De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 7 september pagina 3

7 september 1879 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER E E'K BLAD VOOR NEDERLAND. 'astilïe. 'Lodewi/ft X. V vereerde de plechtig^ eid nimmer met zijn tegenwoordigheid; hij et aan de hoofden der gilden en aan de scheenen de zorg over om de vlam op den brandapel te ontsteken, en verzuimde zoodoende n eenvoudig middel om zich de gunst van it volk te' verwerven. Doch dit belette eenszins de talrijke opkomst der Paryzewa' n, deze toch koesterden zekere'bijgeloovïge oorliefde voor. het St. Jansmmr en nauw ntvlamdède laatste takkebos of men zag ze m strijd op de overblijfselen aanvallen, om cli en stukken aangebrand hout van den randstapel tot talisman mee naar hun woning nemen. Behalve het groote vuur op liet Jüeplein werd er voor het huis van bijna ken edelman of burger die Jean heette dienIfden avond een vuur ontstoken. Elke wijk ld haar eigen vuur. Verscheiden kerken had-; ;n er een, en hieven een. Te Deum aan. Nachts werden 'er bedevaarten ondernomen ar de kerk -Saint-Manr-les-Fossés, waar, na vroegmetten een mis werd gehouden die iidtijds door personen met vallende ziekte beebt werd bijgewoond. En bijna dien ganschen acht door zwierven bloemenmeisjes langs de traten, terwijl ze luidkeels uitriepen; nl)es miquets, pour Jeannot-Jeannette" Men heeft ten onrechte beweerd, dat dit geruik eenige jaren voor de revolutie afgeschaft Ou zijn. Den 23sten Juni 1590 werd in een ergadering van volksvertegenwoordigers te vastgesteld, dat van landswege de som ran vier en twintig pond verstrekt zou v/or en voor 'de bouquetten die den president der ergadeiïcg (de vergadering van het stedelijk estüur wordt hier bedoeld) zullen worden aan~ eboden, zoowel door de vischvrouwen bij geegenheid van het" St. <7a«s-vuur, als door de o_ t _..._ ,.. , - 'lerkdienaars van de St. Ja^s-parochie, bij geegenheid van het gewijde brood,' dat morgen al worden uitgereikt." De volgende dag was groote hnardag voor de dienstboden, en op e pleinen verzamelden zich de knechts en eneiden, die dert vorigen avond onder luid juelgezang de dolste sprongen en dansen om E e vuren in de straten hadden uitgevoerd, en ie nu daar verschenen ia de hoop van voor iet gèheele of halve jaar gehuurd te worden. Vreugdevuren behoorden trouwens tot de elief koosde vreugdebetuigingen van het <& voelk, en wij vinden minstens tot de leventiende eeuw van geen publieke feesteijkheden melding gemaakt waarbij dit blijk?jaar onmisbaar aanhangsel ontbreekt. Bij gelegenheid van de bevrijding der prin sen onder de Fronde ontstaken een aantal jongelieden nis vreu_.deblijken een groot vuur n de straten, waar zij zingend omheen dan(ten, en beurtelings hun hoeden, wambuizen m broeken in de vlammen wierpen, terwijl 20 leen hun hemd aan hielden. Ter voltooiing . der beschrijving van de pu blieke vuren te Parijs mogen wij niet verzuinen met een-enkel woord meldiug te maken van 'He kolossale vuren die gedurende strenge wln^èr ten gerieve der armen werden aangelegd. 'De talrijke vreugdevuren, die bij elke heugeiijke gebeurtenis ontstoken werden, deden ?' gelijken , dienst. Bovendien waren te Par-i/s 8 Ie algemeene bak ovens die steeds gereed s waren gedurende gemimen tijd in zwang; ilit waren-vereenigingspunten, waarvan gedude strenge koude burgers en burgeres'trouw gebruik maakten om zich te ver warmen en elkaar inmiddels alle mogelijke nieuwtjes en praatjes op te disschen; en vooral rcas het gebruikelijk bij bet vuur dat tot de térk van St. Sympftorien behoorde,- en dat fmr d'Enfer werd genoemd, om de diepte en Ie ontzettende vlammen die er onophoudelijk ait opstegen. Men weet, dat de weduwe van Molière, in Jen winter die twee of drie jaar na den dood haar echtgenoot in viel, op het kerkhof Joseph een groot vuur op zijn graf liet aanleggen, ten behoeve van de armen dier ivijk, die er zich in menigte heen spoedden, en dat de grafsteen door de hitte van het vuur barstte. In het dagboek van Barbier leest men onder datum van Januari 1729: de stad heeft sedert enige dagen hout uitgedeeld om Turen voor de armen op de kruiswegen aan te leggen. In den strengen winter van 1776, toen men sle de vaarten op den boulevard hield, liet de ko ning groote -vuren op verschillende plaatsen in zijn paleis, aanleggen, en de deuren van het paleis bleven ter wille van de armen open staan. Deze warmden zich dan ook op hun uiterste gemak, namen gloeiende kolen en aangebrande blokken mee naar huis, en er werd soep onder hen uitgedeeld. De opperste gildemeester liet hout uitdeelen aan de huurkoetsiers, aan de dragers der draagstoelen, en over het algemeen aan allen wier ambacht hen tot een langdurig verblij: in de open lucht nood zaakte. In de Mémoires secrets de la r puNïgi&e de lettres onder datum van 31 Jan. 1784 lezen wij en dit bericht wordt door Mercier bevestigd dat dit gebruik nog steeds in zwang was; daar staat onder anderen: men heugt zich sedert jaren zulk een guren, en vooral zulk een langdurigen. winter niet Toor de vorstelijke paleizen en voor de hotels der groote heeren worden dan ook regelmatig vuren aangelegd ten dienste van kruiers, Sa~ vojaarden, koetsiers van ftacres, kortom voor alle osgelukkigen die door ambacht of omstan digheden tot oponthoud in de open lucht ge noodzaakt zijn." Yüor de deuren en op de binnenplaats van alle hotels werden dag. en nacht groote vuren onderhouden, behalve de kachels die in kerken, hospitalen en kloosters brandden waar om heen de armen zich ver drongen. Lodewyk XVI ging zich in eigen persoon in de straten van Versaiïles overtui gen, dat de vuren goed onderhouden werden; men zag hem te voet ijs en sneeuw trotseeren om aalmoezen uit te reiken. Tegen het einde van den winter richtte het volk als bewijs van dankbaarheid ter zijner eere bij deicwweeen monument van sneeuw op, wél een zinnebeeld dat inderdaad even schitterend en broos was als die dankbaarheid zelf bleek te zijn. Woensdagavond 1.1. opende de Vereeniging het Nederlandsen tooneel, in het Theater van Lier, het winterseizoen met de voorstelling van Niemand sterft van Blijdschap, van' Mad. de de Girarduv en Molière's, Dokter tegen wil en da-rik. Beide stukken zijn in goed vloeiend -Hol landsen overgebracht, het eerste door Teunis, van wiens liand we reeds meer goede vertalin gen bezitten en,, 't tweede door Busken Huët, die de 'moeilijke taak om Molières- Medecin malgró Uti voor hedendaagsche ooren geniet baar te maken, loffelijk vervuld heeft. Niemand sterft van vreugde werd reeds vroe ger herhaaldelijk opgevoerd onder den titel van Vreugd baart Angst, en schitterde destijd onze onvergetelijke Albregt daarin als Jasper de ?trouwe zelfopofferende knecht. Ditmaal was die rol in handen van den Heer Louis Bouwmees ter, die daarmee zijn entree bij't. Nederlandsen Tooneel maakte en naast Mevrouw Kleine, zich als 't w.are stormenderhand een plaats, ver overde in onze harten. 't Meesterstukje van Mad. de Girardin zou bezwaarlijk beter vertolkers hebben kunnen vinden, we zouden geen enkele ernstige aan merking weteiïte maken. De hoofdfiguren in;'t stuk zijn de moeder, die een doodgewaanden zoon beweent en de oude trouwe knecht die haar door zijn opof ferende zorg en toewijding 't leed zoekt dra gelijk -te maken. Evenals altjjd was Mevreuw Kleine onverbeterlijk, edel en waardig in de uiting harer smart, meeslepend als zij-de hoop in haar hart voelt ontwaken, treffend waar als die hoop verwezentlijkt wordt en zij den doodgewaauden in cte armen klemt. Als Jasper was de heer Louis Bouwmeester bewonderens waardig. Fijn genuanceerd tot in de kleinste bijzonderliedens vol kracht en leven was zijn spel. Yooral de kleine details en het stille spel waren overtreffelijk schoon. We wenschen de Vereeniging Het Nederlandsen tooaeel ge luk met die aanwinst. Menig avond van waar achtig kunstgenot staat ons nog te wachten, wanneer Louis Bouwmeester naast Mevr, Kleine optreedt. Zijn ook de gelederen van de Ver eeniging gedund, door 't verlies van verschil lende goede krachten, ze bezit een kleine keurbende, die versterkt met het gewone legioen dat zij beveelt, menigenkampstrijd met roem kan bestaan. Tot die keurben.de hopen we eenmaal ook te kannen'reken en, de leerlingen der tooneelschool; n hunner, mej. A. Sablairolles, heeft in La joïe fait peur als Jeanne, de beminne lijke dochter van mevr. van der Vlier, naast mevr. Kleine en Bouwmeester, een lauwertakje verdiend. Ongekunsteld, natuurlijk en frisch was haar spel,, en het bleek duidelijk dat ze van die rol- veel studie had gemaakt. Ook de heer Tourniaire dient loffelijk vermeld te worden, hij maakte van de iet of wat on dankbare rol van den teruggekeerden zoon', wat er van gemaakt kon worden; of hij niet wat te blank van tint was voor een zeeofficier, die langea tijd in Indiëvertoefde, laten we aan zijn eigen oordeel over. Mej. van Biene en de heer de Jong^ droegen het hunne bij tot 't uitstekende geheel. Wanneer De dokter tegen wil en dank, niet in 1666 door Molière geschreven ? ware, zouden we er een ander oordeel over vellen dan we nu doen. We zouden dan zeggen, dat, afge scheiden vah enkele aardige, menschkundige tooneeltjes en geestige gezegden, het geheel een platte charge op de doktoren is. In 1868 amuseerden de menschen zich gewoonlijk met een blijspel niet, of er moesten duchtig klappen vallen en zoo'n klein weinig, van St. Anna on der de gesprekken doorloopen. Wat 't laatste' betreft, heeft de vertaler met veel tact, er 't meest viese en platte uit verwijderd. Hoe ver makelijk voor twee eeuwen De dokter tegen wil en dank moge geweest- zijn, en hoe geestig Molière de onwetendheid en verwaandheid deitoenmalige medici ook meende te hekelen; in dezen tijd, nu we haast geen waanwijze of domme doctoren meer hebben, doet ket stuk teveel denken aan een arleqninade waarbij ge sproken wordt, dan dat het kans op grooten bijval hebben kan. Hoe gaarne we 't ook mooi willen vinden, we kunnen niet, als we eerlijk in ons oordeel zijn. Molière's sohim moge 't ons vergeven! Van de opvoering - kunnen we niet anders zeggen dan: ze was uitmuntends en de heer .Morin, die zich in 't wonderlijke piassenpak van Spanarelle niet op zijn gemak kon voelen, gaf weder een blijk van zijn veelzijdig talent, door den dokter, die hij waarschijnlijk tegen wil en dank speelde, met grappige en juiste trekken te teekenen. I>e andere vertooners hebben -to ondergeschikte rollen, om zi.ca te kunnen onderscheiden. De kostumen en mise en scène was geheel volgens die van 't Theatre francais. Gisteren avor^d opende de Stadsschouwburg, directie van Olleffen, Moor en Veltmaa, het winterzeisoen, mét een stuk tgrcmd Spectaele. We hebben tot heden alleen 't aanplakbillet gezien en gelooven, als we daarnaar oordeelen, dat er heel wat te kijken zal zijn. We hopen a, s. week de-opvoering te bespreken. De heer Buajsïer de -Kolfca, handhaaft zijnen al ouden roem in het "bekend lokaal Odéon. Zijne voorstellingen kenmerken zich door net heid en eenvoudigheid, en moet men zich ver wonderen over de buitengewone vlugheid, waarmede de' zwaarste toeren verricht worden, onder anderen trof ons de voorstelling met de kooi waarin zich een kanarie bevindt, en, dïe zich als liet ware in lucht oplost, als zeer opmerkenswaardig. Wij raden een ieder, di© eenen genoegelijken avond wil doorbrengen, ten sterkste aan, eens -e.en kijkje te nemen, wij twijfelen niet of men zal recht voldaan zijn. Zooals bekend is, maakt men in andere lan den nog meer misbruik van het hinderlijke applaudisseeren en bïsseeren bij dramati sche en muziekale uitvoeringen dan hij ons. In Italiëis het gebeurd dat men eene zange res 23 maal terug riep of haar vijfmaal een zelfde couplet liet overzingen. Op het muziek feest te Birmïngham den 26?28 Augustus was dit alles verboden, en men had, zonderling ge noeg, aan den president der regelings-kommissie overgelaten de zangers en zangeressen om herhaling van 't een of ander te verzoeken. De president was echter te beleefd om onder scheid te maken, en verzocht geen. der uit voerenden om een Ms, zoodat publiek en artistea aan het eind van den avond teleurgesteld waren. . Te Parijs overleed de schilder Alexan.der Hesse, leerling, van 'Gros, op den leeftijd van 73 jaar.' Zijn vak was het historische. Onder zijn meest bekende stukken kent men . De triomf van P'tsani dat in het Lnxembourg, en G-odfried van Bouillon door Keizer Alexander Comnenus als ttoon aangenomen, dat in liet paleis van Versaiïles prijkt. Hij was nog on vermoeid werkaaam, en hoop te voor den volgen den Salon een Laatst Oordeel in .te zenden, waaraan hij al zijn krachten wijdde. Als lid van het Instituut had hij den schilder Ingres opgevolgd; hij was- officier van het Legioen van Eer. De T-ell's Kapel is afgebroken; op de fonda menten zal eene nieuwe verrijzen, waarvoor de, schilder Ernst Stückelberg te Baael de muur schilderingen onder handen heeft. Niet tevreden met de vroegste voorvaderen onzer Europeesche volkeren in de kleinste bij zonderheden na te sporen, niet tevreden met de Japanners van den tegenwoordigen tijd eerst zoowat te leeren kennen, heeft thans een engelsch geleerde, Prof. Milne, van het keizer lijk kollege voor ingenieurs te Jeddo, ook de kunst en de gewoonten van. de vroegere Ja panners, sedert eeuwen door de tegenwoordige verdreven, tot het voorwerp zijner onderzoe kingen gemaakt. Hij heeft als gegevens de oude vaten en potten, uit de keukens op devuilnishoopen terecht gekomen, en heeft uit de ornamentatie ,van deze opgemaakt, dat. Japan vroeger .bewoond was door de Ainos, welke door de Japanners, die van het Zuiden kwa men, verdreven, steeds meer noordelijk zijn getrokken. Een dik boek over deze mesthoopen is te Londen uitgekomen en geeft ver rassende resultaten. Eene nieuwe muzikale .bewerking van Schil lers Lied von der G-loclce, door Max Bruch, hier meest bekend als - componist van Scïtön Ellen, is te Londen opgevoerd. Het' verschil tusschen deze bewerking en eene vroegere van Homberg is groot. Terwijl Romberg's muziek aangenaam, licht, vloeiend . is, afwisselend zond,er .ooit tot iets werkelijk verhevens-te geraken, neemt Mas Bruch zijn taak ge heel anders op. . Hij is leerling van Killer en vaak navolger, van Handel. Zijn, stijl in deze cantate is zeer streng, vooral-de koren en het orkest zijn met uiterste, zorg be werkt; het orgel speelt eea groote rol in dit werk. De solo's zijn niet zeer afwisselend, en de stijl van allen, ook van die welke men voor vrcfolijker bewerking bestemd zou hebben ge acht, is deftig en waardig. Dit schijnt niet met Schillers gedachte overeen te komen, het Liecl wn der G-loeke dunkt ons juist geschre ven met de bedoeling veel afwisseling te ge ven en te toonen, welke hulpmiddelen taal en maat hebben om allerlei gemoedsaandoeningen vreugde, smart, liefde, rouw,, schrik, -verras sing weer te geven, eene hulp, die {de musikus hier versmaad heeft. Gebrek aan kontrast dus is een fout, die het werk .van Max Bruch hier aankleeft, hetgeen niet belet, dat vele num mers uitstekend zijn en veel'genoegen geven, en de 'koren, meesterlijk behandeld, veel in druk maken. . . Van de groote muurschildering van. Piloty, voor het stadhuis van Munchen vervaardigd en alle groote mannen dier stad voorstellend, zullen photographien in den lhandêl gebracht worden, en wel naar men .verzekert, in kleuren overgebracht, volgens een procédédoor den photograaf Albert uitgevonden en hier toege past. Reeds meermalen is van zulk eene uitvinding gesproken, tot heden is er nog Diets van te zien gekomen. In De Nederlandsche Kunstbode komt het volgende voor. over Het Oost-Indisch huis te Amsterdam. . ? . Een van de meest schilderachtige gebouwen der hoofdstad is het voormalig Oost.-Indisch huis, waarin thans onderscheiden bureaux van het Departement van Financiën (Kadaster, Hypotheken enz.) gevestigd zijn.. Het is voor namelijk de binnenplaats welke de^aandaeïit verdient. Men zou, wanneer men daar staat wanen, dat men een dier tafereelenvooroogen heeft die Pieter de Hooghe in de XVIIe eeuw zoo meesterlijk wist te schilderen. Dit binnmplein heeft wel vél geleden van onhandige herstellingen, en een der , daarop uitkomende topgevels is wel deerlijk verminkt, maar er genoeg overgebleven om het geheel tot een voor vreemdeling en ingezetene merkwaardig plekje te maken. Zij, wie zulks aangaat, zouden dan ook wel doen bij het onderhoud en de gewone herstellingen van dit'gebouw er op te letten, dat aan het schilderachtig aanzien daarvan geen schade worde toegebracht. Be treurenswaardig is het, dat men zich niet heeft ontzien de gèheele beneden-plint van het gebouw Langs de Damstraat, welke .uit blokken geelachtïgen bergsteen is opgetrokken, te oversmeèren met een dikke laag zwarte koorteer.. Deze bewerking wordt door do ofhcleren der nie wel eens (en ten onrechte) toegepast in kazernes, naar het heet tot wering van onge dierte; met dit doel kan men haar echter niet aan den buitengevel van het Oost-Indisch huis hebb'en doen ondergaan. Het is te hopen! dat men zich de. moeite zal getroosten bij de eerste voorkomende gelegenheid deze zwarte koolteerlaag 'te verwijderen. De Amsterdammers zullen er zich; ter wille der nieuwe Danistiaat' over verheugen, en .allen die in onze oude bouwkunst belang stellen, zullen die zuivering toejuichen. De achtste aflevering van' Eigen Haard be vat o. a. Wynanda, een Indische novelle, door W. A."van Rees (vervolg). DeBeerasteiballenmarkt, door J. W.' P. Feith., De Biederode, door W. J. Hofdijk. (Met afbeelding.) Schet sen uit Luxemburg door M. A. Perk. Hollandsche vork uit het. laatst der 17de eeuw. (Met af beelding.J Herinneringen aan Nederlan ders in Japan door P. A.Leupe. De Sumatraexpeditie door Dr. H. F. R. Hubrecht. (Met por tretten.) Een wandeling op de tentoonstelling te Arnhem door erard Keiler. Op marsen in de XXII Moekhns (met afbeelding) Iets over sprookjes door 'M. W. Maclaine Pont. De Zi geuners te Amsterdam, (met plaat): benevens de gravures. Op het eiland Marken1 en In af wachting van een mooie vangst. "?Maar ziedan toch den meester van Correggio, Den' stralenden Allegri! Bij Sint Lucas 't Penceel doopt hij niet-meer in kleuren, neen! In lout gloed, nog beter bliksemvuur: Hij schildert niet, hij werptmaarzpodemenschen De heïlgen en de englen met de Godea In stroomen van 't verrukkelijkste lich,t, En laat er hen m spartlen. Zij baden, plassen Als in een gouden vloed, een Oceaari Van licht en leven en van lust.- lk doek Dat zijn pëneeel ontvloeit, een bacchanaal Van kleuren is'-het Hé-! een dwarrel wind Blaast door zijn groepen heen en schokt hetleven Zoo diep, als kwam een huivring van genot Zijn menschenbeelden liefelijk doorsiddren, Wanneer zelfs ze in gebed de handen vouwen. Ja, 't is dezelfde zoele dwarrelwind, Dien hij ontketent, hetzij hij. schildren gaat . Den gloed van lo of de smart-vervoering Der boetedoenster, of wel van Diana, "Der. jageres 't.bedauwd en zoet wegstekend Jonk vrouwelij k schoon of heugen, knielend Verrukt voor de Madonna en het kind. Het is dezelfde stormwind van den lu,st, Den lust der lang vervlogen gulden eeuw, Die nog geen zonde was.... Bij'God, déMeester, Die zoo het leven en den lust verstond, Zoo grondigvatte, ik moet hem zien, hem blikken In 't blakend, vurig oog en mét ham drinken Een beker van het Syracusisch vocht!" Geestdriftig spreekt aldus de luim1 ge kardinaal Voor 't jongst paneel van zijnen lievlingsmeester XI. 't Was "kermis in Lésigny. Van twaalf uur af werd er gedanst op het dorpsplein, onder ?begeleiding van een paar krassende violen. De -zonnehitte werd eenïgszins getemperd door kleine laagdrijvende witte wolkjes, maar toch was Etienn'e Maugars door en door warm en moe, toen hij een uur of drie rondgedrenteld had om schetsen te maken van de boeren en boerin nen. Hij verlangde naar wat eten en keerde naar de herberg terug, die aan liet dorpsplein gelejen was. Maar nu begon de grootste moeielijkheid. De herberg was vol. De kermis van L signy was de laatste van. het seizoen, en al de dorpelingen uit de buurt schenen elkander hier renüeg-vous gegeven téhebben. De drie benedenkamers zaten vol menschen. wier luid gepraat en gelach over het plein weer galmde, terwijl de waardin, vlug en bedrijvig als aliüjd, met fiesschen en glazen "beladen tusjsclien de tafeltjes doorliep. 'Kunt gij mij niet wat te eten geven, er gens in een hoekje? vroeg Etienne., Onmogelijk, mijnheer, gij ziet zelf hoe vol het hier is... Ik heb boven nog wel een ka mer, maar M. Brossard, de ontvanger van Pressigny, heeft haar besproken, om er te eten van avond, Ik zou dien mijnheer zeer verplicht zijn s hij zijn maal met mij deelen wilde. Ik zal het hem gaan vragen, zei de wa'ardin. Terwijl zij naar boven ging, was Etienne op den rand van een put gaan zitten. Toen hij na zijne ontmoeting met M. Schwartz Pa rijs verliet, was zijn eerste plan geweest om naar Poitou te gaan, waar hij zich te huis Toelde, en zeker spoedig zou vinden wat hij wensclite. Maar de nabijheid van Saint-Clé-' mentïn wekte te veel droevige aandoeningen in hem !op en hy wilde niet zoo dicht in de buurt van zijn vader zijn. Meer dan eens had hij de schoonheid van de valleien tusschen de Gartempe en de Engline hooren roemen en hij herinnerde zich de naïve bewondering, waar mee Thérèse Desroches plag te vertellen yan de schoone streek, waarin de boerderij van baar pleegouders gelegen was. De gedachte aan dat aardige natuurkind deed de schaal nog meer overhellen naar de zijde van de heuvelachtige en weinig bekende streek tusschen de Gartempe en de Claise. Hij zou niet hebben durven be weren dat hij nog verliefd op Thérèse was: de laatste vijf jaren van zijn leven waren te vol van allerlei andere dingen, vooral te vol van bezwaren geweest, maar de indruk van die jeugdige genegenheid was toch blijven voort leven in het diepst van zijn hart. Sedert 1851 had Etienne het jonge meisje nooit, meer hoo ren noemen; het huis in de straat Louis XIII was verkocht en Thérèse zelve voor goed uit Saint-Clémentin verdwenen; Etienne wist ech ter- dat zij naar de omstreken, van Pressigny terug was gekeerd, en met de flauwe hoop dat hij haar zou ontmoeten, was hij naar dien kant van Touraine teruggekeerd. In weemoedige herinneringen verdiept, had hij al de plekjes opgezocht en herkend, waarover zij hem "zoo menigmaal gesproken had op hun lange wan delingen en met een zekere onrustige nieuws gierigheid naderde bij hoe langer hoe dichter Pressigny; -hij wist dat de boerderij waar zij. woonde daar in de buurt moest liggen, maar de naam was hem ontschoten; hij kon er maar niet op komen. Toen hij den vorigen avond te Barrou over de kermis te Lógigny hoorde spreken, had hij zich op eens herinnerd, dat die naam ontelbare malen in haar verhalen voorkwam. Hij was er heengegaan^ bij zien zelren- zeggende: Wie weet? door het een of ander toeval zal ik haar misschien op het spoor komen. Maar het toeval had hem slecht gediend en behalve een paar goed gelukte schei sen, had het hem niets opgeleverd dan de twijfelachtige hoop om het avondeten met den ontvanger van Pressigny te mogen deelen. . Op dat punt tenminste werd hij .spoedig uit de onzekerheid verlost, want de waardin keerde terug met de boodschap dat mijnheer Brossard zijn gezelschap zeer aangenaam zou' vinden en hem verzocht om zoo spoedig mogelijk boven te komen. Etienne, die rammelde van den 'honger, liet zich dat geen twee r&aal zeggen, en door de waardin geleid, klauterde hij langs de steile trap. naar boven. Het k'amertje, waar zij hem binnenleidde, was eenvoudig maar keurig netjes, de soepterrine stond op tafel en M. Brossard was bezig om in hoogst eigen persoon eentweede 'couvert gereed te zetten. Weee welkom, mijnheer, wees welkom! riep hij Etienne toe, die verschooning vroeg voor zijn vrijpostigheid; ik heb een afkeer van de eenzaamheid en gij doet mij een dienst, als ge mij gezelschap houdt... Vrouw Jacobé, breng twee fiesschen Cbinon boven, en zeg aan Katrientje dat aij goed op het eten past. M. Brossard, die de dertig naderde, was een klein, dik mannetje, met zwart haar en een zwarten baard; hij had veel kleur en kleine blinkende oogjes', daarbij beleefde manierenen iets kinderlijks openhartigs en slims te gelijk. Zoo' als hij 'daar stond op zijn. korte dikke beentjes, met gijn keurig grijs pakje aan, en een gekleurd overhemd dat den forschen, door de zon gebruinden hals vrij liet, was hij het echte type van een bon-vivant, die zich met inelankolie en droomerijeu bitter weinig ophield. Zij zetten zich aan tafel, en zoodra de soep in lïim hongerige magen verdwenen was, begon het gesprek beter te vlotten, zooals dat tus schen twee jongelui te verwachten was. Toen de kippen "en de salade op tafel stonden, wist Etienne al dat de ontvanger ongehuwd en op zettelijk naar Lésigny gekomen was, om een mooi meisje te ontmoeten, dat hem voor den gek gehouden hW. Om niet bij hem achter te staan, vertelde Etienne hem waarom hij Parijs verlaten had. Dat hij Parjjzenaar^was, gevoegd bij het verhaal van het bestelde schilderstuk, deed Etienne niet weinig rijzen in de achting van den buitenman. De ontvanger zag met eenigen. eerbied op tot den jongen man, dien men duizend kronen betaalde voor een stuk beschilderd doek. De oude wijn, door den ont vanger met kwistige hand geschonken, maakte het tweetal nog vertrouwelijker. Het gesprek kwam op Parijs en zijn verschillende genoe gens. M. Brossard was er in 1855 bij:gelegenheid van de tentoonstelling geweest, en had vooral een zeer levendige herinnering behou den aan een avond in Mabille doorgebracht. Hij sprak er van met innig welgevallen, ? en lachte dat hij schudde; ook kende zijn verba-, zing geen grenzen, toen Etienne hem bekende. dat hij nooit een voet in dat verblijf der za ligheden gezet had. Onder het dessert, terwijl M. Brossard op zijn gemak met de ellebogen op de tafel amandelen zat te kraken, vroeg hij aan Etienne op'welk dorp hij sich dacht te Ik weet het nog niet, gaf, de jonge man ten antwoord; ik zwerf, zoo wat rond, zoekend naar een plekje, waar ik interessante modellen hoop te vinden, die zich willen laten gebrui ken dat. is het voornaamste punt, en ik heb < al ondervonden dat de menschen hier in de streek er iets. tegen hebben Om geportretteerd ts worden, de vrouwen vooral. Is het anders niét? riep de ontvanger, zijn glas leeg drinkend, ga met mij mee naar Pressigny.. . Het léven is er gemakkelijk en prettig. Ik zal u een woning bezorgen, waar gij ongestoord werken kunt, en ik, Martin Brossard, beloof u dat ik u in kennis zal bren gen met mooie meisjes, die niet verlegen gijn. ., k geloof dat gij een fideele vent zijt; als ge u dus in de herberg verveelt, zal het mij zeer aangenaam zijn als gij bij mij wilt komen eten. .,, Ik heb een uitstekende keukenmeid, die bijzon der goed slag heeft van allerlei lekkere kostjes.., Wilt ge? . Gaarne, hernam. Etienne, die den naam Pressigny terstond in "perband bracht met Thérèse Desroclies. . ? Top! Dan neem ik u van avond mee, en gij logeert bij mij tot ik een geschikt verblijf voor u gevonden heb. ? Is uw goed liier ? ??Neen! dat heb ik in, het Wïtte.Paard gelaten.. Gy kunt het morgen door den bode laten halen, en wij wandelen terug als ge 't goedvindt... Maar dan moeten we moeder Jacobégoeden :dag gaan zeggen n opstappen, want het weer r betrekt, en.het zou vervelend zijn als wij een bui kregen, eer wij thuis zijn. ? .Etienne stak zijn hoofd eens buiten !traam, en : ja, de lucht was betrokken en dikke wol ken stapelden zich' aan den horizon opeen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl