De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 7 september pagina 1

7 september 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

o o Yersehijni lederen ZondagoehtêiML 'ELLESMAN, 'HAEMÖ& c«. Kantoor: Rokm 2. Abonnement per 3/m. ... '60 Cis..fr. p.p. 75 Cts. Afzonderlijke Nummers.- , 5 » Advertentlën per regel ? 15 » . I N H O 'üD. Een oproeping ten strijde; Staatkundig Overzicht. Feuilleton. Gemeentezaken. Beurs. St.-Jan vreugde- en "Wintervuren in het oude Parijs. Kunst. Letterkunde, ' Correggio. ' Statistische en Industriële Mededeelingen, 'De vulkanische uitbarstingen en de aardbevingen ia het jaar 1878. Over zicht van d© ESektenmarkt^?Allerlei. Het schandaal van de Glasgow-Saak. Historie van iemand .die zijn lachen had verkochb. Ingezonden. Handelsoverzicht der Week. -rVeilingen. Cargalijsten. Burg. stand. Seiioawburgen, enz. Advertentie'n. De Heer F. - Domela sTiemvenhuis vjrtrouwde dezer dagen .een geschrift-aan do pers toe, .dat rechtstreeks tot de werklieden, den zóogenaamden vierden stand, gericht-is. Het is een pleidooi, men zon misschien nog juister spreken wanneer men zeide, een lofrede op het algemeen stemrecht als de eerste schrede op den weg om te komen tot verbetering van den maatschappelijken toestand, / De groote eisch van den tegenwoordigen tijd is volgens den, schrijver, dat »-dëvolke ren niet langer gebukt 'zullen gaan onder het juk der heerschenclen. . »De politiek," zoo verzekert de heer Domela Nieuwenhuis, » geeft de grondoorzaak, die de oplossing in den weg staat: DB HEESSCHZUCHT DE& BEVOOaSSCHTE KLASSEN." Het strijdlied, dat den schrijver onontbeer lijk toeschijnt, luidt: "Weg met nood en slavernij! ? "Weg met slavernij'en nood, Brood is vrijheid, ? vrijheid brood.l .En daar bestaat druk; ?»vroeger werd men onderdrukt door den adel en de geestelijk heid, nu door ,het geld. -.Kunnen wij-dan Spreken van grooten vooruitgang? De vorm der onderdrukking is gewijzigd, gemoderni seerd, maar het wezen is hetzelfde. Zouden wij nu diy boeien kunnen prijzen, waaraan men is vastgekneld1?" ' De vraag of »algemeen stemrecht'' voor ons vaderland te verkiezen is boven een uitbr-eiding van kiesbevoegdheid op grootere of kleinere schaal, is zeker een gewichtige. Wij wenschen die thans niet te bespreken, doch wagen alleen het met alle bescheiden heid een bedenking te opperen omtrent de wijze, waarop dit panacévan deze zijde wordt aanbevolen. In den laatsten tijd is het socialisme ook in ons vaderland, begonnen het woord te voeren. In de hoofdstad werden eenige ver gaderingen gehouden, waarop een honderdtal vrienden bijeenkwamen en tot in het onein dige al die redeneeringeu werden ten beste gegeven, die een ieder kent; waarheid en verdichting vormen den grondslag voor het geloof in een toekomst, waarvan de moge lijkheid allerminst bewezen is. Ook daar heeft men het zeer druk over algemeen stem recht, strijd tegen het kapitaal, gelijkheid van stand enz, enz. Ook daar is het woord: »proletariers staat op, gij hebt niets te ver liezen dan uwe "boeien!" schering en inslag, er wordt dapper op de groote trom gesla gen om de millioenen bij elkaar te roepen, ten einde gezamenlijk het paradijs te bestor men, waarvan tot nu toe door de regeering en het egoïsme der rijken wederrechtelijk den toegang wordt versperd. Men heeft, en dat is zeker afkeurenswaar dig, deze enthousiasten meestal met geen ander wapen willen bestrijden, dan spot. En, na tuurlijk, zij storen zich daar weinig aan. Spot kan een aangename afleiding geven, als middel tot verbetering zal zij in dit geval geen . dienst doen. Hooghartigheid is hier niet op hare