die zij geschreid had, maar zei dat
hij doen moest wat hij het liefst wilde; dat
zij goed bezorgd was en nu in de scheren
woonde bij Mildrid Ohlsdahter, die 'haar ver
pleegd, had als een lieve dochter, want zij was
erg ziek geweest, en zou, zonder die trouwe
Mildrid zeker gestorven zijn. Maar daar moest
hij nu maar niet verder aan denken en gerust
naar Indiëvaren. Al duurde' het dan al wat
langer, terug k'omen zou hij. toch zeker.
Toen zij met haar schriftuur gereed was,
vroeg zij Mildrid of zij hem' van haar groeten
zou,.of zij.er misschien zelve een lettertje on
der wilde schrijven. Maar het meisje'schudde
van neen; als hij niets zei, zou zij ook zwijgen.
Toch bracht zij den goed verzegelden en ge
adresseerden brief, in weerwil van de moeite
volle vaart, terstond naar de stad, en ver
trouwde hem -aan de post, die naar het buiten
land ging. Op den terugweg was zij den in
druk harer wonderlijke droomen reeds lang
te boven; het was toch immers alles maar
gekheid wat hij van die Indische meisjes schreef:
al waren zij ook nog zoo mooi, trouwen kon
hij ze toch niet, al wilde hij het ook ??? en hij
wilde het niet, want hij had immers al een
bruid en hij, verstond die vreemde taal im
mers niet, evenmin als die meisjes de-zijne.
Daaromtrent was zij dus volkomen gerust ge
steld. En hoe naar. het ook zijn mocht, dat
hij zoo lang. weg bleef, wachten wilde zij wel,
zeker, twee of drie jaren zij zon wel wachten.
En wachten moest zij leeren, reeds dadelijk
den eersten tijd, en vrouw .Gunda met.haar,
want hoe zij ook hoopte en verlangend naar
tijding uitzagen, de eene week-na de andere
ging voorbij en er kwamen geen brieven meer
van Nils, noch van Alexandria, noch van Malta,
noch uit Indie. Reeds spoedden de helderlichte
zomerdagen ten einde, de nachten werden steeds
langer en donkerder en kouder, n steeds
moeilijker ook Mildrid's wekelijksche tochten
naar de stad. De groote kachel begon haar
werk en de beide vrouwen zaten er naast,
sponnen haar vlas, en.wachtten..Bittere zor
gen spon de moeder in de draden Mildrid
rozekleurige droomen. Haar vertrouwend hart
begon hoe langer hoe vaster te gelooven, dat
Nils alleen-daarom ,niet schreef, omdat hij plan
had zelf te komen, en dan moest hij spoedig
komen wie weet hoe dicht mj reeds in de
buurt was!
Maar helaas, dit laatste luchtkasteel werd
op de droevigste wijze uiteen gerukt door een
courant, die haar vriend in de stad, de oude
visscher, haar op een goeden dag gaf. Daar
stonden zij gedrukt die vreeselijke woorden:
Het Deensche schip Fadrelandet, van Kopen
hagen, kapt. Jensen, is op de kusten van Sicili
vergaan, met de geheele lading en een gedeelte
der equipage; slechts enkelen is het gelukt
zwemmend de kust. te bereiken."
Die zware onverwachte slag vernietigde ein
delijk Mildrid's onwankelbaar vertrouwen op
het geluk harer liefde, geloof, hoop en liefde
werden op dat noodlottig oogenblik gedood
in haar hart: haar tehuis had zij verloren
maar herwonnen; een vader verloren maar
een moeder in de plaats gekregen; hier echter
was niets waarvoor zij lijden en strijden kon;
den geliefde kon niemand op de heele wereld
haar teruggeven, hier hielp geen kampen tegen
het noodlot: daarbij brak haar 't moedige
hart! Zij weende n klaagde^ niet, zij had ook
geen medelijden .met de ongelukkige moeder;
zij voelde niets dan een akelige leegtezeen
verschrikkelijken angst voor- het nuttelooze
onbeduidende leven, dat van nu af aan haar
deel zou zijn. Maar toen de jammerende vrouw ^t
de armen om haar hals sloeg, haar kuste en^
met haar heete tranen Mildrids wangen be-^
sproeide, toen uitte zij een kermende kreet, p,
rukte zich los, snelde de deur uit, en omhoog $
naar de rotsen alsof zij tenminste zijn graf | j
wilde zien want de woeste onstuimige zee h
was immers zijn graf! En 't was wonderbaar!fy
Terwijl zij daar boven stond en met zoeken-$j
den blik voor zich uitstaarde op de golven, ,^
toen was het alsof de hoop begon te herleven^
in haar hart: de grenzelooze diepte kon im-|f
mers ook wonderen doen tot in het oneindige;"^
zij had de lijken van haar vader en haar gé-&
liefde niet gezien zij konden dus nog leven, J
zij konden onverwachts -verschijnen uit -hét^
Oosi en of Westen, Zuiden of Noorden, er was j|
immers nog een schijn van mogelijkheid, waar- 6
aan haar krachtige ziel zich in haar doodsangst^
vastklampte maar het wa=ïeen wreed>«*
aardig spel dat haar hart met haar spelen^
zij wist het immers maar al te goed,^
wou
hoe bedriegelijk die hoop was, hoe valsch,hoe^
ongegrond. Daar verscheen een zeil. Het kwam j1'
uit de scheren, recht op het eiland toe, dwarsft
over de bocht maar juist dat vervulde haar ,M
met afgrijzen, een geheimzinnige angst voorjfj'
spoken en geestverschijningen maakte zich van h,;
haar meester; haar hoop was vervlogen; sleéhs h
de dooden namen koers n^aar deze verlaten'1!
plek Verstijfd van schrik bleef zg staan, -f
en volgde &iddereiid de naderende boot met t
haar oogen. Zij naderde werkelijk zij landde, j]
een man steeg er uit, liep op het huisje
topjen verdween achter de deur. Haar knieën <i[
knikten, zij kon niet langer staan, en ging op V
een steen zitten toen schreide zij voor het J
eerst, heete bittere tranen. En die tranen^