Historisch Archief 1877-1940
O
. 118.
O
Verschijnt iederen Zondagochtend.
uitgevers :'ELLERMAN, HAEMS
Kantoor: Rokin 2.
Abonnement, per, 3/m.' ... - . 60 Cts. f r." p- p. 75/Cts.
Afzonderlijke Nummers . . . . . 5
»Arlvertentiën, per regel . .... ....... . .15 P.
HTSfpBjaBaBEjBgaQa^^
INHOUD t
's Prinsen brief. Het onderwijs.inde Staat
huishoudkunde op de scholen voor middelbaar
onderwijs. Feuilleton. Staatkundig Over
zicht. Gemeentezaken. KUNST -
LETTE&KUÏTDE. Kederlandsche gezelligheid door
«Johaii Gram. Iets over Australië. China en
zijn-toestand tegenover Europa. Statistische
en Industriëele Mededeeliagea: De
Arnhemsche' Tentoonstelling door J. E,, de Kruyft. ~~. Be
Tabaksbelasting in Oostenrijk.:?Overzicht van
de Effektenrnarkt. Allerlei. Ingezonden,
Handelsoyerzicht der Week. veilingen.
Burg. stand. Te Jrnur zijnde wouiagen. Schouw-1
-burgen, enz. Advertentiën.
t ver
stede
<(m te gemoet te
langen van vele abouné's te
zal in het vervolg
reeds Zaterdagavond aan
heeorgd.'
De dagbladen bevatten deze Week, over
genomen nit -het Vaderland, eön brief van
Z. K. H. den Prins van Oranje.
Een brief van een kroonprins in een dag
blad, van een bepaald staatkundige kleur,
ter" "verdediging van zijn gedrag en tot af
straffing van. een dagblad, waarin 2. K. H.
een stuk had gelezen, waarvan hij onderstelde
dat het met vijandige bedoelingen tegen hem
.geschreven was, is een feit, zóó eeitig, dat
het zelfs de kamerdebatten deed vergeten. .
. De aanhef luidde als volgt:
»Het zal wellicht menigeen te 's-Hage
verwonderd hebben, dat een nieuwsblad, zoo
als het Dagblad van Zuid-Holland en
's-Gravenhage, hetwelk steeds zóó hoog op
geeft van zijn verknochtheid jegens het
regee?rend Stamnuis, in zijn aflevering van Zondag
14 en Maandag 15 September zich niet ont
zien heeft de afwezigheid van een dor leden
van dat Vorstenhuis bij de jaarlijks
terugkeereade' opening der Staten Generaal te laken.
.De aangevallene heeft gemeend zich te
moeten verdedigen en zijn vijand voor zijne
laadgenooten. te ontmaskeren.
;Nog weinige jaren geleden behoorde hij
tot 'hen, die het Dagblad dagelijks inzagen,
en ; dit mot klimmenden weerzin, daar vele
.achtbare mannen in het zqoeven aangehaalde
? nieuwsblad verdacht werden gemaakt. Deze
wederzin veranderde in- verontwaardiging,
toen daarin een dronk, door den heer Mock
op de gezondheid van zijn broeder, den Prins
van Oranje, bij gelegenheid van een feest
maal ingesteld, werd opgenomen. Het is be
kend, dat hierin een aantal aanmerkingen
op1 het gedrag van den Prins van Oranje
worden gemaakt. Men had den heer Mock
kunnen toevoegen, dat hij de' klok had
hooren lalden,, maar wist niet.waar.de klepel
hing. Na rijp "beraad, besloot ik mijn
boekveikooper te .verwittigen mij niet meer het
Dagblad toe te zenden en mijn inteekening
als 'opgezegd te beschouwen. . ' .;
De reden, die tot dezen stap geleid had,
het opnemen van de woorden van den heer
Mock, werd .aan hen, die het Dagblad
be?sturen, medegedeeld. -?Deze laatsten. tracht
ten mij te bewegen mij van het eenmaal
vaststaand besluit terug te brengen, maar
hun 'pogingen werden met geen. gunstigen
uitslag bekroond. Sedert dat oogenblik heeft
het zooeven genoemd nieuwsblad tegen mij
een veete opgevat, welke zich geuit heeft
door de plaatsing van een stuk, hetwelk nooit
bet licht had moeten "zien, daar het een
aanval behelst zonder na te gaan of deze
op een goeden grondslag berust. Hoewel het
Dagblad gelukkig in Nederland niet de open
bare meenmg vertegenwoordigt, zoo acht ik
het wenschelijk den weldenkenden Neder
landers de oorzaak mijner uitlandigheid te
ontvouwen." ?
Ze is de geschokte gezondheid van den
Prins. De droefheid, waaraan Z. K. H. ten
prooi is, belet hem in het openbaar te' vei>
schijnen. Ze 'is van dien aard, dat de Prins'
»reeds bij voorbaat de verklaring wil afleg-'
gen," dat hij ook het volgende jaar niet bij
de opening der Staten-Generaal tegenwoor
dig zal kunnen ztjn, zonder dat het schot
schrift van het Dagblad eenigen invloed op
deze beslissing heeft- uitgeoefend, » Zoodanige
geschriften," zegt de Prins, »lateu mij vol
komen koud."
Vervolgens geeft de Prins de verzekering
dat hij niets liever begeert, dan zich te
wijden aan 's lands zaken, spreekt hij den
weiisch uit, dat. zijn. droefheid in hare uitin
gen -geëerbiedigd worde en eindigt de ko
ninklijke schrijver .met de betuiging, dat
na,-, de rampen, die hem sedert twee jaren
troffen, de hofstad eau. levend graf voor hem
is geworden, waarheen het zwaar valt terug
te keeren.
Als om strijd hebben de dagbladen van
ons land verklaard, dat zij de rondborstig
heid van onzen toekomstigen Koning toejuich
en. Het pleit voor zijn karakter als mensch,
dat hij niet dulden kan, dat de natie zijn
goede bedoelingen verkeerd begrijpt en aan
zijn droefheid en geschokte gezondheid den
naam van onverschilligheid voor' 's lands
welzijn gegeven wordt.
Vervolgens heeft deze brief een gevoel
van deernis en weemoed gewekt. En. te recht.
Daar is iets diep tragisch in het lot van
een man, .die in de kracht des levens met
een eerlijk hart er naar hunkert zijn leven
aan zijn vaderland te wijden, maar door
allerlei zieleleed gekweld, zich
gedwongenziet in den vreemde rust en genezing te
zoeken, misschien voor vele jaren.
Vooral wanneer men in aanmerking neemt,
dat onze Kroonprins in een zieke^ijken toe
stand verkeert, afgemat naar ziel en lichaam,
is het te begrijpen dataZ. K. H., geprik
keld door de woorden van het Haagscke Dag
blad,' waaraan hij, nu hij dit blad als een
-persoonlijken vijand beschouwde, waarschijn
lijk ernstiger bedoeling toeschreef, dan noodig
was = naar de pen greep om' zijn toekom
stige, onderdanen in te lichten. De brief zelf
doet ons het karakter van dezen Konings
zoon in een zeer gunstig licht beschouwen.
Hij getuigt van een goed hart. De ziekelijke
'toestand, waarin de hooge schrijver zich be
vindt, verklaart volkomen zijn daad doch
dit neemt niet weg, dat wij de openbaar
making van dezen brief ten ernstigste be
treuren. . . ...
Dat onze Kroonprins zich geërgerd ge
voelde over den toast van deii heer Mock, » die
weL de klok had hooren leiden, maar niet
wist waar de klepel hing*/, is zeer wel te
begrijpen; dat Z. K. H. liever geen blad las,.
waarin die werd meegedeeld:, pleit" voor zijn
broederlijk gevoel, en dat JMns Alexander
zijn abonnement op het dagblad -deed opzeg
gen, was iets wat wij in 'het vrije.Neder
land volkomen begrepen.
Doch dit is duidelijk, vpor niemand was
onpartijdigheid moeielijker, dan voor Z. K. H.
in dit geval.
Toen het Dagblad van 'Zuid-Holland en
's Gravenhage den toast van Jhr. Mock
medeelde, deed het o. i. zijn plicht als or
gaan der publiciteit. 'Het mocht dien niet
achterwege houden als verslaggever,. en in
die dagen, het is geen geheim, oordeelden allerlei
bladen, zbowelliberale als konsérvatieve, het
noodig in ? minder of meer: bedekte termen
de aandacht te vestigen op 'hét onafgebroken
verblijf van wijlen den kroonprins in het
buitenland. . ? j
Niemand onzer zal het destijds genomen
besluit van' Prins Alexander oaverklaarbad^r
vinden, doch de vraag rijst
of.deredaktie van een dagblad, zelf orgaan
der.publf.citeit, in den dienst van ons goed- vaderland,
waaraan het zelfs den naam ontleende, r
wel aan deed, dezen brief op te nemen, waar
in dit" uitgangspunt voor de ontwikkeling
der gedachte gekozen werd?
We zijn er zeker van dat, de redaktie van
het. Vaderland, zelf geroepen om zich
tegeno,yer het Dagbldd van Zuid-Holland n
's 6h*avenha.ge te verdedigen, nimmer woorden
gebezigd zou. hebben en uitdrukkingen zoo
algemeen, tevens zoo zwart van beteekenis,
als in den .bedoelden brief.,.voorkomen. De
letterkundige rediaktï, beter, op de hoogte
van den zin. der woorden dan een prins,
voor wien .'de geheimen der pers in elk
opzicht onbekend zijn, heeft o. i. aan
de gehoorzaamheid jegens den Vorst eenig
rmate de plichtsbetrachting opgeofferd. Im
mers het kon toch niet moeielijk zijn een zoo
ridderlijk man als deze prins uit den bloede
te overtuigen, dat men in de pers niet ge
woon is zich aldus uit te drukken, zoolang
de beschuldiging niet door een rechterlijk
vounis is bevestigd,
Het is allerminst ons doel het Dagblad
van Zuid-Holland en 's Gravenhage schoon
te wasschen van zekere vlekken die men
daarop . meent te ontdekken. Wij laten de
schuld van dat. blad in het midden, wij be
treuren alleen de verschijning van des prin
sen brief. Niet alleen om het bovenge
noemde, maar bovenal omdat hij in een li
beraal, blad, dat een bepaalde partij verte
genwoordigt, werd opgenomen.
Ongetwijfeld de Prins, door ziekte en droef
heid «verstelpt, -heeft aan geen partijkleur
gedacht, niets héft 'bij hem gewogen, dan de
wensen om zich te verdedigen.
Doch de redaktie van het Vaderland, die
den brief opnam, was niet,'gelijk de Prins
die hem." schreef, dopr_ droefheid en smart
overmand. Zij kon kalm oordeelen. En dan
duakt ons, kon het haar bij eenig nadenken
niet lang verborgen blijven, dat de groote
menigte alles wat zij in ,een blad leest,
eenigszins in het licht der partij, waartoe
de krant behoort, beschouwt. Natuurlijk ge
schiedt dat nog veeleer wanneer een brief
van den Kroonprins de plaats van het hoofd
artikel inneemt.
De konstitutioneele Koning heeft zijn ver
antwoordelijk ministerie en de Kroonprins,
als schrijver in een dagblad optredende, be
hoort in de redaktie zulk een ministerie te
vinden, dat voor zyn onschendbaarheid zorgt
en waakt. ^
Niets is teerder dan de onpartijdigheid van
het gekroonde hoofd, of hem die eerlang de
kroon, zal dragen.
De schijn wordt zoo dikwijls ten onrechte
voor het w/ezen gehouden. Het gevaar is groot.
De belangen die hier voor den Prins op het
spel staan zijn heilig. ' ? :
? Misschien heeft de redaktie,van het Vader
land .daarover nagedacht. Wellicht heeft hét
met gepaste bescheidenheid, doordrongen van
het gewicht der zaak, den Prins in over
weging gegeven . elders. ? b. v. in de Staats
courant, in andere bewoordingen 'een. verkla
ring af te leggen, waardoor zijn gedrag'ge
rechtvaardigd kónr' worden. ' .
?Wij weten het niet, doch naar onze over
tuiging zou het Vaderland te 'benijden zijn'
geweest; indien het aan hare redaktie gelukt
ware den Prins ' te bewegen, zich daar uit
te spreken. De achting des volks voor den
Prins zou er niet minder om zijn geweest
en zelfs déschijn van een gevaar, dat niet
gering te achten is. voor ons Vaderland, .ware
daardoor afgewend.
De heeren mr. H. B. Greven, oud-leeraar
in -de staatswetenschappen te Leiden, mr. J.
Domela Nieuwënhnis, leeraar in de staats
wetenschappen aan de H. -B. school met 5
jarigen kursus en openbare Handelschool alhier
en J. H. Dijkman Bzn., leeraar in de staats
wetenschappen te Dordrecht, hebben een
cirkulaire opgesteld, waarin zij de redenen
mededeelen, -waarom h. i. behoud of invoering van
onderwijs in de staathuishoudkunde als afzon
derlijk leervak aan ALLE middelbare scholen
wenschelijk is. , . '
Zij deden dit naar aanleiding van hetgeen
gesproken werd op de algemeene vergadering
van de Vereeniging van Leeraren aan Inrich
tingen van Middelbaar Onderwijs te Arnhem,
ia 1876 gehouden. Daar toch werd door de
meerderheid verklaard, dat de" staathuishoud
kunde geen afzonderlijk leervak behoort nit
te maken op de middelbare school, een oor
deel dat in een vergadering te Leeuwarden
in 1878, overeenkomstig het praeadvies van
het hoofdbestuur, ten aanzien der h. b. scholen
voor meisjes, werd bevestigd.
De inhoud dier cirkulaire werd door enkele
dagbladen meegedeeld.
Het voornaamste argument dat: de stellers
van dit stuk te bestrijden, hebben is Het eerst- _
genoemde. -Het luidt als volgt; ,
Zoo wijst men op het groote verschil, dat
omtrent methode en beginselen nog onder de
beoefenaars der staathuishoudkunde heerscht,
op ? de . kritiek, waaraan ,-die beginselen juist
thans worden onderworpen, en meent, dat,
zoolang dat kritische tijdperk duurt, onderwijs,
dat licht een dogmatisch karakter aanneemt
meer kwaad dan goed doet.
Het hoofd der kritische .school in Du
tschland, Wilhelm Koscher, (zoo'luidt de weder
legging der opstellers dezer verklaring,) deelt
deze meening niet; immers in de 3de herziene
uitgave zijner Ansichten der Volkswirtschaft,
1878, bl. 5, drukt hij onveranderd af, wat hij ia
1849 schreef: eene der hoofdoorzaken, waarom
Engeland zoo geheel vrij is gebleven .van de be
roeringen van 1848, is gelegen in het op 4000
scholen gegeven onderwijs in de grondbegin
selen der staathuishoudkunde'." 'Daar toch zal
nog wel zuivere oude ekonomie zijn onderwezen!
? Met grond mag dan ook gevraagd worden,
of het einde van dat kritische tijdvak ook maar
eenigszins spoedig, kan verwacht worden; of
niet veeleer de vastere -inductieve grondslag,
zoo hij al te vinden is langs dezen weg, toch
zeker eenige geslachten arbeidens zal moeten
kosten; of in den tusschentijd het opkomend
geslacht, waaraan men uit wetenschappelijkheid
onderwijs onthoudt, zich tot ekonomische vraag
stukken zal stellen als wit papier, dan wel al
de vooroordeelen opnemen, .ieder van zijnen
kring;, of men werkelijk, van , dat kritische
standpunt uitgaande, die vooroordeelen, uit de
meest ? gebrekkige waarneming en klassenbelang
ontstaan, voor minder gevaarlijk houdt dan de
dwalingen, die een met de, nieuwere ekonomïe
minder vertrouwd of ingenomen leeraar zou
kunnen helpen verspreiden. Wij voor ons hou
den het er voor, dat, waar het onderwerpen
geldt, waaromtrent niemand zonder eene be
paalde opvatting leven; immers 'handelen kan,
onderwijs, meêdeeling, en, waar het kan, moti
veering der door een .: niet maatschappelijke
vraagstukken vertrouwd 'léeraar met zijne beste
krachten verkregen resultaten, laten ze ten
slotte waar of onwaar blijken, verre te verkie
zen is boven geen onderwijs."
Aan dit bezwaar, dat het karakter der weten
schap die onderwezen moet worden betreft,
sluit zich een ander aan dat meer geldt voor
de H. B. school, met- Sjarigen kursus, do
Burgerdag- en avondschool, dan voor de h. b.
school met 5jarigen kursus. Op paedagogische
bezwaren wijzen de tegenstanders.
Hieromtrent antwoorden de voorstanders van
dat onderwijs als volgt:
Wij achten die (bezwaren) geenszins gering,
waar wij zien, hoe zelfs een man als prof.
Pekelharing, rijk in kennis en oratorische ga
ven, tegen z^ne lessen aan de burgeravond
school opzag. Hoe geringer de ontwikkeling
en de vóórkennis der leerlingen, des te moei
lijker is het, een onderwijs ie geven, voor.hen
en naar ons eigen oordeel bevredigend. Men
betrapt zich zoo licht op algemeenheden, waar
van men de-gedeeltelijke onwaarheid inziet,
zonder in staat te zijn, voor dat gehoor er de
noodige beperkingen bij te voegen. De schijn
baar geringe resultaten zijn somtijds ontmoe
digend. Be moeilykheid/bij een gering trak
tement geschikte leeraren te vinden, groot.
Maar er is n argument, dat naar ons oor
deel ' meer weegt .dan dit' alles-:?"-,het groote
EJ 11
DOOS
(Vervolg.)
? ?.?; ,Gij schijnt .dus banger voor den ontvanger
te zijn dan voor mij, zei' hij .lachend. j
;,.,,; -TT Brossard! Wel die, zou geealtwee minuten
:?:! hier .kunnen zijn zonder met zijn
onverdragelijké.galanterie .voor den dag te komen.
lt).-.-. i -.En-<i,.d$D? hernam Btienne, die
stoutmoe'- idigero werd en zijn hand op Marcelles ronden
arm had gelegd, wat zou er dan gebeurd zijn V
ge'ZÖttdt.hem toch hebben moeten aauhooren.
,: '< ,-^Oph, rgaf zij ten antwoord, terwijl zij haar
; ondervrager in>de oogen keek, 't aou niet
ge.:? -vaarlijk zijn.... Ik houd niet van hem. i ,
::?;...-Dat was duidelijk genoeg. Etienne wist nu
» : dat .Mlle Marcelle ; hem wat meer
vertrouwe'.??...Igkheid .niet kwalijk aou nemen. Maar-
geluk'. kig had' hij nog genoeg.gezond verstand :om
. te begrijpen dat hij de verleiding ontvluchten
moest,, en .hij sprong plotseling op. , . , ?
Wat scheelt u? vroeg Marcello verwon
derd. : :
_-:..^j H stik van den dorst, ik ga eens even
drinken aan .de bron.
Zij:-greep hem i-bij den arm en dwong hem
.i-vfiin weer te gaan zitten: Blijf. maar.;hier!
> ,, sprak-;,zij; ik heb u-immers:iets;-beloofd voor
->-. u$? -moeite; en:.dat>zult ge hebben^ ook..,?; Zij;
stak, déhand in den aak van haar japon en
Baalde er een prachtige, donzige, zorgvuldig in i
wingerdbladeren gewikkelde perzik uit.
Ziedaar, sprak ze, die moogt gij hebben.
Dat is nog veel verkwikkender dan een slokje
drinken. En werkelijk, de heerlijke, sappige
vrucht deed Etienne watertanden; toch wilde
haar niet aannemen.
Welnu, sprak hij lachend,. ik ben geen
egoïst; gij hebt ,die perzik voor "u zelve mee
genomen, en ik wil u er niet van berooven.
Welnu dan... wij zullen eerlijk deelent...
Hebt gij een mesje? Neen, hij had zijn mes
op het atelier laten liggen. Marcelle keek met
een ondeugend glimlachje eerst naar de perzik,
toen naar Etienne.
Dan maar zonder complimenten! En
hem aanziende met een uitdrukking, die
SintAntonius in eigen persoon betooverd zouheb
ben, sprak zij: Gij zijt immers niet vies van
mij ? zette haar mooie witte tandjes in de vrucht,
beet er e.en stuk af, en reikte toen het overige
aan Etienae toe, hem met zeer weisprekenden
blik toevoegende: Daar hebt ge uw deel,
neem het gerust...
Sneller dan zij 'verwacht had, greep hij de.
hem toegestoken verkwikking en drukte even
zijn lippen op de hand, vochtig van het geu
rige vruchtensap. Zij liet hem stil begaan, en
bleef met neergeslagen ' pogen zitten, terwijl
een spottend lachje om haar lippen speelde.
Een enkel .oogenblik-was Etienne op het punt
om een groote.dwaasheid te begaan; hij was
als een kind dat voor -het eerst van zijn leven
zoeten, bedwelmenden wijn geproefd heeft...
Op eens weergalmden de tonen van de kras
sende viool, over de weide, waarop
langzamer:hand ije .avondsphemerrng wa,sjnedergedaald,
en gelukkig voor Etienne verstoorde de
blonde sirene door een ontijdige opmerking,
zelve de.betöovering, waaronder zij haar met
gezel een oogenblik gehouden had.
Hoort ge de viool? sprak zij op schert
senden toon; nu opent uw vriendin van
Joubardière tet bal met haar minnaar.
Etienne fronste de wenkbrauwen.
"Wat kan u dat schelen? stamelde hij.
"Wel, die jeugdige schoonéinteresseert
mij.... haar geschiedeuis doet mij aan het sprookje
van Eaelsvel denken..* Hoe heet zij?
Thérèse.
't" Was of dat ne woord, terwijl het
over zijne lippen kwam, hem plotseling totaal
ontnuchterde. Hij liet Marcelles hand los.en
bleef peinzend voor zich uitstaren, .Zijn kalmte
keerde terug en eensklaps kreeg bij een vizioen
van hetgeen er gebeuren zou, als' hij het avon
tuur met zijn - buurdame nog .verder uitspon.
Hij zag zich .zelven in de rol van Brossard
of wat nog erger was als de echtgenoot
van Mlle Marcelle. En bij die voorstelling liep
hem een rilling over de leden....
Marcelle iatusschen was volstrekt niet ge
sticht .over i dien plotselinge aanval van ver
strooidheid en beet zich ,ep de lippen van s,pijt.
Zij meende dat zij Etienne zoo goed op weg
geholpen had, en nu-bleef hij stilstaan... Van
dat oogenblik af aan werd zij zijn vijandin.
Hoe is 't? sprak zij scherp, aijt ge
stomgeworden? 't schijnt dat de naam van dat
meisje u versteend heeft!
Wat ik u bidden mag, riep hij op eenigs
zins gebiedenden toon,, laat ons verder zwijgen
over Mlle Desroc,hes. ,
Ge' kent haar familiehaam merk ik; nu
dan zult gy er ook wel meer van weten dan
gÜzeggen wilt.
Zij was opgestaan, en plukte zenuwachtig
een paar dorre takjes van de struiken naast
haar. Daarna raapte zij haar parasol en haar
hoed op, nam de plooien vanhaar japon bijeen,
en boog de takken, die haar den weg versper
den, uit "elkander.
Gaat gij heen? stamelde.Etienne insge
lijks opstaande. Zijt gij boos?
Boos, ik? volstrekt niet.... Maar het be
gint mij hier l^e koel te worden, en ik ga iets
om , doen. Zij verliet het groene sehuilhoekje,
deed een paar passen in de weide, en zich
plotseling omkeerende naar'Etienne, die stok
stijf was blijven staan, riep zij op sarkastischen
toon:
Als ik Mlle Dearoches zie, zal ik haar bij
u sturen!
Daar stond nu Etienne, onbewegelijk tusschen
de struiken. Hij was ontevreden op zich zelven....
;hij vreesde dat hij zich belachelijk had -aange
steld. En toch als hij bedacht hoe anders
het avontuur, had kunnen eindigen, dan was
hij tot in het diepst van zijn ziel dankbaar
dat hij zijn vrijheid behouden had.
Het begon duister te worden; zacht murmel
den de golfjes der Egronne, en uit de verte
klonk de viool en het maatgezanq- der dansers.
Maar Etienne dacht er niet aan om naar het
feest terug te keeren. Langen /tijd bleef Mj
.onbewegelijk zitten, en toen besloot hij om
.laags een anderen weg terug te keeren, ten
einde, een mogelijke ontmoeting met de dames
Duvigneau te vermijden. ? .
Langzaam . stapte 'hij voort op het donkere.
voetpad^ diep in gedachten en met gebogen
.hoofd, ontstemd over-den.mislukten.feestdag,
en teleurgesteld omdat hij Thérèse in het geheel
niet gesproken had. Hij kon met besluiten utük
een prachtigen avond op zijn kamer door te
brengen, en wist toch ,niet recht waar hij heen
zou gaan. Eensklaps vernam hij achter zich
een .vlugge voetstap; werktuigelijk keerde hij
zich om en bemerkte Mlle Desroches. Toen
zij Etïenne herkende schrikte zij blijkbaar.
Wat hem betrof, zijn leed -was vergeten, zoo
dra hij Thérèse gewaar, werd. (
Goeden avond Mlle Thérèse, sprak hij,
haar de hand toestekend.
Zij keek hem ternauwernood aan en haar
hand raakte slechts even de zijne.
Goeden avond, mjjflheer Maugars, ant
woordde zy, zonder stil te staan.
Gaat gij alleen, terug ?. vroeg Etienne,
met haar .voortwandelend.
Vader is nog op het feest gebleven, en
voor mij .staat het avondeten gereed op de
boerderij. /
Hebt gij dan niet met de anderea me
gegeten?
. . Neen. - , . ?
En ook niet gedanst?
Ook. niet gedanst.
De praatjes vaa Marcelle kwaaien hem wér
voor den. geest: .
Misschien warea nw, vrienden niet op
het feest?
Openhartig zag zij hem aan:
=- Welke, vrienden?
. Die,., waarmee .gij gewoonlijk danst. ^
Ik dans: nooit.
, -r- Werkelijk niet?.,,. Vroeger hield gy
ertoch wel van.». Herinnert gij u-de bruiloft van
Célestin? . - . .
Jawel, sprak zij.maar ik ben veranderd
sinds dien tijd.... Er is zooveel veraaderd!
Zij waren al pratende het bosch ingegaan