De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 28 september pagina 1

28 september 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

O . 118. O Verschijnt iederen Zondagochtend. uitgevers :'ELLERMAN, HAEMS Kantoor: Rokin 2. Abonnement, per, 3/m.' ... - . 60 Cts. f r." p- p. 75/Cts. Afzonderlijke Nummers . . . . . 5 »Arlvertentiën, per regel . .... ....... . .15 P. HTSfpBjaBaBEjBgaQa^^ INHOUD t 's Prinsen brief. Het onderwijs.inde Staat huishoudkunde op de scholen voor middelbaar onderwijs. Feuilleton. Staatkundig Over zicht. Gemeentezaken. KUNST - LETTE&KUÏTDE. Kederlandsche gezelligheid door «Johaii Gram. Iets over Australië. China en zijn-toestand tegenover Europa. Statistische en Industriëele Mededeeliagea: De Arnhemsche' Tentoonstelling door J. E,, de Kruyft. ~~. Be Tabaksbelasting in Oostenrijk.:?Overzicht van de Effektenrnarkt. Allerlei. Ingezonden, Handelsoyerzicht der Week. veilingen. Burg. stand. Te Jrnur zijnde wouiagen. Schouw-1 -burgen, enz. Advertentiën. t ver stede <(m te gemoet te langen van vele abouné's te zal in het vervolg reeds Zaterdagavond aan heeorgd.' De dagbladen bevatten deze Week, over genomen nit -het Vaderland, eön brief van Z. K. H. den Prins van Oranje. Een brief van een kroonprins in een dag blad, van een bepaald staatkundige kleur, ter" "verdediging van zijn gedrag en tot af straffing van. een dagblad, waarin 2. K. H. een stuk had gelezen, waarvan hij onderstelde dat het met vijandige bedoelingen tegen hem .geschreven was, is een feit, zóó eeitig, dat het zelfs de kamerdebatten deed vergeten. . . De aanhef luidde als volgt: »Het zal wellicht menigeen te 's-Hage verwonderd hebben, dat een nieuwsblad, zoo als het Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage, hetwelk steeds zóó hoog op geeft van zijn verknochtheid jegens het regee?rend Stamnuis, in zijn aflevering van Zondag 14 en Maandag 15 September zich niet ont zien heeft de afwezigheid van een dor leden van dat Vorstenhuis bij de jaarlijks terugkeereade' opening der Staten Generaal te laken. .De aangevallene heeft gemeend zich te moeten verdedigen en zijn vijand voor zijne laadgenooten. te ontmaskeren. ;Nog weinige jaren geleden behoorde hij tot 'hen, die het Dagblad dagelijks inzagen, en ; dit mot klimmenden weerzin, daar vele .achtbare mannen in het zqoeven aangehaalde ? nieuwsblad verdacht werden gemaakt. Deze wederzin veranderde in- verontwaardiging, toen daarin een dronk, door den heer Mock op de gezondheid van zijn broeder, den Prins van Oranje, bij gelegenheid van een feest maal ingesteld, werd opgenomen. Het is be kend, dat hierin een aantal aanmerkingen op1 het gedrag van den Prins van Oranje worden gemaakt. Men had den heer Mock kunnen toevoegen, dat hij de' klok had hooren lalden,, maar wist niet.waar.de klepel hing. Na rijp "beraad, besloot ik mijn boekveikooper te .verwittigen mij niet meer het Dagblad toe te zenden en mijn inteekening als 'opgezegd te beschouwen. . ' .; De reden, die tot dezen stap geleid had, het opnemen van de woorden van den heer Mock, werd .aan hen, die het Dagblad be?sturen, medegedeeld. -?Deze laatsten. tracht ten mij te bewegen mij van het eenmaal vaststaand besluit terug te brengen, maar hun 'pogingen werden met geen. gunstigen uitslag bekroond. Sedert dat oogenblik heeft het zooeven genoemd nieuwsblad tegen mij een veete opgevat, welke zich geuit heeft door de plaatsing van een stuk, hetwelk nooit bet licht had moeten "zien, daar het een aanval behelst zonder na te gaan of deze op een goeden grondslag berust. Hoewel het Dagblad gelukkig in Nederland niet de open bare meenmg vertegenwoordigt, zoo acht ik het wenschelijk den weldenkenden Neder landers de oorzaak mijner uitlandigheid te ontvouwen." ? Ze is de geschokte gezondheid van den Prins. De droefheid, waaraan Z. K. H. ten prooi is, belet hem in het openbaar te' vei> schijnen. Ze 'is van dien aard, dat de Prins' »reeds bij voorbaat de verklaring wil afleg-' gen," dat hij ook het volgende jaar niet bij de opening der Staten-Generaal tegenwoor dig zal kunnen ztjn, zonder dat het schot schrift van het Dagblad eenigen invloed op deze beslissing heeft- uitgeoefend, » Zoodanige geschriften," zegt de Prins, »lateu mij vol komen koud." Vervolgens geeft de Prins de verzekering dat hij niets liever begeert, dan zich te wijden aan 's lands zaken, spreekt hij den weiisch uit, dat. zijn. droefheid in hare uitin gen -geëerbiedigd worde en eindigt de ko ninklijke schrijver .met de betuiging, dat na,-, de rampen, die hem sedert twee jaren troffen, de hofstad eau. levend graf voor hem is geworden, waarheen het zwaar valt terug te keeren. Als om strijd hebben de dagbladen van ons land verklaard, dat zij de rondborstig heid van onzen toekomstigen Koning toejuich en. Het pleit voor zijn karakter als mensch, dat hij niet dulden kan, dat de natie zijn goede bedoelingen verkeerd begrijpt en aan zijn droefheid en geschokte gezondheid den naam van onverschilligheid voor' 's lands welzijn gegeven wordt. Vervolgens heeft deze brief een gevoel van deernis en weemoed gewekt. En. te recht. Daar is iets diep tragisch in het lot van een man, .die in de kracht des levens met een eerlijk hart er naar hunkert zijn leven aan zijn vaderland te wijden, maar door allerlei zieleleed gekweld, zich gedwongenziet in den vreemde rust en genezing te zoeken, misschien voor vele jaren. Vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat onze Kroonprins in een zieke^ijken toe stand verkeert, afgemat naar ziel en lichaam, is het te begrijpen dataZ. K. H., geprik keld door de woorden van het Haagscke Dag blad,' waaraan hij, nu hij dit blad als een -persoonlijken vijand beschouwde, waarschijn lijk ernstiger bedoeling toeschreef, dan noodig was = naar de pen greep om' zijn toekom stige, onderdanen in te lichten. De brief zelf doet ons het karakter van dezen Konings zoon in een zeer gunstig licht beschouwen. Hij getuigt van een goed hart. De ziekelijke 'toestand, waarin de hooge schrijver zich be vindt, verklaart volkomen zijn daad doch dit neemt niet weg, dat wij de openbaar making van dezen brief ten ernstigste be treuren. . . ... Dat onze Kroonprins zich geërgerd ge voelde over den toast van deii heer Mock, » die weL de klok had hooren leiden, maar niet wist waar de klepel hing*/, is zeer wel te begrijpen; dat Z. K. H. liever geen blad las,. waarin die werd meegedeeld:, pleit" voor zijn broederlijk gevoel, en dat JMns Alexander zijn abonnement op het dagblad -deed opzeg gen, was iets wat wij in 'het vrije.Neder land volkomen begrepen. Doch dit is duidelijk, vpor niemand was onpartijdigheid moeielijker, dan voor Z. K. H. in dit geval. Toen het Dagblad van 'Zuid-Holland en 's Gravenhage den toast van Jhr. Mock medeelde, deed het o. i. zijn plicht als or gaan der publiciteit. 'Het mocht dien niet achterwege houden als verslaggever,. en in die dagen, het is geen geheim, oordeelden allerlei bladen, zbowelliberale als konsérvatieve, het noodig in ? minder of meer: bedekte termen de aandacht te vestigen op 'hét onafgebroken verblijf van wijlen den kroonprins in het buitenland. . ? j Niemand onzer zal het destijds genomen besluit van' Prins Alexander oaverklaarbad^r vinden, doch de vraag rijst of.deredaktie van een dagblad, zelf orgaan der.publf.citeit, in den dienst van ons goed- vaderland, waaraan het zelfs den naam ontleende, r wel aan deed, dezen brief op te nemen, waar in dit" uitgangspunt