De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 12 oktober pagina 1

12 oktober 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Yerscliijnt lederen Zondagochtend. Uitgevers:' ELLERMAN, HARMS & C°. Santoor: Eokin 2. Abonnement-per 3,/in. . . . 60 Cts. fr. p.'p. 75 Cis. Afzonderlijke Niimniers. -5 » Adverténtiê-ii per regel ....... 15 » _I N H O U D. Onze .Burgervaders. Het raadsel der ervaring door J. A. Levy. FEUILLETON. BÜITSNLAITOSCH OVERZICHT. GEMEENTEZAKEN. KUNST Stads-Sehouwinirg. Vrouwen-studenten. Achter de schermen, LETTERKUNDE. Ben nieuwe brochure van H Pierson. =r- Zeevaartkuadig Onderwijs. STATISTZS.CHE EN IKDUSTIESLE MEBEDEELISGEN. De Arnllemsclle Tesfcbonftelling. door J- K- de Kruijff. Overzicht yan .de Effektetttnarkt. - Finaneieele Brieven. Al lerlei- Ingezonden. Handelsoverzicht der Week. Schepen in lading. Veilingen. Burg. Stand. Te huur zijnde woningen. Advertentïn. Schouwburgen, enz. ' ' De heer van Kerkwijk heeft "bij de 2e Ka-* inor een voorstel ingediend van hoogst gewïcatigen.aaïd. Het luidt als Yolgt: Art. 59 der wet van den 29n Juni 1851 (Staatsblad No. 85) worde gelezen: yDe burgemeester wordt door .Ons "benoemd, nadat.door ieii Saad eeae aanbeveling van drie personen door'tusschenkomst van Onzen Commissaris in de provincie aan. Ons ia ingediend. :.- »Indien die aanbeveling niet is ontvangen binnen, den van Onzentwege gestelden ter mijn , wordt tot de benoeming overgegaan zonder die aanbeveling". Voegen we er aanstonds bij dat het de bedoeling van'den voorsteller is, de "benoe ming niet voor zes jaar, maar voor onbepaalden tijd. te doen plaats-hebben, dan weet men wat'.de heer van. Kerkwijk in deze wil. Voor een zoo belangrijke voordracht had het kamerlid natuurlijk.: redenen, die men in de memorie, van toelichting vindt uiteen gezet. Wij zullen ze vernemen. Er zijn tweeërlei, ontleend aan het nut en de billijkheid. De eerste zijn de volgende : Vóór de invoering der gemeentewet w on-den de Burgemeesters » meestal -in of nabij, hun gemeente", waren bekend niet den plaatselijken toestand, hadden belang bij den bloei der gemeente en ijverden »daardoor" zeer ? voor haar belangen. Velen hunner waren door den invloed die han positie hun verleende ,'i>in staat belangrijke zaken tot stand te - brengen". En thans ... de toestand is, volgons den .heer van Kerkwijk, allertreurigst. Het burgemeesterschap wordt door velen beschouwd niet als een eerepost, maar als een. middel tot promotie. Soms wordt er 'bij de benoe ming meer gelet op het belang van den kandidaat dan van de gemeente. Zonder noodzaak, in strijd met art. 6 der gemeen tewet worden 'vaak vreemdelingen tot burgeraecster gekozen met voorbijgang van ge schikte medeburgers. Herhaaldelijk werden personen benoemd, die bleken ongeschikt en onbekwaam te zijn. De Kommissaris beveelt aan buiten de gemeente om en dan onder-, zoekt de "Minister niet verder, maar benoemt. Sollicitanten spekuleeren op des Kominissdris invloed. Zoo zijn 'er burgemeesters hoog aangeschreven bij "den betrokken Kom missaris, maar die van den toestand hunner gemeente., niets weten en zelfs den weg niet konden vinden, ongeschikt om met de ingezetenen om te gaan of die te leiden. Om' een betere betrekking te krijgea geven zij veel, zeer veel geld voor het onderwijs uit, Omdat zij dat ^gemakkelijker vinden, dan alles persoonlijk na te gaan en uit te zuinigen." Zij zijn slechts aktief in het beantwoorden van brieven n verzenden, van stukken. Den heer van Kerkwijk zijn voorbeel den bekend van burgemeesters, die zich mis dragen en toch hoog aangeschreven staan bij de Itegeering. Zij plaatsen zelfs advertentiën om kollega's te vinden, die lust heb ben inet hen van standplaats te wisselen. Bij de benoeming wordt dikwijls op politieke richting gelet. Men bemerkt het, de tegenstelling tusseneri het verleden en. heden is sterk ge noeg, i Hoe vriendelijk lachen de schimmen der voormalige Schouten den heer Kerkwijk toe, en wie weerstaat, na lezing dezer schets, de verleiding om naar Hildebrands Camera. te grgpea, en zich nog eens te verlustigen.1 in het portret van burgemeester Dikkerdak, die zijn Kees tot. trekschnitschippersknecht bevorderde ?! We- kunnen ons niet herinneren bij een voordracht zoo belangrijk als deze, ooit zulk een magere, luchthartige, partijdige toe lichting gelezen te hebben. ._ Waarom mag een burgemeester op een kleine plaats niet op promotie hopen? .. Is het streven naar promotie dan niet j uist . een prikkel die aanspoort tot plicht betrachting ? Zij zijn niet pp de hoogte van den toe stand der gemeente, weten niet, t e leiden en ? vertrouwen te winnen, kennen zelfs den weg niet. Óp kleine plaatsen is dat alles spoedig geleerd,, en in' groote heeft menigeen getoonddat te kunnen. Is de heer Fock niet voor de gemeenten, waar hij burgemeester was een zegen ge weest, en al kende hij er misschien den weg niet, werd de vreemdeling niet op de handen gedragen ? Zij hebben meer nart voor de gemeente-1, belangen, zegt de heer van .Kerkwijk, als zij voornemens zijn hun le?en in de streek, (waar de gemeente ligt) door te brengen. Welnu de Regeering benoemt dan ook in den regel menscaen-die in die streek wonen. Maar » hart te hebben" is niet genoeg, men moet ook verstand, en zekere mate van ontwik keling bezitten, en spreekt het niet van zelf, dat de laatste voorwaarde de Kegeering dwingt nu . en dan niet-ingezeten te be noemen? Ongeschikte'en onbekwame personen wor den herhaalde malen benoemd, 't Zal wel waar zijn, maar zou dit als de gemeente 'voordroeg, niet geschieden ?. O heilige on-. noozelheid! »Sollicitanten spekuleeren op des Kommis saris invloed...." en zou dit zooveel beter worden, als er in de plaats van op des Kom1missaris invloed op den invloed van heer of boer werd gesteund? Zij gooien, om maar promotie te maken, veel, zeer ve'el geld weg voor het onder wijs.... De Saad of de Burgemeester? De Bur gemeester, en dat * nog wel zoo'n vreem deling zonder invloed! En waaraan verspilt bij die. schatten? Aan sierlijke gebouwen, aan vette jaarwedden voor onderwijzers,,aan weelderige voorziening ii|. de. behoeften aan leermiddelen....? Die de k"aart van het land kent.zal deze beschuldiging kurieus. vinden. Zij .zijn slechts, aktiof'in het beantwoor den van brieven en het zenden van missives. Moesten zij bijgeval dan de' brieven on beantwoord, laten. of zenden.zij missives die niet gevraagd worden,-? "Wij zijn 'het met den fieer. van Kerkwijk eens, dat de 5 mÜlioen^Üienstbrieven, veel monnikenwerk van onze gemsentesekretarissen vertegenwoordigen. Hoeveel, is niet te zeggen, daar het leger «n -allerlei griffies ven groote verplichtingen aan de posterrj hebben. Ook' -wij zouden het wenselielijk. achten, het met eeu paar niillioen minder te beproeven, - maar kan dit kwaad verholpen wordendoor de benoeming vanden burgemeester te doen geschieden op voor dracht van den Raad ? Hét is moeilijk in te zien, hoe hier het middel -het doel ra ken zal.' Er zijn den -minister, of den heer van.Kerkwijk en dat is erger - burgemeesters bekend die zich misdragen, en die toch bij de Kegeering hoog aangeschreven staan. Burgemeesters zijn menschën, en op een aantal van zooveel honderden zallen er zijn, die de Begeering misleiden. Wij kennen ech ter de zpodanigen niet, doch het is zeer wel mogelijk dat. zij be&taan. Men vindt dergelyke individuen in alle rangen en stan den der maatschappij, misschien onder.Kamerleden niet- uUgeaonderd.""Wat; "bewast dit anders dan ;dat- de Regeering haar toezicht moet verscherpen? Doch wat zou waarschijnlijker zijn: dat een rijk ingezeten," eerst op'voordracht van een afhankelrjken gemeenteraad'burgemeester geworden, van zijn ambt ontzet werd of een niet-ingezeten, een vreemdeling, dien men' niet te ontzien heeft, verplaatsen kan of. ontslaan? ' Zoo kan men tegenover elke bewering van den heer van Kerkwijk een vraag stellen. Waarschijnlijk is de heer van Kerkwijk een vreemdeling op het 'platte land. Verreweg het. grootste gedeeltê^van het nederlandsche volk- woont in de zeer kleine steden en in de dorpen en geh.ucb.ien. Welk een invloed moet- de wetswijziging door hem aanbevolen op die gemeenten oefenen? Een zeer groot aantal dorpen wordt uit sluitend door landlieden bewoond. Behalve den geestelijke vindt men daar bijna niemand, die de beschaving. vertegenwoordigt. Geen' burgemeesters postje komt vakant of een paar eerzuchtigen streven er naar den zetel te bezetten, en de Raad tot een voordracht genoopt, plaatst er hen op, die hij kent en van wie hij weet dat zij 't begeeren. Daar wordt noodzakelijker wijs een landman be noemd en dat voor zijn leven; eens burge meester altijd burgemeester. Nu. zijn er dorpen waarop een waardig man1, een gezeten dorpsgenoot de betrekking vervult, bijgestaan dóór een sekretaris, niet zelden een ondermeester of een klerk uit een naburige gemeente. Uitzonderingen treft men aan op elk gebied. Doch behoeft het gezegd te worden hoe~' dan niet hier. of daar maar in den regel de belangen der gemeente behartigd zullen worden ? Welke kuiperijen, welke twisten, welk een verwaarloozing. der gewichtigste zaken daar het gevolg van moeten'zijn? De polderb est uren zijn een schitterend voorbeeld. Daar, waar de landerijen voor een groot deel in. .handen van grondbezitters waren , zelf geen landlieden, kwam men reeds jaren geleden er toe de watermolens door machi nes te -vervangen. Polderbesturen daarente gen hoofdmkelij-k o£ geheel uit landlieden saamgesteld bleven langen tijd, en enkelen thans nog, afkeerig van-die nieuwigheid en weer streven een verbetering, waarvan het voor deel zoo in het oogloopend mag heeten. Het platteland is achterlijk en betrekkelijkerwijs wordt het er ,niet beter op, daar de" beschaving zich hoe langer meer, van hoe daar terugtrekt en naar de steden verhuist. Wat wil nu de heer van Kerkwijk ? Juist de vérvulling 'van die betrekking, welke, goed' bekleed, zoo onberekenbaar veel (kan bij dragen tot den vooruitgang ten plattelande, aan de willekeur der dorpers overlaten; want ten slotte komt het daarop neer. Zal die voordracht iets beteekènen, dan moet'er uit gekozen worden. . Stelde de heer van Kerkwijk voor, dat het burgemeesterschap beter bezoldigd zal .wor den; wilde hij het door het invoeren van den een óf anderen maatregel tot een begeerlijke rijksbetrekkïng maken, wij zou den het kunnen begrijpen van iemand, die den vooruitgang liefheeft. Thans schijnt Ons zijn voordracht, als zij aangenomen wordt, een ware ramp. Zij ontneemt der Kegeering de macht een man van geestkracht en beschaving. te zen den, waar die.onontbeerlijk, is,' en geeft ons niets daarvoor in de plaats, dan de poëzie van het burgervaderschap '?o. i. een zeer schrale troost. ' ' De bezwaren tegen de aanneming vare dit voorstel met het oog op de groote steden, schijnen ons ook. ernstig genoeg. De - inwoners der hoofdstad weten maar al te goed, hoe noodig eu nuttig het som tijds kan zijn, dat aan een gemeente een burgemeester wordt geschonken, die zeker nooit door den .Raad gekozen zon. zijn. Een gemeenteraad is een kollegie van personen, die langzamerhand in een vriendschappelijke verhouding tot elkander komen te staan Slechts weinigen wellicht, slechts n hun ner heeft lust in het burgemeesterschap, en men begrijpt zeer licht, hoe moeilijk het dan wordt een meer geschikt persoon bui ten het kollegie te zoeken, als daarbinnen een der. vrienden zetelt, di. de betrekking begeert. - ?? Een gemeenteraad kan, ondanks het kies recht, zeer goed in een richting zich bewe gen, die verderfelijk is, of zich in het ge heel niet bewegen, omdat hij te wenrg be.ang stelt-in de'publieke zaak. Wij noemen lier nogmaals den naam van Eock, om onze meening te verduidelijken, en we zonden dien van Den Tex er nevens kunnen plaatsen. Ook de laatste zou zeker niet door den &aad zijn gekozen, had die destijds het recht van voordracht bezeten. Het spreekt wel van zelf, dat een Kegeering als zij bemerkt dat er 'in een stadsgemeente een zeker per soon algemeen gewenscht wordt, zich geLiakkig zal chten aan., dut verlangen te kun nen voldoen, maar het spreekt iu het geheel niet van zelf, dat een ge neenteraad miten zijn kollegie ., den geschiktste zal zoeken, als een medelid op direkte of indirekte wijs. zijn hulp voor zichzelf inroept. Ook moet zulk een. benoeming bij voor-" dracht een nadeeligen invloed oefenen op de onafhankelijkheid van den burgemeester. Ware hij niets anders dan ,de president van den gemeenteraad, de zaak zou voor grooere gemeenten zeer eenvoudig zijn; doch lij is meer dan dat. Zelf geen lid van den Haad zijnde bij zijn benoeming, is hij, als voorzitter van den .Raad en hoofd der plaat selijke politie, tegelijkertijd vertegenwoordi ger van staat en.gemeente, en wij gelooven dat een opentlijke of verkapte sollicitatie en een voortdurende' afhankelijkeid van den ge meenteraad met - de waardigheid van het ambt niet wel is overeen te brengen. De -nadeelige gevolgen van het aanbevolen stelsel liggen te zeer voor de hand, dan dat wij des beeren van Kerkwijks wetswijziging zouden durven aanbevelen. Doch- er kunnen billijkheidsgronden voor de voordracht spreken, die aan elke andere overweging het zwijgen opleggen. Heeft de heer van Kerkwijk-die genoemd ? De bedorven .toestand, zegt de voorsteller, moet gezuiverd worden. »De burgemeester is het hoofd d^r ge meente, en wordt geheel door de gemeente betaald (zijn jaarwedde wel te verstaan) zoodat de gemeente ook het reclit wel diende te hebben ?!) den burgemeester te benoemen, evenals de Raad den sekretaris, - ontvanger benoemt." Verder dan. een recht, dat de Raad »wel diende te hebben," komen wij hier niet. Men zal zeker niet beweren dat deze op merking., bijzonder diep gaat. Had de heer -van Kerkwijk, als hij zulk een. belangrijk voorstel doet, niet'moeten nagaan in welke betrekking in Ttfederland de ge meenten tot den Staat verkeeren, wat daarnit voortvloeit, welk recht daaraan ontleend kan worden? Het beginsel en de grens der gemeente-autonomie beliooren duidelijk vast gesteld te zijn, wil ^men het recht der ,*,femeente tot benoeming of tot voordracht -bij DOOR .AJVJLXRJ . (Vervolg.)' En ik dan, . heb ik mijn vaders niet ? vroeg 'Etïenne op droevigen toon ; -geloof mij, Thérèse, wij hebben geen deel aan hun schuld; 't is nu eenmaal ons lot dat wij over hen moeten blo zen, maar als wij den last samen dragen zal htj ons minder drukken. Uw betrekking brengt mee dat gij in een kriog7 moet leven waarin ik. mij misplaatst zou voelen.... Ik zou u tot last zijn.... Gij zijt nergens misplaatst en mijn vak heeft dit voor, dat het mij veroorlooft om te wonen waar ik wil, bniten of in de stad;... Ook vraag ik -niet aan u om op staanden voet te trouwen . . . Beloof mij' maar dat ge mijn vrouw zult worden. Vandaag over' een jaar zal ..mijn toekomst in menig opzicht beslist zijn, en dan kom ik u aan uw belofte herinneren . . . Zeg maar ja, ? dan ben ik gerust . , . Zijt ge niet vrij meer? Hebt ge een ander misschien? Ik? riep zij heftig, een ander? Neen, neen ! Welnu dan, Thérèse, ik heb u innig lief en ik vraag alleen aan u dat ge u laat lief hebben. ' Zij bleef zwijgend voor hem staaD, met de handen ineengeklemd, en den blik gericht op de hier en daar op 't veld ontstoken stoppelvuren. Haar oogen waren vochtig geworden, de lippen half geopend. Eén oogenblik nog en ze zou het antwo.ord geven, het antwoord, dat Etienne's lot moest beslissen, toen zich aan het einde van het veld een schelle stem liet hooren, een stem die Etienne een rilling over de leden joeg. Mijnheer Etienne! klonk -het, mijnheer Etienne! , Zij keerden zich om. Tegen den gloeienden avondhemel zagen zij de lange, 'smalle gestalte van Célestin Tiffeneau afsteken. Het kleine herdertje van de boerderij wees hem den weg en hij kwam haastig naar hem toe. O! riep hij, naar adem hijgend, mijnheer Etienne, vind ik u eindelijk ? .. .? Neem mij niet kwalijk, meisje, maar ik heb mijnheer Maugars iets te zeggen. Eensklaps herkende hij Thérèse, en sloeg zijn lange armen in de lucht: Mlle. Desroches... Hemelsche goedheid, de wonde ren houden niet op!... Ik had waarlijk niet gedacht dat ik n van avond zou ontmoeten! Célestin., viel Etienne hem angstig in de rede, wat is er gebeurd? Waarom zijt gij hier? Célestiu wischte zich het voorhoofd af. Wat er is, mijnheer Etienne? Gij moet noodzakelijk te Saint-Cléuaentin komen; uw vader heeft mij naar n toe gezonden om den zekersten weg te kiezen. . . Gisteren ben ik van huis gegaan, en een uur geleden te Pressigny aangekomen. Een heer die u had zien voorbijgaan, heeft mij den weg gewezen, en zoo heb ik u gevonden... .?Is mijn vader ziek ? vroeg Etienne, den klerk ter zijde nemende. Ziek? neen, lichamelijk niet ten minste... Maar de bank is ziek... Wie had dat ooit kunnen denken! Een firma, die zoo door en door solide was!.. . Sedert een maand komen allerlei menschën hun geld bij ons opvragen, en dat is leelijk genoeg-... Gisteren riep M. Maugars mij in zijn eigen bureau, waar hij op en neer liep als een leeuw in zijn hok... Ga mijn zoon halen, riep hij, terwijl hij mij een papier met uw adres toereikte; zeg hem dafc er haast bij is, en breng hem zoo sptfedig mogelijk hier... Ik moet hem hier hebben, of ik sta voor niets meer in !... De oogen rolden hem wild door het hoofd; ik ben onverwijld mijn vrouw g^an goeden dag zeggen, en met .den trein tot Chatellerault. gereisd; daar heb ik een rijtuig ge nomen, en hier ben ik... "Wij moeten onver wijld terugkeeren, mijnheer Etienne. Ja, zei.de jonge man met ontroerde stem, een oogenblik .. . Hij naderde Thérèse, die on bewegelijk was blijven staan, en hen angstig Thérèse, zei hij, -ik moet oogenblikkelijk naar Saint-Clémentin gaan... Ik ben daar noodig, en ik vrees dat ik de katastrophe zal bijwonen, waarvoor ik .al zoo lang.heb gevreesd..; Wie weet hoe ik terug zal keeren ? .. .? Maar terugkeeren zal ik; Reik mij de hand, liefste, dat zal mh". kracht geven. Zij deed het. Houd goeden moed! sprak zij; en tot weerziens ! Célestin had haar ? ook de hand gedrukt. Th rèse knikte hem toe zonder een' woord te kun nen zeggen, en zij vertrokken. Zij zag hem heengaan door de velden, en de tranen ver blindden haar 200, dat zij de -oogen moest af vegen ; toen zij ze weer opsloeg, had de op stijgende avondnevel Etienne en zijn medgezel aan haar blik onttrokken. XV. . ?! Met de handen op den rug, angstig starende oogen en vastgeknepen lippen, liep Siinon Mau gars in zijn kabinet heen en weer.1 De bankier was oud geworden. Zijn stevige schouders wa ren gekromd, het borstelige haar was vergrijsd en zijn gelaat had een onheilspellende roode kleur aangenomen. Maar de harde, strenge uit-. drukking was onveranderd gebleven, evenals het sombere, vuile bureau. De leelijke onde pendule had juist negen slagen laten,.hooren. M. Maugars hoorde het en slaakte een zucht van verlichting. Hij wist dat de trein vanPoitiers nu ie Maisons-blancbes stilhield en bere kende voor de tiende maal wanneer Tiffeneau en Etienne in Saint-Clémentin konden zijn. Nog een uur dan zou hij hen zien. Die laatste zes tig minuten wachtens vielen- vreeselijk zwaar, na een slapeloos doorgebrachten nacht, 't Was of hij de koorts, had. Zijn beenen weigerden hem bijna. den dienst, ma.ar toch kon hij niet stilzitten, en bleef met groote" onregelmatige stappen op en neer loopen. Op eens stond hij stil en luisterde.,In de straat klonken schelletjes en paardengetrappel: dat was de omnibus'., Nog een oogenblik en zijn lot zou beslist zgn. Hij liet zich in zijn armstoel vallen, .én spande al zijn krachten in om zijn zoon met de noodige kalmte te 'kun nen 'ontvangen. Een minuut lang heerschte de diepste stilte in het bureau. ;Daar. kraakte de trap de deur aatf den gang .werd opengerukt, en Etienne en Célestin stonden beiden met stof bedekt voor. hem. ? Zijt ge 'daar eindelijk! riep de bankier met heesche stem. Vader en zoon keken elkander eenigszïns verlegen aan, beiden onder den indruk der omitandigheden, waarin zij elkander weerzagen. Toch waren de. oude veeten niet genoeg uit kun geheugen gewischt, om zich in elkanders arjnen te .werpen. Gij hebt mij laten roepen, en hier ben ik, zei Etienne . . . Wat valt hier voor ? De bankier aarzelde een oogenblik, maar legde toen zijn trots het zwijgen op, en nam' Etienne met zicli naar liet venster. Hij had be hoefte om den zoon aan te raken, diénu zijn eenige steun was geworden, om zich als't ware te vergewissen, dat hij zich nog aan hem vast kon klemmen. Kom hier, fluisterde hij, hebt gig soms honger ? Wilt ge iets eten ? Etienae zei dat zij onderweg ontbeten had den. Goed zoo,, sprak M. Maugars, dan kun nen .wij terstond samen spreken ... Laat ons alleen,-Célestin! ? Tiffeneau boog eh "ging heen. Etienne was gaan zitten, en de bankier, die niet recht wisl boe bij beginnen sou, verschikte werktuiglijk de papieren op -zijn schrijftafel. Hebt ge mij noodig ? vroeg de jonge man, Ja, ik vond hét beter om u mondeling in te lichten omtrent den toestand, waarin ik ge bracht ben. Heeft Célestin u niets gezegd? Hij heeft mij geaegd dat de zaken van de bank niet-goed stonden, en dat gij geld-ge brek hadt. Ja, ~'t is wel tijdelijk, maar toch is 't zoo ! riep de bankier op levendigen toon. Zie hier het geval: ik heb ongelukkig gespekuleerd, dat kan de beste gebeuren ... De keizer riep maar steeds: Het. keizerrijk' is de vrede" ..,. Ik heb hem op zijn woord geloofd... Ik heb grond gekocht te Poitiers, ik heb er huizen gebouwd,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl