Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER
E E'K BLAD VOOR NEDERLAND.
'astilïe. 'Lodewi/ft X. V vereerde de plechtig^
eid nimmer met zijn tegenwoordigheid; hij
et aan de hoofden der gilden en aan de
scheenen de zorg over om de vlam op den
brandapel te ontsteken, en verzuimde zoodoende
n eenvoudig middel om zich de gunst van
it volk te' verwerven. Doch dit belette
eenszins de talrijke opkomst der Paryzewa'
n, deze toch koesterden zekere'bijgeloovïge
oorliefde voor. het St. Jansmmr en nauw
ntvlamdède laatste takkebos of men zag ze
m strijd op de overblijfselen aanvallen, om
cli en stukken aangebrand hout van den
randstapel tot talisman mee naar hun woning
nemen. Behalve het groote vuur op liet
Jüeplein werd er voor het huis van bijna
ken edelman of burger die Jean heette
dienIfden avond een vuur ontstoken. Elke wijk
ld haar eigen vuur. Verscheiden kerken had-;
;n er een, en hieven een. Te Deum aan.
Nachts werden 'er bedevaarten ondernomen
ar de kerk -Saint-Manr-les-Fossés, waar, na
vroegmetten een mis werd gehouden die
iidtijds door personen met vallende ziekte
beebt werd bijgewoond. En bijna dien ganschen
acht door zwierven bloemenmeisjes langs de
traten, terwijl ze luidkeels uitriepen; nl)es
miquets, pour Jeannot-Jeannette"
Men heeft ten onrechte beweerd, dat dit
geruik eenige jaren voor de revolutie afgeschaft
Ou zijn. Den 23sten Juni 1590 werd in een
ergadering van volksvertegenwoordigers te
vastgesteld, dat van landswege de som
ran vier en twintig pond verstrekt zou v/or
en voor 'de bouquetten die den president der
ergadeiïcg (de vergadering van het stedelijk
estüur wordt hier bedoeld) zullen worden aan~
eboden, zoowel door de vischvrouwen bij
geegenheid van het" St. <7a«s-vuur, als door de
o_ t _..._ ,.. , -
'lerkdienaars van de St. Ja^s-parochie, bij
geegenheid van het gewijde brood,' dat morgen
al worden uitgereikt." De volgende dag was
groote hnardag voor de dienstboden, en op
e pleinen verzamelden zich de knechts en
eneiden, die dert vorigen avond onder luid
juelgezang de dolste sprongen en dansen om
E e vuren in de straten hadden uitgevoerd, en
ie nu daar verschenen ia de hoop van voor
iet gèheele of halve jaar gehuurd te worden.
Vreugdevuren behoorden trouwens tot de
elief koosde vreugdebetuigingen van het
<& voelk, en wij vinden minstens tot de
leventiende eeuw van geen publieke
feesteijkheden melding gemaakt waarbij dit
blijk?jaar onmisbaar aanhangsel ontbreekt.
Bij gelegenheid van de bevrijding der prin
sen onder de Fronde ontstaken een aantal
jongelieden nis vreu_.deblijken een groot vuur
n de straten, waar zij zingend omheen
dan(ten, en beurtelings hun hoeden, wambuizen
m broeken in de vlammen wierpen, terwijl 20
leen hun hemd aan hielden.
Ter voltooiing . der beschrijving van de pu
blieke vuren te Parijs mogen wij niet
verzuinen met een-enkel woord meldiug te maken van
'He kolossale vuren die gedurende strenge
wln^èr ten gerieve der armen werden aangelegd.
'De talrijke vreugdevuren, die bij elke
heugeiijke gebeurtenis ontstoken werden, deden
?' gelijken , dienst. Bovendien waren te Par-i/s
8 Ie algemeene bak ovens die steeds gereed
s waren gedurende gemimen tijd in zwang;
ilit waren-vereenigingspunten, waarvan
gedude strenge koude burgers en
burgeres'trouw gebruik maakten om zich te ver
warmen en elkaar inmiddels alle mogelijke
nieuwtjes en praatjes op te disschen; en vooral
rcas het gebruikelijk bij bet vuur dat tot de
térk van St. Sympftorien behoorde,- en dat
fmr d'Enfer werd genoemd, om de diepte en
Ie ontzettende vlammen die er onophoudelijk
ait opstegen.
Men weet, dat de weduwe van Molière, in
Jen winter die twee of drie jaar na den dood
haar echtgenoot in viel, op het kerkhof
Joseph een groot vuur op zijn graf liet
aanleggen, ten behoeve van de armen dier
ivijk, die er zich in menigte heen spoedden, en
dat de grafsteen door de hitte van het vuur
barstte.
In het dagboek van Barbier leest men onder
datum van Januari 1729: de stad heeft sedert
enige dagen hout uitgedeeld om Turen voor
de armen op de kruiswegen aan te leggen. In
den strengen winter van 1776, toen men sle
de vaarten op den boulevard hield, liet de ko
ning groote -vuren op verschillende plaatsen in
zijn paleis, aanleggen, en de deuren van het
paleis bleven ter wille van de armen open
staan. Deze warmden zich dan ook op hun
uiterste gemak, namen gloeiende kolen en
aangebrande blokken mee naar huis, en er
werd soep onder hen uitgedeeld. De opperste
gildemeester liet hout uitdeelen aan de
huurkoetsiers, aan de dragers der draagstoelen, en
over het algemeen aan allen wier ambacht hen
tot een langdurig verblij: in de open lucht nood
zaakte. In de Mémoires secrets de la r
puNïgi&e de lettres onder datum van 31 Jan. 1784
lezen wij en dit bericht wordt door Mercier
bevestigd dat dit gebruik nog steeds in
zwang was; daar staat onder anderen: men
heugt zich sedert jaren zulk een guren, en
vooral zulk een langdurigen. winter niet
Toor de vorstelijke paleizen en voor de hotels
der groote heeren worden dan ook regelmatig
vuren aangelegd ten dienste van kruiers, Sa~
vojaarden, koetsiers van ftacres, kortom voor
alle osgelukkigen die door ambacht of omstan
digheden tot oponthoud in de open lucht ge
noodzaakt zijn." Yüor de deuren en op de
binnenplaats van alle hotels werden dag. en
nacht groote vuren onderhouden, behalve de
kachels die in kerken, hospitalen en kloosters
brandden waar om heen de armen zich ver
drongen. Lodewyk XVI ging zich in eigen
persoon in de straten van Versaiïles overtui
gen, dat de vuren goed onderhouden werden;
men zag hem te voet ijs en sneeuw trotseeren
om aalmoezen uit te reiken. Tegen het einde
van den winter richtte het volk als bewijs van
dankbaarheid ter zijner eere bij deicwweeen
monument van sneeuw op, wél een zinnebeeld
dat inderdaad even schitterend en broos was
als die dankbaarheid zelf bleek te zijn.
Woensdagavond 1.1. opende de Vereeniging
het Nederlandsen tooneel, in het Theater van
Lier, het winterseizoen met de voorstelling van
Niemand sterft van Blijdschap, van' Mad. de
de Girarduv en Molière's, Dokter tegen wil en
da-rik.
Beide stukken zijn in goed vloeiend -Hol
landsen overgebracht, het eerste door Teunis,
van wiens liand we reeds meer goede vertalin
gen bezitten en,, 't tweede door Busken Huët,
die de 'moeilijke taak om Molières- Medecin
malgró Uti voor hedendaagsche ooren geniet
baar te maken, loffelijk vervuld heeft.
Niemand sterft van vreugde werd reeds vroe
ger herhaaldelijk opgevoerd onder den titel van
Vreugd baart Angst, en schitterde destijd onze
onvergetelijke Albregt daarin als Jasper de
?trouwe zelfopofferende knecht. Ditmaal was die
rol in handen van den Heer Louis Bouwmees
ter, die daarmee zijn entree bij't. Nederlandsen
Tooneel maakte en naast Mevrouw Kleine, zich
als 't w.are stormenderhand een plaats, ver
overde in onze harten.
't Meesterstukje van Mad. de Girardin zou
bezwaarlijk beter vertolkers hebben kunnen
vinden, we zouden geen enkele ernstige aan
merking weteiïte maken.
De hoofdfiguren in;'t stuk zijn de moeder,
die een doodgewaanden zoon beweent en de
oude trouwe knecht die haar door zijn opof
ferende zorg en toewijding 't leed zoekt dra
gelijk -te maken. Evenals altjjd was Mevreuw
Kleine onverbeterlijk, edel en waardig in de
uiting harer smart, meeslepend als zij-de hoop
in haar hart voelt ontwaken, treffend waar als
die hoop verwezentlijkt wordt en zij den
doodgewaauden in cte armen klemt. Als Jasper
was de heer Louis Bouwmeester bewonderens
waardig. Fijn genuanceerd tot in de kleinste
bijzonderliedens vol kracht en leven was zijn
spel. Yooral de kleine details en het stille
spel waren overtreffelijk schoon. We wenschen
de Vereeniging Het Nederlandsen tooaeel ge
luk met die aanwinst. Menig avond van waar
achtig kunstgenot staat ons nog te wachten,
wanneer Louis Bouwmeester naast Mevr, Kleine
optreedt. Zijn ook de gelederen van de Ver
eeniging gedund, door 't verlies van verschil
lende goede krachten, ze bezit een kleine
keurbende, die versterkt met het gewone
legioen dat zij beveelt, menigenkampstrijd met
roem kan bestaan.
Tot die keurben.de hopen we eenmaal ook
te kannen'reken en, de leerlingen der
tooneelschool; n hunner, mej. A. Sablairolles, heeft
in La joïe fait peur als Jeanne, de beminne
lijke dochter van mevr. van der Vlier, naast
mevr. Kleine en Bouwmeester, een lauwertakje
verdiend. Ongekunsteld, natuurlijk en frisch
was haar spel,, en het bleek duidelijk dat ze
van die rol- veel studie had gemaakt. Ook
de heer Tourniaire dient loffelijk vermeld
te worden, hij maakte van de iet of wat on
dankbare rol van den teruggekeerden zoon',
wat er van gemaakt kon worden; of hij niet
wat te blank van tint was voor een zeeofficier,
die langea tijd in Indiëvertoefde, laten we
aan zijn eigen oordeel over. Mej. van Biene
en de heer de Jong^ droegen het hunne bij
tot 't uitstekende geheel.
Wanneer De dokter tegen wil en dank, niet
in 1666 door Molière geschreven ? ware, zouden
we er een ander oordeel over vellen dan we
nu doen. We zouden dan zeggen, dat, afge
scheiden vah enkele aardige, menschkundige
tooneeltjes en geestige gezegden, het geheel een
platte charge op de doktoren is. In 1868
amuseerden de menschen zich gewoonlijk met
een blijspel niet, of er moesten duchtig klappen
vallen en zoo'n klein weinig, van St. Anna on
der de gesprekken doorloopen. Wat 't laatste'
betreft, heeft de vertaler met veel tact, er 't
meest viese en platte uit verwijderd. Hoe ver
makelijk voor twee eeuwen De dokter tegen
wil en dank moge geweest- zijn, en hoe geestig
Molière de onwetendheid en verwaandheid
deitoenmalige medici ook meende te hekelen; in
dezen tijd, nu we haast geen waanwijze of
domme doctoren meer hebben, doet ket stuk
teveel denken aan een arleqninade waarbij ge
sproken wordt, dan dat het kans op grooten
bijval hebben kan.
Hoe gaarne we 't ook mooi willen vinden,
we kunnen niet, als we eerlijk in ons oordeel
zijn. Molière's sohim moge 't ons vergeven!
Van de opvoering - kunnen we niet anders
zeggen dan: ze was uitmuntends en de heer
.Morin, die zich in 't wonderlijke piassenpak
van Spanarelle niet op zijn gemak kon voelen,
gaf weder een blijk van zijn veelzijdig talent,
door den dokter, die hij waarschijnlijk tegen
wil en dank speelde, met grappige en juiste
trekken te teekenen. I>e andere vertooners
hebben -to ondergeschikte rollen, om zi.ca te
kunnen onderscheiden. De kostumen en mise
en scène was geheel volgens die van 't Theatre
francais.
Gisteren avor^d opende de Stadsschouwburg,
directie van Olleffen, Moor en Veltmaa, het
winterzeisoen, mét een stuk tgrcmd Spectaele.
We hebben tot heden alleen 't aanplakbillet
gezien en gelooven, als we daarnaar
oordeelen, dat er heel wat te kijken zal zijn. We
hopen a, s. week de-opvoering te bespreken.
De heer Buajsïer de -Kolfca, handhaaft zijnen
al ouden roem in het "bekend lokaal Odéon.
Zijne voorstellingen kenmerken zich door net
heid en eenvoudigheid, en moet men zich ver
wonderen over de buitengewone vlugheid,
waarmede de' zwaarste toeren verricht worden,
onder anderen trof ons de voorstelling met
de kooi waarin zich een kanarie bevindt, en,
dïe zich als liet ware in lucht oplost, als zeer
opmerkenswaardig. Wij raden een ieder, di©
eenen genoegelijken avond wil doorbrengen, ten
sterkste aan, eens -e.en kijkje te nemen, wij
twijfelen niet of men zal recht voldaan zijn.
Zooals bekend is, maakt men in andere lan
den nog meer misbruik van het hinderlijke
applaudisseeren en bïsseeren bij dramati
sche en muziekale uitvoeringen dan hij ons.
In Italiëis het gebeurd dat men eene zange
res 23 maal terug riep of haar vijfmaal een
zelfde couplet liet overzingen. Op het muziek
feest te Birmïngham den 26?28 Augustus was
dit alles verboden, en men had, zonderling ge
noeg, aan den president der
regelings-kommissie overgelaten de zangers en zangeressen
om herhaling van 't een of ander te verzoeken.
De president was echter te beleefd om onder
scheid te maken, en verzocht geen. der uit
voerenden om een Ms, zoodat publiek en artistea
aan het eind van den avond teleurgesteld
waren. .
Te Parijs overleed de schilder Alexan.der
Hesse, leerling, van 'Gros, op den leeftijd van
73 jaar.' Zijn vak was het historische. Onder
zijn meest bekende stukken kent men . De
triomf van P'tsani dat in het Lnxembourg, en
G-odfried van Bouillon door Keizer Alexander
Comnenus als ttoon aangenomen, dat in liet
paleis van Versaiïles prijkt. Hij was nog on
vermoeid werkaaam, en hoop te voor den volgen
den Salon een Laatst Oordeel in .te zenden,
waaraan hij al zijn krachten wijdde. Als lid
van het Instituut had hij den schilder Ingres
opgevolgd; hij was- officier van het Legioen
van Eer.
De T-ell's Kapel is afgebroken; op de fonda
menten zal eene nieuwe verrijzen, waarvoor de,
schilder Ernst Stückelberg te Baael de muur
schilderingen onder handen heeft.
Niet tevreden met de vroegste voorvaderen
onzer Europeesche volkeren in de kleinste bij
zonderheden na te sporen, niet tevreden met
de Japanners van den tegenwoordigen tijd eerst
zoowat te leeren kennen, heeft thans een
engelsch geleerde, Prof. Milne, van het keizer
lijk kollege voor ingenieurs te Jeddo, ook de
kunst en de gewoonten van. de vroegere Ja
panners, sedert eeuwen door de tegenwoordige
verdreven, tot het voorwerp zijner onderzoe
kingen gemaakt. Hij heeft als gegevens de oude
vaten en potten, uit de keukens op
devuilnishoopen terecht gekomen, en heeft uit de
ornamentatie ,van deze opgemaakt, dat. Japan
vroeger .bewoond was door de Ainos, welke
door de Japanners, die van het Zuiden kwa
men, verdreven, steeds meer noordelijk zijn
getrokken. Een dik boek over deze
mesthoopen is te Londen uitgekomen en geeft ver
rassende resultaten.
Eene nieuwe muzikale .bewerking van Schil
lers Lied von der G-loclce, door Max Bruch,
hier meest bekend als - componist van Scïtön
Ellen, is te Londen opgevoerd. Het' verschil
tusschen deze bewerking en eene vroegere van
Homberg is groot. Terwijl Romberg's muziek
aangenaam, licht, vloeiend . is, afwisselend
zond,er .ooit tot iets werkelijk verhevens-te
geraken, neemt Mas Bruch zijn taak ge
heel anders op. . Hij is leerling van Killer
en vaak navolger, van Handel. Zijn, stijl in
deze cantate is zeer streng, vooral-de koren
en het orkest zijn met uiterste, zorg be
werkt; het orgel speelt eea groote rol in dit
werk. De solo's zijn niet zeer afwisselend, en
de stijl van allen, ook van die welke men voor
vrcfolijker bewerking bestemd zou hebben ge
acht, is deftig en waardig. Dit schijnt niet
met Schillers gedachte overeen te komen, het
Liecl wn der G-loeke dunkt ons juist geschre
ven met de bedoeling veel afwisseling te ge
ven en te toonen, welke hulpmiddelen taal en
maat hebben om allerlei gemoedsaandoeningen
vreugde, smart, liefde, rouw,, schrik, -verras
sing weer te geven, eene hulp, die {de musikus
hier versmaad heeft. Gebrek aan kontrast dus
is een fout, die het werk .van Max Bruch hier
aankleeft, hetgeen niet belet, dat vele num
mers uitstekend zijn en veel'genoegen geven,
en de 'koren, meesterlijk behandeld, veel in
druk maken. . .
Van de groote muurschildering van. Piloty,
voor het stadhuis van Munchen vervaardigd
en alle groote mannen dier stad voorstellend,
zullen photographien in den lhandêl gebracht
worden, en wel naar men .verzekert, in kleuren
overgebracht, volgens een procédédoor den
photograaf Albert uitgevonden en hier toege
past. Reeds meermalen is van zulk eene
uitvinding gesproken, tot heden is er nog Diets
van te zien gekomen.
In De Nederlandsche Kunstbode komt het
volgende voor. over Het Oost-Indisch huis te
Amsterdam. . ? .
Een van de meest schilderachtige gebouwen
der hoofdstad is het voormalig Oost.-Indisch
huis, waarin thans onderscheiden bureaux van
het Departement van Financiën (Kadaster,
Hypotheken enz.) gevestigd zijn.. Het is voor
namelijk de binnenplaats welke de^aandaeïit
verdient. Men zou, wanneer men daar staat
wanen, dat men een dier tafereelenvooroogen
heeft die Pieter de Hooghe in de XVIIe eeuw
zoo meesterlijk wist te schilderen. Dit
binnmplein heeft wel vél geleden van onhandige
herstellingen, en een der , daarop uitkomende
topgevels is wel deerlijk verminkt, maar er
genoeg overgebleven om het geheel tot een
voor vreemdeling en ingezetene merkwaardig
plekje te maken. Zij, wie zulks aangaat, zouden
dan ook wel doen bij het onderhoud en de
gewone herstellingen van dit'gebouw er op te
letten, dat aan het schilderachtig aanzien
daarvan geen schade worde toegebracht. Be
treurenswaardig is het, dat men zich niet heeft
ontzien de gèheele beneden-plint van het gebouw
Langs de Damstraat, welke .uit blokken
geelachtïgen bergsteen is opgetrokken, te
oversmeèren met een dikke laag zwarte koorteer..
Deze bewerking wordt door do ofhcleren der
nie wel eens (en ten onrechte) toegepast in
kazernes, naar het heet tot wering van onge
dierte; met dit doel kan men haar echter niet
aan den buitengevel van het Oost-Indisch huis
hebb'en doen ondergaan. Het is te hopen! dat
men zich de. moeite zal getroosten bij de eerste
voorkomende gelegenheid deze zwarte
koolteerlaag 'te verwijderen. De Amsterdammers
zullen er zich; ter wille der nieuwe Danistiaat'
over verheugen, en .allen die in onze oude
bouwkunst belang stellen, zullen die zuivering
toejuichen.
De achtste aflevering van' Eigen Haard be
vat o. a. Wynanda, een Indische novelle, door
W. A."van Rees (vervolg).
DeBeerasteiballenmarkt, door J. W.' P. Feith., De Biederode,
door W. J. Hofdijk. (Met afbeelding.) Schet
sen uit Luxemburg door M. A. Perk.
Hollandsche vork uit het. laatst der 17de eeuw.
(Met af beelding.J Herinneringen aan Nederlan
ders in Japan door P. A.Leupe. De
Sumatraexpeditie door Dr. H. F. R. Hubrecht. (Met por
tretten.) Een wandeling op de tentoonstelling
te Arnhem door erard Keiler. Op marsen
in de XXII Moekhns (met afbeelding) Iets over
sprookjes door 'M. W. Maclaine Pont. De Zi
geuners te Amsterdam, (met plaat): benevens
de gravures. Op het eiland Marken1 en In af
wachting van een mooie vangst.
"?Maar ziedan toch den meester van Correggio,
Den' stralenden Allegri! Bij Sint Lucas
't Penceel doopt hij niet-meer in kleuren, neen!
In lout gloed, nog beter bliksemvuur:
Hij schildert niet, hij werptmaarzpodemenschen
De heïlgen en de englen met de Godea
In stroomen van 't verrukkelijkste lich,t,
En laat er hen m spartlen. Zij baden, plassen
Als in een gouden vloed, een Oceaari
Van licht en leven en van lust.- lk doek
Dat zijn pëneeel ontvloeit, een bacchanaal
Van kleuren is'-het Hé-! een dwarrel wind
Blaast door zijn groepen heen en schokt hetleven
Zoo diep, als kwam een huivring van genot
Zijn menschenbeelden liefelijk doorsiddren,
Wanneer zelfs ze in gebed de handen vouwen.
Ja, 't is dezelfde zoele dwarrelwind,
Dien hij ontketent, hetzij hij. schildren gaat .
Den gloed van lo of de smart-vervoering
Der boetedoenster, of wel van Diana,
"Der. jageres 't.bedauwd en zoet wegstekend
Jonk vrouwelij k schoon of heugen, knielend
Verrukt voor de Madonna en het kind.
Het is dezelfde stormwind van den lu,st,
Den lust der lang vervlogen gulden eeuw,
Die nog geen zonde was....
Bij'God, déMeester,
Die zoo het leven en den lust verstond,
Zoo grondigvatte, ik moet hem zien, hem blikken
In 't blakend, vurig oog en mét ham drinken
Een beker van het Syracusisch vocht!"
Geestdriftig spreekt aldus de luim1 ge kardinaal
Voor 't jongst paneel van zijnen lievlingsmeester
XI.
't Was "kermis in Lésigny. Van twaalf uur
af werd er gedanst op het dorpsplein, onder
?begeleiding van een paar krassende violen.
De -zonnehitte werd eenïgszins getemperd door
kleine laagdrijvende witte wolkjes, maar toch
was Etienn'e Maugars door en door warm en
moe, toen hij een uur of drie rondgedrenteld had
om schetsen te maken van de boeren en boerin
nen. Hij verlangde naar wat eten en keerde naar
de herberg terug, die aan liet dorpsplein
gelejen was. Maar nu begon de grootste
moeielijkheid. De herberg was vol. De kermis van L
signy was de laatste van. het seizoen, en al de
dorpelingen uit de buurt schenen elkander
hier renüeg-vous gegeven téhebben. De drie
benedenkamers zaten vol menschen. wier
luid gepraat en gelach over het plein weer
galmde, terwijl de waardin, vlug en bedrijvig
als aliüjd, met fiesschen en glazen "beladen
tusjsclien de tafeltjes doorliep.
'Kunt gij mij niet wat te eten geven, er
gens in een hoekje? vroeg Etienne.,
Onmogelijk, mijnheer, gij ziet zelf hoe vol
het hier is... Ik heb boven nog wel een ka
mer, maar M. Brossard, de ontvanger van
Pressigny, heeft haar besproken, om er te eten
van avond,
Ik zou dien mijnheer zeer verplicht zijn
s hij zijn maal met mij deelen wilde.
Ik zal het hem gaan vragen, zei de wa'ardin.
Terwijl zij naar boven ging, was Etienne
op den rand van een put gaan zitten. Toen
hij na zijne ontmoeting met M. Schwartz Pa
rijs verliet, was zijn eerste plan geweest om
naar Poitou te gaan, waar hij zich te huis
Toelde, en zeker spoedig zou vinden wat hij
wensclite. Maar de nabijheid van Saint-Clé-'
mentïn wekte te veel droevige aandoeningen in
hem !op en hy wilde niet zoo dicht in de buurt
van zijn vader zijn. Meer dan eens had hij de
schoonheid van de valleien tusschen de
Gartempe en de Engline hooren roemen en hij
herinnerde zich de naïve bewondering, waar
mee Thérèse Desroches plag te vertellen yan
de schoone streek, waarin de boerderij van baar
pleegouders gelegen was. De gedachte aan dat
aardige natuurkind deed de schaal nog meer
overhellen naar de zijde van de heuvelachtige
en weinig bekende streek tusschen de Gartempe
en de Claise. Hij zou niet hebben durven be
weren dat hij nog verliefd op Thérèse was:
de laatste vijf jaren van zijn leven waren te
vol van allerlei andere dingen, vooral te vol
van bezwaren geweest, maar de indruk van die
jeugdige genegenheid was toch blijven voort
leven in het diepst van zijn hart. Sedert 1851
had Etienne het jonge meisje nooit, meer hoo
ren noemen; het huis in de straat Louis XIII
was verkocht en Thérèse zelve voor goed uit
Saint-Clémentin verdwenen; Etienne wist ech
ter- dat zij naar de omstreken, van Pressigny
terug was gekeerd, en met de flauwe hoop dat
hij haar zou ontmoeten, was hij naar dien kant
van Touraine teruggekeerd. In weemoedige
herinneringen verdiept, had hij al de plekjes
opgezocht en herkend, waarover zij hem "zoo
menigmaal gesproken had op hun lange wan
delingen en met een zekere onrustige nieuws
gierigheid naderde bij hoe langer hoe dichter
Pressigny; -hij wist dat de boerderij waar
zij. woonde daar in de buurt moest liggen, maar
de naam was hem ontschoten; hij kon er maar
niet op komen. Toen hij den vorigen avond
te Barrou over de kermis te Lógigny hoorde
spreken, had hij zich op eens herinnerd, dat
die naam ontelbare malen in haar verhalen
voorkwam. Hij was er heengegaan^ bij zien
zelren- zeggende: Wie weet? door het een
of ander toeval zal ik haar misschien op het
spoor komen.
Maar het toeval had hem slecht gediend en
behalve een paar goed gelukte schei sen, had
het hem niets opgeleverd dan de twijfelachtige
hoop om het avondeten met den ontvanger van
Pressigny te mogen deelen. .
Op dat punt tenminste werd hij .spoedig uit
de onzekerheid verlost, want de waardin keerde
terug met de boodschap dat mijnheer Brossard
zijn gezelschap zeer aangenaam zou' vinden en
hem verzocht om zoo spoedig mogelijk boven
te komen.
Etienne, die rammelde van den 'honger, liet
zich dat geen twee r&aal zeggen, en door de
waardin geleid, klauterde hij langs de steile
trap. naar boven. Het k'amertje, waar zij hem
binnenleidde, was eenvoudig maar keurig netjes,
de soepterrine stond op tafel en M. Brossard
was bezig om in hoogst eigen persoon eentweede
'couvert gereed te zetten.
Weee welkom, mijnheer, wees welkom!
riep hij Etienne toe, die verschooning vroeg
voor zijn vrijpostigheid; ik heb een afkeer van
de eenzaamheid en gij doet mij een dienst, als
ge mij gezelschap houdt... Vrouw Jacobé, breng
twee fiesschen Cbinon boven, en zeg aan
Katrientje dat aij goed op het eten past.
M. Brossard, die de dertig naderde, was een
klein, dik mannetje, met zwart haar en een
zwarten baard; hij had veel kleur en kleine
blinkende oogjes', daarbij beleefde manierenen
iets kinderlijks openhartigs en slims te gelijk.
Zoo' als hij 'daar stond op zijn. korte dikke
beentjes, met gijn keurig grijs pakje aan, en
een gekleurd overhemd dat den forschen, door
de zon gebruinden hals vrij liet, was hij het
echte type van een bon-vivant, die zich met
inelankolie en droomerijeu bitter weinig ophield.
Zij zetten zich aan tafel, en zoodra de soep
in lïim hongerige magen verdwenen was, begon
het gesprek beter te vlotten, zooals dat tus
schen twee jongelui te verwachten was. Toen
de kippen "en de salade op tafel stonden, wist
Etienne al dat de ontvanger ongehuwd en op
zettelijk naar Lésigny gekomen was, om een
mooi meisje te ontmoeten, dat hem voor den
gek gehouden hW. Om niet bij hem achter te
staan, vertelde Etienne hem waarom hij Parijs
verlaten had. Dat hij Parjjzenaar^was, gevoegd
bij het verhaal van het bestelde schilderstuk,
deed Etienne niet weinig rijzen in de achting
van den buitenman. De ontvanger zag met
eenigen. eerbied op tot den jongen man, dien
men duizend kronen betaalde voor een stuk
beschilderd doek. De oude wijn, door den ont
vanger met kwistige hand geschonken, maakte
het tweetal nog vertrouwelijker. Het gesprek
kwam op Parijs en zijn verschillende genoe
gens. M. Brossard was er in 1855
bij:gelegenheid van de tentoonstelling geweest, en had
vooral een zeer levendige herinnering behou
den aan een avond in Mabille doorgebracht.
Hij sprak er van met innig welgevallen, ? en
lachte dat hij schudde; ook kende zijn verba-,
zing geen grenzen, toen Etienne hem bekende.
dat hij nooit een voet in dat verblijf der za
ligheden gezet had. Onder het dessert, terwijl
M. Brossard op zijn gemak met de ellebogen
op de tafel amandelen zat te kraken, vroeg
hij aan Etienne op'welk dorp hij sich dacht te
Ik weet het nog niet, gaf, de jonge man
ten antwoord; ik zwerf, zoo wat rond, zoekend
naar een plekje, waar ik interessante modellen
hoop te vinden, die zich willen laten gebrui
ken dat. is het voornaamste punt, en ik heb <
al ondervonden dat de menschen hier in de
streek er iets. tegen hebben Om geportretteerd
ts worden, de vrouwen vooral.
Is het anders niét? riep de ontvanger,
zijn glas leeg drinkend, ga met mij mee naar
Pressigny.. . Het léven is er gemakkelijk en
prettig. Ik zal u een woning bezorgen, waar
gij ongestoord werken kunt, en ik, Martin
Brossard, beloof u dat ik u in kennis zal bren
gen met mooie meisjes, die niet verlegen gijn. .,
k geloof dat gij een fideele vent zijt; als ge
u dus in de herberg verveelt, zal het mij zeer
aangenaam zijn als gij bij mij wilt komen eten. .,,
Ik heb een uitstekende keukenmeid, die bijzon
der goed slag heeft van allerlei lekkere kostjes..,
Wilt ge? .
Gaarne, hernam. Etienne, die den naam
Pressigny terstond in "perband bracht met
Thérèse Desroclies. . ?
Top! Dan neem ik u van avond mee, en
gij logeert bij mij tot ik een geschikt verblijf
voor u gevonden heb. ? Is uw goed liier ?
??Neen! dat heb ik in, het Wïtte.Paard
gelaten..
Gy kunt het morgen door den bode laten
halen, en wij wandelen terug als ge 't goedvindt...
Maar dan moeten we moeder Jacobégoeden
:dag gaan zeggen n opstappen, want het weer r
betrekt, en.het zou vervelend zijn als wij een
bui kregen, eer wij thuis zijn. ?
.Etienne stak zijn hoofd eens buiten !traam,
en : ja, de lucht was betrokken en dikke wol
ken stapelden zich' aan den horizon opeen.