De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 14 september pagina 1

14 september 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

o Verschijnt iederen Zondagochtend. Uitgevers: ELLEKMAN, HAKMS & C" Kantoor: Eokin 2. Abonnement per "3/m. ... .60 Gis. fr. p.p. 75 Cts. Afzonderlijke Nummers , , 5 » Advertentiën per regel 15 » INHOUD. og een Bond. Jfoord en Zuid, Staat kundig Overzicht. Feuilleton, Gemeente zaken. Ben verbond tusschen Duitscïand en China. Homburg en Kissingen."?"Williain Lloyd Garrison, deSlavenbevrijder.-?KUrlST Stadsschouwburg. Dr. Klaus van de Rotter dammers.?Vondelskade 141, door Jofran Gram. Letterkunde. Statistische en Industriëele ' Mededeelingen. oord-Amerika en zijn uitvoer. Overzicht van de Effektenraarkt. Financieele brieven. Allerlei. Ingezonden. "Handelsoverzicht der "Week. Veilingen. Burg. stand.?Te huur zijnde woningen. Schouwbur gen; enz. Advertentiën. Naar aanleiding van denSOOsten verjaar dag van het -sluiten der Unie van Utrecht, heeft Dr. J. van Vloten een toespraak of leerrede 1) ia het licht gegeven, waarin de tekortkomingen der natie worden aangewe zen, en in een toepasselijk woord een mid del tot herstel wordt aan de hand gedaan. De heer van Vloten, het zal menigeen genoegen, doen- dat te vernemen, betoont zich in dit geschift volstrekt niet een zwart gallig mam »Zwartgallige geschiedbeschoTiwers de zelfde trouwens, die in voorvaderlijke kloekhart igheid slechts overspanning willen zien, verheelen ons hunne vrees niet, dat s-het Nederlandsche volk" door den sleur zijner verderfelijke staatsinstellingen van weleer reeds voor goedv geknakt zou zijn, dat deze een ónheelbare wonde aan zijn staatszin hebben toegebracht. Het is - zoo vervolgt de Heer van Vloten aan dat volk, hen door zijn Toekomst te beschamen, gelijk het hun bezwalking dier kloekheid van 't verle den verwerpt." "»Wat de heeren wijzen, moeten de bur gers prijzen," die geestdoodende spreuk uit .de dagen der Republiek moge zich nog in Veler gemoed onwillekeurig hebben voortge plant; zij kan geen zoo onuitwiedbaar orikraid wezen, dat zij 'in het hart en verstand der meesten de goede tarwe zou kunnen ver stikken, uit deugdelijker zaad voortgesproten, of allengs daaruit ontkiemende," Diéhebbelijkheid »te prijzen wat de heeren wijzen", doet zich echter nog voor en al is het blijkens het bovenstaande niet denkbaar dat zij een onuitwiedbaar onkruid zou wezen, dat het betere verstikt, dat betere moet gewekt, gesteund en gesterkt worden en hiertoe zijn. het beste middel: »de be ginselen ea voorschriften der nieuwe staats wet, de grondslag waarop zij berust en het richtsnoer dat zij aan de hand geeft." x Toch, al is de heer Van Vloten niet zwartgallig, heel veel sympathie met het heden legt de gewezen hoogleeraar niet aan den dag. Wordt de »sleurzieke hebbelijkheid van den, naar wil en wenk zijner heeren, lijdzadfen geringeloorden landaard," niet door bovengenoemd heelmiddel verdreven, brengt .die staatswet met haar beginsel en voor schriften 'als richtsnoer gebezigd geen beter schap, zal Nederland op die wijs niet her leven dan »moet het verzinken," En dai is inderdaad een treurig alternatief. De staatswet als heelmiddel of Ne derland zal als «uitgeleefd te gronde moe ten gaan," Wie het wél meent met de toekomst van ons volk, zal voorzeker den heer Van Vloten dank weten, dat hij op zoo duidelijke wijs den aard van het kwaad, dat ons ontsiert, heeft aangetoond. En als het middel, dat hij aan beveelt, wezenlijk proefhoudend mag geacht worden, zal onze erkentelijkheid dubbel ver dienen te zijn. - Zie hier wat de heer v. Vloten begeert. -Wenschelijk ware het dat men, in ver band met de verschillende kiesvereenigingen, bijeenkomsten van aankomende en daadwer kelijke staatsburgers in 't leven riep, om er tot verlevendiging en verhooging der be langstelling in het algemeen welzijn, de be ginselen en bepalingen der staatswet te be spreken en in hare kennis steeds meer door te dringen." .En nog wensehelijker zou."de hoogleeraar het achten, indien er een nedeiiandsclie volksmaatschappij in het leven werd geroe pen, die alom in den lande haar vertakkingen had, en waar, onder tallooze andere punten van vaderlandsch taal-, letter- en geschiedbelang, met name ook de grondwet van het jaar 1848 tot een bezielend onderwerp van bespreking gemaakt werd. De schrijver van » Herleven of Verzinken," deelt mede dat hij meer dan eens vruchteloos gepoogd heeft de naar vorm en strekking ver ouderde maatschappij der Nederlandsche Let terkunde te bewegen, zich tot zulk een volks maatschappij te herscheppen, maar ziet van dat streven, a'f. Laat de Leïdsche dooden vrijelijk hun. dooden begraven, zegt hij, een uitspraak wel hard voor allen die in het lidmaatschap dier maatschappij den voornaamsten waarborg hunner ontsterfelijkheid hebben .te zien I Dat de kiesvereènïgingen zich een weinig lieten voorlichten omtrent de beteekenïs,. de deugden en de gebreken der bestaande grond wet zal zeker niemand een afkeurenswaardige wensch noemen. Vooral in onzen tijd, nn een herziening der grondwet door een groot deel gevorderd -wordt, mag het gepast heeten, dat men over haar geest en geschiedenis han delt. Het valt niet tegen te spreken, dat het nederlandsche volk, voor zoover het aan de verkiezingen mag. deelnemen en dns mondig is verklaard, weinig staatkundig leven aan den dag legt en er aan. de staatkundige volksopvoeding zeer veel nog gedaan moet worden. De kiesvereenigingen het is een oude bekende klacht bemoeien zich meestal uitsluitend met het stellen van kandidaten voor de vakaturen in de Tweede Kamer, Provinciale Staten en Gemeenteraad en laten zich daarbij minder leiden door de beginse len der grondwet, dan door overwegingen van persoonlijken aard. Dat die vereenigingen door den heer van Vloten opgewekt worden, zich rekenschap te geven van de plichten en rechten eens staatsburgers zal ieder toejuichen. Doch »npg wenschelijker" dan dat acht de schrijver een volksmaatschappij, - waar onder tallooze andere punten van vaderlandsch taal-, letter- en geschiedb.elang, met name ook de grondwet tot een bezielend'onder werp van bespreking gemaakt worde. Men mag zich er over verwonderen, dat de heer van Vloten dit nog wenschelijker acht. We vernamen dat kennis vaüde staatswet net beste heelmiddel was, .ten zonden dus vermoeden dat de schrijver in de bespreking daarvan het meeste heil zou zien. Bij de oprichting van. de begeerde .maatschappij, wordt dit allernoodigste echter onder tallooze andere punten gerangschikt. Op het taalkongres te Brussel, 1876, wenschte hij herleving van den volkszïn »door de meest onverdroten belangstelling in al wat op nederlandsch taal- en lettergebied, geschiede nis en Qudheden, staats- en maatschappelijke ontwikkeling valt op te merken en te leeren, zich eigen te maken en door,te denken," en om dit tot stand te mengen, de in 't leventreding van- een volksbond, »die alom ook in de afgelegenste hoeken van 't Va derland, aller belangstelling te wekken en aan te .kweeken wist." Indien nu met wenscben zoo iets te verkrij gen was, zou leder geneigd zijn dr. Van Vloten als den heelmeester des Ned rlandschen volks te begroeten : =? de, » meest onverdroten belangstelling;" het,» zich .eigen maken en doordenken" van al wat met de beschaving van ons volk in betrekking staat; een volksbond die alom, ook in de afgelegenste hoeken van 't vaderland, aller belangstelling te vekken en aan te kweeken weet. . . . Lieve hemel, 'wie neemt voor zoo iets niet eerbiedig zijn hoed af? Ziedaar een plan, een ideaal gerijpt in het brein van een reus ! * Als wij da't plan onze- opmerkzaamheid wijden, zonder te letten op het nederland sche volk steelt het. ons, .hart. Het beeld der toekomst is verheffend. Maar slaan wij den blik weer o.m ons heen.... dan staat daar de heer Va.n Vloten met zijn ideaal eenzaam onder de Lilliputters, en hij schijnt niet te weten dat er eeuwen noodig zullen zijn om een duim aan/hun lengte toe te doen, als hun- groeikracht althans niet wonderdadig vermeerdert. Zou de het r Van Vloten nooit vernomen hebben hoeveel maatschappijen en bonden wij bezitten behalve die van het Leidschedoodenheir? Zou het hem Onbekend zijn dat zij in den regel even moeilijk leven als sterven? En dan een bond doortrokken van de meest onverdroten belangstelling »in al wat op Nederlandsch taal- en lettergebied, geschiedenis en oudheden staats- en maat schappelijke ontwikkeling valt op te mer ken en te leeren, opdat de leden zich dat eigen maken en doordenken." Wie zou met een gerust geweten naast dr. Van Vloten zitting nemen? Indien het tot stand komen van zulk een bond let wel, zulk een .volksbond, de eenige voorwaarde is van Nederlands herle ven, hoe treurig het ook" zij : wij vreezen dat Nederland niet zal herleven maar -ver zinken l aan den rand des afgrónds nage staard door n of twee paar onschuldige, zeer zeker vochtige, oogen. Onder tusschen, al opperen wij met alle bescheidenheid eenigen twijfel aan het doel treffende van het aanbevolen heelmiddel, het doet weldadig aan iemand van de bekwaam heden van dr. Van Vloten het ideaal van het staatkundig burgerschap in al zijn aan trekkelijke reinheid te hooren beschrijven en te zien bewonderen. Dat op zichzelf reeds is een voorrecht voor de Nederlandsche natie. Zulk een edele geestdrift is aansteke lijk, uit zich niet te vergeefs. Daar klinkt een vriendelijke, bijna teedere toon in dr. Van Vloten's verzuchtingen en vermaningen, -waarnaar men zeker gaarne luistert. »Als ne provincie schreef de Unie haar zeven voor, zich te beschouwen; als n ge zin "veeleer zou ik overeenkomstig de nieuwe Staatswet verlangen, dat zich dit vrijgevochten volk vaüGeuzen en op standelingen want die roemrijke herkomst moet het nimmer vergeten leerde gevoe len ; als n groot volksgezin, met de nauw ste banden van eendracht en liefde saamgesnoerd," En daarna spreekt hij nog eens de Gen zenleus der 19de eeuw uit: kennis, liefde, waarheid en daaraan getrouw tot aan .den bedelzak. In onze dagen van staatkundige en ker kelijke onverdraagzaamheid, ziet men gaarne op tot zulk een redenaar: tot dr. v. Vloten, als prediker van eendracht en liefde. 1) Herleven of verzinken. Vaderlandsehe ppwekkingsrede ter doeltreffendste UnievieriDg. Haarlem, W. C. de Graaff, 1879. Terwijl Belgiëzich voorbereidt tot de vie ring van het feest zijner vijftigjarige zelfstan digheid, is de toon, die door de pers daar te lande jegens Nederland wordt aangeslagen, de vriendelijkste1 welke men zich denken kan. Op de mechelsche feesten, waaraan ook het leger deel nam, werden bijzonder hartelijke woorden .gesproken. Belgiëzelf, vooral de noordelijke provinciën., zouden niets liever zien dan dat de beide,?broeder-rijken" een tolverbond sloten, en de douanen-linie, .die hen thans scheidt, wier'd opgeheven'. Dit onderwerp wordt .sinds eenige jaren met klimmende belangstelling besproken en nu 1880 nadert legt men buitengewonen nadruk op alles wat aan Nederland bewijzen kan, dat er geen zweem van onhartelijkheid jegens het Noorden in .de feestvreugde van het Zuiden ligt opgesloten..' Het is niet alleen voor Nederland merkwaar dig, maar het zal ook de aandacht van het buitenland niet ontgaan. Nog nimmer is het voorgekomen, dat een volk, dat zijn vrijheid" herkreeg zoo vurig er naar verlangde den.broe der te omhelzen, van wien het zich met ge weld heeft afgescheurd. De overtuiging dat een verbroedering, welke het sluiten van een tolverbond ten gevolge heeft, de. 'oorzaak van stoffelijk voordeel zou kunnen zijn, is niet de eenige"bron van Belgie's sympathie voor Nederland. Sedert de zelfstandigheid aan Belgiëis ge schonken, heeft het vlaamsch-sprekend ge deelte des volks maar al te zeer gevoeld, dat zijn taal gevaar liep door het waaüch ver drongen te worden, en vooral in de laatste jaren heeft het begrepen, dat nauwe aanslui ting aan Nederland het eenig middel kan zijn om met hoop op goeden uitslag .dat/gevaarte bestrijden, Eendracht maakt macht", de -schoone zin spreuk der vaderen, is*, bovendien n woord, dat kleine Staten in den tegenwoordïgen tijd moeilijk kunnen vergeten. In onze eeuw, nu de groote mogendheden over het lot der klei nere Staten naar welgevallen beschikken, komt het van zelf pp de lippen, en Belgi kan, ten gevolge van zijn ligging, hettotgeen ander spreken dan tot Nederland, dat zeer ge makkelijk de -beteekeilis er van'begrijpt. Of'het ooit-verder zal komen dan tot esn hartelïjken handdruk en een welmeenehd woord aan opgewonde toasten is -reeds geen ge~ brek zal de tijd moeten leeren. Zooveel is zeker, Noord-Nederland vertoont zich tot nog toe ook ten opzichte van Belgie's vr end^chapsbetuigingen bijzonder flegmatiek. Het waar deert ten volle den broederlijkèn toon, waarop de vijanden van weleer spreken maar aan een vereeniging op oeconomisch terrein wordt weinig of niet' gedacht. Doch wat heden niet is, kan morgen komen. Wie zal in onzen tijd, waarin zoo' velerlei ge-, varen de zwakke volken omringen, 'er zich aan wagen te voorspellen, waartoe de laat&te op staat- en staathuishoudkundig gebied gedre ven, kunnen worden ? . We zullen er ons thans niet in -verdiepen. Wij verheugen ons alleen over het feit, dat de haat en naijver tusschen twee volken, die door, taal en geschiedenis zo\> innig aan elkander ver bonden zijn,.z'oo goed. afe geweken is. rEen goede buur is beter dan een verre vriend en Belgiëis de beste buurman, dien wij wenschen kunnen. Dat het in 1880 feest viert zal nie mand onzer ergernis geven. Nederland heeft in het feit der scheiding leeren berusten; meer dan dat:"het zou de vroegere .twee-eenheid niet w^der begeeren. Doch het stelt prijs op elk bewijs van vriendschappeKjkheid. De mededeeling der belgische bladen, dat na 1880 déSeptemberfeesten niet meer gevierd zullen worden, moest een aangenamen indruk op de noorder-?broeders" maken, al gunden die den zuidelijken van ganscher harte hun perio dieke vreugd. Het bericht van de vermoording van het engelsch gezantschap te Kaboel heeft groote ont steltenis teweeg gebracht. In Europa vermoedde , men niets kwaads. Misschien was het aan' het i kabinet te Londen bekend, dat majoor Cavagnari door den Emir gewaarschuwd, was zich in verschillende deelen van Kaboel niet zonder DOOK (Vervolg.) Biet innig welgevallen sloeg hij de werking gade, totdat zoetjes aan, zijn hoofd al verder en vei'der voorover zakte, onder den invloed van het smakelijk diné, de haastige wandeling en bet verkwikkende vuurtje; hij onderscheidde als door een nevel het pijnzend gelaat van Etienne, en Therèse op 't lage bankje... toen vielen zijn oogleden toe en een zeer bescheiden ' maar langzamerhand in kracht toenemend gesnork bewees dat mijnheer déontvanger Brossard rustig in den dut was geraakt. Het houtvuur was langzamerhand uitgebrand, en het olielampje . verspreidde een flauw schemerlicht in het ruime vertrek. Etienne bleef nog een poosje luisteren naar het luid gesnork van den .ontvanger, dat begeleid werd door .het piepen van een krekel achter de vuurplaat en het kletteren van den regen tegen de vensters; daarop keerde hij zich naar het jonge meisje, dat nog steeds ijverig bezig was. Ben ik zoo veranderd, dat gij niet meer weet wie ik ben, 3111e Therèse? vroeg hij ontHoerd. Neen, mijnheer Maugars, gaf zij na een oogenblik aarzelens ten antwoord, alsof zij ook eerst het beven van haar stem. wilde over winnen; ik heb u heel goed herkend. Waarom hebt gij dan gedaan alsof ik u vreemd was? Omdat ik niet wist of het u wel aange naam zou zijn om de kennis te hernieuwen.... Mij dunkt, gij hebt u ook niet beijverd om aan uw vriend te toonendat wij elkander al sedert jaren kennen. Daarin vergist ge u, hernam hij, zich half met zijn stoel omwendend. Schrik en verrassing beletten mij het.spreken en ik was bang. Bang? waarvoor? Dat ge nog altoos boos op mij zijn zoudt. Zij schudde het hoofd. Och, zuchtte zij, er-is na dien tijd zooveel gebeurd! En boven dien weet ik nu ook dat gij niets had kunnen voorkomen. .Er heerschte een oogenblik stilzwijgen; zij bukte zich naar een nieuwen voorraad boonen en ging ijverig met den arbeid voort. Hoe is bet met Dr. Desrochesafgeloopen? vroeg Etienne op verlegen toon. Hij is gevat en naar Afrika gebracht en daar gestorven. En zijt gij nooit weer te Saint-Cl mentin geweest? Waartoe? Het huis was door de schuldeischers verkocht... Ik ben bij mijn pleegouders gebleven, en heb hier een tehuis gevonden. Zij sprak die woorden op een toon van kalme onderwerping, die Etienne pijnlijk aandeed. Hij boog zijn hoofd bijna tot op den schoot van het jonge meisje. Vergeef mij, Therèse, stamelde hij. .?Wat moet ik u vergeven? sprak zij en zag hem met haar oprechte heldere oogen aan. Al het kwaad dat mijn familie u gedaan heeft. ' ' Hij aan wien uw vader zooveel kwaad gedaan heeft, is gestorven, daar ginds in Lambessa, en hij alleen had het recht om vergif fenis téschenken..,.' Wat mij betreft, ik verwijt u niets, noch aan u, noch aan iemand anders, want ik .heb mij nooit zoo gelukkig gevoeld als tegenwoordig.' Maar gij waart toch niet bestemd voor het leven, dat gij nu leidt. Integendeel, gaf zij glimlachend ten ant woord, ik geloof juist dat ik voor boerin in de wieg gelegd was... En nu ben ik het ge worden, in vollen ernst zoo als gij ziet... Kijk mijn handen eens! Lachend vertoonde, zij hem de door de zon gebruinde armen, de kleine handen door den veldarbeid verhard. Zonder dat hij het wilde, sprongen Etienne de tranen in.de oogen, en zij nam hem die ontroering volstrekt niet kwalijk. ? Geloof mij sprak zij openhartig, dit leven bevalt mij en jk zou het niet tegen een ander willen ruilen... Maar gij, hoe is het n gegaan? Woont gij tegenwoordig .hier in de buurt? Hij deelde haar met een paar woorden het een en ander omtrent zijn werk en zijn plan nen mede. Ik denk, zij hij ten laatste dat ik mij voor een paar maanden in Pressigny aal vestigen. Mag ik u eens komen opzoeken van tijd tot tyd? Zij fronste even de wenkbrauwen. Is het mijn plan of mijn vraag, die u mishaagt? vroeg hij. " Geen van beiden.... Maar ik heb heel weinig vrijen tijd en ik denk niet dat w,ij elk ander dikwijls zullen ontmoeten.... Maar komt gij eens in de buurt van Jouba-rdière, dan zult gij ons altijd welkom zijn, vervolgde zij, hem de hand reikend, ten minste.... Ten minste? herhaalde hij. Hij had haar hand gegrepen en drukte.die hartelijk. Ten minste als mijn pleegouders het goed vinden... Daar zijn zij juist. Werkelijk begonnen.de honden weer te blaf fen, en een karretje hield voor het huis stil. Thérèse opende de deur, en ging de aankomenden te gemoet. De ontvanger werd wakker door het gedruisch en wreef zich de oogen uit. Hé? mompelde hij, wat zegt ge? ' Ziedaar, het vuur is uiteen de Baillargeohs komen thuis.... Ik geloof waarachtig dat' ik een uiltje geknapt heb.... Komaan, mijnheer Maugars, als hot niet meer regent, moesten wij opstappen; ik verlang naar mijn bed. XII. Etienne woonde- te Pressigny bij een zekere Dominique Angéliaume, die echter op het dorp kortheidshalve M. Minique genoemd werd. Deze Minique was een klein kereltje van vijf tig jaren, mei een pieperige stem, kleine ronde oogjes; precies en netjes, en den heelen dag op e n neer trippelend als een oud wijfje. Hij was 'vroeger gehuwd, geweest, maar'niet gelukkig, want op een goeden morgen was zijn vrouw op den loop gegaan met een kommies-voyageur. Hij woonde nu al tien jaar alleen in het veel te groote huis; met een mooie witte poes tot eenig gezelschap, en Etienne's aanbod om zijn beide bovenkamers te huren, was hem zeer welkom geweest. Het huisje aan een zijpad dicht bij den straat weg gelegen, ha'd 't uitzicht op den tuin van den notaris, Meester Duvigneau. Uit zijn venster kón Etïennehet gaan en komeri gadeslaan van-Mme. Athencïs Dunigneau en van .Mlle Marcelle, haar zuster, twee levendige drukke dames, beiden zeer opvallend van uiterlijk, definefteitr van de dorpsaristokratie. Hij besteedde echter weinig tijd aan het bespieden der beide schoon heden, want hij was ijverig aan 'het werk ge gaan, en bracht, een groot gedeelte van den dag. buiten door. Met het aanbreken van den d.ag stond hij op, orn-het lieflijke dal in zijn frissche niorgenschoonheid te kunnen bewonderen. Zoodra het Angelus begon te luiden, verscheen M. Minique in morgentoilet, d. w. z. in zijn hemdsmouwen, op het trapje dat naar den ;tuin leidde en riep met zijn hooge sopraanstem:?Fie ! FielFie! Dan verscheen er een witte vlek tusschen het groene gras van het -bleekveldje, en poes met de staart in délucht, voorzichtig de dauw van de pootjes schuddend, kwam zacht' mauwend aaugeloopen pra haar deel te ontvangen van warme melk, het ontbijt van den baas. Etienne at haastig zijn soep, nam zijn schildergereed schappen en zonnescherm en gevolgd, door een kleinen jongen, die hem hielp dragen, begaf hij zich naar den oever van den rivier of naar de korenvelden, die juist gemaaid werden, om studies, te;maken. ' -?_ ' " -??, ; Gedurende de beide eerste weken van zijn verblijf te Pressigny ging hij een nkele maal naai- Joubardière, maar hij trof'hét'slecht. Dei menschen waren op het land en de deur ge sloten. Hij liep het huis eens rond en zag voor een van de vensters .rozen en anjelieren in , potten staan; dat zou Thérèses kamer wel zijn' dacht hij en teekendéhet spitse dak van de schuur, de oude waterput, waar de fijne paarsche muurbïoempjes tusschen de voegen.grpei- ^ den, de- duiventil, waarop de mooie witte beest-' jes zaten te kirren en nam toen den terug-.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl