Historisch Archief 1877-1940
j8eKm^
DE AMSTEEDAMMSK, WEEKBLAD J O O R * N E DE E L'A N D.
'Het gerucht wil dat Sara Bernhardt voor
zij in b.tt volgende jaar naar Amerika vertrekt,
! ook in ons land zal optreden.
De tentoonstelling der bekroonden der jEl
veTeekenklasse van Felix MerUis,
prijsteekeningén en teefceningen van dért cursus 1878?1879.
is geopend op Maandag 18 Augustus. 1. L,'s na
middags te l nre, en de prijsuitdeeling aal
plaats hebben op Maandag 25' Augustus, des
avonds ten 7Vs ure, in het gehouw der maat
schappij.
De uitslag der beoordeeling van de proeven
der kweekelingen van de teekenklasse van
Felix Meritis was als volgt:
Handteebenen.
Ie afd. Vaas in renaissance-stijl (pIei;->ter).Karel
"Êernardus Dankmeijer, bijzonder loffelijk ge
tuigschrift; Wilhelm Heuss, loff. vermelding.
2e afd. Ornament (pleister). Wilhelmus
Johannes Camman, getsdgschr.; Henri JanBuré, loff.
yerm, 3e afd. Blad-orneme.nt (naar plaat).
Anton Gerard Louis Schneider, loff. verm. 4e afd.
Eijerlijst (naar plaat).' Jacob van Harlingen en
Napoléon Simon Duitz, loff. vermelding.
Rechtlijnig teemenen.
Ie afd. Station voor..omnibussen. Pieter van
Dijk, bronzen medalje; Herman Jan van
Dijkbijz. loff. getuigschr.; Johann Melchior
Erdmansdörfer, getuigschr.; G-errit Boom, loff.
verrn2e afd. A. Abattoir in een provinciestad. Henri
Jan Buré, bijz. loff. getuigsdhr.; Wilhelmus
Johannes Camman', getuig-schr. 2e afd- S. Pre
dikantswoning te platte lande. Jacobus
Henderik Annegienas Varenkamp,.getuigschr..;
David Constantijn Jan Henri Kropveld, loff. verm.
3e afd. Tochtpui in een vestibule. Pieter Ohm
stede, getuigschr.; Pieter Baay, loff. verm. 4e afd.
Gothïsch Roosvenster. Johan Willem Frederik
Hartkamp, getuigschr.; George Karel'Manhen
Jan Christiaan de Graaf, loff. verm. 5e afd.
Kromlijnig Tracée. Gerat Jacobus Robbers en
Bernard Henderik Scheveers, loff. verm. 6e
afdRechtlijnig Tracée. Gerrit Henderik Jonker,
getuigschr.: Karel Jakobus Engelenburg
en'Bartholomeus Justus Hendriks, loff. vermelding.
Henri Jan. Burébijzonder getuigschrift voor
vlijt en vorderingen in beide teekenvakken.
Het onderwijs in deze klassen is opgedragen
aan de heeren: A. C. Cramer Na., J. . A. E.
de Vries, M. W. van der Talk en E. C. de Vries.
Den 3den September wordt de nieuwe kursus
geopend. De gelegenheid tot inschrijving van
nieuwe leerlingen is op Dinsdag 26 en Vrijdag
? 29 Augustus in het gebouw van Felis open
gesteld. De jaarlijksche contributie a ? 20.
is zeker voor zoo degelijk onderwijs niet te hoog.
Uit ' den catalogus van South Kensington
Museum blijkt, dat behalve de voorwerpen die
aangekocht, ten geschenke ontvangen of in
bruikleen bekomen zijn, er ook het museum
iserlaten hebben. Eene rijke verzameling arti
stieke kostbaarheden uit de zestiende eeuw,
behoorende aan de Marinezin van Conyngham,
is opgevraagd. De belangrijke stukken zijn
door de markiezia verkocht, 'een collier
waarvan de medaillons de tooneeleii uit de
Passie voorstellen is aan Baron Alpiionse de
Rothschild, de zeven andere stukken, allen van
historische waarde, aan Baron Ferdinand de
Rothschild overgegaan. De geesten der
Conynghanis zullen zich omkeeren in hun graf,
wan, neer zij weten, dat -de ontaarde kleindochter de
familiejuweelen aan de kinderen van, een
Joodschen bankier verschacherd" heeft.
Te St. Petersburg is men bezig de portretten
vanCatharina de tweede te verzamelen. Er be
staan er verscheidene van verschillende hand,
ofschoon niet zooveel als van Maria Henriette
van 'Engeland, die zich alleen door van Dijck
vijfentwintig maal liet conterfeiten."
Eene heiligenvereering als van ouds. De
Nationaal liberale partij in Duitschland, heeft
den schilder Patüsen te Berlijn, .opgedragen,
het portret te schilderen van haar vroegeren
voorzitter, den heer v. Forckenbeck. Of men
er wierook voor branden zal, wordt niet ge
meld, ook niet wat men later met zulke por
tretten" doet, wanneer de politieke gelden eens
tegenvallen en aan hunne 'belofte te' kort doen.
Dékeizer van Oostenrijk laat door dr. Heinrich
Kabdebo 'een Oostenrijksch
kimstertaarswoordenboek samenstellen, dat ongeveer 21,000
biographien zal bevatten.
Het schaamteloos verkoopen,. van onechte
schilderijen wordt in Engeland op groote schaal
gedreven en geeft telkens aanleiding tot pro-1
cessen.' Deze week verscheen de veeschilder
Cooper voor de rechtbank en verklaarde, dat
een stuk met zijn naam, waarvoor 32 pond en
eene collectie oud porselein betaald was, geen
vijf shilï'mgs waard was. Het scheen echter, dat
de jury geen aanleiding vond hier te wet toe
te passen, althans, de kooper, die schadever
goeding vroeg, werd afgewezen. Van sommige
artisten schijnt het werk gemakkelijker na te
maken te zijn dan van anderen. Van Morland
worden er van ieder stuk dat hij geschilderd
heeft vijf of zes verkocht. Cooper erkende er 11
uit eene collectie van 153 die zija' naam droegen.
Het ergste voor de kunstenaars is, dat hun
naam er bij lijdt, wanneer dergelijke namaak
onder hunne letters verkocht wordt
Het groote Triptychon van Quintyn Metrys
uit de St. Pieterskerk te Leuven, is toch niet
aan de stad overgegaan. De Belgische kamers
hebben de som van 200,000 francs toegestaan
om het voor den -staat -te koopen; het zal
thans in het museum te Brussel komen. Het
stuk is een der heerlijkste overblijfselen der
oude Vlaamsche kunst.
Alweder heeft het Britscb. Museum zijn kunst
schatten vermeerderd door aankoop van
Hollandsche stukken. De Kuysdaelen, behoorende
tot de verzameling etsen .van Baron Isendoorn
a Blois van den Cannenburg, welke dezer dagen
alhier door de Heeren Roos geveild werden,
zijn daarvan aangekocht.
5 stukken van Rembrandt brachten 363,
275, 247, 225 en 215 gulden op.
vaderlijken vriend van Groningen^ Twaalf jaren
bracht hij in de landelijke pastorie door. -Daar
.werd Nederland in 1844 verrast door de uit
gave van het werk, dat de roem van Moll zou
vestigen: ? Geschiedenis van ket ' Kerkelijke
leven der Christenen, gedurende de ees eerste
eeuwen. - ? , ;
Het tijdperk van eere nam een aanvang-. In
1845 als predikant naar Arnhem vertrokken,
Nederland heeft n zijner beste zonen door
den dood verloren.
Verleden week, op 16 Augustus, overleed
alhier de hoogleeraar "W. Moll, een man, n
hier te lande n in den vreemde beroemd en
geëerd om den wille van zijne kerkhistorische
studiën. Het was echter niet alleen de ge
leerde, maar het was bovenal de ménsch, die
.zijn naam overal met ingenomenheid deed noe
men, en die zijne persoonlijkheid tot eene
deiaangenaamste verschijningen heeft gemaakt.
Wij meenen zijne nagedachtenis eere aan te
doen, door hier een kort bericht op te nemen
van een leven, dat in den volsten zin des
woerds wél besteed is geworden.
In 1812 te Dordrecht geboren, ontving Wil
lem Moll aldaar zijne eerste opleiding, oin later
als student in de theologie aan de academie
te Leiden te worden ingeschreven. Nog was
in die dagen onze Nederlandsche strijdmacht
op de vlakten van Noordbrabant gelegerd. Wel
was de tijd voorbij, waarin men den vijand op
zijn eigen grond ging- bevechten; wel zag de
soldaat zich tot werkeloosheid veroordeeld;
maar toch er waren nog nieuwe krachten van
aopde, om het leger op voet van oorlog te
houden. Ook de student Moll deed dus het
zelfde, wat velen te Leiden gedaan hadden, en
nam plaats onder de vrijwilligers. Als zoodanig
behoorde hij onder hen, aan wien de bewaking
van Loevestein werd toevertrouwd.
In Leiden teruggekeerd, volbracht bij zijne
propaedeutische studie. _ Spoedig zou blijken,
wat de Kerk van hem had te verwachten^
Eene prijsvraag'<#e M.usica'-Sacra eet, uitge
schreven door de theologische faculteit te Lei
den, werd door den. student Moll beantwoord
en ontving den prijs.
Ka in 1836 het examen van kandidaat tot de
H- D. bij de Nederl. Hervormde Kerk te heb
ben afgelegd, werd hij op 3 Sept. 1837 tot
predikant- aan de Vnursche bevestigd door zijn
zag ' Moll zich in 1846 naar Amsterdam geroe
pen, om aldaar- de opengevallen plaats van
hoogleeraar in de theologie en kerkhistorie
aan het Athenaeum Hlastre in te nemen. Daar
gelukkig werkzaam in een kriag, waarin hij
zich volkomen tehuis gevoelde, waarin hij vol
doen koa aan de dorst naar de studie, die zijn
Leven geworden was, moest hij echter weldra
door den dood zijner echtgenoote ondervinden,
hoe bitter de smart veel vreugde kan te niet
Heeft hij later voor dit zieleleed vertroosting
gevonden door de hand te verwerven dervrouwe^
die met hare liefde zijn pad heeft verlicht, en
die thans met de haren het verlies van den
hooggeschatte» echtgenoot en .vader betreurt ;
de professor heeft bewezen, dat de sombere
dagen zijne geestkracht niet hadden uitge
doofd. Achtereenvolgens verscheen van zijne
hand: Angelus Meruia, de Hervormer en Mar
telaar 'des geloof s (1851), en: Johannes
JB'rugman en Tiet godsdienstig 'leven onser -vaderen
in de vyftiende eeuw (1854),
Afzonderlijke vermelding verdient hier de
naam, dien Moll zich bij ' het onderwijs aan
het Athenaeum verworven heeft door zijne
lessenj met name die van de kerkhistorie. Niet
alleen, dak zijue colleges voor studenten iets
zeer aantrekkelijks bezaten, heiden door
degelijken. inhoud en aangenamen vorm, maar
het was ook de leermeester, die de zijnen met
liefde wist te bezielen voor de zaak, die hem
zelyen ter harte ging. Voor hen, die gelukkig
genoeg geweest zijn, er eenigen tijd deel aan
te mogen, nemen, sullen nimmer uit het ge
heugen gewischt worden, de leerrijke, genot
volle avonden, om de veertien dagen ten huize
van Moll doorgebragfc. Dan had hij een kring
van studenten .uit onderscheidene kerfcgenoot
schappen om zich, en liet n hunner een stuk
voorlezen, dat meestal aan de geschiedenis der
vaderlandsche kerk was ontleend en door dea
leerling, onder leiding van den meester, was
bewerkt als vrucht van eigen onderzoek. De
Kalender voor de Protestanten in Nederland,
als jaarboekje van 1806 tot 1865 verschenen,
heeft bewezen, dat die avonden niet onvrucht
baar zijn geweest.
De hobgleeraar zelf ging onafgebroken voort
op den eenmaal ingeslagen weg, om, óf door
het verzamelen van verstrooide fragmenten,
of door het in het licht geven van nog schaarsch
bekende bronnen, personen en tafereelen uit
het verleden der kerk bekend te maken. Men
raadplege den' rijken inhoud van het Kerk
historisch Archief, sedert 1867 door hem met
zijnen ambtgenoot I?. C. Kist te Leiden, uit
gegeven
een vérvolg op het beroemde
Archief voor. kerkelijke geschiedenis- van Kist
en oyaards.
Geen wonder dan ook, dat, toen de Konink
lijke Academie voor Kunsten en Wetenschap
pen werd opgericht, Moll terstond als n van
hare leden werd aangewezen. De tijd heeft
getoond, dat hij een zeer ijverig aandeel aan
hare werkzaamheden nam. Evenmin te ver
wonderen, dat de regeering des lauds de ver
diensten van den lioogleeraar wist te waar
deeren, door hem te benoemen tot ridder van
de orde van den Nederlandschen Leeuw. En
wederom, licht te begrijpen, dat, toen in 1859
door den dood van N. C. Kist te Leiden, het
professoraat voor de kerkhistorie was open
gevallen, Moll n door curatoren, n door .de
vóór de Hervorming '. (verschenen' 186-4?1871)'.
Deze reuzenarbeid'alleen is in.staat zijn naam
tot de nakomelingschap over te' brengen. Het
is geworden een standaardwerk', dat iets le
verde, wafc op da£ gebied' nóg niet op die wijze
was gegeven. Terwijl het in eene bestaande
behoefte voorzag, is het zoo volledig bearbeid,
dat in de eerste tientallen van jaren er geen
nieuw geschrift over hetzelfde onderwerp
nóodig is. . ? .
De tweede wensen van Moll was, het
Athenaenm van de hoofdstad te zien verheffen tot
Universiteit. "Wie hem in 1874 het studiejaar
hoorde openen in het nieuwe kerkgebouw der
Waalsche gemeente, zullen zich ongetwijfeld
herinneren, met welk een kracht en gloed van
overtuiging hij die zaak bepleit beeft. Men
weet, hoe zijn zielsverlangen is vervuld, ook
daardoor, dat de gelukkige vader het beleven
mocht, dat zijn tweede zoon de eerste was, die
aan de hoogeschöol van Amsterdam werd ge
promoveerd tot dokter in de rechten.
Zoo zag hij het doel van zijn leven bereikt.
Niet, dat hij er daarom aan dacht, te gaan
rusten. .De Studiën en bedragen op 't gebied
der historische theologie, sedert 1868 door hem
in yereenigiüg met den hoogleeraar J. Gr. de
Scheffer uitgegeven, o. a. het pas' ver
schenen stuk» zijn de zichtbare bewijzen van
zijn onvermoeiden ijver.
Intusschen, het zou blijken, dat ook
voor dézen geleerde, de tijd niet had stil
gestaan, maar dat de dag des ouderdorns zich
reeds meer aan het lichaam had doen kennen,
dan de liefde van velen gehoopt, had. Wel
Wist men, dat Moll om redenen van gezond
heid sedert eenige jaren zich reeds onttrokken
had aan de taak van het predikambt, dat met
zijn betrekking van hoogleeraar aan het Athe
naeum was verbonden; maar men bleef hopen,
dat zonder buitengewone inspanning, dit leven
zich nog lang in de dienst van wetenschap en
Kerk mocht bewegefo.
Helaas! In de paar laatste weken gaven onze
dagbladen treurige berichten over den toestand
van professor Moll. Men zag het einde tege
moet. En wat men hoorde van net benauwende
en pijnlijke in den toestand des krauken, het
kon den wensch doen opkomen, dat weldra
het einde mocht worden gezien van den strijd,
die hier tusschen leven, en dood gestreden
werd.
Dat einde is gekomen. Op 67jarigen leeftijd
ontviel ons de hoogleeraar W. Moll. Aan de
droefheid van zijn gezin paart zich de weemoed
van de hoofdstad en van Nederland, dat in
hem iemand heeft verloren, die den roem van
zijn1 vaderland heeft helpen in stand houden.
Wij hebben hierboven een kort overzicht
van zijn leven gegeven, en daarin vooral de
werkzaamheid van den kerkhistorikus geschetst.
Elders zal het de plaats en ook te beter de
gelegenheid zijn, dat leven breeder te behan
delen. Aan stof daartoe zal .het niet
ken. Wie Moll Van nabij gekend hebben, weten,
hoe hij het verdient, dat men m hem den
mensch en vriend, den echtgenoot en vader,
den geleerde en leermeester, den hoogleeraar
en staatsburger, aan de vergetelheid ontrukke.
Zoo zal ook vermeld moeten worden, hoe Moll
bij alles een persoon was, die hoogst aésthetisch
was ontwikkeld. fDe'Maatschappij van Toon
kunst kan daarvan getuigen, Dez.elfde zin
voor schoonheid en poëzie was het, die hem,
zij het ook anoniem, in de stille pastorie aan
<ie Vuursche, eene zeer'verdïenstelïjke vertaling
een leven van ijver, en inspanning, ten zegen
van anderen, die zal erkennen, dat die op
wekking van geen betere lippen kon komen,
want Moll zelf heeft gewerkt, zoolang het dag
voor hem was. P.
als de
beschouwd, om de
regeenng
persoon werd
vakature aan 's lands hoo
geschöol te vervullen.
Hoe ook, tot' twéemalen toe, me& grooten
aandrang uitgenoodigd om naar Leiden te
komen, heeft hij die benoeming afgewezen.
Hij gevoelde zich te gelukkig in de hoofdstad,
hij had Amsterdam te lief gekregen, om zich
in een anderen kiing te gaan verplaatsen)'
Zoo bleef hij, waar hij was, Hij koesterde
nog twee wenschen, die hij beide vervuld heeft
mógen zien. De eerste was de voltooing van
zijn boek: KerJcgescMedenis van Nederland
geven van Watter Scofê's : Lied van den
laatsten Minstreel.
Eindelijk zal de toekomst moeten leeren,
welken invloed Moll heeft uitgeoefend op de
Kerk door zijne leerlingen. Doch genoeg
nog dit ne vinde hier eene plaats. Toen-op
4 Sept. 1858 de Kroonprins der Nederlanden
meerderjarig geworden was, viel .het aan Moll
ten deel, om op den daaropvolgenden Zondag,
5 Sept. in de Nieuwe ,Kerk rte preêken in te
genwoordigheid van het Vorstelijk Huis. Bij
die gelegenheid heeft hij den Oranjetelg toe
gesproken, en hem met vuur en warmte op
het hart gedrukt, zich zijner voorzaten waar
dig te
Thans, na bijna 21 jaren, behooren beiden
tot de groote broederschap derdooden." Maar
?wie op dien 5den Sept. 1858, de bezielde klan
ken heeft gehoord, waarmede de hoogleeraar
den jongen Kroonprins zocht optewekken tot
De heer Johs, Dyserinck. heeft onder dezen
titel alles te samengevoegd wat der mededee
ling waard mocht zijn omtrent' de werkzaam
heden der kommissie, die de, viering van de
200sfcei! verjaardag vau- Vondels sterven voor
bereidde en die plechtige herdenking zelf.
Dit geschrift geeft in aangenamen vorm een.
zeer volledig .overzicht yan de handelingen dier
kommissie niet alleen, maar ook van de moeite,
die ze gehad heeft om een voorzitter te vinden.
?We lezen daaromtrent het volgende:
In het najaar van .1878 ging van de heeren
De Veer, Jacohson en Schaepman hei; plan uit,
eene vergadering te beleggen in het Maiso'n
Wackwïtz" te Amsterdam^. 25 October, ten.
einde met de commissie de uitvoering van het
huldeblijk voor te bereiden. Intusschen hadden
van de genoemde 37 heeren de navolgende
om voor hen geldige redenen bedankt:
Nico.kars-Beets, F. W. .C.-Qamphell, J. P.
Hasebroek (dato 32 Oct.), M.. J. Van Lennep, H.
J. Schimmel, Max Kooses en Mr. C. Vosmaer.
Het voorzitterschap zou, naar de mondelinge
mededeeling van den heer Alberdiugk Thijm,
worden aanvaard door ds, J. J. L. Ten Kate,
die bovendien nog pogen zou ds. Hasebroek
tot andere gedachten te brengen. Van hem
hoopten wij allen een feestelijk woord te hoo
ren tot wijding der plechtigheid op den vijfden
Febr. Even onverwacht als groot was dan ook
de teleurstelling, toen in de tweede vergade
ring der commissie, (dato 8 Nov.) een brief
van genoemden heer ter tafel kwam van dezen.
inhoud: (dato l Nov.) .
Bij nader inzien acht ik het beter om voor
het, lidmaatschap uwer' commissie te bedanken.
Ik heb niet de minste geschiktheid vo'or com
missoriale bemoeienissen en bezigheden, en kom
nu tot inzicht dat "het toch niet aangaat, een
maal lid zijnde mij daaraan te onttrekken en
dus alleen in naam dien titel te voeren." De
heer Ten Kate boude mij intusschen de beide
ridderlijke vragen \ien goede: lo. of hij zelf
om onzentwïe niet betreurt, dat het nader
inzien" van alle gemis aan commissoriale be
kwaamheden zij het dan ook als bijdrage
van zelfkennis te waardeeren hem eerst
na de aanneming, van liet voorzitterschap ge
worden is? 2o.. of hij -in waarheid heeft ge
meend, dat het - der commissie in de
plaats te doen was- om zijne commissoriale
bemoeienissen en bezigheden," dan wel om
zijne rijke dichtgaven, waarmede hij, op den
gedenkdag van Vondels dood, als voorzitter
der commissie de welsprekende tolk van aller
hulde had kunnen en had moeten zijn? n
Thym n Schaepman hadden met ons, na het
bedanken van Nicolaas Eeets, Ten Kate
gewenscht. ^Eerstgenoemde verzocht dan ook de
schriftelijke aanteekening, dat hij protesteerde
tegen deze wijze, waarop de heer Ten Kate
in strijd met vroegere mondelinge verzeke
ring het blijk van achting en vertrouwen
der commissie had gemeend van de hand te
mogen wijzen."
Wanneer het nageslacht zich gereed maakt
om den driehonderdsten verjaardag van des
dichters sterven te vieren, zal men zeker dit
gedenkboek eens opslaan, om te zien hoe Ne
derland zich in. 1879 van zijn taak heeft ge
kweten.
Waarschijnlijk zullen dan de aangehaalde
een vreemden indruk , maken, doch
nog onaangenamer zal bet volgende klinken, dat
evenzeer in dit boek geschreven staat.
,?Met deze feiten (het programma der
feestviering) voor mij, vraag1 ik, waar eenig spoor
te ontdekken valt, dat de voorgenomen Von
del-vereering eene bij uitstek Koomsche*' -zou
zijn? Toch zou men het haar maken als met
een tooverslag! Ter elfder ure zag de commissie
zich verrast door de mededeeling van den heer
Benjamin .E; Zeldenrust, als, voorzitter der
sraèlietis.che liedertafel Oefening haart Kunst,"
dat deze bereid was kosteloos den vooravond
.lang- genoeg- echter om niet aan de aandacht
yan de dames Boisseguin te ontsnappen; toen
Thérèse het hoofd ophief om Etienne na te
kijken, zag zij de oogen der drie dames op
haar gericht, en een boosaardig lachje om haar
lippen.
. Terwijl deze dingen in het salon voorvielen,
had de President Dr. Desroches meegenomen
naar een aangrenzend kabinetje, en nadat hij
zich verzekerd had, dat niemand hen hooren
kon, zei hij:
G-e blijft dus altijd onverbeterjyk ?
De dokter keek zijn 'ouden vriend met de
meest mogelijke kalmte aan: ??? Wat bedoelt
ge daarmee?
?, Dit: gij bemoeit u te veel met de politiek;
gij'zijt in oppositie tegen de regeering, en"
de hooge heeren weten het.
Dr. Desroches kruiste de armen over de
borst: Wat kan mij dat schelen ? gaf hij
ten antwoord; ik ben onafhankelijk en ik heb
mijn eigen overtuiging.
Ge moogt overtuiging-en hebben zooveel
gij wilt; maar houd ze liever voor u, of't zou
u nog wel eens slecht kunnen bekomen,
. Ik ben niet bang.
, --,?, j)at ig juist verkeerd... De prefectuur
houdt u in 't oog, en men ?egt dat. gij in be
trekking staat tot de afgevaardigden van
HauteVienne en Creuse.
-?En wat zou dat?
Pas op, Desroches, gij verzet u tegen een,
die sterker is dan gij.... Men spreekt van een
coup d'Etat en als de president de
vergaderingontbindt.....
De dokter keek hem ongeloovig aan, en
Jhaalde-de schouders op.
Alles is- mogelijk, vervolgde M.
Sourdeval, terwijl hij zijn stem nog- meer liet
ik zeg u dat onder vier oogen: er is. iets gaande
en als de vergadering op die manier ontbon
den wordt, dan zal men Jacobijnen zooals grj,
wel weten te vinden. . . Gij staat slecht aan
geschreven, en gij zult een van de eerste slacht
offers zijn.
Sourdenal, hernam de ander op kalmen
toon, mijne hargerplicht. zal ik doen, wat er
ook van .komen mag . ...
Ga uw gang dan!. Ik heb mijn vr
endenpücM betracht, door n te waarschuwen....
Nu moet gij zelf weten wat u te doen staat...
Maar ga uu weer mee 'naar binnen, want het
zou de aandacht kunnen trekken en ik zou
niet graag in moeilijkheden komen, als gij dan
toch uw eigen zin wilt.volgen.
. Zij keerden naar het salon terug, waar ver
scheiden kleine en n groote speeltafel gereed
stonden. Aan de laatste hadden de jongelui
plaats genomen, en de carcellamp, die in 't
midden stond, verlichtte al die blonde en bruine,
mannelijke en vrouwelijke hoofden, die zich
aan het vingt-et-un" wijdden, maar tijd ge
noeg overhielden tot een praatje onder de hand,
Ik n kaart.... Hoort de wind eens
bulderen!'.... Welk. een weer!
Ja, de winter begint vroeg dit jaar
Een kaart!.. .. 't Is gedaan met de wande
lingetjes in de bosschen.'
Dit laatste gezegde van de oudste Melle Bois-*
seguin, was vergezeld van een schuinschen blik
aan het adres van Thérèse, die er niets van
scheen te begrijpen, ?
Weet ge al dames, zei de heer die de
kaarten gaf, dat. wij tegenwoordig een kunste
naar hebben te Saint-Olémentin?
Wezenlijk? Aller oogen richtten zich. op
Etieune, die g-een spier vertrok. Mme. Maa
gars a'at op heete kolen.
Ja, vervolgde die eerste spreker op dood
onschuldigen toon. Hij is in de Groene
Meiboorn gelogeerd en maakt
daguerreotyp-portretten, die heel goed moeten zijn.
O ja,, dat weten wij, zei Césarine de
Boisseguin op liaar beurt. Mama heeft plan om ons
portret ook te laten maken.
Durft gij u daaraan wagen? vroeg de
vrouw van den postdirecteur. Men zegt dat die
soort van-portretten al heel weinig flaiteeren.
Ja! hernam Gésarine, terwijl zij Thérèse
aanzag, wat zal men er aan doen? Niet ieder
een heeft een schilder klaar staan om zijn por
tret te maken! ~
Xhérèse begon knorrig te worden om al die
halve woorden. Een oogenblik had zij gedacht
dat zij het maar stil moest verdragen; maar haar
leeftijd en karakter brachten nu juist geen groote
mate van geduld en lijdzaamheid mee. Plotseling
zag zij op., vast besloten om den vijand het hoofd
te bieden, en beacEwo-orddemoedig.de spottende
blikken der drie zusters, wier uitdagende hou
ding hoe langer hoe onverdragelijker werd. ;
Mme. Maugars, die niets op haar gemak was,
trachtte aan het gesprek een andere wending
te.geven, en begon over een meisje te spreken
dat kort geleden in het Benedictijnerkloostër,
den -sluier aangenomen had.
Ik kan mij zoo goed begrijpen, dat men
daartoe komt, zei Césarine de Boissequin op
gemaakten toon; maar als ik het deed, dan
koos ik de allerstreng-ste orde, ea. ging b:j de
Karmelieten En gij Mlle. Desroches?
^ Ik,. Mlle. de Boisseguin? .... Ik heb,geen
opinie daaromtrent.... Het kloosterleven trekt
mij volstrekt niet aan.
Bij dat gezegde keken de dames vol ontzet
ting van haar kaarten op.
Daar heeft Mlle. Desroches groot gelijk
m! mengde Etienne zich in het gesprek.
Césarine echter ging spottend ,voort:
Mlle. Thérèse houdt niet van het kloosterle-.
ven; wandelingetjes "in de vrije natuur vallen
zeker meer in haar smaak.
Wat zal ik u zeggen??hernam Thérèse
? niet iedereen voelt zich geroepen tot het
ongehuwde leven.
Dat antwoord trof bij Césarine juist de wonde
plek, want haar huwelijksplannen waren al twee
of driemaal mislukt. Zij werd' vuurrood van
kwaadheid, 't Was juist haar beurt om te ge
ven, en met zenuwachtige haast, greep zij de
kaarten en schudde ze dooreen. Vervolgens
liet sij het gewone vingt-et-un spel varenT en
gaf elk/Ier medespelers twee kaarten, daarbij
aan ieder de vraag doende, die daarbij be
hoorde: Sympathie of antipathie? Naarmate de
omgekeerde kaarten met het antwoord over
eenstemden of niet, werd er gewonnen of ver
loren. Toen zij, zoo den kring rondgaande bij
Mlle. Desroches was gekoirien, keek 'zij met
een allerbrutaalsten
op hoogen toon :
blik- haar aan, en yroeg
Sympathie of antipathie? Er volgde een
oogenblik stilte en men hoorde de regen tegen
de glazen kletteren. De spelers, door~Cesarin.es
uitdagenden- toon verschrikt, keken elkander
eenigszins verlegen aan." Thérèse Desroches
stond den scherpen blik harer tegenpartij moe
dig door: Antipathie! sprak ze toen met
trillende stem.
Gelaat en toon lieten gesn twijfel over omtrent
den zin, dien zij aan haar antwoord wilde
geven, 't Was oorlog met open vizier en al de
heeren kozen omsiddelijk in stilte haar partij.
Enkele jongelui konden zelfs kwalijk een glim
lach verbergen. Césarine zag het, zij voelde dat
zij geslagen was, en tranen van woede spron
gen haar in de oogen. Zij smeet de-kaarten op
tafel, stond op en riep:
Als ik beleedigd word, speel ik niefc meer
mee! , - ?
Wat gebeurt hier ? vroeg de presidente,
terwijl zij met statigen tred nader kwam.
. Mlle. Desroehes heeft mij^-beleedigd
riep. Ce garis e al snikkend.
Maar, Thérèse, 'hoe 'is dat mogelijk?
Mlle. de Boisseguin vergist zich sprak
Thérèse op vasten toon; ik heb enkel op
haar vraag geantwoord.
Ja, maar.... snikte Céaaiine, de toon,
doet alles af, en de toon, waarop gij mij ge
antwoord hebt, was beleedigend ..'. Ik beroep
mij op de heeren ....
Mme. Maugars. kneep Etienne in den arm om
hem het stilzwijgen op te leggen, maar het
hielp niet, waafc -déjonge man stond driftig
op: Ik vraag.wel excuus, maar Mlle. de
Boisseguin stelt de zaak verkeerd voor; 't is
juist Mlle. Desroches geweest, die naar haar
onaangename opmerkingen, heeft moeten hoo
ren, en ik. heb haar geduld bewonderd. Zij
heeft pas geantwoord, toen. zij.'Vet langer
zwijgen kon en tot het uiterste-gebracht was.
Ja, zei Césarine zenuwachtig lachend, Mr.
Maugars verdedigt natuurlijk Mlle. Desroches.
? Ik houd staande, riep Etienne, die driftig
begon te worden, dat Mlle. Thérèse de eenige
s, die recht tot klagen heeft....
Op hetzelfde oogenblik voelde Etienne een
hand op zijn schouder.
.Met welk recht, mijnheer, zoo klonk de