voor de ontwikkeling der gedachte gekozen werd? We zijn er zeker van dat, de redaktie van het. Vaderland, zelf geroepen om zich tegeno,yer het Dagbldd van Zuid-Holland n 's 6h*avenha.ge te verdedigen, nimmer woorden gebezigd zou. hebben en uitdrukkingen zoo algemeen, tevens zoo zwart van beteekenis, als in den .bedoelden brief.,.voorkomen. De letterkundige rediaktï, beter, op de hoogte van den zin. der woorden dan een prins, voor wien .'de geheimen der pers in elk opzicht onbekend zijn, heeft o. i. aan de gehoorzaamheid jegens den Vorst eenig rmate de plichtsbetrachting opgeofferd. Im mers het kon toch niet moeielijk zijn een zoo ridderlijk man als deze prins uit den bloede te overtuigen, dat men in de pers niet ge woon is zich aldus uit te drukken, zoolang de beschuldiging niet door een rechterlijk vounis is bevestigd, Het is allerminst ons doel het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage schoon te wasschen van zekere vlekken die men daarop . meent te ontdekken. Wij laten de schuld van dat. blad in het midden, wij be treuren alleen de verschijning van des prin sen brief. Niet alleen om het bovenge noemde, maar bovenal omdat hij in een li beraal, blad, dat een bepaalde partij verte genwoordigt, werd opgenomen. Ongetwijfeld de Prins, door ziekte en droef heid «verstelpt, -heeft aan geen partijkleur gedacht, niets héft 'bij hem gewogen, dan de wensen om zich te verdedigen. Doch de redaktie van het Vaderland, die den brief opnam, was niet,'gelijk de Prins die hem." schreef, dopr_ droefheid en smart overmand. Zij kon kalm oordeelen. En dan duakt ons, kon het haar bij eenig nadenken niet lang verborgen blijven, dat de groote menigte alles wat zij in ,een blad leest, eenigszins in het licht der partij, waartoe de krant behoort, beschouwt. Natuurlijk ge schiedt dat nog veeleer wanneer een brief van den Kroonprins de plaats van het hoofd artikel inneemt. De konstitutioneele Koning heeft zijn ver antwoordelijk ministerie en de Kroonprins, als schrijver in een dagblad optredende, be hoort in de redaktie zulk een ministerie te vinden, dat voor zyn onschendbaarheid zorgt en waakt. ^ Niets is teerder dan de onpartijdigheid van het gekroonde hoofd, of hem die eerlang de kroon, zal dragen. De schijn wordt zoo dikwijls ten onrechte voor het w/ezen gehouden. Het gevaar is groot. De belangen die hier voor den Prins op het spel staan zijn heilig. ' ? : ? Misschien heeft de redaktie,van het Vader land .daarover nagedacht. Wellicht heeft hét met gepaste bescheidenheid, doordrongen van het gewicht der zaak, den Prins in over weging gegeven . elders. ? b. v. in de Staats courant, in andere bewoordingen 'een. verkla ring af te leggen, waardoor zijn gedrag'ge rechtvaardigd kónr' worden. ' . ?Wij weten het niet, doch naar onze over tuiging zou het Vaderland te 'benijden zijn' geweest; indien het aan hare redaktie gelukt ware den Prins ' te bewegen, zich daar uit te spreken. De achting des volks voor den Prins zou er niet minder om zijn geweest en zelfs déschijn van een gevaar, dat niet gering te achten is. voor ons Vaderland, .ware daardoor afgewend. De heeren mr. H. B. Greven, oud-leeraar in -de staatswetenschappen te Leiden, mr. J. Domela Nieuwënhnis, leeraar in de staats wetenschappen aan de H. -B. school met 5 jarigen kursus en openbare Handelschool alhier en J. H. Dijkman Bzn., leeraar in de staats wetenschappen te Dordrecht, hebben een cirkulaire opgesteld, waarin zij de redenen mededeelen, -waarom h. i. behoud of invoering van onderwijs in de staathuishoudkunde als afzon derlijk leervak aan ALLE middelbare scholen wenschelijk is. , . ' Zij deden dit naar aanleiding van hetgeen gesproken werd op de algemeene vergadering van de Vereeniging van Leeraren aan Inrich tingen van Middelbaar Onderwijs te Arnhem, ia 1876 gehouden. Daar toch werd door de meerderheid verklaard, dat de" staathuishoud kunde geen afzonderlijk leervak behoort nit te maken op de middelbare school, een oor deel dat in een vergadering te Leeuwarden in 1878, overeenkomstig het praeadvies van het hoofdbestuur, ten aanzien der h. b. scholen voor meisjes, werd bevestigd. De inhoud dier cirkulaire werd door enkele dagbladen meegedeeld. Het voornaamste argument dat: de stellers van dit stuk te bestrijden, hebben is Het eerst- _ genoemde. -Het luidt als volgt; , Zoo wijst men op het groote verschil, dat omtrent methode en beginselen nog onder de beoefenaars der staathuishoudkunde heerscht, op ? de . kritiek, waaraan ,-die beginselen juist thans worden onderworpen, en meent, dat, zoolang dat kritische tijdperk duurt, onderwijs, dat licht een dogmatisch karakter aanneemt meer kwaad dan goed doet. Het hoofd der kritische .school in Du tschland, Wilhelm Koscher, (zoo'luidt de weder legging der opstellers dezer verklaring,) deelt deze meening niet; immers in de 3de herziene uitgave zijner Ansichten der Volkswirtschaft, 1878, bl. 5, drukt hij onveranderd af, wat hij ia 1849 schreef: eene der hoofdoorzaken, waarom Engeland zoo geheel vrij is gebleven .van de be roeringen van 1848, is gelegen in het op 4000 scholen gegeven onderwijs in de grondbegin selen der staathuishoudkunde'." 'Daar toch zal nog wel zuivere oude ekonomie zijn onderwezen! ? Met grond mag dan ook gevraagd worden, of het einde van dat kritische tijdvak ook maar eenigszins spoedig, kan verwacht worden; of niet veeleer de vastere -inductieve grondslag, zoo hij al te vinden is langs dezen weg, toch zeker eenige geslachten arbeidens zal moeten kosten; of in den tusschentijd het opkomend geslacht, waaraan men uit wetenschappelijkheid onderwijs onthoudt, zich tot ekonomische vraag stukken zal stellen als wit papier, dan wel al de vooroordeelen opnemen, .ieder van zijnen kring;, of men werkelijk, van , dat kritische standpunt uitgaande, die vooroordeelen, uit de meest ? gebrekkige waarneming en klassenbelang ontstaan, voor minder gevaarlijk houdt dan de dwalingen, die een met de, nieuwere ekonomïe minder vertrouwd of ingenomen leeraar zou kunnen helpen verspreiden. Wij voor ons hou den het er voor, dat, waar het onderwerpen geldt, waaromtrent niemand zonder eene be paalde opvatting leven; immers 'handelen kan, onderwijs, meêdeeling, en, waar het kan, moti veering der door een .: niet maatschappelijke vraagstukken vertrouwd 'léeraar met zijne beste krachten verkregen resultaten, laten ze ten slotte waar of onwaar blijken, verre te verkie zen is boven geen onderwijs." Aan dit bezwaar, dat het karakter der weten schap die onderwezen moet worden betreft, sluit zich een ander aan dat meer geldt voor de H. B. school, met- Sjarigen kursus, do Burgerdag- en avondschool, dan voor de h. b. school met 5jarigen kursus. Op paedagogische bezwaren wijzen de tegenstanders. Hieromtrent antwoorden de voorstanders van dat onderwijs als volgt: Wij achten die (bezwaren) geenszins gering, waar wij zien, hoe zelfs een man als prof. Pekelharing, rijk in kennis en oratorische ga ven, tegen z^ne lessen aan de burgeravond school opzag. Hoe geringer de ontwikkeling en de vóórkennis der leerlingen, des te moei lijker is het, een onderwijs ie geven, voor.hen en naar ons eigen oordeel bevredigend. Men betrapt zich zoo licht op algemeenheden, waar van men de-gedeeltelijke onwaarheid inziet, zonder in staat te zijn, voor dat gehoor er de noodige beperkingen bij te voegen. De schijn baar geringe resultaten zijn somtijds ontmoe digend. Be moeilykheid/bij een gering trak tement geschikte leeraren te vinden, groot. Maar er is n argument, dat naar ons oor deel ' meer weegt .dan dit' alles-:?"-,het groote EJ 11 DOOS (Vervolg.) ? ?.?; ,Gij schijnt .dus banger voor den ontvanger te zijn dan voor mij, zei' hij .lachend. j ;,.,,; -TT Brossard! Wel die, zou geealtwee minuten :?:! hier .kunnen zijn zonder met zijn onverdragelijké.galanterie .voor den dag te komen. lt).-.-. i -.En-<i,.d$D? hernam Btienne, die stoutmoe'- idigero werd en zijn hand op Marcelles ronden arm had gelegd, wat zou er dan gebeurd zijn V ge'ZÖttdt.hem toch hebben moeten aauhooren. ,: '< ,-^Oph, rgaf zij ten antwoord, terwijl zij haar ; ondervrager in>de oogen keek, 't aou niet ge.:? -vaarlijk zijn.... Ik houd niet van hem. i , ::?;...-Dat was duidelijk genoeg. Etienne wist nu » : dat .Mlle Marcelle ; hem wat meer vertrouwe'.??...Igkheid .niet kwalijk aou nemen. Maar- geluk'. kig had' hij nog genoeg.gezond verstand :om . te begrijpen dat hij de verleiding ontvluchten moest,, en .hij sprong plotseling op. , . , ? Wat scheelt u? vroeg Marcello verwon derd. : : _-:..^j H stik van den dorst, ik ga eens even drinken aan .de bron. Zij:-greep hem i-bij den arm en dwong hem .i-vfiin weer te gaan zitten: Blijf. maar.;hier! > ,, sprak-;,zij; ik heb u-immers:iets;-beloofd voor ->-. u$? -moeite; en:.dat>zult ge hebben^ ook..,?; Zij; stak, déhand in den aak van haar japon en Baalde er een prachtige, donzige, zorgvuldig in i wingerdbladeren gewikkelde perzik uit. Ziedaar, sprak ze, die moogt gij hebben. Dat is nog veel verkwikkender dan een slokje drinken. En werkelijk, de heerlijke, sappige vrucht deed Etienne watertanden; toch wilde haar niet aannemen. Welnu, sprak hij lachend,. ik ben geen egoïst; gij hebt ,die perzik voor "u zelve mee genomen, en ik wil u er niet van berooven. Welnu dan... wij zullen eerlijk deelent... Hebt gij een mesje? Neen, hij had zijn mes op het atelier laten liggen. Marcelle keek met een ondeugend glimlachje eerst naar de perzik, toen naar Etienne. Dan maar zonder complimenten! En hem aanziende met een uitdrukking, die SintAntonius in eigen persoon betooverd zouheb ben, sprak zij: Gij zijt immers niet vies van mij ? zette haar mooie witte tandjes in de vrucht, beet er e.en stuk af, en reikte toen het overige aan Etienae toe, hem met zeer weisprekenden blik toevoegende: Daar hebt ge uw deel, neem het gerust... Sneller dan zij 'verwacht had, greep hij de. hem toegestoken verkwikking en drukte even zijn lippen op de hand, vochtig van het geu rige vruchtensap. Zij liet hem stil begaan, en bleef met neergeslagen ' pogen zitten, terwijl een spottend lachje om haar lippen speelde. Een enkel .oogenblik-was Etienne op het punt om een groote.dwaasheid te begaan; hij was als een kind dat voor -het eerst van zijn leven zoeten, bedwelmenden wijn geproefd heeft... Op eens weergalmden de tonen van de kras sende viool, over de weide, waarop langzamer:hand ije .avondsphemerrng wa,sjnedergedaald, en gelukkig voor Etienne verstoorde de blonde sirene door een ontijdige opmerking, zelve de.betöovering, waaronder zij haar met gezel een oogenblik gehouden had. Hoort ge de viool? sprak zij op schert senden toon; nu opent uw vriendin van Joubardière tet bal met haar minnaar. Etienne fronste de wenkbrauwen. "Wat kan u dat schelen? stamelde hij. "Wel, die jeugdige schoonéinteresseert mij.... haar geschiedeuis doet mij aan het sprookje van Eaelsvel denken..* Hoe heet zij? Thérèse. 't" Was of dat ne woord, terwijl het over zijne lippen kwam, hem plotseling totaal ontnuchterde. Hij liet Marcelles hand los.en bleef peinzend voor zich uitstaren, .Zijn kalmte keerde terug en eensklaps kreeg bij een vizioen van hetgeen er gebeuren zou, als' hij het avon tuur met zijn - buurdame nog .verder uitspon. Hij zag zich .zelven in de rol van Brossard of wat nog erger was als de echtgenoot van Mlle Marcelle. En bij die voorstelling liep hem een rilling over de leden.... Marcelle iatusschen was volstrekt niet ge sticht .over i dien plotselinge aanval van ver strooidheid en beet zich ,ep de lippen van s,pijt. Zij meende dat zij Etienne zoo goed op weg geholpen had, en nu-bleef hij stilstaan... Van dat oogenblik af aan werd zij zijn vijandin. Hoe is 't? sprak zij scherp, aijt ge stomgeworden? 't schijnt dat de naam van dat meisje u versteend heeft! Wat ik u bidden mag, riep hij op eenigs zins gebiedenden toon,, laat ons verder zwijgen over Mlle Desroc,hes. , Ge' kent haar familiehaam merk ik; nu dan zult gy er ook wel meer van weten dan gÜzeggen wilt. Zij was opgestaan, en plukte zenuwachtig een paar dorre takjes van de struiken naast haar. Daarna raapte zij haar parasol en haar hoed op, nam de plooien vanhaar japon bijeen, en boog de takken, die haar den weg versper den, uit "elkander. Gaat gij heen? stamelde.Etienne insge lijks opstaande. Zijt gij boos? Boos, ik? volstrekt niet.... Maar het be gint mij hier l^e koel te worden, en ik ga iets om , doen. Zij verliet het groene sehuilhoekje, deed een paar passen in de weide, en zich plotseling omkeerende naar'Etienne, die stok stijf was blijven staan, riep zij op sarkastischen toon: Als ik Mlle Dearoches zie, zal ik haar bij u sturen! Daar stond nu Etienne, onbewegelijk tusschen de struiken. Hij was ontevreden op zich zelven.... ;hij vreesde dat hij zich belachelijk had -aange steld. En toch als hij bedacht hoe anders het avontuur, had kunnen eindigen, dan was hij tot in het diepst van zijn ziel dankbaar dat hij zijn vrijheid behouden had. Het begon duister te worden; zacht murmel den de golfjes der Egronne, en uit de verte klonk de viool en het maatgezanq- der dansers. Maar Etienne dacht er niet aan om naar het feest terug te keeren. Langen /tijd bleef Mj .onbewegelijk zitten, en toen besloot hij om .laags een anderen weg terug te keeren, ten einde, een mogelijke ontmoeting met de dames Duvigneau te vermijden. ? . Langzaam . stapte 'hij voort op het donkere. voetpad^ diep in gedachten en met gebogen .hoofd, ontstemd over-den.mislukten.feestdag, en teleurgesteld omdat hij Thérèse in het geheel niet gesproken had. Hij kon met besluiten utük een prachtigen avond op zijn kamer door te brengen, en wist toch ,niet recht waar hij heen zou gaan. Eensklaps vernam hij achter zich een .vlugge voetstap; werktuigelijk keerde hij zich om en bemerkte Mlle Desroches. Toen zij Etïenne herkende schrikte zij blijkbaar. Wat hem betrof, zijn leed -was vergeten, zoo dra hij Thérèse gewaar, werd. ( Goeden avond Mlle Thérèse, sprak hij, haar de hand toestekend. Zij keek hem ternauwernood aan en haar hand raakte slechts even de zijne. Goeden avond, mjjflheer Maugars, ant woordde zy, zonder stil te staan. Gaat gij alleen, terug ?. vroeg Etienne, met haar .voortwandelend. Vader is nog op het feest gebleven, en voor mij .staat het avondeten gereed op de boerderij. / Hebt gij dan niet met de anderea me gegeten? . . Neen. - , . ? En ook niet gedanst? Ook. niet gedanst. De praatjes vaa Marcelle kwaaien hem wér voor den. geest: . Misschien warea nw, vrienden niet op het feest? Openhartig zag zij hem aan: =- Welke, vrienden? . Die,., waarmee .gij gewoonlijk danst. ^ Ik dans: nooit. , -r- Werkelijk niet?.,,. Vroeger hield gy ertoch wel van.». Herinnert gij u-de bruiloft van Célestin? . - . . Jawel, sprak zij.maar ik ben veranderd sinds dien tijd.... Er is zooveel veraaderd! Zij waren al pratende het bosch ingegaan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl