Historisch Archief 1877-1940
o'
oVerschijnt .lederen Zondagochtend.
Uitgevers: ELLERMAN, HARMS & C*.
Kantoor: Rokin 2.
Abonnement per 3/m. ... 60 C*o. fr. p- p. 73 Cis.
Afzonderlijke Nummers. . . . 5 >
Advertentiën per regel 15 >
INHOUD.
Weêrlands Redding? Een verrassing.
Staatkundig Overzicht. Feuileton. ~ Ge
meentezaken. De verkiezingen De Beurs.
. KTJHST. De Groote Cazenir. Het
Thêatf e Francais te Londen. ~ LSTTERKTJTÏDE.
De Somatra-Expeditie. Het Ned.
Schoolmuseum. Statistische en Industriëele
Mededeelingën. Overzicht van de Effëctenmarkt.
Allerlei. Handelsov'erzieht der Week.
Veüiugea. Buïgerlijke stand. Onbestelbare Brieven^
Te huur z-ijnde Woningen.'?Senouwburgeo, enz.
Advertentiën.
Elk ernstig man die de teekenen der tijden
waarneemt' en zijn vaderland liefheeft kent
oogenblikken van zwaarmoedigheid, misschien
w.el van moedeloosheid.
Het is niet vreemd dat men, lettende op de
treurige wijs, waarop de groote belangen des
lands Somtijds behartigd worden, gelijk onlangs
bij de behandeling der kanalenwet geschiedde,
de hoop op een betere .toekomst verliest.
De gedragingen onzer ' Tweede Kamer en de
kiezers die haar hun afgevaardigden toezenden
wettigen maar al te dikwijls een zwartgallige
beschouwing en dan komt het voor, dat men
eer men 't zelf weet-, zich afvraagt: is onze
natie haar 'bestaan , waardig?
Doch dat zijn voorbijgaande oogenbKkken.
De zwarte wolken maken plaats om het zon
licht door te laten en voor den pessimist
van zooeven, wandelt "het nederlandsche volk
weer als de natie tot wie zij het een voorrecht
acht te behooren. Hij maakt nog eens zijn
rekening op, schat al wat zijn liefde bezit op
de rechte waarde en in plaats van een te
kort vindt hij een saldo groot genoeg om te
weten, dat. hij als Nederlander in vergelijking
met vele zijner buren benijdenswaardig rijk is.'
Doch er komen uitzonderingen voor.
:-. /?Neerlaud is het bestaan niet meer waard!"
zoo roept de heer Mr. H. H. Nori, ex-lid der
Tweede Kamer." En tij heeft aich. d& moeite
getroost in een brochure, ge.drukt voor
re.kening van den Schrijver" bij déErven H. van
Munster & Zoon "alhier, rekenschap te geven
van het vonnis door hem geveld.
'. Heeft Nederland als Staat een-recht van
onafhankelijk bestaan?" vraagt de schrijver.
' -En- het antwoord luidt: Ge&graphisch be
hooren wij in den vollen zin des woords tot
Duitschland en kan ons land niet anders wor
den aangemerkt dan als een stroomgebied van
den koning der Duitsehe stroomen.1' Nederland
is. een deel van het duitsche laagland, geen
bergruggen scheiden het van Duitschland,
evenmin zou men te vergeefs 'in de gesteld
heid van den bodem gewichtige afwijkingen
kunnen vinden, die zulk een scheiding op den
duur zouden rechtvaardigen."
De geschiedenis der Nederlanden levert vol
gens Mr. Nori een grootsch en bewonderens
waardig tafereel" op. Doch hij vraagt: ligt in
dat bekrompen hechten aan langverylogen
.grootheid niet meestal een stilzwijgende erken
ning van eigen zwakheid opgesloten, en mogen
dergelijke slechts de nationale ijdelheid
sfcreelende gevoelens wegen, waar zoovele werkelijke
belangen op het spel staan ? "
? Een eigen .volkskarakter, het uitvloeisel van
grondgesteldheid, klimaat, in n woord van d
omringende natuur" kunnen wij niet heb
ben daar Nederland geographisch eigentlijk
een deel van Duitschland is. En aangezien men
ODS nu toch moeilijk.een volkskarakter ont
zeggen kan: vraagt déschrijver. Maar is en
blijft niet het germaansche m. a. w. het duit
sche element de kenmerkende grondslag van
onzen volksaard?
De Oranjestam verdort. Voor een republiek
is 'ons volk op den duur toch niet geschikt,
een nieuwe kroonkandidatuur brengt ons tot
Duitschland: ergo: geen Oranje geen Ne
derland.
Onze politieke partijen: van de liberale is
niets te wachten en de klerikalen zullen den
bestuurszetel der nederlandsche regeering naar
bet Vatikaan verplaatsen."
Onze sociale toestand schijnt, als men let op
toenemend misbruik van sterken drank, aan
groeiend pauperisme, het tragere vloeien der
volksinkomsten en het stijgen der belastingen,
zoo wanhopig, dat ons volksbestaan onmoge
lijk wordt.
Handel, crediet, en vertrouwen beteekenen
weinig meer.
Het protectionisme dreigt.
Over- den toestand der koopvaardijvloot is
het niet noodig woorden te verliezen, evenmin
als ten opzichte der Twentsche nijverheid;,
Door vereeniging met Duitschland wordt de
ontwikkeling van handel en nijverheid als met
een tooverslag van alle hinderpalen bevrijd.
Wetenschap, letteren en kunst bevinden zich
in een eigenaardige dommelingsperiode.
Letterkunde: proza en, poëzie zijn tot den
rang van theetafellectuur afgedaald.
Onze kunst: zoekt zij niet meestal haar
onderwerpen in den Schevenmgschen
visscherkring, in landschappen met idiote koeien ge
stoffeerd of in een stilleven, waarin het leven
der kunst blijkbaar in diepe stilte geboeid is ?"
Maar genoeg."
Misschien wel te veel. Wat oppervlakkig,
zal men zeggen. De heer Nori zegt het zelf
ook: Het is ons niet te doen een meer dan
oppervlakkige "beschouwing te leveren van den
toestand, waarin zich Nederland op dit
oogenbh'k stoffelijk zoowel als geestelijk bevindt."
Welnu Nederland ligt op sterven: in Duitsch
land opgenomen, vindt het zijn onafhankelijk
heid en welstand gewaarborgd..
, De kiem van deze stelling" lag reeds in
Thorbecke's woord: Wij erkennen, dat wij
streven moeten, Duitschland nader, dan thans,
op zijde te komen."
Niet met blijden maar met droevigen wee
moed" erkent de schrijver dit alles.
Tot troost nog: Neêrlands taal gaat niet ver
loren, maar keert tot de moeder terug; ??de
dagbladpers gaat 200 een algeheele verhef-,
fing", tegemoet en de bede blijft over: Moge
Nederland eens gelouterd te voorschijn treden
uit den smeltkroes eener inlijving bij Duitsch
land."
Wanneer men deze beweringen, door den
schrijver gronden genoemd, leest zal niet licht
bij iemand de lust ontwaken om er een ern
stige bestrijding van te geven. Een man die
in 1879 o. a. uit vrees, dat wij protectionistisch
gezind zullen worden, een inlijving bij Duitsch
land wenscht, bezit een zoo eigenaardige wijs
om de verschijnselen dezer wereld waar te
nemen, dat men hem alles vergeeft en, men er
zich volstrekt ~nïet over zou. verbazen als hij
beweerde, dat thans geschiedde wat de goede
Borger voor' onmogelijk hield, 'hl. dat vader
Ehijn van'Kee naar Eazeïstroomt.
Wanneer wij onzen lezers deze ontboezemin
gen van den heer Nori niet onthouden wilden,
is dit wijl wij hun een bijzonder genot door
de mededeelmg meenen te bereiden. Misschien
bevinden' er zich onder hen ontevrede
nen, die heel wat aanmerkingen op het lieve
vaderland in hun klachtenboek geschreven
hebben. Voor dezulken moet de lezing van
Nori's vlugschrift dezelfde uitwerking hebben
als voor een verkleumde .een sneeuwbad. Van
het oogenblik af als hij bespeurt, dat zijn grie
ven eigentlijk nog maar-"kleinigheden zijn, bij
die van Nori vergeleken,'zal hij weer een wel
behagen in zijn land krijgen, bedenkende dat
het wezentlijk zoo zou kunnen zijn, als het
exkamerlid beweert. ?
Geen beter middel om hem die zich
veron.gelijkt waant, te doen- waardeeren hetgeen hij
bezit, dan hem te verkondigen',' dat hij zoo
arm als de mieren is.jBij het lezen van Nöri's
jammeri-aal komt ge van, zelf er toe in stilte
alles op te tellen wat gij- als Nederlander u-w
eigendom njocgt noemen..,. Zulke jeremiaden
wekken dankbaarheid en prikkelen de vader
landsliefde. Het zou ons niets verwonderen of
de schrijver stelde met.dat doel deze bladzij
den op; Is dat zoo, dan verdient hij de er
kentelijkheid der natie..:/.
De Heer Kappeyne heeft opnieuw de \\ ereld
verrast. Eerst deed hij het door zijn ontslag
te vragen omdat zijn ambtgenoot de
kanalenwet verworpen zag. Een ontwerp waarvoor
dégroote advokaat < geen woord ter, verdedi
ging sprak.
Bij1 de interpellatie, ere naar aanleiding van
deze zaak in de Eerste Kamer volgde, vernam
men dat de heer Kappeijne twijfelde aan
genoegzamen steün.vah hét beleid der ministers bij
de volksvertegenwoordiging, en nauwelijks drie
weken later hoort men dat de oorzaak van 's mi
nisters heengaan niets minder of meer is, dan
zijn vurige wensch naar grondwets-herziening.
Gedurende vele weken, men beweert zelfs,
gedurende maanden, bestond er reeds geen
verstandhouding meer tusschen het kabinet en
de kroon. Van audiëntie was sinds lang geen
sprake. Het ministerie verkeerde alzoo in een
toestand, dat aan het bewind blijven eigentlijk
onmogelijk was.. . en eensklaps wordt er van
niets anders gesproken dan van een weigering
des Konings om toe te geven aan den eisch
tot grondwets-herzienïng.
Men zal toestemmen dat er hier reden is om
niet alles tegelijk te gelooven wat men me
dedeelt.
Van konservatieve zijde heeft men het ver
moeden geuit, dat Kappeijne vóór zijn heen
gaan nog even een bewijs heeft willen geven,
dat hij " t®ch werkelijk de man was, die eens
het zooveel geruchtmakend program uitsprak.
En anderen hebben zich er over vertoornend,
dat men den ijver van onzen eersten minister
op zulk een wijs in twijfel trok.
Wij meenen dat genoemde onderstelling al
zeer onschuldig mag heeten, en vooral dat
men juist niet konservatief behoeft te zijn om
tot zulk-een vermoeden grond te vinden.
Werd er alleen gesproken van den heer den
Beer Foortugael, niemand zou zich verwonde
ren. Diens antecedenten zijn in 't minst niet in
trijd met beginselvastheid. Doch men noemt
ook den heer Kappeijne. En men weet dat Z. E.
van den aanvang af, niet anders gedaan heeft
dan op alle mogelyke'wijs zijn geestverwanten
:eleurstellen .en te spotten met hun liefste
wenschen. 'Welke de beginselen waren van den
leer Kappeijne heeft niemand bij, de
bohande.irig der onderwijswet kunnen ontdekken, en
hetgeen er later -geschiedde, ? hield men zich
van ene zaak overtuigd, nl. dat deze minister
de ontwikkeling des volks, onderwijs, kunst
n wetenschap op den laagsten prijs stelde.
Dat de premier zich door eenige wet, laat
staan de grondwet, eenigszins bekneld gevoelde,
dat hij hervormingsplannen koesterde, die ver
der gingen, dan 's ministers goeden of kwaden
.mm, was tot nog toe uit niets gebleken, en
nu men op'eenmaal iets zoo stouts verneemt,
is het te begrijpen dat men even tijd behoeft
om ? te bekomen van de verrassing !
Niet dat wij een voorstel tot
grondwetsheriening op zichzelf zulk een stoute daad zouden
achten. Ze is dat alleen voor een weifelend
en zwak minister. De zaak ligt overigens ge
noeg voor de hand. Zelfs wordt zij tegenwoor
dig niet alleen begeerd door liberalen. Van
daar dat ophelderingen noodig zullen zijn, eer
men' begrijpen zal waarom, de kroon zich
afkeerig betoonde. Voorloopig valt er over deze
zaak niet te redeneeren. Het eenige wat voor
diskussie vatbaar schijnt is de kwestie: of de
weigering des Konings werkelijk de reden van
Kappeynè's heengaan is.
De duitsche rijksdag heeft zijn zittingen ge
staakt. De wetten door dit lichaam behandeld
zijn gewichtig genoeg, en de meerderheid heeft
te dikwijls ja geknikt, dan dat men haar niet
een poosje rust zou gunnen. Thans, nu de
reaktie de overwinning behaald heeft,' is de. tijd.
gekomen om de viktorie te genieten n zich
rekenschap te geven .van de waarde der be
haalde voordeelen. Volkomen gerust i-i echter
niemand. De groote vraag welke de gevol
gen zullen zijn van een zooveel omvattend
hervormingswerk, "dat met een ware omwen
teling op staathuishoudkundig gebied gelijk
staat, is niet tébeantwoorden en de meest
optimistisch gestemden hebben iets dat hun
vrede .verstoord.
Falck en Friedenthal werden beide in den
adelstand verheven. De eerste nam' die onder
scheiding aan voor zijn zonen, de laatste wei
gerde haar kortaf. Zij werden door v.
Puttkainmer en Dr. Lucius vervangen de heer
schappij van het liberalisme is voorloopig uit
De Bondsraad ging nog niet uiteen. Voor
stellen om het budget voor twee jaar' tegelijk
vasttestèllen en den duur van het maandaal
voor den .rijksdag dientengevolge met een jaar
te verlengen zijn daar aanhangig.
Nu zooveel tot stand werd gebracht wat von
Sismarck tot verlevendiging van Duïtsohlands
landel n nijverheid noodig achtte, moeten de'
ipoorwegtarieven nog geregeld worden. De
slannen van den RijkRkanseher zijn bekend,
doch ook hier openbaart zich tegenstand. De
Vereeniging der paitïkuliere
spoorwegmaatchappijen, die te Beilijn een vergadering hield)
verzet zich tegenhet bepalen der tarieven doon de
wet of den Rijksdag en het vaststellen van een i,
elfde eenheid tot grondslag van alle taiieven, ?
alleen de: bepaling van een maxiin,umj*cht zg
lijk. De transito en het verkeer tus&ohen het
juitenland en de duitsche havensteden wenscht
ij onbelemmerd te zien.
Bismarck vertrok naar Kissingen, men ziet
daar den Beijersch en nuntius weder tegemoet
omnamens het Vatikaan te onderhandelen. Men
verwacht, nu Windhorsfc en het centrum zoo\
vriendelijk waren, natuurlijk zeer veel, hiaar zal
waarschijhlij lijmet weinig tevreden moeten zijn.
Te Bréslau gaf het socialisme opnieuw tie
renen van leven : Bij de herstemming voor den,
ijksdag .won Hasenelöver het van Leofihardt.
(Nat. lib.)
De fransche kamer keurde de
waarborgenwet" goed, behalve het aitikel, waaibij den
président wordt voorgeschreven zich tot den.
minister van ooilog te wenden, indien bij troe
pen tot bescherming der wetgevende macht
:er zijher, beschikking wenscht gesteld te zien.
De presidenten moeten, naar het oordeel der
ica'mer, rechtstreeks troepen kunnen ontbieden;,
liet zou .kunnen gebeuien dat een minister'
van. oorlog 'zich tegenover de kamer plaatste.
Nu werd het ontwerp op nieuw naar den.
Senaat teruggezonden. De kamer behandelde ',
het budget van oorlog; verminderde voor d
lage patenten de opcenten van 43 tot 20 en
onthief de kleine mdustiie bovendien van den ?
patentlast .tot.een bedrag van 11 millioen frs.,
met de vermindering der opcenten een totaal \
verlies voor de .schatkist \an 18 millioen.
In den Senaat is het ontwerp Ferry aan de '
orde. Bij de stemming voor de kommissie wn
onderzoek bleek, dat de tegenstand daar zeer *
krachtig zal zijn. Jules Simonbe&tiijdt de wet -?
als onvrijzinnig.
De Raad, van State werd met 20 nieuwe Ie- ,
den verrijkt, gedeeltelijk ter vervanging van
eenige, die moesten aftreden. Het getal der
leden van den Raad, thans van 20 op 30 ge
bracht, werd gewijzigd, omdat dit lichaam uit '
allerlei lieden was saamgesteld, die der Repu- i
bliek vijandig waren, of tegen haar hadden
gehandeld. De nieuw benoemden zijn allen
vrienden van het gemeenebest.
Eenderofficieien te Lyon, die dezer dagen
op al te vurige wijs hun liefde voor het Bo-"
napartisme aan den dag hebben gelegd, is
ontslagen,de andere werden gestraft en verplaatst.
De regeering betoont zich fciachtig in haar &tre-^f
ven, om de ambtenaren tot gehooizaamheid aan
de wetten van den Staat te verplichten. D e we'i-',
gering tot maarschalken en generaals uitge-"
sproken, die .haar Chislehurst wenscht en te
gaan om Louis Napoleon de laat&te eer te be
wijzen, moet den viienden der gevallen dy
nastie de overtuiging schenken, dat de teugels
van het bewind in vaste handen zijn gelegd.
De genoemde legerhoofden hebben zich door
hun -dames bij de begrafenis doen vertegen
woordigen. Prins Jeröme ging persoonlijk de ?
eer van zijn Huis en naam ophouden. De
verl'
DOOE
i.
't Was n prachtige dag, op het einde van
Juli 1851, en het stadje Saint-Clémentin baadde
zich in de schitterende zonnestralen, die de straat
Louis 'XIII in haar volle lengte overstroom
den met verzengenden gloed, 't Was drie uur
ili' den namiddag, en de bewoners deden hun
middagslaapje, zoo als dat aan eerzame bur
gers gedurende de bondsdagen toekomt. De
blinden waren overal hermetisch gesloten, om
''fc zooveel' mogelijk koel te houden binnen in
? de' huizen. Behalve het gepiep van een'paar
?'zwaluwen, en het gegons der insekten verbrak
geen enkel geluid de overal heerscliende stilte;
op een van de stoepen lag een grijze poes zich
in de zon-te koesteren, maar verder was er
ook geen levend wezen in de heele straat te
zien.
Het dichtstgeslotene en stilste van al die
slapende woningen was een oud huis, waarin
?volgens de' overlevering Lodewijk XÏII 'na zijn
huwelijk met Anna van Oostenrijk den nacht
?doorgebracht zou hebben; De beide vierkante
?gebouwen waren van den weg gescheiden door
-een voorpleintje en een houten schutting, die
geheel met wilden wingerd begroeid was. In
een van de hoeken van het plein bevond zich
een torentje met een spits toeloopend dak ;?
dat was de ingang en bevatte tevens de
steenen wenteltrap, waar het in weerwil van de
brandende hitte buiten, koel en frisch was als
in een kelder; dezelfde atmosfeer vervulde het
grootste vertrek van de eerste verdieping, een
hooge ruime kamer, welker wanden geheel
met boekenkasten bedekt waren. Van onder
tot boven, waar men zag, niets dan eerwaar
dige meest ouderwetsche boeken, die de
binnentredenden schenen te willen, verpletteren
onder het gewicht hunner geleerdheid. Een
duffe lucht, .aan oude boeken eigen, steeg uit
de naast elkander geschaarde folianten op, en
vermengde zich met den geur, van'geneeskundige
kruiden,. die in een glazen kast waren opeen
gestapeld.
Zware . groene gordijnen hingen in' rechte
plooien voor het eenige venster en temperden
het schelle licht van de straat. In den
schemerschijn, dien zij doorlieten kon men den kalen
steenen vloer onderscheiden, enkel onder de
schrijftafel met een groote mat belegd. Op
den hoogen roodmarmeren schoorsteen liet een
pendule, stijl Louis XIII haar eentonig getik
hooreit, en verder was er niets te zien dan een
paar stoelen met gesneden rugleuning en rieten
zitting en een lederen armstoel, waarin de
heer des huizes, doeter Jacques Desractes, ge
zeten was.
De dokter was zes'-en-vijftig jaar maar zag
pr veel ouder uit. Hij was lano^ en'mager, had
een stijve houding, strenge gelaatstrekken, en
een bijna geheel kaal hoofd. Het weinige haar,
dat heni overbleef was spierwit evenals zijn
lange zware baard. Zijn kleine staalblauwe
oogen keken onder de roode oogleden uit,
zonder eenig leven aan zijn gezicht te geven.
Aan den rosachtigen tint van zijn wimpers
en aan de kleur van wangen en schedel kón
men zien dat hij rood moest 'geweest zijn,
voor dat arbeid en verdriet ziju haar hadden
doen vergrijzen. Met over elkander geslagen
beenen, en achterover gebogen hoold las hij
aandachtig de National, Over zijn koel en strak
gelaat verspreidde zich van tijd tot tijd een
uitdmkking'van ongeduld en knorrigheid, zoo
dikwijls zich uit de vensterbank een onduidelijk
gedruisch deed vernemen. ' ,
't Was een verward gemurmel van half uit
gesproken woorden, telkens gevolgd door een
kort- stilzwijgen _en een onderdrukt geblaf.
Ieder die weet wat stadeeren is, kent ook al
het onaangename van zulk een onverstaanbaar
gefluister, dat de rust van de studeercel ver
stoort, en waarboven een luid en hevig
gedruisch nog ver te verkiezen zou zijn. Ein
delijk kon de dokter het niet meer uithouden;
hij draaide zijn stoel half om, sprong op en
een der gordijnen oplichtende riep hij op stren
gen toon:
?*?Therèse! ?
Een. stroom van licht viel in de kamer, en
gunde tevens een blik op de schuldigen: een
meisje van een jaar of zestien en een hond.
Het jonge meisje op een laag stoeltje ge
zeten in .de diepe yensternis, hield een arm
omhoog en bewoog 'daarmee een oude hand
schoen heen en weer, waarnaar de mooie
gele hond met alle. aandacht zat te loeren,
terwijl hij van tijd tot tijd een dof geblaf liet
hooren.
Kunt gij dan geen oogenblik "stil zijn r
vervolgde M. Desractes op knorrigen toon,
dat leven verveelt mij!
Verschrikt keken det beide schuldigen de
onverwachte verschijning aan. Het meisje liet
den handschoen vallen en verliet de vensternis.
.?? Vergeef mij, papa, sprak zij, ik ,wist niet
dat ik leven maakte 't is zoo vervelend
om zoo stil te zitten! Das en ik zochten een
aeetje afleiding, totdat het tijdas om'te'gaan
wandelen. >
Zoo sprekenSe kwam zij naar den dokter
;oe, .om met een kus -vergeving te vragen;
maar bij hield die hartelijk gemeende beweging
tegen. Hij greep- het meisje bij beide handen,
zag haar een poos achterdochtig aan, waarbij
zich een uitdrukking van bitterheid over zijn
gelaat verspreidde; en haar koel van zich
afduwende, mompelde hij:
Genoeg, genoeg! Zult ge die ruwe ma
nieren dan nooit afleeren? ... Gij denkt, geloof
ik, altijd nog dat ge buiten bij de boeren zijt.
Therèse's oogen blonken met vochtigen glans.
Die boeren waren goed n hartelijk, hernam
zij, door den strengen toon van M. Desractes
verbitterd; zij hielden van mij en bij hen ver
veelde ik-mij nooit.
Iemand die bezigheid weet te zoeken,
verveelt zich nooit, gaf de dokter koel ten
antwoord; neem een boek en houd u stil
Ik heb een hekel aan leegzitters!
Het jonge meisje ging naar een van de boe
kenplanken, nam ?r een deel af, en zette zich
knorrig in een hoek. Haar wangen waren don
kerrood geworden, en op haar hoog
verstandig-.voorhpöfd vertoonden zich twee diepe rim
pels; als of hij haar wilde troosten, verliet
Das nu ook de vemternis en kwam aan haar
voeten liggen, terwijl de dokter zijn armstoel
weer opzocht. Hij trachtte zich weer in de
National te verdiepen, maar het gelukte
hem niet.
Zijn oog volgde werktuigelijk de gedrukte t
kolommen, en zijn geest was elders. Zijn
gelaat was nog strakker en somberder dan
gewoonlijk, als of het tooneel van daareven''
droevige herinneringen bij hem had opgewekt.
En zoo was het ook. In dokter Desractes
hart brandde een oude wond, die bij de minste
aanraking opnieuw begon te bloeden. ,
Op zijn zeven-en-dertigste jaar was hij
gehuwd met een veel jongere vrouw en zij',
had hem bedrogen. Ten einde geen opzien te
maken had hij eerst allet, stil verdragen, om
den schijn ten minste te redden; maar eens _
op een dag nu zeven jaar geleden was
Mm. Desractes die valsche verhouding moeden
geworden, en met een mijnheer uit aVbuufet'
zijn huis ontvlucht. Sedert dien tijd woonde
zij te Parijs, men wist niet hoe en met wfen^
Haar naam werd nooit meer uitgesproken v
geheel, Saint-Clémentin had haar gevloekt en>
zij werd door iedereen als dood beschouwd:
De,dokter zou zich hebben kunnen verbeelden f
dat .zijn huwelijk niets dan een benauwde droomi
was geweest, zoo de schuldige vrouw onder,
het echtelijk dak niet een dochtertje had achter.
gelaten, dat den bediogen man al de
grievendesmart,van .'t verleden gedurig te binnen riep.' *
Het gezicht Van dat kind werd hem zoo on-^
verdragelijk, dat hij haar naar haar voed&ter-^
ouders in Tourainc terugzond, 't Waren brave1 ,
boerenmenschen te Pressigny, die veel van de
kleine Therèse hielden, en haar .gaarne terug.*
wilden hebben. Daar groeide zij op als een*
echt buitenkind, en verliet haar pleegouders
met grooten tegenzin om een jaar of drie inj1
een klooster te Poitiers te gaan
doorbrengen en toen zij bijna zestien jaar was, meende
haar vader dat het noodig werd om