plaats. Hoe onzinnig men de utopiëu moge achten, die de socialisten koeste ren, het valt niet te ontkennen, dat hun optreden niet zou plaats hebben, de kracht tot vereeniging ontbreken zon, indien er on der de grieven, waarvan zij spreken, geen rechtmatige waren. Het is aen eigenschap der mehschelijke natuur dat zij de-toekomst, die over eenige eeuwen eerst zal aanbreken, vooruitziet, doch beschenen door het licht der fantazie, waardoor de grauwe wolken in goud gedoopt worden en de schaduwen, die nooit ontbreken zullen, als lichtstrepen haar in'de oogen blinken. Tot op zekere hoogte is dat gelukkig: zonder ideaal geen streven. Maar niets is gevaarlijker dan een onver standig geloof. Onder den invloed daarvan zal men .naar het onbereikbare met onrust jagen, -de middelen die. men. bezigt over schatten, het onmogelijke daarvan vergen en fcen slotte voortdurend ten prooi zijn aan de bitterste teleurstelling. De nadenkende, die het wel meent met den arbeidersstand, zal niet nalaten het so cialisme te waardeeren, het goede en ware, dat' het als kern met zich rond draagt',, op te_sporen en in het licht te stellen, maar tevens de socialisten zelf ten ernstigste te waarschuwen tegen oppervlakkige theoriën, wier toepassing in de eerste plaats een zee van ellende over hen zou uitstorten, veel grooter dan »die druk", waarover zij zoo gaarne redeneeren. In die overtuiging betreuren wij het, iat de heer F. Doniela Nieuw'enhuis het woord tot de arbeiders voert, gelijk hij in de voor ons liggende brochure doet. . Niet dat hij algemeen stemrecht voorstaat mag een reden wezen orn minder met zijn geschrift inge nomen te zijn. De vraag naar het wenschelijke daarvan kan op verschillende wijzen beantwoord worden. Dy kwestie hoe het in die landen werkt, waar het is ingevoerd in vergelijking met andere rijken waar Tiet nog niet bestaat, en de overweging in hoever de staatkundige toestand van Nederland het algemeen stemrecht wettigt, behoort over wogen te worden en heeft aanspraak op de gelijker behandeling, dan de schrijver in eenige los daarheen geworpen verzekeringen er aan wijdt. Doch wij komen zeer bepaald op tegen de misleidende wijs, waarop de heer Nieuwenhuis het aanbeveelt. Geen socialist, die de brochure leest," geen werkman die gewoon is aan den toon die den. schrijver aanslaat, of hij zal in den lieer Nieuwenhuis den volksleider zien, die langs .den weg van het algemeen stemrecht -hem leidt naar het beloofde -land. Herstel van alle grieven wordt in 't vooruitzicht gesteld, al wordt zij ook niet als dadelijk aanstaande verkon digt. Is het den heer Nieuwenhuis dan on bekend, dat wat men op de socialistische | bijeenkomsten spreekt, gelijkluidend is met zijn woorden, doch dat. daar het algemeen stemrecht inderdaad beschouwd wordt als het zekere middel om tékomen tot de op lossing van allerlei maatschappelijke kwestien, die in haar wezen zoo oud zijn als de menschheid, al moge de vorm eenigszins of in sommige, opzichten zeer veel ? verschillen bij dien van weleer? Past in onzen tijd van overprikkelde verwachtingen , een taal, die alles doet hopen, terwijl men onmogelijk kan zeggen," waar men heen',gaat.' Kevolutiën zijn soms noodig geweest, maar verdient de vraag geen overweging of iets dergelijks thans onvermijdelijk moet heeten, om datgene voor den werkman te verkrijgen, wat bereikbaar is en waarop hij recht heeft. Hét is gemak kelijker het vuur aan te blazen dan de vlam men die eens zijn uitgeslagen, te beteugelen. Het is niet moeielijk om met de woorden sdruk en boeien" op de lippen een overvloed van ellende te kweeken;. door groote woor den wordt de maatschappij niet genezen. »De tijden.zijn voorbij, waarin men zich in kalme berusting neerlegde bij hetgeen nu eenmaal zoo en niet anders was. Men schaamt zich niet meer om voor den dag te komen met,zijn ontevredenheid. Wat vroeger ge fluisterd werd in het geheim, wordt nu ge predikt van de daken. De troostgronden, waarmede men elkander -Sï--zichzelf wist. te paaien, hebben uitgediend, Geen beloften van een w reld hiernamaals zijn in staat de ontevredenheid te smoren, neen men, zingt het den dichter na: Wij willen op aarde gelukkig zijn Wij willes geen honger meer lijden. Zoolang men alles verwacht van een an~' dere wereld, zoolang zoekt men niet met allen ernst naar de middelen, die ons op deze wereld beterschap schenken," .Zie .daar,' volgens den schrijver, het groote voorrecht, het begin van alle hervorming op maatschappelijk gebied. We dienen te er kennen, dat de idee niet van den heer Menwennuis is,, ze werd reeds voor hem ge vonden. Wij willen het geloof aan een toekomstig leven niet bestrijden of verdedigen. Gods dienstige vraagstukken behandelt men in een weekblad als het onze niet. Doch de gevolgtrekking nit de stelling door den heer Nienwenhuis op nieuw verkon digd, lokt een woord van tegenspraak uit. De heer Nieuwenhuis verkeert nu eenmaal in het geloof, dat als het algemeen stem recht maar komt, het langzamerhand met liet hongerlijden ook gedaan zal zijn, en dat .is een heerlijk geloof voor dengeen, die het koesteren mag. We zouden het hem haast benijden! Maar welk bewijs is er vóór te leveren, dat de menschen. eerst den honger hartgron dig zijn begonnen te haten, nadat zij het geloof aan een betere wereld hebben. vaar wel gezegd? »Zoolang rnen alles 1) verwacht van een andere wereld, zoolang zoekt men niet met allen ernst naar de middelen, die ons op deze wereld beterschap schenken," zegt de heer Nieuwenhuis. Zoover wij weten zijn ten allen tijden de exemplaren zeldzaam ge weest, die van een andere wereld alles ver wachtten, in dien zin, dat zij verklaarden: het tegenwoordige komt er minder op 'aan. Hadden de lieden, die tot op heden de maatschappij met hun hervormingen geze gend hebben, bijgeval reeds geen oor mér voor »de beloften, van een wereld hier uamaals"? Heeft, de derde stand eerst, dat ge loof moeten verliezen, om vurig te strijden voor een beteren staatkundige toestand.? ? Op welk een 'ontzettende trap van maatschappelijke gelukzaligheid moeten dan de" Güineezen- wel staan, die van dat ontze nuwend geïefej: geen last hebben! Wezentlijk met dien troost grond hebben de menschen meer hun buurman dan zich zelf gepaaid. Bovendien de heer Hieuwenhuis is een te goed theoloog om met te weten, dat men aan de belofte voor de .toekomst ook die voor het heden verbond. In elk geval kan zelfs het werkliedenverbond Patrimonium hem dat leeren. In de uitnoodiging tot deelneming aan het werkliedenkongres, gericht tot alle christelijk gezinde werklieden werden zij opgeroepen: »die door woord of geschrift blijk, gaven, dat zij geene oplossing. van de sociale kwes tie denkbaar achten dan aan de hand en in de kracht Desgenen,-die op 'aarde is geko men om de werken des duivels te verbre ken", en in het algemeen tot allen, »die, eloovende dat de godzaligheid tot alle din gen nut is en de beloften heeft des tegenlooordigen zoowel als des toekomenden levens, in praktisch christelijken zin ten goede van den werkman wensehen mede te werken." En het aanrichten van een maaltijd tegen ? 1.50 per hoofd bewijst tevens, dat de uitnoocligingswoorden nietlouter een fraze waren. Met geduld leed men .ook. vroeger geen honger. Dat de sociale kwestie aan de orde gesteld wordt is niet het gevolg van een wijziging in geloofszaken, veeleer van de toe passing van den stoom en andere oorzaken, die de industriëele wereld hebben omgekeerd en voor een ander deel aan den invloed der beginselen, die de groote frausehe revolutie in het leven ,hebben geroepen. Wij betwijfelen het, of de schrijver zelf wel zooveel gewicht aan die geloofsverande ring hecht, als uit bovenstaande aanhaling zou mogen worden afgeleid. In dat geval toch zou hij allereerst als bestrijder van de hoop op een »wereld hiernamaals" moeten optreden. Doch o. i. is het geen onschuldige dwa ling, de zaken voor te stellen alsof men eerst in den laafèten tijd, ten gevolge van een gewijzigde geloofsbelijdenis, ernstig aan een strijd tegen de maatschappelijke kwalen, is gaan denken. Zoo toch komt men er toe te meenen, dat er een nieuw beginsel als hevige afkeer van den honger is opgetreden, waarvan men wonderen verwachten mag. Natuurlijk kan de Staat'het een en ander doen om zwakken te beschermen, die in den strijd om het bestaan dreigen onder te gaan, maar de oplossing der zoogenaamde sociale kwestie is eene, die e.euwig zeer veel te wen sehen over zal laten, wanneer althans de men schen wezens zullen blijven niét dezelfde eigen schappen bedeeld, als die zij thans bezitten. Daarom achten wij hét afkeurenswaardig het volk een toekomst voor te spiegelen, die* men zeker niet tot werkelijkheid kan maken. Voorzichtigheid.is de eerste plicht van den adspirant volksleider. Als de heer Doniela sprekende over het stem recht van de yrouw, ' zegt, /»we weten, dat de vrouwen in huis dikwijls zeer poli tiek zijn, en dus uit dat- eenig- gegeven, dat wij hebben, zouden wij kunnen" afleiden, dat zij veel aanleg hebben voor politiek," dan zou mene kunnen vragen of de huiselijke po litiek, die hij bedoelt wel de ware is om iemand te vormen voorde verheven staat kunde, waartoe hij de arbeiders- wil roepen. Maar. rnen zal het met hem eens zijn, al of niet erkennende »>dat in beginsel ook_het stemrecht toekomt aan de vrouw** ,f*^- dat de tijd niet rijp is om dit te schenken. Met het oog hierop wil de schrijver ge werkt hebben'» aan de degelijke onyoeding de* vrouw.", Dat is zeker prijzenswaardig. Doch dit leidt tot de vraag of het niet beter zou zijn, dat de heer Men.wen.huis ook een weinig arbeidde aan de-degelijke opvoeding van den werkman, die misschien in huis dikwijls in het geheel niet politiek is; in plaats van zijn hoofd warm te maken en hem aanstonds den krijgszang te leeren: Wij willen geen honger meer lijden!" 1). Wij onderstrepen. De heer Jules Simon- heeft meer voorspoed op zijn pogingen om de onderwijswet van Ferry te dben vallen, .dan men aanvankelijk mocht verwachten. De hevige oppositie die dit ont werp van een gedeelte van den Senaat onder vond, was oorzaak dat de Kegeering de algemeene Raden over deze wet liet beraadslagen. Ofschoon die lichamen tot nog toe buiten de politiek gehouden werden, thans moesten zij dienst doen, want men hoopte dat zij over 't algemeen een gunstig advies zouden uitbren gen. Het tegendeel echter is geschied. De meerderheid der Raden keurde -de wet af. En een meerderheid die nog al kras mag heeten. DOOK (Vervolg.) Yan tijd tot tijd liep hem een koortsachtige 'rilling door de leden; een oogenblik scheen .hij op het punt om terug te keeren, .en zette dan . w eer zijn telkens afgebroken wandeling voort; Als hij zich eens vergist had in de wijze, waarop hij zijn onderwerp opgevat en ten uityoer gebracht had ? Als de negen overigen, die den klassieken weg niet verlieten, nu toch eens gelijk hadden gehad? Weer stond hij stil en bladerde gedachteloos in de oude boeke.n,. .die op een stalletje uitgespreid lagen; moedeloos legde hij ze al spoedig weer weg en hervatte zijn wandeling. . Onverwachts stond hij tegenover een studie genoot. Met angstig vorschenden blik zag ^ Etienne hem aan, zonder iets te durven vra gen. Ik feliciteer u, kameraad, riep de an der hem hartelijk de hand schuddend,, de men schen verdringen ziek om uw stuk.... Gij kunt tevreden zijn over .uw succes ! Houd mij niet voor den gek, zei Etienne blozend, is het waarlijk goed ? Ik zeg u immers dat de menschen elkaar op de teenen trappen om beter te kunnen zien... Er is maar n roep over; het is het beste van de tien en gij krijgt den prijs zon,der eenigen twijfel. Denkt gij dat? aei Efcienne, wiens angst merkbaar afnam. Waarachtig!... Ga zelf maar eens kijken. _ Hij troonde Etienne mee naar de tentoon stellingszaal, waar de jonge man ineen hoekje plaats nam, en met innig welgevallen zag dat zijn schilderij onophoudelijk door een belang stellende menigte omringd was. Allen prezen om strijd de flinke krachtige uitvoering. Een bekend kriticus bleef langen tijd voor den ezel stilstaan; zijn eenigszins slaperig gelaat nam een opgewekte uitdruk king aan, en de woorden van lof, die hij uitte, werden met diepen eerbied door de omstan ders aangehoord. Daarop verwijderde" hij zich langzaam, tot hij n°7 in het oog kreeg, dat hem ook bijzonder scheen te behagen. Dit deed Etiennes angst plotseling herleven. Na 7 was de schilderij van Laignier, zijn gevaarlijksten mededinger. Het was een fijn ge penseeld stuk, 'aangenaam van toon, en aan spraak makend op oudheidkundige juistheid. De zachte, heldere kleuren moesten het groote publiek aantrekken; maar Boaz hield op thea trale wijze de armen naar Ruth uitgestrekt, en de maaiers op het veld hadden veel van opera figuranten. De aand'acht, waarmee de kriticus het werk beschouwde, benam Etienne al zijn kalmte; hij begon weer bang te worden. N°7 moest dan toch wel grpote verdiensten hebben, dat die kenner er zoolang bij vertoefde maar toch, Etienne bleef zijn eigen werk ver kiezen boven -de stijve houterige figuren van zijn mededinger; hij ging alle bijzonderheden nog eens opmerkzaam na, vergeleek de beide stukken, plaagde zich zelven op de meest on barmhartige manier, zonder dat hij besluiten kon om heen te gaan. De zaal wordt gesloten, heeren! riep de conciërge. Hst was vier uur. De menschen verlieten het lokaal, hij werd naar buiten gedrongen, en bevond zich weldra op straat. Doelloos liep hij voort tot hij het station Montparnass bereikt had. De trein naar Vërsailles stond op het punt om te vertrekken, Etienne nam een kaartje, spoorde tot Meudon en had wel dra de bosschen bereikt. Hij had behoefte om alleen te zijn, onder de groene hoornen, en zich ook lichamelijk in te spannen na die al te. heftige gemoedsbeweging. Zeker, zijn schilderij was goed en men had het ongemerkt. Hij mocht den' prijs krijgen of niet, talent zon men hem toch niet meer kunnen ontzeg gen. Hij behoorde ook niet meer tot de beg'innenden. De vijf laatste jaren met ijverige stu die en onder velerlei ontbering doorgebracht waren niet vruchteloos geweest. Hij zou zich een naam maken.... Hij sloeg een triomfeeren den blik achterwaarts,, en herriep voor zijn verbeelding den kouden Decembermorgen van het jaar 1851, toen hij Saint-Glénientin ver laten had. "Nog hoorde hij hoe zijn vader hem bij zijn vertrek toeriep: Gij wilt uw eigen zin doen? Goed, -ga uw gang! Eer wij zes maanden verder zijn, zult gij wel een ander liedje zingen. Weer zag hij het ontevreden gelaat, van zijn moeder, die zich in al haar eerzuchtige plannen teleurgesteld zag;.. Na dat weinig opwekkende afscheid was hij naar Parijs gegaan slecht bij kas, in zijn fierheid gekwetst, treurende ;.over het .verlies van den kinderlijken eerbied voor zijn .ouders, en over zijn eerste liefde, zonder anderen steun dan den vasten wil om te slagen, zonder andere .aanmoediging dan.de.hoop op, de. eïndelijke bereiking van zijn doel, dat hem als een rozekleurig droombeeld toelachte door de beslagen raampjes van de diligence. ' En moeielijke dagen had hij doorgebracht in, zijn atelier onder de pannen, in het Parijs van 1852, dat slechts leefde voor het genot, en aan niets meer geloofde dan aan de over macht!.... Al voortwandelend herinnerde hij zich den tijd dat hij wonderen verricht had om binnen de grenzen te: blijven van de 75 gulden, die zijn moeder hem maandelijks toe zond, hoe hij ontbeet met een grof broodje en een glas melk, en het middagmaal gebruikte in een goedkoope restauratie-, waar men de winteravonden al rookende en pratende bij de kachel kon doorbrengen. Hij dacht aan de eerste portretten, die hij gemaakt had, aan het onbeschrijfelijk genot, waarmee hij de eerste zelfverdiende 100 gulden had opgestreken. Hoe ras waren bij dat werkzaam leven, de weken, de maanden, de jaren .voorbij gesneld, tot dat het bericht van den on verwachten, plotseliagen dood zijner moeder " hem naar Saint-Clémentin had terug geroepen, tot het bijwonen der begrafenis. Dat sterfgeval had M.vMaugars te midden van zijn voorspoed verrast. Hij was raadsheer, kandidaat voor de aanstaande verkiezingen en onlangs gedecoreerd. Het stadje sidderde voor dien dwingeland in 't klein, die vroom was geworden, vrijdenkende ambtenaren liet ont slaan en de heele landstreek in zijn macht had. Al wat Etienne gedurende die ne week ge zien had van zijn eigendunkelijke plagerijen en zijn misbruik, van gezag, had hem nog meer van zijn vader verwijderd. Hun samenzijn was geëindigd met het volgende "alles behalve har telijke gesprek, op het oogenblik toen hij in den omnibus staptej om naar Parijs terug te keeren: "Gij .wilt dat vagebondenleven dus nog langer blijven voortzetten ? had'., de bankier op schamperen toon gevraagd. Ik wil voor mijn eigen werk blijven leven. Gij weet dat ik u verantwoording schul dig ben van uw moederlijk erfdeel? had M. Maugars eenigszins verlegen laten volgen. Dank u, ik verlang geen rekenschap.... Ik verlang niets meer dan hetgeen moeder mij maandelijks toezond. , De. bankier had niet verder aangedrongen. Altijd nog de oude puritein! mompelde bij.... Gij leeft van hersenschimmen! Maar dat is flauwe kost Op den duur, en ge zult wat blij zijn als ge later nog weer aan mijn tafel kunt komen eten! Etienne had niet «geantwoord, / en toen hij Saint-Clémentin verliet was zijn eenige angst, dat. die voorspelling nog eens uit zou komen, en hij weer afhankelijk zou worden van zijn vader. Eer het zoover kwam zou hij nog liever steenen kloppen op den straatweg.. En daarom was .hij nu zoo trotsch op dat eerste succes! Vermoeid van zijn wandeling zocht hij een plaatsje in een kleine restauratie waar hij onder de kastanjeboomen zittend, den blik kon laten weiden over het groote Parijs, dat daar in gouden avondgloed gehuld, voor hem lag. Met innige zelfvoldoening over zag hij het uitgestrekte-.panoraina; nog drie dagen, ^en dan. zou zijn-naam, de naam van Etienne Maugars, -door de dagbladen worden uitgeroepen in -die groote, schoone stad. De koepeldaken 'der paleizen, de spitse to rens, de hooge roode en grijze daken verzon ken langzamerhand in .een zachten witten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl