De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 20 juli pagina 4

20 juli 1879 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

^aaixaa>sia»axmssmanaK^iaaea^ BE AMSTERDAMMER, "WEEKBLAF VOOK N E D>E R L^A N D. der rïederïand^che zang&tukken, den pnj^kamp eener veihandeling over de Pacificatie van Gent, de ondersteuningen \erleend aan de vrije middelbare scholen, bet petitionement ten voordeele der moedertaal, en wij komen tot een kolossaal bilan van werkzaamheden. Voor de belgische, nationale Tentoonstelling ,van 1880 kunnen geene nieuwe inschrijvingen meer aangenomen , worden. Het getal der tentoonstellers beloopt reeds 4128. ? Uitzondering alleen zal gemaakt worden voor tijdelijke tentoonstelling van huisdieren, plan ten, vruchten en moeskruiden, voor de kunst nijverheid .van 't verledene en voor de belgiscbe kün&t- en letterkundige werken sedert 1830 uitgegeven. .Een voorloopig komité, is voornemens een oproeping te doen aan alle Belgen, met het plan om op het. Cliamp des Manoeuvres, in 1880, te vereenigen, en later in een blijvend lokaal te bewaren/ eene volledige boekerij van "werken over wetenschap, geschiedenis en let-. teikunde, aldus in zekeren zin de verstande lijke tentoonstelling van Belgiëbevattende, nevens deze kunst- en nijverheidstentoonstellingen. De catalogus van deze tentoonstelling zal 'eene nationale boekbeoordeeling vormen .welke tot hiei toe'nog niet is kunnen tot stand komen. Nieuwe Uitgaven. Antoinette, Niéu-toe^üniaturen. Haarlem, "W. C.,de Giaaff. 1 Mr-j. Edwardes, Jet. Haar gelaat, of haar fortuin- Uit het Engelsch door H. F. Ghappuis. Sneek J. F. van Druten. Dr. Mas Schasler, Over materialistische en idealistische töereldbescliouwing. UithetHoogduitf-cb door'A. G. van Anrooy. Kampen, Laurens -\an Hulst. Mr J E. Banck Vondel herdacht. Haarlem, W. C. de Graaff. Dr. C. J. Hansen, Vondel 1679?5 Februari 1879. Voordracht en gedicht. Antwerpen, Edm. "Meitens. Haarlem, W. C. de Graaft. - n. "Wanneer wij thans-de expeditie zelve nagaan, dient terstond gewezen te worden op den aard der gegevens, waaruit de volgende mededeelingen geput zijn. Het comitéhad begrepen, dat eerst na afloop . der onderneming de rer sultaten uitvoerig in druk konden uitgegeven "worden, doch. meende voorloopig de belang rijkste berichten, die van de leden der expeditie, ontvangen werden, te moeten publiceeren. Van' daar de uitgave der Berichten ontleend aan de rapporten en corresponderitiën,1 ingekomen van de leden der Sumatra- espeditie," welke thans m 8 afleveringen, als bijblad van het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genoot schap, compleet zijn. Uit den aard der zaak laat die verzameling veel te' wenschen over: \ >de]stijl van rapporten ea dergelijken is gewoonlijk niet opwekkend, de bedoeling vanden schrijver kunit m een rapport of brief dikwijls zeer on voldoende 'uit, ten slotte moeten de mededeelangen, door de vëreischte beknoptheid, niet aelden aan onduidelijkheid lijden. Niettemin zijn de Berichten" door het comitémet zorg geredigeerd, en ' zullen ze ongetwijfeld, bij 'grondige studie, blijken groote waarde te be-r aitten. Eigenaardige moeilijkheden levert ook 1 "de spelling der namen: wij volgen hier de meest gebruikelijke. Zoolang nog niet de kaart der geheele expeditie is verschenen,,raadplege men m hoofdzaak die van kolonel Versteeg, No. XI in dl. I van.hfflt Tijdschrift van. het A. G., en de (dikwijls gebrekkige) schetskaartjes, bij ,de Belichten" gevoegd. Toen dan de heeren Schouw Santvoort, Veth en Snelleman, den 23sten Februari 1877, te Padaag waren aangekomen, vonden zij daar ' den heer van Hasselt, controleur te Soepajang (district van de Padangsche Bovenlanden), die 'bepaaldelijk met het onderzoek der Hooglan den van- Midden-Sumatra belast was. Nadat hrj zijne medeleden had verwelkomd en de vooiloopige plannen waren vastgesteld, vertrok bij den Ssten Maart weder naar Soepajang om er zijne zaken te regelen; de .heeren Veth en Snelleman volgden hem. spoedig. Het comitéhad den. heer Schouw Santvoort opgedragen om terstond na zijn aankomst een voorloopigen tocht te ondernemen door de grootendeels nog onbekende binn'enlanden van Midden-Sumatra, en te'trachten de Batong Hari (en wel den linker bovenarm' der Djambirivier) te "bereiken. Na ingewonnen inlichtingen begon hij, alleen vergezeld door het lara'shoofd van Soengei Pagoe (provincie in het Zuiden der Padangsche Bovenlanden), Toewankoe di; Sembah, die gouvernementsambtenaar, en een zeer geschikt persoon was, met een klein ge volg, zijn tocht dwars door Sumatra. Later voegden zich nog enkele inlanders bij hem,' die hem evenwel gedeeltelijk onderweg weder, verlieten. Steeds -liet hij .gedurende ,zijn reis j blijken, dat ,hij. geen Kegeeringspersoon was, en zoo kwam hij onder de, gunstigste voorteekenen te Bidar Alam (Bandar Alam op de kaart van Versteeg; in de landstreek der XII Kótta's) aan. Door invloed van bovengenoemden Eadja dïSembah werd Schouw Santvoort bijna overal door de onafhankelijkeinlandsche vlïoofden beschermd, en over het algemeen had jhij op zijn reis-veel geluk. 'Het gedeelte van ,het Djambi-rijk, dat zich tusschen de Padangache Boven- en Benedenlanden en de Tembesi, belangrijke zijrivier der 'Djamb i-rivier, welke laatste ook Batang Hari genoemd wordt, uitstrekt, beschouwt zich als onderdaan van den j vroeger door ons gouvernement a'fgezetten sailtan T aha, -die te Teloek Bendah/aan de X>jambi-rivier,meteenvrijgrootemachtheerscht,' en het der espeditie later nog 'lastig genoeg | maakte. Vele der inlandache hoofden evenwel j -.handelen gewoonlijk geheel onafhankelijk, al ' erkennen ze in naam het oppergezag van sultan Taha. Deze uu staat op een zeer gespannen _ Wet met den door ons aangestelden vorst van Djambi, sultan Ahmed, al beweeide de laatste ook steeds, dat zijn invloed en macht zich over het geheele rijk uitstrekte. , Schouw Santvoort vertrok dan den 4den: April 1877 van Bidar Alam en voer langs de Djoedjoean, een zijrivier, de Batang Hari op, langs tallooze, kampongs of .doesoens. Meestal'. voer hij des nachts, wanneer hij ook zijne aan--'. teekeningen maakte om geen achterdocht^ te' wekken, en zoo passeerde hij, zonder opge merkt te worden, Teloek Rendah, de residentie van sultan Taha, waar juist feest werd gevierd. Evenmin deed hij doêsoen Tengah, de verblijf plaats van sultan Ahmed, aan, waarna, hij.den.. 18den April Djambi bereikte, waar hij door onzen waarnemenden politieken agent, den heer Niesen, gastvrij ontvangen- werd. Hst bleek, toen dat sultan Ahmed, van de voorge-' nomen reis verwittigd, een prauw met een vertrouwd hoofd naar .Tandjoeng Semalidoe (gelegen boven deuitvloeüngVan de Djoedjoean ; in de Batang Hari) gezonden had, om Schouw ? Santvoort op te wachten en vandaar naar Djambi te vervoeren. Men miste elkaar, waar- ' door de onaangenaamheden aan den tocht. verbonden, nog vermeerderd werden. ? ] Reeds den 20^ten April vertrok Schouw j Santvoort weder van Djambi, om zich dwars. door het land der geheimzinnige Koeboes, een s nog geheel in den natuurstaat levende stam, naar Palembang te begeven, waar 'hij den 27sten April aankwam. ?. In ruim ne maand was hij dus dwars door Sumatra getrokken, en onwillekeurig denken wij aan Stanley's Across Africa." Is de vergelijking minder juist wat den omvang van den tocht betreft, wanneer men het reisrapport van Schouw Santvoort leest zal men toch inzien, dat de ontberingen en gevaren, door hem ondervon den, zekerlijk niet licht kunnen geteld worden. Men zal dan met ons eerbied hebben voor den moed en de volharding, en vooral voor het beleid, door den jeugdigen reiziger getoond, en hem dankbaar blijven voorde wijze, waarop hij den roem van den nederlacdschen naam heeft uitgebreid. Zijir reisverhaal bevat, allerbelangrijkste geo grafische en ethnografische mededeelingenj en is van groot gewicht, wanneer men de poli tieke toestanden in de binnenlanden van Su'matra wenscht te bestudeeren. Van alle zijden werd de lof van Schouw Santvoort ver kondigd, en 'te recht mocht een Fransch tijd schrift van de brillante traversée de File de Sumatra" spreken. De schetskaart, no. l der Berichten", toont ons duidelijk de route, .door Schouw Santvoort genomen, en is als zoodanig zeer merkwaardig. Schouw Santvoort vertrok nu terstond naar Batavia, waar hij hartelijk ontvangen werd, en de verdere maatregelen voor het gedeelte der expeditie, hem speciaal opgedragen, nam. Zien wij thans eerst wat de andere expeditie leden intusschen hadden verricht. Na tot den Ssten Maart te Padang vertoefd te hebben om de noodige inkoopen te doeu, en de verdere plannen op te stellen, werden verschillende ?plaatsen als stations vastgesteld, om vandaar uit de Padangsche Bovenlanden in alle rich tingen te doorkruisen. Vele photographieën. werden genomen en talrijke voorwerpen.ver zameld, b. v. werktuigen, gebezigd bij verschil lende handwerken, -houtsoorten, huisraad enz. Ook het agricultuur-onderzoek werd niet ver geten, waarbij in de eerste plaats de koffie-plant de aandacht trok; terwijl eindelijk de heer Snelleman zijn zoölogische onderzoekingen met hulp van een ervaren jager.begon. Wat een bezoek aan de Ombjlien-kolenvelilen betreft, oordeelde men dat onnoodig en te tijdroovènd", daar de opneming, door de ambte naren van het mijnwezen verricht, reeds vol doende was gebleken. De heer Veth ten slotte maakte een aan vang met zijne photografische werkzaamheden, welke zulke schuone vrachten afwerpen. Zoo arbeidde men tot in het begin van Mei, toen een nieuwe tocht van Soepajang uit onderno men ? werd, en wel naar Silago (plaats in de landstreek van dien naam, ten N. vanSoengec Pagoe). Deze moeielijke reis door schaars be volkte en met "dichte wouden bedekte land schappen was vooral van belang voor de topo grafie, en werd gevolgd door een tocht naar Sib'elaboe,. ten Z. van Silago (de heer Snellemau bleef in dien . tusscaentijd te Silago om zijn - zoölogisch onderzoek voort te zetten). Het nu bereisde terrein was zeer schaars be volkt, doch buitengewoon vruchtbaar: vooral de koffie teelde overal uitstekend. Weder te-Silago teruggekeerd, werd het-plan opgevat om de naburige onaf hankelijke, aan de Batang Hari gelegen, staatjes Sigoentoer, Poelo Poendjoeng, Soengei Doréen Soengei Kamboet te bezoeken. Een voornaam Maleier werd voormtgezonden om de Radja's van het plan ken nis te .geven, en weldra door de heeren van Hasselt en Veth gevolgd. Zij bezochten enkele plaatsen, waar. nog nimmer te voren een Euro peaan geweest was, en ontmoetten reeds spoedig den vooruitgezonden Maleier, die geen goede tijdingen medebracht. Het bleek toch, dat de Radja's der genoemde staatjes den Europeanen eenvoudig den toegangtothnn gebied weigerden. Slechts de Radja van Soengei Kamboet ont ving de reizigers vriendelijk en raadde hun de voortzetting van hun tocht af.. Voornamelijk de Eadja van Sigoentoer, Bagiendo Katoe, was ? den Europeanen hoogst vijandig gezind en zou'hun leven'niet sparen. De reizigers moes ten terstond vertrekken, daar men reeds van voorgenomen vijandelijkheden uit Sigoentoer vernam. Zij voeren de Batang Hari op. en kwamen den Isten Juli weder te Silago aan.. De pogingen om de .onafhankelijke staatjes, aan ons gebied grenzende', te leeren. kennen, waren dus ..gedeeltelijk mislukt, hetgeen dubbel. te betreuren is, daar die onderneming nauw sanienhing met'het onderzoek naar de moge lijkheid eener verbinding tusschen de Ombilien-kolenvelden en de Boven-Batang Hari, en de onderzoekingen, die men zich voorgesteld had te kunnen verrichten in de uitgestrekte en vrij wel onbekende provincie Bantau, ten O. van de Padangsche Bovenlanden en^ ten N. der Batang Hari gelegen. In elk geval was gebleken, dat die rivier aanmerkelijk dichter in de nabijheid der kolenvelden stroomt, dan vroeger vermoed .werd, en een spoorwegver binding -iusschen die velden en een der zij- ' rivieren van de Batang Hari zeker niet on mogelijk mag genoemd worden, zoodat althans dit gedeelte der kwestie eenigszins haar op lossing is -nabij gekomen. Zooals men begrijpt, waren deze tochten zeer vruchtbaar met het oog op- de ethnologische en zoölogische onder zoekingen, terwijl ook belangrijke resultaten werden verkregen op het gebied van linguïstiek, geologie en météorologie. Voor wij nu tot Schouw Santvoort. terugkeeren, vermelden wij nog, dat de vroeger genoemde Kadjadi Sembah voor zijne uitstekende diensten aan dien reizi gers bewezen, de zilveren medaille van bur gerlijke verdiensten van de .regeering ontving. Na. allerwegen met hartelijkheid ontvangen en ondersteund te zijn, verliet Schouw Sant voort weder den 7den Juni Batavia en begaf hij zich met de stoombarkas, door het gouver nement voor het eigenlijke rivier-onderzoek afgestaan, en de bemanning en uitrusting daarvoor bestemd, naar Djambi. Den 3en Juli stoomde hij met de -barkas naar Doesoen Teugah, zooals wij boven zagen de residentie van sultan Ahmed, bij wien hij aijne opwach ting maakte. .Tevens deed hij hier1 zijn eerste nauwkeurige opnemingen van de Batang Hari. De sultan beloofde, voor zoover zijne macht reikte," hulp en medewerking, deed een tocht mede en gaf zelfs zijn «schoonzoon Radhen Hassan op een ander rivierreisje als geleide mede. Zeer belangrijk zijn de mededeelingen van Schouw Sautvo.ort omtrent de persoon van den sultan, zijne macht, eu de verhouding tusschen ons gouvernement en de bevolking,maar vooral ook die tusschen sultan Ahmed en zijn afgezetten collega sultan Taha. Na deze uitstapjes deed Schouw Santvoort van Djambi uit een tocht naar een nabijgelegen dorp, waar zich merkwaardige overblijfselen uit den Hindoe-tijd bevinden: hij teekende de oude le genden, daaraan verbonden op en vervaardig de teekeningen van de oudheden. Den '7 Augustus was eindelijk de barkas 1 geheel. uitgerust voor het rivier-onderzoek, hetgeen echter eerst dea 8 September kon be ginnen : moeilijk zou het zijn om' juist weer te geven met hoevele bezwaren Schouw Sant voort te kampen had. Ziekte der bemanning, allerongunstigst weder, buitengewoon lage waterstand enz., zijn slechts enkele voorbeel den. Desniettegenstaande behield hij zijn geestkracht en bleef welgemoed. Intusschen werden ook geruchten vernomen van de groote ontevredenheid van sultan Taha over den riviertocht van Schouw Santvoort: vooral scheen Z. M., 't niet goed te kunnen verdragen, dat hij er niets van bemerkt had. Hij wreekte ' zich . op eenige der vroegere Maleische medgezellen van onze reizigers, en zorgde dat .alom het verhaal van zijn toorn verspreid werd. Schouw Santvoort begon dan ook in te zien, dat f de grootste moeilijkheden hem thans wachten, en uitte" reeds zijne overtui ging, dat ten slotte alleen de regeering han delend zou kunnen en moeten optreden. Even wel begon hij zija tocht.langs Batang Hari of Djambi-rivièr, doch moest, weder ten gevolge van den lagen waterstand, bij de zijrivier de Tembesi'zijn onderzoek staken. Hij keerde derhalve naar Djambi terug en deed nu, een tocht langs de Tongkal, een be.langrijke rivier, die iets noordelijker dan de Ba tang-Hari loopt, maar moest- óók. dezen stroom wegens onbevaarbaarheid ten slotte weder ?verlaten. Terwijl hij nu bezig was om de resultaten van zijne onderzoekingstochten in kaart te brengen en een uitvoerig rapport op te stellen, om daarna onder gunstiger omstan digheden op nieuw de Batang-Hari op te stoomen, ontving hij berichtj dat sultan Taha hefe niet. bij bedreigingen en groote woorden had gelaten, maar 'zelfs uit vrees in een rivier de Fabir was gevlucht, welke niet voor stoomschepen bevaarbaar is, en dat dus de gelegenheid thans zeer schoon, was. Onze, reiziger was dan ook vol moed: hij sprak van een mogelijke ontmoeting met de andere leden der expeditie aan de Bcven-Batang-Hari, meende dat een bezoek der Korintgevallei niet zoo gevaarlijk was, als de regeering zich wel voorstelde, maakte' reeds allerlei nieuwe plannen voor een onderzoek van de Tembesi en andere rivieren, kortom was vol illusies, toen hij plotseling in den,nacht van den 22 op den' 23 November door den dood werd weggerukt. Wij wenschen hier niet in een nadere be schouwing der mogelijke oorzaken van dit onverwachte sterfgeval te <,treden, maar liever hulde te brengen aan de nagedachtenis van. den werkzamen onderzoeker. Zijn dood was een harde slag voor de espe ditie, maar vooral wanneer wij nagaan, hoe veel de veelbelovende chef nog had kunnen verrichten in het belang der wetensshap en tot eer van zijn vaderland. Verdere uitweiding over Schouw Santvoort's groote verdiensten laatdetoegestaneruimte niet toe; vestigen wij derhalve in een volgend artilkel aandacht op de overige expeditie-leden, in de Padangsche bovenlanden werkzaam. Uit het verslag van het Nederl. Onderwijzers genootschap blijkt, dat de staat van dat ge nootschap, wat .het ledental betreft, niet vooruit ging Het verlo,or namelijk in 1878 niet minder dan 8 afdeelingen: in Noord-Holland Hoogearspel, in Zuid-Holland Ouderkerk aan den IJzel, Schoonhoven en Hellevoetslms, in Groningen Oosterambt, in Overijzel We#epe, in Gelderland Beesd en Winterswijk, zoodat het aantal afdeelingen van 156 daalde op 148. Hoogcarspel yereenigde, zich .met Zwaagdijki bij de andere bedankten de meeste leden, zoo dat de overigen om den band met het Genoot schap niet af te breken, zich als algemeene leden lieten inschrijven. Het aantal gewone leden kwam kwam van 2224 op 2157, dat der algemeene leden van 165 op 189. Hst aantal der honoraire leden eh dat der voorstanders werd 200 en 162, tegen 223 en 169 in 't voor gaande jaar. Het Genootschap telt dus thans met inbegrip van 3 ledeii van verdienste, een totaal van* 2549 leden en 162 voorstanders, zoodat de achteruitgang bedraagt 66 leden en 7 voor standers. De toestand der geldmiddelen is gunstig. Ten gevolge van de mindere kosten aan het Correspondentie blad besteed, had het een batig slot van £900, waardoor het Vaste Fonds aan groeide tot ruim f7000. De Inrichting door het Genootschap in 't leven geroepen: de Spaarbank en de Le vens ver zeker in g-maat s c hap p ij voor 't stoffelijk welzijn der onderwijzers, de Paedagogische Bibliotheek en het Neder landsen Schoolmuseum ten nutte van't Onderwijs, verkeeren zonder onderscheid, in bloeienden stand. Het in de Onder wij z er s-Spaarbank be legde kapitaal vermeerderde in 1878 met circa f48.000, hel aantal deelnemingen met 7; de uitgekeerde rente bedroeg 5.028 pCt. De deel neming van de Levensverzekering-maatschappij beliep c", f350,000. die van de hulpspaarban ken c», f118.000; het geheele belegde kapitaal van 10. Januari 1879 f 934,551,661's. Blijkens de rekening en verantwoordiging van de Directie der Levensverzekering maatschappij, was het totaalder deelnemin gen op l". Januari 1879, 688, tegen 624 een jaar vroeger; het aantal contracten voor lijfrente of weduwenpensioen klom van 37 tot 39, met een gezamenlijke ver zekerde . rente van f 5280; het hulpfonds dat met het eind van 1878 £55160,94 bedroeg en dus vermeerderde met ruim f 2700, betaalde als naar gewoonte, volledige suppletie uit aan alle weduwen, die in de termen vielen.' Het. maatschappelijk kapitaal beliep bij het sluiten van het boekjaar 1878 f 349762.58'/2, waaronder begrepen is een bedrag van f 34117,26!/3, hehoorende aan het zekerheidsfoncb; het batig slot op de balans was f 68460,14'/2. Het derde Supplement op den Catalogus der Paedagogis che Bibliotheek, toont dat deze Inrichting, die thans reeds ca. 1600 nummers telt, door aankoop en geschenken wederom aanmerkelijk is verrijkt. Omtrent het Ned. Schoolmuseutn lezen wij: het aantal leden, zoo van hen, die als stichters met eene bijdrage van honderd gulden of meer als van heo, die als begunstigers met eene jaarlijksche bijdrage van drie tot tien gulden toetreden, nam eenigzins toe; onder de eersten mag voorzeker wel afzonderlijke vermelding geschieden van eene Vereenigingtotbevordering van Schoolbezoek te Groningen, die volgens mededeeling van haren Penningmeester den heer T. Hofkamp bij hare ontbinding besloot, het nog aanwezige saldo,-groot f 222,38 in het stichtingsfonds van het Museum te storten. Daarentegen verminderde het aantal begun stigers door overlijden en bedanken, zoodat de vermeerdering van het ledental ten slotte niet groot is. Opmerkelijk is daarbij voorzeker de geringe toetreding van onderwijzers, waardoor toch 200velen zijn, voor wie de bijdragen van drie gulden geen overwegend bezwaar kan genoemd'worden. / Bij voortduring blijft het Museum wat het aantal bezoeken betreft, aan de verwachting beantwoorden; vooral schoolautorieten en belangstellenden in het onderwijs, en niet minder zij aan wie de inrichting van schoollokalen wordt opgedragen, komen zien en vergelijken, ten einde uifc het aanwezige de beste keuze te doen;, maar ook hier toont het onderwijzend personeel niet de grootste belangstelling, niettegenstaande het Bestuur te zijner behoeve gedurende de zomermaanden het Museum zelfs heeft opengesteld. Aangenaam was echter voor het , Bestuur de welwillende en krachtige medewerking der Hooge .Regeering; het Ministerie van Buitenlandsche Zaken bevorderde de ruime versprei ding van circulaires in Duitschland, Frankrijk, Engeland en de Vereenigde Staten van NoordAtnerika, en meeige belangrijke inzending, vooral uit Duitschland was daarvan het gevolg. Ook de Minister van Waterstaat enz. gaf her haaldelijk bewijzen van zijne belangstelling en jsteunde het Museum door hoogst belangrijke geschenken, zooals: het model schoolgebouw dat op de Parijscbe Tentoonstelling had ge diend, en later de volledige collectie leerboeken, door de Nederlandsche Regeering op genoemde Tentoonstelling gebracht. Verder had het Bestuur, met he.t oog op de besprekingen over den handenarbeid in de school door de Vereeniging Volksonderwijs" aan de orde gesteld, zich tot den heer Clausen Kaas gewend en van dezen een volledige ver zameling van zijn gereedschappen, modellen en platen aangekocht, ten gevolge waarvan echter de beschikbare ruimde in het Paleis voor Volks vlijt geheel onvoldoende werdl Immers, behalve de reeds genoemde inzendingen waren er nog een menigte ander, zooals: plannen van de .openbare schoolgebouwen te Amsterdam en ! modellen schooltafels van het Gemeentebe stuur aldaar; idem van Belgische schoolge bouwen van den heer M. H. van Lee te Brussel; idem van. Schoolgebouwen in Baden, in Oosten rijk', modellen schooltafels van den heer Schmïdt te Oyenhausen, platen voor hét on wijs in Natuurlijke historie, Geschieden, enz., terwijl daarenboven aanbiedingen werden ge daan van belangrijke collectiën voor het teekenonderwijs, enz. De laatste -aanbieding kon echter wegens gebrek aan ruimte niet aangenomen worden, en dientengevolge moest het Bestuur op mid delen bedacht zijn, om over grootere ruimte te kunnen beschikken. Niet dan met ontzaggelijk veel moeite mocht het daarin voorloopig slagen, en indien dit het geval geweest is, dankt het dit alleen aan de belanglooze wel willendheid en de groote belangstelling voor .het Museum van zijn medelid den heer Dr. H. F. R. Hubrecht. -Toen namelijk alle andere pogingen vruchteloos bleven, stond deze .aan het Museum de lokaliteit van de Haudelschool in vrij gebruik af,'die hem inaijn -qualiteit als. directeur der Handelsschool is aan gewezen. Het Dagelijksch Bestuur gaf aan dieu afstand zijne adhesie, en voegde daaraan toe de beschikking over andere lokaliteit in het zelfde gebouw en de vergunning om daarin- die inrichtingen te maken, die voor het Museum zouden blijken nöodig te ziin. Met dankbaarheid heeft het Bestuur die ver gunning aanvaard en onmiddelijk de noodige maatregelen genomen om genoemde loealitejt in orde te doen brengen. Dientengevolge werd het Museum voorloopig gesloten, ten einde alles voor de overbrenging gereed te makend Daaraan is thans de laatste hand gelegd en de heropening van het Museum in het gebouw; Keizersgracht ~by de Heerenstraat, No. 121 zal nu binnen kort worden aangekondigt. Aan het verslag over den toestand van han del, scheepvaart en,nijverheid uitgebracht door de Kamer van -Koophandel ontleenea wij no pens de scheepvaart van Amsterdam het vol gende : Het jaar 1878 was over het algemeen voor de scheepvaart zeer ongunstig, daar, zeer en kele vaste stoomvaartlijnen uitgezonderd, dit jaar de te bedingen vrachtcijfers over geheel de handelswereld aanmerkelijk lager waren dan in het voorgaande jaar. "Wel bedroeg het aantal schepen alhier aangekomen het cijfer van 1472 tegen 1540 in 1877, doch het tonnentalwas hooger. Van de 1472 schepen waren 703 zeil--en 769 stoomschepen tegen 700 en 840 in 1877. Ontvangen werd aan haven- en schutgeld: 1877 1878 In het Oosterdok . / 58,944.83 / 66,408.291/3 Westerdok. 13,310,48 11,340,35 Open Havenfront .. . . 17,275.0H/g 22,197.45' ? 89.53Q.32Vs / 99,946-10 " Een klein deel der vermeerdering is toe te schrijven aan het in 1878 toegepaste veran derde tarief. Te Tinuiden werden geschut: Schepen. Tonnen. In 1878 3,242 1,136,527 ,, 1877 3,376 1,031.303 Van primo November tot ultimo December 1876 . '. 243 81,987 Het totaal der geschutte sche pen is dus 6.861 2,248.816 i Ingeklaard zijn: 1877 1878 Aantal Kub. Meter Aanlal Kub. Metec Nederl. zeilschepen. 257 246,326 246 250,065 stoombooten 307 414,979 246 372,260 vreemde zeilschepen 420 398,992 406 435,570 stoombooten 549 708,223 491 656,677 Uitgeklaard zijn: . 1877 ' 1878 Aantal Kub. Metec Aantal Kub. Meter Nederl.zeilschepen. 244 239,484 258 298,767 stoombooten 310 416,754 296 376,454 vreemdezeilschepen 393 396,863 415 447,749 stoombooten 534 688,543 470 627,288 .Een nadere beschouwing dezer cijfers leidt tot de volgende opmerkingen. In 1878 zijn ingeklaard: 539 Nederl. schepen, metende.'., 624.325 M 897 vreemde _ 1.092.247 1436 schepen, metede 1.716.572 MS dat is Jn vergelijking met 1877 een nadeelig verschil van 27 schepen en 51.948 MS,, en een vermindering welke zoowel getroffen heeft de zeil- en stoomschepen als de tonnenmaat van beiden. De Nederlandsche vlag leed echter het groot ste verlies. Zij ging 25 schepen, metende 36.980 M3 achteruit, de vreemde 72.schepen, maar slechts 14.968 M». Ten aanzien der groote vaart wijzen deze cijfers op een vermeerdering van 40 schepen met 95.221 M>, waartoe de Engelsche O. I. bezittingen en Japan door de aanzienlijke aan voeren van katoen, zaad en rijst, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika door de belangrijke hoeveelheden granen, katoen, tabak en petro leum, benevens Cuba het meest hebben bijge dragen. Van Java en Sumutra kwam daaren tegen een geringer aantal schepen. Van Engelsch-Ameiïka, de Philippijnsche eilanden en de Westkust van Afrika kwam geen enkel schip. De aanvoer van Java van koffie en tabak was minder, die van suiker daarentegen meer dan in het vorige jaar. De rubriek Middellandsche en Adriatische zeeën geeft evenzeer een gunstige uitkomst aan. D onau-Vorstendommen en Rusland, Zwarte zee-stoomschepen hebben daartoe het meeste bijgedragen. 'Belangrijk was dan ook de aan voer van granen van Rusland, de Zwarte Zee en Donan-Vorstendommen, De cijfers omtrent België, Gxoot-Brittanni enz. zijn verminderd, hetgeen meerendeels aan Groot-Brittanniëis toe te schrijven. De hoe veelheden steenkolen en ruw zout, ingevoerd van dat land, zijn aanmerkelijk minder dan in de vorige jaren. " ? De statistiek omtrent Portugal vermeldt l schip. Men houde echter in het oog, dat Stoom booten der Koninkl. Nederl. Stoombootmaat schappij dat rijk bijna geregeld bezoeken Om lading in te nemen, .en deze voorkomen onder de rubriek Middellandsche Zee. De cijfers ten aanzien van Zweden en Noor wegen wijzen op aanmerkelijken teruggang, evenals dit het geval is bij Oost- en Wittezeeëu enz., welke vaart verminderde met 48 schepen en 138-.017 M1, Rusland verloor .ruim 170.000 Ms. waarvan 35000 MS. op andere landen -werden ingewonnen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl