Historisch Archief 1877-1940
o
o
Yersehijni lederen ZondagoehtêiML
'ELLESMAN, 'HAEMÖ& c«.
Kantoor: Rokm 2.
Abonnement per 3/m. ... '60 Cis..fr. p.p. 75 Cts.
Afzonderlijke Nummers.- , 5 »
Advertentlën per regel ? 15 »
. I N H O 'üD.
Een oproeping ten strijde; Staatkundig
Overzicht. Feuilleton. Gemeentezaken.
Beurs. St.-Jan vreugde- en "Wintervuren in
het oude Parijs. Kunst. Letterkunde, '
Correggio. ' Statistische en Industriële
Mededeelingen, 'De vulkanische uitbarstingen
en de aardbevingen ia het jaar 1878. Over
zicht van d© ESektenmarkt^?Allerlei. Het
schandaal van de Glasgow-Saak. Historie
van iemand .die zijn lachen had verkochb.
Ingezonden. Handelsoverzicht der Week.
-rVeilingen. Cargalijsten. Burg. stand.
Seiioawburgen, enz. Advertentie'n.
De Heer F. - Domela sTiemvenhuis
vjrtrouwde dezer dagen .een geschrift-aan do
pers toe, .dat rechtstreeks tot de werklieden,
den zóogenaamden vierden stand, gericht-is.
Het is een pleidooi, men zon misschien
nog juister spreken wanneer men zeide,
een lofrede op het algemeen stemrecht als
de eerste schrede op den weg om te
komen tot verbetering van den
maatschappelijken toestand, /
De groote eisch van den tegenwoordigen
tijd is volgens den, schrijver, dat »-dëvolke
ren niet langer gebukt 'zullen gaan onder
het juk der heerschenclen. . »De politiek,"
zoo verzekert de heer Domela Nieuwenhuis,
» geeft de grondoorzaak, die de oplossing in
den weg staat: DB HEESSCHZUCHT DE&
BEVOOaSSCHTE KLASSEN."
Het strijdlied, dat den schrijver onontbeer
lijk toeschijnt, luidt:
"Weg met nood en slavernij!
? "Weg met slavernij'en nood,
Brood is vrijheid, ? vrijheid brood.l
.En daar bestaat druk; ?»vroeger werd men
onderdrukt door den adel en de geestelijk
heid, nu door ,het geld. -.Kunnen wij-dan
Spreken van grooten vooruitgang? De vorm
der onderdrukking is gewijzigd, gemoderni
seerd, maar het wezen is hetzelfde. Zouden
wij nu diy boeien kunnen prijzen, waaraan
men is vastgekneld1?" '
De vraag of »algemeen stemrecht'' voor
ons vaderland te verkiezen is boven een
uitbr-eiding van kiesbevoegdheid op grootere
of kleinere schaal, is zeker een gewichtige.
Wij wenschen die thans niet te bespreken,
doch wagen alleen het met alle bescheiden
heid een bedenking te opperen omtrent de
wijze, waarop dit panacévan deze zijde wordt
aanbevolen.
In den laatsten tijd is het socialisme ook
in ons vaderland, begonnen het woord te
voeren. In de hoofdstad werden eenige ver
gaderingen gehouden, waarop een honderdtal
vrienden bijeenkwamen en tot in het onein
dige al die redeneeringeu werden ten beste
gegeven, die een ieder kent; waarheid en
verdichting vormen den grondslag voor het
geloof in een toekomst, waarvan de moge
lijkheid allerminst bewezen is. Ook daar
heeft men het zeer druk over algemeen stem
recht, strijd tegen het kapitaal, gelijkheid
van stand enz, enz. Ook daar is het woord:
»proletariers staat op, gij hebt niets te ver
liezen dan uwe "boeien!" schering en inslag,
er wordt dapper op de groote trom gesla
gen om de millioenen bij elkaar te roepen,
ten einde gezamenlijk het paradijs te bestor
men, waarvan tot nu toe door de regeering
en het egoïsme der rijken wederrechtelijk den
toegang wordt versperd.
Men heeft, en dat is zeker afkeurenswaar
dig, deze enthousiasten meestal met geen ander
wapen willen bestrijden, dan spot. En, na
tuurlijk, zij storen zich daar weinig aan.
Spot kan een aangename afleiding geven, als
middel tot verbetering zal zij in dit geval
geen . dienst doen. Hooghartigheid is hier
niet op hare plaats. Hoe onzinnig men de
utopiëu moge achten, die de socialisten koeste
ren, het valt niet te ontkennen, dat hun
optreden niet zou plaats hebben, de kracht
tot vereeniging ontbreken zon, indien er on
der de grieven, waarvan zij spreken, geen
rechtmatige waren. Het is aen eigenschap
der mehschelijke natuur dat zij de-toekomst,
die over eenige eeuwen eerst zal aanbreken,
vooruitziet, doch beschenen door het licht
der fantazie, waardoor de grauwe wolken in
goud gedoopt worden en de schaduwen, die
nooit ontbreken zullen, als lichtstrepen haar
in'de oogen blinken. Tot op zekere hoogte
is dat gelukkig: zonder ideaal geen streven.
Maar niets is gevaarlijker dan een onver
standig geloof. Onder den invloed daarvan
zal men .naar het onbereikbare met onrust
jagen, -de middelen die. men. bezigt over
schatten, het onmogelijke daarvan vergen en
fcen slotte voortdurend ten prooi zijn aan
de bitterste teleurstelling.
De nadenkende, die het wel meent met
den arbeidersstand, zal niet nalaten het so
cialisme te waardeeren, het goede en ware,
dat' het als kern met zich rond draagt',, op
te_sporen en in het licht te stellen, maar
tevens de socialisten zelf ten ernstigste te
waarschuwen tegen oppervlakkige theoriën,
wier toepassing in de eerste plaats een zee
van ellende over hen zou uitstorten, veel
grooter dan »die druk", waarover zij zoo
gaarne redeneeren.
In die overtuiging betreuren wij het, iat
de heer F. Doniela Nieuw'enhuis het woord
tot de arbeiders voert, gelijk hij in de voor
ons liggende brochure doet. . Niet dat hij
algemeen stemrecht voorstaat mag een reden
wezen orn minder met zijn geschrift inge
nomen te zijn. De vraag naar het
wenschelijke daarvan kan op verschillende wijzen
beantwoord worden. Dy kwestie hoe het in
die landen werkt, waar het is ingevoerd in
vergelijking met andere rijken waar Tiet nog
niet bestaat, en de overweging in hoever
de staatkundige toestand van Nederland het
algemeen stemrecht wettigt, behoort over
wogen te worden en heeft aanspraak op de
gelijker behandeling, dan de schrijver in
eenige los daarheen geworpen verzekeringen
er aan wijdt.
Doch wij komen zeer bepaald op tegen
de misleidende wijs, waarop de heer
Nieuwenhuis het aanbeveelt. Geen socialist, die de
brochure leest," geen werkman die gewoon
is aan den toon die den. schrijver aanslaat,
of hij zal in den lieer Nieuwenhuis den
volksleider zien, die langs .den weg van
het algemeen stemrecht -hem leidt naar het
beloofde -land. Herstel van alle grieven
wordt in 't vooruitzicht gesteld, al wordt
zij ook niet als dadelijk aanstaande verkon
digt.
Is het den heer Nieuwenhuis dan on
bekend, dat wat men op de socialistische
| bijeenkomsten spreekt, gelijkluidend is met
zijn woorden, doch dat. daar het algemeen
stemrecht inderdaad beschouwd wordt als
het zekere middel om tékomen tot de op
lossing van allerlei maatschappelijke
kwestien, die in haar wezen zoo oud zijn als de
menschheid, al moge de vorm eenigszins of
in sommige, opzichten zeer veel ? verschillen
bij dien van weleer? Past in onzen tijd van
overprikkelde verwachtingen , een taal, die
alles doet hopen, terwijl men onmogelijk kan
zeggen," waar men heen',gaat.' Kevolutiën
zijn soms noodig geweest, maar verdient de
vraag geen overweging of iets dergelijks thans
onvermijdelijk moet heeten, om datgene voor
den werkman te verkrijgen, wat bereikbaar is
en waarop hij recht heeft. Hét is gemak
kelijker het vuur aan te blazen dan de vlam
men die eens zijn uitgeslagen, te beteugelen.
Het is niet moeielijk om met de woorden
sdruk en boeien" op de lippen een overvloed
van ellende te kweeken;. door groote woor
den wordt de maatschappij niet genezen.
»De tijden.zijn voorbij, waarin men zich
in kalme berusting neerlegde bij hetgeen nu
eenmaal zoo en niet anders was. Men schaamt
zich niet meer om voor den dag te komen
met,zijn ontevredenheid. Wat vroeger ge
fluisterd werd in het geheim, wordt nu ge
predikt van de daken. De troostgronden,
waarmede men elkander -Sï--zichzelf wist. te
paaien, hebben uitgediend, Geen beloften
van een w reld hiernamaals zijn in staat
de ontevredenheid te smoren, neen men, zingt
het den dichter na:
Wij willen op aarde gelukkig zijn
Wij willes geen honger meer lijden.
Zoolang men alles verwacht van een an~'
dere wereld, zoolang zoekt men niet met
allen ernst naar de middelen, die ons op deze
wereld beterschap schenken,"
.Zie .daar,' volgens den schrijver, het groote
voorrecht, het begin van alle hervorming op
maatschappelijk gebied. We dienen te er
kennen, dat de idee niet van den heer
Menwennuis is,, ze werd reeds voor hem ge
vonden.
Wij willen het geloof aan een toekomstig
leven niet bestrijden of verdedigen. Gods
dienstige vraagstukken behandelt men in een
weekblad als het onze niet.
Doch de gevolgtrekking nit de stelling
door den heer Nienwenhuis op nieuw verkon
digd, lokt een woord van tegenspraak uit.
De heer Nieuwenhuis verkeert nu eenmaal
in het geloof, dat als het algemeen stem
recht maar komt, het langzamerhand met
liet hongerlijden ook gedaan zal zijn, en dat
.is een heerlijk geloof voor dengeen, die het
koesteren mag. We zouden het hem haast
benijden!
Maar welk bewijs is er vóór te leveren,
dat de menschen. eerst den honger hartgron
dig zijn begonnen te haten, nadat zij het
geloof aan een betere wereld hebben. vaar
wel gezegd?
»Zoolang rnen alles 1) verwacht van een
andere wereld, zoolang zoekt men niet met
allen ernst naar de middelen, die ons op
deze wereld beterschap schenken," zegt de
heer Nieuwenhuis. Zoover wij weten zijn
ten allen tijden de exemplaren zeldzaam ge
weest, die van een andere wereld alles ver
wachtten, in dien zin, dat zij verklaarden: het
tegenwoordige komt er minder op 'aan.
Hadden de lieden, die tot op heden de
maatschappij met hun hervormingen geze
gend hebben, bijgeval reeds geen oor mér
voor »de beloften, van een wereld hier
uamaals"? Heeft, de derde stand eerst, dat ge
loof moeten verliezen, om vurig te strijden
voor een beteren staatkundige toestand.?
? Op welk een 'ontzettende trap van
maatschappelijke gelukzaligheid moeten dan
de" Güineezen- wel staan, die van dat ontze
nuwend geïefej: geen last hebben!
Wezentlijk met dien troost grond hebben
de menschen meer hun buurman dan zich
zelf gepaaid.
Bovendien de heer Hieuwenhuis is een te
goed theoloog om met te weten, dat men
aan de belofte voor de .toekomst ook die
voor het heden verbond. In elk geval kan
zelfs het werkliedenverbond Patrimonium hem
dat leeren.
In de uitnoodiging tot deelneming aan het
werkliedenkongres, gericht tot alle christelijk
gezinde werklieden werden zij opgeroepen:
»die door woord of geschrift blijk, gaven,
dat zij geene oplossing. van de sociale kwes
tie denkbaar achten dan aan de hand en in
de kracht Desgenen,-die op 'aarde is geko
men om de werken des duivels te verbre
ken", en in het algemeen tot allen, »die,
eloovende dat de godzaligheid tot alle din
gen nut is en de beloften heeft des
tegenlooordigen zoowel als des toekomenden levens,
in praktisch christelijken zin ten goede van
den werkman wensehen mede te werken."
En het aanrichten van een maaltijd tegen
? 1.50 per hoofd bewijst tevens, dat de
uitnoocligingswoorden nietlouter een fraze waren.
Met geduld leed men .ook. vroeger geen
honger. Dat de sociale kwestie aan de orde
gesteld wordt is niet het gevolg van een
wijziging in geloofszaken, veeleer van de toe
passing van den stoom en andere oorzaken,
die de industriëele wereld hebben omgekeerd
en voor een ander deel aan den invloed der
beginselen, die de groote frausehe revolutie
in het leven ,hebben geroepen.
Wij betwijfelen het, of de schrijver zelf
wel zooveel gewicht aan die geloofsverande
ring hecht, als uit bovenstaande aanhaling
zou mogen worden afgeleid. In dat geval
toch zou hij allereerst als bestrijder van de
hoop op een »wereld hiernamaals" moeten
optreden.
Doch o. i. is het geen onschuldige dwa
ling, de zaken voor te stellen alsof men
eerst in den laafèten tijd, ten gevolge van
een gewijzigde geloofsbelijdenis, ernstig aan
een strijd tegen de maatschappelijke kwalen,
is gaan denken. Zoo toch komt men er toe
te meenen, dat er een nieuw beginsel als
hevige afkeer van den honger is opgetreden,
waarvan men wonderen verwachten mag.
Natuurlijk kan de Staat'het een en ander
doen om zwakken te beschermen, die in den
strijd om het bestaan dreigen onder te gaan,
maar de oplossing der zoogenaamde sociale
kwestie is eene, die e.euwig zeer veel te wen
sehen over zal laten, wanneer althans de men
schen wezens zullen blijven niét dezelfde eigen
schappen bedeeld, als die zij thans bezitten.
Daarom achten wij hét afkeurenswaardig
het volk een toekomst voor te spiegelen, die*
men zeker niet tot werkelijkheid kan maken.
Voorzichtigheid.is de eerste plicht van den
adspirant volksleider.
Als de heer Doniela sprekende over het stem
recht van de yrouw, ' zegt, /»we weten,
dat de vrouwen in huis dikwijls zeer poli
tiek zijn, en dus uit dat- eenig- gegeven, dat
wij hebben, zouden wij kunnen" afleiden, dat
zij veel aanleg hebben voor politiek," dan
zou mene kunnen vragen of de huiselijke po
litiek, die hij bedoelt wel de ware is om
iemand te vormen voorde verheven staat
kunde, waartoe hij de arbeiders- wil roepen.
Maar. rnen zal het met hem eens zijn, al
of niet erkennende »>dat in beginsel ook_het
stemrecht toekomt aan de vrouw** ,f*^- dat
de tijd niet rijp is om dit te schenken.
Met het oog hierop wil de schrijver ge
werkt hebben'» aan de degelijke onyoeding de*
vrouw.", Dat is zeker prijzenswaardig. Doch dit
leidt tot de vraag of het niet beter zou zijn,
dat de heer Men.wen.huis ook een weinig
arbeidde aan de-degelijke opvoeding van den
werkman, die misschien in huis dikwijls in
het geheel niet politiek is; in plaats
van zijn hoofd warm te maken en hem
aanstonds den krijgszang te leeren: Wij
willen geen honger meer lijden!"
1). Wij onderstrepen.
De heer Jules Simon- heeft meer voorspoed
op zijn pogingen om de onderwijswet van Ferry
te dben vallen, .dan men aanvankelijk mocht
verwachten. De hevige oppositie die dit ont
werp van een gedeelte van den Senaat onder
vond, was oorzaak dat de Kegeering de
algemeene Raden over deze wet liet beraadslagen.
Ofschoon die lichamen tot nog toe buiten de
politiek gehouden werden, thans moesten zij
dienst doen, want men hoopte dat zij over 't
algemeen een gunstig advies zouden uitbren
gen. Het tegendeel echter is geschied. De
meerderheid der Raden keurde -de wet af. En
een meerderheid die nog al kras mag heeten.
DOOK
(Vervolg.)
Yan tijd tot tijd liep hem een koortsachtige
'rilling door de leden; een oogenblik scheen .hij
op het punt om terug te keeren, .en zette dan
. w eer zijn telkens afgebroken wandeling voort;
Als hij zich eens vergist had in de wijze,
waarop hij zijn onderwerp opgevat en ten
uityoer gebracht had ? Als de negen overigen, die
den klassieken weg niet verlieten, nu toch
eens gelijk hadden gehad? Weer stond hij
stil en bladerde gedachteloos in de oude
boeke.n,. .die op een stalletje uitgespreid lagen;
moedeloos legde hij ze al spoedig weer weg
en hervatte zijn wandeling.
. Onverwachts stond hij tegenover een studie
genoot. Met angstig vorschenden blik zag
^ Etienne hem aan, zonder iets te durven vra
gen. Ik feliciteer u, kameraad, riep de an
der hem hartelijk de hand schuddend,, de men
schen verdringen ziek om uw stuk.... Gij kunt
tevreden zijn over .uw succes !
Houd mij niet voor den gek, zei Etienne
blozend, is het waarlijk goed ?
Ik zeg u immers dat de menschen elkaar
op de teenen trappen om beter te kunnen
zien... Er is maar n roep over; het is het
beste van de tien en gij krijgt den prijs
zon,der eenigen twijfel.
Denkt gij dat? aei Efcienne, wiens angst
merkbaar afnam.
Waarachtig!... Ga zelf maar eens kijken.
_ Hij troonde Etienne mee naar de tentoon
stellingszaal, waar de jonge man ineen hoekje
plaats nam, en met innig welgevallen zag dat
zijn schilderij onophoudelijk door een belang
stellende menigte omringd was.
Allen prezen om strijd de flinke krachtige
uitvoering. Een bekend kriticus bleef langen
tijd voor den ezel stilstaan; zijn eenigszins
slaperig gelaat nam een opgewekte uitdruk
king aan, en de woorden van lof, die hij uitte,
werden met diepen eerbied door de omstan
ders aangehoord. Daarop verwijderde" hij zich
langzaam, tot hij n°7 in het oog kreeg, dat
hem ook bijzonder scheen te behagen.
Dit deed Etiennes angst plotseling herleven.
Na 7 was de schilderij van Laignier, zijn
gevaarlijksten mededinger. Het was een fijn ge
penseeld stuk, 'aangenaam van toon, en aan
spraak makend op oudheidkundige juistheid.
De zachte, heldere kleuren moesten het groote
publiek aantrekken; maar Boaz hield op thea
trale wijze de armen naar Ruth uitgestrekt, en de
maaiers op het veld hadden veel van opera
figuranten. De aand'acht, waarmee de kriticus
het werk beschouwde, benam Etienne al zijn
kalmte; hij begon weer bang te worden. N°7
moest dan toch wel grpote verdiensten hebben,
dat die kenner er zoolang bij vertoefde
maar toch, Etienne bleef zijn eigen werk ver
kiezen boven -de stijve houterige figuren van
zijn mededinger; hij ging alle bijzonderheden
nog eens opmerkzaam na, vergeleek de beide
stukken, plaagde zich zelven op de meest on
barmhartige manier, zonder dat hij besluiten
kon om heen te gaan.
De zaal wordt gesloten, heeren! riep de
conciërge.
Hst was vier uur. De menschen verlieten
het lokaal, hij werd naar buiten gedrongen,
en bevond zich weldra op straat. Doelloos
liep hij voort tot hij het station Montparnass
bereikt had. De trein naar Vërsailles stond
op het punt om te vertrekken, Etienne nam
een kaartje, spoorde tot Meudon en had wel
dra de bosschen bereikt. Hij had behoefte om
alleen te zijn, onder de groene hoornen, en
zich ook lichamelijk in te spannen na die al
te. heftige gemoedsbeweging. Zeker, zijn
schilderij was goed en men had het ongemerkt.
Hij mocht den' prijs krijgen of niet, talent
zon men hem toch niet meer kunnen ontzeg
gen. Hij behoorde ook niet meer tot de
beg'innenden. De vijf laatste jaren met ijverige stu
die en onder velerlei ontbering doorgebracht
waren niet vruchteloos geweest. Hij zou zich
een naam maken.... Hij sloeg een triomfeeren
den blik achterwaarts,, en herriep voor zijn
verbeelding den kouden Decembermorgen van
het jaar 1851, toen hij Saint-Glénientin ver
laten had. "Nog hoorde hij hoe zijn vader hem
bij zijn vertrek toeriep: Gij wilt uw eigen
zin doen? Goed, -ga uw gang! Eer wij zes
maanden verder zijn, zult gij wel een ander
liedje zingen. Weer zag hij het ontevreden
gelaat, van zijn moeder, die zich in al haar
eerzuchtige plannen teleurgesteld zag;.. Na
dat weinig opwekkende afscheid was hij naar
Parijs gegaan slecht bij kas, in zijn fierheid
gekwetst, treurende ;.over het .verlies van den
kinderlijken eerbied voor zijn .ouders, en over
zijn eerste liefde, zonder anderen steun dan
den vasten wil om te slagen, zonder andere
.aanmoediging dan.de.hoop op, de. eïndelijke
bereiking van zijn doel, dat hem als een
rozekleurig droombeeld toelachte door de beslagen
raampjes van de diligence.
' En moeielijke dagen had hij doorgebracht
in, zijn atelier onder de pannen, in het Parijs
van 1852, dat slechts leefde voor het genot,
en aan niets meer geloofde dan aan de over
macht!.... Al voortwandelend herinnerde hij
zich den tijd dat hij wonderen verricht had
om binnen de grenzen te: blijven van de 75
gulden, die zijn moeder hem maandelijks toe
zond, hoe hij ontbeet met een grof broodje en
een glas melk, en het middagmaal gebruikte
in een goedkoope restauratie-, waar men de
winteravonden al rookende en pratende bij de
kachel kon doorbrengen. Hij dacht aan de
eerste portretten, die hij gemaakt had, aan
het onbeschrijfelijk genot, waarmee hij de eerste
zelfverdiende 100 gulden had opgestreken.
Hoe ras waren bij dat werkzaam leven, de
weken, de maanden, de jaren .voorbij gesneld,
tot dat het bericht van den on verwachten,
plotseliagen dood zijner moeder " hem naar
Saint-Clémentin had terug geroepen, tot het
bijwonen der begrafenis.
Dat sterfgeval had M.vMaugars te midden
van zijn voorspoed verrast. Hij was raadsheer,
kandidaat voor de aanstaande verkiezingen en
onlangs gedecoreerd. Het stadje sidderde voor
dien dwingeland in 't klein, die vroom was
geworden, vrijdenkende ambtenaren liet ont
slaan en de heele landstreek in zijn macht had.
Al wat Etienne gedurende die ne week ge
zien had van zijn eigendunkelijke plagerijen
en zijn misbruik, van gezag, had hem nog meer
van zijn vader verwijderd. Hun samenzijn was
geëindigd met het volgende "alles behalve har
telijke gesprek, op het oogenblik toen hij in
den omnibus staptej om naar Parijs terug te
keeren:
"Gij .wilt dat vagebondenleven dus nog
langer blijven voortzetten ? had'., de bankier
op schamperen toon gevraagd.
Ik wil voor mijn eigen werk blijven leven.
Gij weet dat ik u verantwoording schul
dig ben van uw moederlijk erfdeel? had M.
Maugars eenigszins verlegen laten volgen.
Dank u, ik verlang geen rekenschap....
Ik verlang niets meer dan hetgeen moeder
mij maandelijks toezond. ,
De. bankier had niet verder aangedrongen.
Altijd nog de oude puritein! mompelde bij....
Gij leeft van hersenschimmen! Maar dat is
flauwe kost Op den duur, en ge zult wat blij
zijn als ge later nog weer aan mijn tafel kunt
komen eten!
Etienne had niet «geantwoord, / en toen hij
Saint-Clémentin verliet was zijn eenige angst,
dat. die voorspelling nog eens uit zou komen,
en hij weer afhankelijk zou worden van zijn
vader. Eer het zoover kwam zou hij nog liever
steenen kloppen op den straatweg..
En daarom was .hij nu zoo trotsch op dat
eerste succes! Vermoeid van zijn wandeling
zocht hij een plaatsje in een kleine restauratie
waar hij onder de kastanjeboomen zittend,
den blik kon laten weiden over het groote
Parijs, dat daar in gouden avondgloed gehuld,
voor hem lag. Met innige zelfvoldoening over
zag hij het uitgestrekte-.panoraina; nog drie
dagen, ^en dan. zou zijn-naam, de naam van
Etienne Maugars, -door de dagbladen worden
uitgeroepen in -die groote, schoone stad.
De koepeldaken 'der paleizen, de spitse to
rens, de hooge roode en grijze daken verzon
ken langzamerhand in .een zachten witten