De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 20 juli pagina 1

20 juli 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

o' oVerschijnt .lederen Zondagochtend. Uitgevers: ELLERMAN, HARMS & C*. Kantoor: Rokin 2. Abonnement per 3/m. ... 60 C*o. fr. p- p. 73 Cis. Afzonderlijke Nummers. . . . 5 > Advertentiën per regel 15 > INHOUD. Weêrlands Redding? Een verrassing. Staatkundig Overzicht. Feuileton. ~ Ge meentezaken. De verkiezingen De Beurs. . KTJHST. De Groote Cazenir. Het Thêatf e Francais te Londen. ~ LSTTERKTJTÏDE. De Somatra-Expeditie. Het Ned. Schoolmuseum. Statistische en Industriëele Mededeelingën. Overzicht van de Effëctenmarkt. Allerlei. Handelsov'erzieht der Week. Veüiugea. Buïgerlijke stand. Onbestelbare Brieven^ Te huur z-ijnde Woningen.'?Senouwburgeo, enz. Advertentiën. Elk ernstig man die de teekenen der tijden waarneemt' en zijn vaderland liefheeft kent oogenblikken van zwaarmoedigheid, misschien w.el van moedeloosheid. Het is niet vreemd dat men, lettende op de treurige wijs, waarop de groote belangen des lands Somtijds behartigd worden, gelijk onlangs bij de behandeling der kanalenwet geschiedde, de hoop op een betere .toekomst verliest. De gedragingen onzer ' Tweede Kamer en de kiezers die haar hun afgevaardigden toezenden wettigen maar al te dikwijls een zwartgallige beschouwing en dan komt het voor, dat men eer men 't zelf weet-, zich afvraagt: is onze natie haar 'bestaan , waardig? Doch dat zijn voorbijgaande oogenbKkken. De zwarte wolken maken plaats om het zon licht door te laten en voor den pessimist van zooeven, wandelt "het nederlandsche volk weer als de natie tot wie zij het een voorrecht acht te behooren. Hij maakt nog eens zijn rekening op, schat al wat zijn liefde bezit op de rechte waarde en in plaats van een te kort vindt hij een saldo groot genoeg om te weten, dat. hij als Nederlander in vergelijking met vele zijner buren benijdenswaardig rijk is.' Doch er komen uitzonderingen voor. :-. /?Neerlaud is het bestaan niet meer waard!" zoo roept de heer Mr. H. H. Nori, ex-lid der Tweede Kamer." En tij heeft aich. d& moeite getroost in een brochure, ge.drukt voor re.kening van den Schrijver" bij déErven H. van Munster & Zoon "alhier, rekenschap te geven van het vonnis door hem geveld. '. Heeft Nederland als Staat een-recht van onafhankelijk bestaan?" vraagt de schrijver. ' -En- het antwoord luidt: Ge&graphisch be hooren wij in den vollen zin des woords tot Duitschland en kan ons land niet anders wor den aangemerkt dan als een stroomgebied van den koning der Duitsehe stroomen.1' Nederland is. een deel van het duitsche laagland, geen bergruggen scheiden het van Duitschland, evenmin zou men te vergeefs 'in de gesteld heid van den bodem gewichtige afwijkingen kunnen vinden, die zulk een scheiding op den duur zouden rechtvaardigen." De geschiedenis der Nederlanden levert vol gens Mr. Nori een grootsch en bewonderens waardig tafereel" op. Doch hij vraagt: ligt in dat bekrompen hechten aan langverylogen .grootheid niet meestal een stilzwijgende erken ning van eigen zwakheid opgesloten, en mogen dergelijke slechts de nationale ijdelheid sfcreelende gevoelens wegen, waar zoovele werkelijke belangen op het spel staan ? " ? Een eigen .volkskarakter, het uitvloeisel van grondgesteldheid, klimaat, in n woord van d omringende natuur" kunnen wij niet heb ben daar Nederland geographisch eigentlijk een deel van Duitschland is. En aangezien men ODS nu toch moeilijk.een volkskarakter ont zeggen kan: vraagt déschrijver. Maar is en blijft niet het germaansche m. a. w. het duit sche element de kenmerkende grondslag van onzen volksaard? De Oranjestam verdort. Voor een republiek is 'ons volk op den duur toch niet geschikt, een nieuwe kroonkandidatuur brengt ons tot Duitschland: ergo: geen Oranje geen Ne derland. Onze politieke partijen: van de liberale is niets te wachten en de klerikalen zullen den bestuurszetel der nederlandsche regeering naar bet Vatikaan verplaatsen." Onze sociale toestand schijnt, als men let op toenemend misbruik van sterken drank, aan groeiend pauperisme, het tragere vloeien der volksinkomsten en het stijgen der belastingen, zoo wanhopig, dat ons volksbestaan onmoge lijk wordt. Handel, crediet, en vertrouwen beteekenen weinig meer. Het protectionisme dreigt. Over- den toestand der koopvaardijvloot is het niet noodig woorden te verliezen, evenmin als ten opzichte der Twentsche nijverheid;, Door vereeniging met Duitschland wordt de ontwikkeling van handel en nijverheid als met een tooverslag van alle hinderpalen bevrijd. Wetenschap, letteren en kunst bevinden zich in een eigenaardige dommelingsperiode. Letterkunde: proza en, poëzie zijn tot den rang van theetafellectuur afgedaald. Onze kunst: zoekt zij niet meestal haar onderwerpen in den Schevenmgschen visscherkring, in landschappen met idiote koeien ge stoffeerd of in een stilleven, waarin het leven der kunst blijkbaar in diepe stilte geboeid is ?" Maar genoeg." Misschien wel te veel. Wat oppervlakkig, zal men zeggen. De heer Nori zegt het zelf ook: Het is ons niet te doen een meer dan oppervlakkige "beschouwing te leveren van den toestand, waarin zich Nederland op dit oogenbh'k stoffelijk zoowel als geestelijk bevindt." Welnu Nederland ligt op sterven: in Duitsch land opgenomen, vindt het zijn onafhankelijk heid en welstand gewaarborgd.. , De kiem van deze stelling" lag reeds in Thorbecke's woord: Wij erkennen, dat wij streven moeten, Duitschland nader, dan thans, op zijde te komen." Niet met blijden maar met droevigen wee moed" erkent de schrijver dit alles. Tot troost nog: Neêrlands taal gaat niet ver loren, maar keert tot de moeder terug; ??de dagbladpers gaat 200 een algeheele verhef-, fing", tegemoet en de bede blijft over: Moge Nederland eens gelouterd te voorschijn treden uit den smeltkroes eener inlijving bij Duitsch land." Wanneer men deze beweringen, door den schrijver gronden genoemd, leest zal niet licht bij iemand de lust ontwaken om er een ern stige bestrijding van te geven. Een man die in 1879 o. a. uit vrees, dat wij protectionistisch gezind zullen worden, een inlijving bij Duitsch land wenscht, bezit een zoo eigenaardige wijs om de verschijnselen dezer wereld waar te nemen, dat men hem alles vergeeft en, men er zich volstrekt ~nïet over zou. verbazen als hij beweerde, dat thans geschiedde wat de goede Borger voor' onmogelijk hield, 'hl. dat vader Ehijn van'Kee naar Eazeïstroomt. Wanneer wij onzen lezers deze ontboezemin gen van den heer Nori niet onthouden wilden, is dit wijl wij hun een bijzonder genot door de mededeelmg meenen te bereiden. Misschien bevinden' er zich onder hen ontevrede nen, die heel wat aanmerkingen op het lieve vaderland in hun klachtenboek geschreven hebben. Voor dezulken moet de lezing van Nori's vlugschrift dezelfde uitwerking hebben als voor een verkleumde .een sneeuwbad. Van het oogenblik af als hij bespeurt, dat zijn grie ven eigentlijk nog maar-"kleinigheden zijn, bij die van Nori vergeleken,'zal hij weer een wel behagen in zijn land krijgen, bedenkende dat het wezentlijk zoo zou kunnen zijn, als het exkamerlid beweert. ? Geen beter middel om hem die zich veron.gelijkt waant, te doen- waardeeren hetgeen hij bezit, dan hem te verkondigen',' dat hij zoo arm als de mieren is.jBij het lezen van Nöri's jammeri-aal komt ge van, zelf er toe in stilte alles op te tellen wat gij- als Nederlander u-w eigendom njocgt noemen..,. Zulke jeremiaden wekken dankbaarheid en prikkelen de vader landsliefde. Het zou ons niets verwonderen of de schrijver stelde met.dat doel deze bladzij den op; Is dat zoo, dan verdient hij de er kentelijkheid der natie..:/. De Heer Kappeyne heeft opnieuw de \\ ereld verrast. Eerst deed hij het door zijn ontslag te vragen omdat zijn ambtgenoot de kanalenwet verworpen zag. Een ontwerp waarvoor dégroote advokaat < geen woord ter, verdedi ging sprak. Bij1 de interpellatie, ere naar aanleiding van deze zaak in de Eerste Kamer volgde, vernam men dat de heer Kappeijne twijfelde aan genoegzamen steün.vah hét beleid der ministers bij de volksvertegenwoordiging, en nauwelijks drie weken later hoort men dat de oorzaak van 's mi nisters heengaan niets minder of meer is, dan zijn vurige wensch naar grondwets-herziening. Gedurende vele weken, men beweert zelfs, gedurende maanden, bestond er reeds geen verstandhouding meer tusschen het kabinet en de kroon. Van audiëntie was sinds lang geen sprake. Het ministerie verkeerde alzoo in een toestand, dat aan het bewind blijven eigentlijk onmogelijk was.. . en eensklaps wordt er van niets anders gesproken dan van een weigering des Konings om toe te geven aan den eisch tot grondwets-herzienïng. Men zal toestemmen dat er hier reden is om niet alles tegelijk te gelooven wat men me dedeelt. Van konservatieve zijde heeft men het ver moeden geuit, dat Kappeijne vóór zijn heen gaan nog even een bewijs heeft willen geven, dat hij " t®ch werkelijk de man was, die eens het zooveel geruchtmakend program uitsprak. En anderen hebben zich er over vertoornend, dat men den ijver van onzen eersten minister op zulk een wijs in twijfel trok. Wij meenen dat genoemde onderstelling al zeer onschuldig mag heeten, en vooral dat men juist niet konservatief behoeft te zijn om tot zulk-een vermoeden grond te vinden. Werd er alleen gesproken van den heer den Beer Foortugael, niemand zou zich verwonde ren. Diens antecedenten zijn in 't minst niet in trijd met beginselvastheid. Doch men noemt ook den heer Kappeijne. En men weet dat Z. E. van den aanvang af, niet anders gedaan heeft dan op alle mogelyke'wijs zijn geestverwanten :eleurstellen .en te spotten met hun liefste wenschen. 'Welke de beginselen waren van den leer Kappeijne heeft niemand bij, de bohande.irig der onderwijswet kunnen ontdekken, en hetgeen er later -geschiedde, ? hield men zich van ene zaak overtuigd, nl. dat deze minister de ontwikkeling des volks, onderwijs, kunst n wetenschap op den laagsten prijs stelde. Dat de premier zich door eenige wet, laat staan de grondwet, eenigszins bekneld gevoelde, dat hij hervormingsplannen koesterde, die ver der gingen, dan 's ministers goeden of kwaden .mm, was tot nog toe uit niets gebleken, en nu men op'eenmaal iets zoo stouts verneemt, is het te begrijpen dat men even tijd behoeft om ? te bekomen van de verrassing ! Niet dat wij een voorstel tot grondwetsheriening op zichzelf zulk een stoute daad zouden achten. Ze is dat alleen voor een weifelend en zwak minister. De zaak ligt overigens ge noeg voor de hand. Zelfs wordt zij tegenwoor dig niet alleen begeerd door liberalen. Van daar dat ophelderingen noodig zullen zijn, eer men' begrijpen zal waarom, de kroon zich afkeerig betoonde. Voorloopig valt er over deze zaak niet te redeneeren. Het eenige wat voor diskussie vatbaar schijnt is de kwestie: of de weigering des Konings werkelijk de reden van Kappeynè's heengaan is. De duitsche rijksdag heeft zijn zittingen ge staakt. De wetten door dit lichaam behandeld zijn gewichtig genoeg, en de meerderheid heeft te dikwijls ja geknikt, dan dat men haar niet een poosje rust zou gunnen. Thans, nu de reaktie de overwinning behaald heeft,' is de. tijd. gekomen om de viktorie te genieten n zich rekenschap te geven .van de waarde der be haalde voordeelen. Volkomen gerust i-i echter niemand. De groote vraag welke de gevol gen zullen zijn van een zooveel omvattend hervormingswerk, "dat met een ware omwen teling op staathuishoudkundig gebied gelijk staat, is niet tébeantwoorden en de meest optimistisch gestemden hebben iets dat hun vrede .verstoord. Falck en Friedenthal werden beide in den adelstand verheven. De eerste nam' die onder scheiding aan voor zijn zonen, de laatste wei gerde haar kortaf. Zij werden door v. Puttkainmer en Dr. Lucius vervangen de heer schappij van het liberalisme is voorloopig uit De Bondsraad ging nog niet uiteen. Voor stellen om het budget voor twee jaar' tegelijk vasttestèllen en den duur van het maandaal voor den .rijksdag dientengevolge met een jaar te verlengen zijn daar aanhangig. Nu zooveel tot stand werd gebracht wat von Sismarck tot verlevendiging van Duïtsohlands landel n nijverheid noodig achtte, moeten de' ipoorwegtarieven nog geregeld worden. De slannen van den RijkRkanseher zijn bekend, doch ook hier openbaart zich tegenstand. De Vereeniging der paitïkuliere spoorwegmaatchappijen, die te Beilijn een vergadering hield) verzet zich tegenhet bepalen der tarieven doon de wet of den Rijksdag en het vaststellen van een i, elfde eenheid tot grondslag van alle taiieven, ? alleen de: bepaling van een maxiin,umj*cht zg lijk. De transito en het verkeer tus&ohen het juitenland en de duitsche havensteden wenscht ij onbelemmerd te zien. Bismarck vertrok naar Kissingen, men ziet daar den Beijersch en nuntius weder tegemoet omnamens het Vatikaan te onderhandelen. Men verwacht, nu Windhorsfc en het centrum zoo\ vriendelijk waren, natuurlijk zeer veel, hiaar zal waarschijhlij lijmet weinig tevreden moeten zijn. Te Bréslau gaf het socialisme opnieuw tie renen van leven : Bij de herstemming voor den, ijksdag .won Hasenelöver het van Leofihardt. (Nat. lib.) De fransche kamer keurde de waarborgenwet" goed, behalve het aitikel, waaibij den président wordt voorgeschreven zich tot den. minister van ooilog te wenden, indien bij troe pen tot bescherming der wetgevende macht :er zijher, beschikking wenscht gesteld te zien. De presidenten moeten, naar het oordeel der ica'mer, rechtstreeks troepen kunnen ontbieden;, liet zou .kunnen gebeuien dat een minister' van. oorlog 'zich tegenover de kamer plaatste. Nu werd het ontwerp op nieuw naar den. Senaat teruggezonden. De kamer behandelde ', het budget van oorlog; verminderde voor d lage patenten de opcenten van 43 tot 20 en onthief de kleine mdustiie bovendien van den ? patentlast .tot.een bedrag van 11 millioen frs., met de vermindering der opcenten een totaal \ verlies voor de .schatkist \an 18 millioen. In den Senaat is het ontwerp Ferry aan de ' orde. Bij de stemming voor de kommissie wn onderzoek bleek, dat de tegenstand daar zeer * krachtig zal zijn. Jules Simonbe&tiijdt de wet -? als onvrijzinnig. De Raad, van State werd met 20 nieuwe Ie- , den verrijkt, gedeeltelijk ter vervanging van eenige, die moesten aftreden. Het getal der leden van den Raad, thans van 20 op 30 ge bracht, werd gewijzigd, omdat dit lichaam uit ' allerlei lieden was saamgesteld, die der Repu- i bliek vijandig waren, of tegen haar hadden gehandeld. De nieuw benoemden zijn allen vrienden van het gemeenebest. Eenderofficieien te Lyon, die dezer dagen op al te vurige wijs hun liefde voor het Bo-" napartisme aan den dag hebben gelegd, is ontslagen,de andere werden gestraft en verplaatst. De regeering betoont zich fciachtig in haar &tre-^f ven, om de ambtenaren tot gehooizaamheid aan de wetten van den Staat te verplichten. D e we'i-', gering tot maarschalken en generaals uitge-" sproken, die .haar Chislehurst wenscht en te gaan om Louis Napoleon de laat&te eer te be wijzen, moet den viienden der gevallen dy nastie de overtuiging schenken, dat de teugels van het bewind in vaste handen zijn gelegd. De genoemde legerhoofden hebben zich door hun -dames bij de begrafenis doen vertegen woordigen. Prins Jeröme ging persoonlijk de ? eer van zijn Huis en naam ophouden. De verl' DOOE i. 't Was n prachtige dag, op het einde van Juli 1851, en het stadje Saint-Clémentin baadde zich in de schitterende zonnestralen, die de straat Louis 'XIII in haar volle lengte overstroom den met verzengenden gloed, 't Was drie uur ili' den namiddag, en de bewoners deden hun middagslaapje, zoo als dat aan eerzame bur gers gedurende de bondsdagen toekomt. De blinden waren overal hermetisch gesloten, om ''fc zooveel' mogelijk koel te houden binnen in ? de' huizen. Behalve het gepiep van een'paar ?'zwaluwen, en het gegons der insekten verbrak geen enkel geluid de overal heerscliende stilte; op een van de stoepen lag een grijze poes zich in de zon-te koesteren, maar verder was er ook geen levend wezen in de heele straat te zien. Het dichtstgeslotene en stilste van al die slapende woningen was een oud huis, waarin ?volgens de' overlevering Lodewijk XÏII 'na zijn huwelijk met Anna van Oostenrijk den nacht ?doorgebracht zou hebben; De beide vierkante ?gebouwen waren van den weg gescheiden door -een voorpleintje en een houten schutting, die geheel met wilden wingerd begroeid was. In een van de hoeken van het plein bevond zich een torentje met een spits toeloopend dak ;? dat was de ingang en bevatte tevens de steenen wenteltrap, waar het in weerwil van de brandende hitte buiten, koel en frisch was als in een kelder; dezelfde atmosfeer vervulde het grootste vertrek van de eerste verdieping, een hooge ruime kamer, welker wanden geheel met boekenkasten bedekt waren. Van onder tot boven, waar men zag, niets dan eerwaar dige meest ouderwetsche boeken, die de binnentredenden schenen te willen, verpletteren onder het gewicht hunner geleerdheid. Een duffe lucht, .aan oude boeken eigen, steeg uit de naast elkander geschaarde folianten op, en vermengde zich met den geur, van'geneeskundige kruiden,. die in een glazen kast waren opeen gestapeld. Zware . groene gordijnen hingen in' rechte plooien voor het eenige venster en temperden het schelle licht van de straat. In den schemerschijn, dien zij doorlieten kon men den kalen steenen vloer onderscheiden, enkel onder de schrijftafel met een groote mat belegd. Op den hoogen roodmarmeren schoorsteen liet een pendule, stijl Louis XIII haar eentonig getik hooreit, en verder was er niets te zien dan een paar stoelen met gesneden rugleuning en rieten zitting en een lederen armstoel, waarin de heer des huizes, doeter Jacques Desractes, ge zeten was. De dokter was zes'-en-vijftig jaar maar zag pr veel ouder uit. Hij was lano^ en'mager, had een stijve houding, strenge gelaatstrekken, en een bijna geheel kaal hoofd. Het weinige haar, dat heni overbleef was spierwit evenals zijn lange zware baard. Zijn kleine staalblauwe oogen keken onder de roode oogleden uit, zonder eenig leven aan zijn gezicht te geven. Aan den rosachtigen tint van zijn wimpers en aan de kleur van wangen en schedel kón men zien dat hij rood moest 'geweest zijn, voor dat arbeid en verdriet ziju haar hadden doen vergrijzen. Met over elkander geslagen beenen, en achterover gebogen hoold las hij aandachtig de National, Over zijn koel en strak gelaat verspreidde zich van tijd tot tijd een uitdmkking'van ongeduld en knorrigheid, zoo dikwijls zich uit de vensterbank een onduidelijk gedruisch deed vernemen. ' , 't Was een verward gemurmel van half uit gesproken woorden, telkens gevolgd door een kort- stilzwijgen _en een onderdrukt geblaf. Ieder die weet wat stadeeren is, kent ook al het onaangename van zulk een onverstaanbaar gefluister, dat de rust van de studeercel ver stoort, en waarboven een luid en hevig gedruisch nog ver te verkiezen zou zijn. Ein delijk kon de dokter het niet meer uithouden; hij draaide zijn stoel half om, sprong op en een der gordijnen oplichtende riep hij op stren gen toon: ?*?Therèse! ? Een. stroom van licht viel in de kamer, en gunde tevens een blik op de schuldigen: een meisje van een jaar of zestien en een hond. Het jonge meisje op een laag stoeltje ge zeten in .de diepe yensternis, hield een arm omhoog en bewoog 'daarmee een oude hand schoen heen en weer, waarnaar de mooie gele hond met alle. aandacht zat te loeren, terwijl hij van tijd tot tijd een dof geblaf liet hooren. Kunt gij dan geen oogenblik "stil zijn r vervolgde M. Desractes op knorrigen toon, dat leven verveelt mij! Verschrikt keken det beide schuldigen de onverwachte verschijning aan. Het meisje liet den handschoen vallen en verliet de vensternis. .?? Vergeef mij, papa, sprak zij, ik ,wist niet dat ik leven maakte 't is zoo vervelend om zoo stil te zitten! Das en ik zochten een aeetje afleiding, totdat het tijdas om'te'gaan wandelen. > Zoo sprekenSe kwam zij naar den dokter ;oe, .om met een kus -vergeving te vragen; maar bij hield die hartelijk gemeende beweging tegen. Hij greep- het meisje bij beide handen, zag haar een poos achterdochtig aan, waarbij zich een uitdrukking van bitterheid over zijn gelaat verspreidde; en haar koel van zich afduwende, mompelde hij: Genoeg, genoeg! Zult ge die ruwe ma nieren dan nooit afleeren? ... Gij denkt, geloof ik, altijd nog dat ge buiten bij de boeren zijt. Therèse's oogen blonken met vochtigen glans. Die boeren waren goed n hartelijk, hernam zij, door den strengen toon van M. Desractes verbitterd; zij hielden van mij en bij hen ver veelde ik-mij nooit. Iemand die bezigheid weet te zoeken, verveelt zich nooit, gaf de dokter koel ten antwoord; neem een boek en houd u stil Ik heb een hekel aan leegzitters! Het jonge meisje ging naar een van de boe kenplanken, nam ?r een deel af, en zette zich knorrig in een hoek. Haar wangen waren don kerrood geworden, en op haar hoog verstandig-.voorhpöfd vertoonden zich twee diepe rim pels; als of hij haar wilde troosten, verliet Das nu ook de vemternis en kwam aan haar voeten liggen, terwijl de dokter zijn armstoel weer opzocht. Hij trachtte zich weer in de National te verdiepen, maar het gelukte hem niet. Zijn oog volgde werktuigelijk de gedrukte t kolommen, en zijn geest was elders. Zijn gelaat was nog strakker en somberder dan gewoonlijk, als of het tooneel van daareven'' droevige herinneringen bij hem had opgewekt. En zoo was het ook. In dokter Desractes hart brandde een oude wond, die bij de minste aanraking opnieuw begon te bloeden. , Op zijn zeven-en-dertigste jaar was hij gehuwd met een veel jongere vrouw en zij', had hem bedrogen. Ten einde geen opzien te maken had hij eerst allet, stil verdragen, om den schijn ten minste te redden; maar eens _ op een dag nu zeven jaar geleden was Mm. Desractes die valsche verhouding moeden geworden, en met een mijnheer uit aVbuufet' zijn huis ontvlucht. Sedert dien tijd woonde zij te Parijs, men wist niet hoe en met wfen^ Haar naam werd nooit meer uitgesproken v geheel, Saint-Clémentin had haar gevloekt en> zij werd door iedereen als dood beschouwd: De,dokter zou zich hebben kunnen verbeelden f dat .zijn huwelijk niets dan een benauwde droomi was geweest, zoo de schuldige vrouw onder, het echtelijk dak niet een dochtertje had achter. gelaten, dat den bediogen man al de grievendesmart,van .'t verleden gedurig te binnen riep.' * Het gezicht Van dat kind werd hem zoo on-^ verdragelijk, dat hij haar naar haar voed&ter-^ ouders in Tourainc terugzond, 't Waren brave1 , boerenmenschen te Pressigny, die veel van de kleine Therèse hielden, en haar .gaarne terug.* wilden hebben. Daar groeide zij op als een* echt buitenkind, en verliet haar pleegouders met grooten tegenzin om een jaar of drie inj1 een klooster te Poitiers te gaan doorbrengen en toen zij bijna zestien jaar was, meende haar vader dat het noodig werd om

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl