Historisch Archief 1877-1940
Yerscliijnt lederen Zondagochtend.
Uitgevers:' ELLERMAN, HARMS & C°.
Santoor: Eokin 2.
Abonnement-per 3,/in. . . . 60 Cts. fr. p.'p. 75 Cis.
Afzonderlijke Niimniers. -5 »
Adverténtiê-ii per regel ....... 15 »
_I N H O U D.
Onze .Burgervaders. Het raadsel der
ervaring door J. A. Levy. FEUILLETON.
BÜITSNLAITOSCH OVERZICHT.
GEMEENTEZAKEN. KUNST Stads-Sehouwinirg.
Vrouwen-studenten. Achter de schermen,
LETTERKUNDE. Ben nieuwe brochure van
H Pierson. =r- Zeevaartkuadig Onderwijs.
STATISTZS.CHE EN IKDUSTIESLE
MEBEDEELISGEN. De Arnllemsclle Tesfcbonftelling.
door J- K- de Kruijff. Overzicht yan .de
Effektetttnarkt. - Finaneieele Brieven. Al
lerlei- Ingezonden. Handelsoverzicht der
Week. Schepen in lading. Veilingen.
Burg. Stand. Te huur zijnde woningen.
Advertentïn. Schouwburgen, enz. ' '
De heer van Kerkwijk heeft "bij de 2e Ka-*
inor een voorstel ingediend van hoogst
gewïcatigen.aaïd. Het luidt als Yolgt:
Art. 59 der wet van den 29n Juni 1851
(Staatsblad No. 85) worde gelezen:
yDe burgemeester wordt door .Ons "benoemd,
nadat.door ieii Saad eeae aanbeveling van
drie personen door'tusschenkomst van Onzen
Commissaris in de provincie aan. Ons ia
ingediend.
:.- »Indien die aanbeveling niet is ontvangen
binnen, den van Onzentwege gestelden ter
mijn , wordt tot de benoeming overgegaan
zonder die aanbeveling".
Voegen we er aanstonds bij dat het de
bedoeling van'den voorsteller is, de "benoe
ming niet voor zes jaar, maar voor
onbepaalden tijd. te doen plaats-hebben, dan weet
men wat'.de heer van. Kerkwijk in deze wil.
Voor een zoo belangrijke voordracht had
het kamerlid natuurlijk.: redenen, die men
in de memorie, van toelichting vindt uiteen
gezet.
Wij zullen ze vernemen.
Er zijn tweeërlei, ontleend aan het nut
en de billijkheid.
De eerste zijn de volgende :
Vóór de invoering der gemeentewet w
on-den de Burgemeesters » meestal -in of nabij,
hun gemeente", waren bekend niet den
plaatselijken toestand, hadden belang bij den bloei
der gemeente en ijverden »daardoor" zeer
? voor haar belangen. Velen hunner waren door
den invloed die han positie hun verleende
,'i>in staat belangrijke zaken tot stand te
- brengen".
En thans ... de toestand is, volgons den
.heer van Kerkwijk, allertreurigst. Het
burgemeesterschap wordt door velen beschouwd
niet als een eerepost, maar als een. middel
tot promotie. Soms wordt er 'bij de benoe
ming meer gelet op het belang van den
kandidaat dan van de gemeente. Zonder
noodzaak, in strijd met art. 6 der gemeen
tewet worden 'vaak vreemdelingen tot
burgeraecster gekozen met voorbijgang van ge
schikte medeburgers. Herhaaldelijk werden
personen benoemd, die bleken ongeschikt en
onbekwaam te zijn. De Kommissaris beveelt
aan buiten de gemeente om en dan
onder-, zoekt de "Minister niet verder, maar
benoemt. Sollicitanten spekuleeren op des
Kominissdris invloed. Zoo zijn 'er burgemeesters
hoog aangeschreven bij "den betrokken Kom
missaris, maar die van den toestand hunner
gemeente., niets weten en zelfs den weg
niet konden vinden, ongeschikt om met
de ingezetenen om te gaan of die te leiden.
Om' een betere betrekking te krijgea geven
zij veel, zeer veel geld voor het onderwijs
uit, Omdat zij dat ^gemakkelijker vinden,
dan alles persoonlijk na te gaan en uit te
zuinigen." Zij zijn slechts aktief in het
beantwoorden van brieven n verzenden, van
stukken. Den heer van Kerkwijk zijn voorbeel
den bekend van burgemeesters, die zich mis
dragen en toch hoog aangeschreven staan
bij de Itegeering. Zij plaatsen zelfs
advertentiën om kollega's te vinden, die lust heb
ben inet hen van standplaats te wisselen.
Bij de benoeming wordt dikwijls op politieke
richting gelet.
Men bemerkt het, de tegenstelling
tusseneri het verleden en. heden is sterk ge
noeg, i
Hoe vriendelijk lachen de schimmen der
voormalige Schouten den heer Kerkwijk toe,
en wie weerstaat, na lezing dezer schets,
de verleiding om naar Hildebrands Camera.
te grgpea, en zich nog eens te verlustigen.1
in het portret van burgemeester Dikkerdak,
die zijn Kees tot. trekschnitschippersknecht
bevorderde ?!
We- kunnen ons niet herinneren bij een
voordracht zoo belangrijk als deze, ooit zulk
een magere, luchthartige, partijdige toe
lichting gelezen te hebben.
._ Waarom mag een burgemeester op een
kleine plaats niet op promotie hopen? ..
Is het streven naar promotie dan niet
j uist . een prikkel die aanspoort tot plicht
betrachting ?
Zij zijn niet pp de hoogte van den toe
stand der gemeente, weten niet, t e leiden
en ? vertrouwen te winnen, kennen zelfs den
weg niet.
Óp kleine plaatsen is dat alles spoedig
geleerd,, en in' groote heeft menigeen
getoonddat te kunnen.
Is de heer Fock niet voor de gemeenten,
waar hij burgemeester was een zegen ge
weest, en al kende hij er misschien den weg
niet, werd de vreemdeling niet op de handen
gedragen ?
Zij hebben meer nart voor de gemeente-1,
belangen, zegt de heer van .Kerkwijk, als zij
voornemens zijn hun le?en in de streek, (waar
de gemeente ligt) door te brengen.
Welnu de Regeering benoemt dan ook in
den regel menscaen-die in die streek wonen.
Maar » hart te hebben" is niet genoeg, men moet
ook verstand, en zekere mate van ontwik
keling bezitten, en spreekt het niet van
zelf, dat de laatste voorwaarde de Kegeering
dwingt nu . en dan niet-ingezeten te be
noemen?
Ongeschikte'en onbekwame personen wor
den herhaalde malen benoemd, 't Zal wel
waar zijn, maar zou dit als de gemeente
'voordroeg, niet geschieden ?. O heilige on-.
noozelheid!
»Sollicitanten spekuleeren op des Kommis
saris invloed...." en zou dit zooveel beter
worden, als er in de plaats van op des
Kom1missaris invloed op den invloed van heer
of boer werd gesteund?
Zij gooien, om maar promotie te maken,
veel, zeer ve'el geld weg voor het onder
wijs....
De Saad of de Burgemeester? De Bur
gemeester, en dat * nog wel zoo'n vreem
deling zonder invloed! En waaraan verspilt
bij die. schatten? Aan sierlijke gebouwen,
aan vette jaarwedden voor onderwijzers,,aan
weelderige voorziening ii|. de. behoeften aan
leermiddelen....? Die de k"aart van het land
kent.zal deze beschuldiging kurieus. vinden.
Zij .zijn slechts, aktiof'in het beantwoor
den van brieven en het zenden van missives.
Moesten zij bijgeval dan de' brieven on
beantwoord, laten. of zenden.zij missives
die niet gevraagd worden,-?
"Wij zijn 'het met den fieer. van Kerkwijk
eens, dat de 5 mÜlioen^Üienstbrieven, veel
monnikenwerk van onze
gemsentesekretarissen vertegenwoordigen. Hoeveel, is niet te
zeggen, daar het leger «n -allerlei griffies
ven groote verplichtingen aan de
posterrj hebben. Ook' -wij zouden het
wenselielijk. achten, het met eeu paar niillioen
minder te beproeven, - maar kan dit kwaad
verholpen wordendoor de benoeming vanden
burgemeester te doen geschieden op voor
dracht van den Raad ? Hét is moeilijk in
te zien, hoe hier het middel -het doel ra
ken zal.'
Er zijn den -minister, of den heer
van.Kerkwijk en dat is erger - burgemeesters
bekend die zich misdragen, en die toch bij
de Kegeering hoog aangeschreven staan.
Burgemeesters zijn menschën, en op een
aantal van zooveel honderden zallen er zijn,
die de Begeering misleiden. Wij kennen ech
ter de zpodanigen niet, doch het is zeer
wel mogelijk dat. zij be&taan. Men vindt
dergelyke individuen in alle rangen en stan
den der maatschappij, misschien
onder.Kamerleden niet- uUgeaonderd.""Wat; "bewast dit
anders dan ;dat- de Regeering haar toezicht
moet verscherpen?
Doch wat zou waarschijnlijker zijn: dat
een rijk ingezeten," eerst op'voordracht van
een afhankelrjken gemeenteraad'burgemeester
geworden, van zijn ambt ontzet werd
of een niet-ingezeten, een vreemdeling, dien
men' niet te ontzien heeft, verplaatsen kan
of. ontslaan? '
Zoo kan men tegenover elke bewering
van den heer van Kerkwijk een vraag
stellen.
Waarschijnlijk is de heer van Kerkwijk een
vreemdeling op het 'platte land. Verreweg
het. grootste gedeeltê^van het nederlandsche
volk- woont in de zeer kleine steden en in
de dorpen en geh.ucb.ien. Welk een invloed
moet- de wetswijziging door hem aanbevolen
op die gemeenten oefenen?
Een zeer groot aantal dorpen wordt uit
sluitend door landlieden bewoond. Behalve
den geestelijke vindt men daar bijna niemand,
die de beschaving. vertegenwoordigt. Geen'
burgemeesters postje komt vakant of een
paar eerzuchtigen streven er naar den zetel
te bezetten, en de Raad tot een voordracht
genoopt, plaatst er hen op, die hij kent en
van wie hij weet dat zij 't begeeren. Daar
wordt noodzakelijker wijs een landman be
noemd en dat voor zijn leven; eens burge
meester altijd burgemeester.
Nu. zijn er dorpen waarop een waardig
man1, een gezeten dorpsgenoot de betrekking
vervult, bijgestaan dóór een sekretaris,
niet zelden een ondermeester of een klerk
uit een naburige gemeente. Uitzonderingen
treft men aan op elk gebied. Doch behoeft
het gezegd te worden hoe~' dan niet hier. of
daar maar in den regel de belangen der
gemeente behartigd zullen worden ? Welke
kuiperijen, welke twisten, welk een
verwaarloozing. der gewichtigste zaken daar het
gevolg van moeten'zijn?
De polderb est uren zijn een schitterend
voorbeeld.
Daar, waar de landerijen voor een groot
deel in. .handen van grondbezitters waren ,
zelf geen landlieden, kwam men reeds jaren
geleden er toe de watermolens door machi
nes te -vervangen. Polderbesturen daarente
gen hoofdmkelij-k o£ geheel uit landlieden
saamgesteld bleven langen tijd, en enkelen thans
nog, afkeerig van-die nieuwigheid en weer
streven een verbetering, waarvan het voor
deel zoo in het oogloopend mag heeten.
Het platteland is achterlijk en
betrekkelijkerwijs wordt het er ,niet beter op, daar
de" beschaving zich hoe langer meer, van hoe
daar terugtrekt en naar de steden verhuist.
Wat wil nu de heer van Kerkwijk ? Juist de
vérvulling 'van die betrekking, welke, goed'
bekleed, zoo onberekenbaar veel (kan bij
dragen tot den vooruitgang ten plattelande,
aan de willekeur der dorpers overlaten;
want ten slotte komt het daarop neer.
Zal die voordracht iets beteekènen, dan
moet'er uit gekozen worden. .
Stelde de heer van Kerkwijk voor, dat het
burgemeesterschap beter bezoldigd zal .wor
den; wilde hij het door het invoeren van
den een óf anderen maatregel tot een
begeerlijke rijksbetrekkïng maken, wij zou
den het kunnen begrijpen van iemand, die
den vooruitgang liefheeft. Thans schijnt Ons
zijn voordracht, als zij aangenomen wordt,
een ware ramp.
Zij ontneemt der Kegeering de macht een
man van geestkracht en beschaving. te zen
den, waar die.onontbeerlijk, is,' en geeft
ons niets daarvoor in de plaats, dan de
poëzie van het burgervaderschap '?o. i.
een zeer schrale troost. ' '
De bezwaren tegen de aanneming vare dit
voorstel met het oog op de groote steden,
schijnen ons ook. ernstig genoeg.
De - inwoners der hoofdstad weten maar
al te goed, hoe noodig eu nuttig het som
tijds kan zijn, dat aan een gemeente een
burgemeester wordt geschonken, die zeker
nooit door den .Raad gekozen zon. zijn. Een
gemeenteraad is een kollegie van personen,
die langzamerhand in een vriendschappelijke
verhouding tot elkander komen te staan
Slechts weinigen wellicht, slechts n hun
ner heeft lust in het burgemeesterschap, en
men begrijpt zeer licht, hoe moeilijk het
dan wordt een meer geschikt persoon bui
ten het kollegie te zoeken, als daarbinnen
een der. vrienden zetelt, di. de betrekking
begeert. - ??
Een gemeenteraad kan, ondanks het kies
recht, zeer goed in een richting zich bewe
gen, die verderfelijk is, of zich in het ge
heel niet bewegen, omdat hij te wenrg
be.ang stelt-in de'publieke zaak. Wij noemen
lier nogmaals den naam van Eock, om onze
meening te verduidelijken, en we zonden dien
van Den Tex er nevens kunnen plaatsen.
Ook de laatste zou zeker niet door den
&aad zijn gekozen, had die destijds het recht
van voordracht bezeten. Het spreekt wel
van zelf, dat een Kegeering als zij bemerkt
dat er 'in een stadsgemeente een zeker per
soon algemeen gewenscht wordt, zich
geLiakkig zal chten aan., dut verlangen te kun
nen voldoen, maar het spreekt iu het
geheel niet van zelf, dat een ge neenteraad
miten zijn kollegie ., den geschiktste zal
zoeken, als een medelid op direkte of
indirekte wijs. zijn hulp voor zichzelf inroept.
Ook moet zulk een. benoeming bij voor-"
dracht een nadeeligen invloed oefenen op
de onafhankelijkheid van den burgemeester.
Ware hij niets anders dan ,de president van
den gemeenteraad, de zaak zou voor
grooere gemeenten zeer eenvoudig zijn; doch
lij is meer dan dat. Zelf geen lid van den
Haad zijnde bij zijn benoeming, is hij, als
voorzitter van den .Raad en hoofd der plaat
selijke politie, tegelijkertijd vertegenwoordi
ger van staat en.gemeente, en wij gelooven
dat een opentlijke of verkapte sollicitatie en
een voortdurende' afhankelijkeid van den ge
meenteraad met - de waardigheid van het
ambt niet wel is overeen te brengen.
De -nadeelige gevolgen van het aanbevolen
stelsel liggen te zeer voor de hand, dan dat
wij des beeren van Kerkwijks wetswijziging
zouden durven aanbevelen.
Doch- er kunnen billijkheidsgronden voor
de voordracht spreken, die aan elke andere
overweging het zwijgen opleggen.
Heeft de heer van Kerkwijk-die genoemd ?
De bedorven .toestand, zegt de voorsteller,
moet gezuiverd worden.
»De burgemeester is het hoofd d^r ge
meente, en wordt geheel door de gemeente
betaald (zijn jaarwedde wel te verstaan)
zoodat de gemeente ook het reclit wel diende
te hebben ?!) den burgemeester te benoemen,
evenals de Raad den sekretaris, - ontvanger
benoemt."
Verder dan. een recht, dat de Raad »wel
diende te hebben," komen wij hier niet.
Men zal zeker niet beweren dat deze op
merking., bijzonder diep gaat.
Had de heer -van Kerkwijk, als hij zulk een.
belangrijk voorstel doet, niet'moeten nagaan
in welke betrekking in Ttfederland de ge
meenten tot den Staat verkeeren, wat
daarnit voortvloeit, welk recht daaraan ontleend
kan worden? Het beginsel en de grens der
gemeente-autonomie beliooren duidelijk vast
gesteld te zijn, wil ^men het recht der
,*,femeente tot benoeming of tot voordracht -bij
DOOR
.AJVJLXRJ
. (Vervolg.)'
En ik dan, . heb ik mijn vaders niet ? vroeg
'Etïenne op droevigen toon ; -geloof mij, Thérèse,
wij hebben geen deel aan hun schuld; 't is nu
eenmaal ons lot dat wij over hen moeten blo
zen, maar als wij den last samen dragen zal
htj ons minder drukken.
Uw betrekking brengt mee dat gij in een
kriog7 moet leven waarin ik. mij misplaatst zou
voelen.... Ik zou u tot last zijn....
Gij zijt nergens misplaatst en mijn vak
heeft dit voor, dat het mij veroorlooft om te
wonen waar ik wil, bniten of in de stad;...
Ook vraag ik -niet aan u om op staanden voet
te trouwen . . . Beloof mij' maar dat ge mijn
vrouw zult worden. Vandaag over' een jaar zal
..mijn toekomst in menig opzicht beslist zijn,
en dan kom ik u aan uw belofte herinneren . . .
Zeg maar ja, ? dan ben ik gerust . , . Zijt ge niet
vrij meer? Hebt ge een ander misschien?
Ik? riep zij heftig, een ander? Neen,
neen !
Welnu dan, Thérèse, ik heb u innig lief
en ik vraag alleen aan u dat ge u laat lief
hebben. '
Zij bleef zwijgend voor hem staaD, met de
handen ineengeklemd, en den blik gericht op
de hier en daar op 't veld ontstoken
stoppelvuren. Haar oogen waren vochtig geworden,
de lippen half geopend. Eén oogenblik nog
en ze zou het antwo.ord geven, het antwoord,
dat Etienne's lot moest beslissen, toen zich aan
het einde van het veld een schelle stem liet
hooren, een stem die Etienne een rilling over
de leden joeg.
Mijnheer Etienne! klonk -het, mijnheer
Etienne!
, Zij keerden zich om. Tegen den gloeienden
avondhemel zagen zij de lange, 'smalle gestalte
van Célestin Tiffeneau afsteken. Het kleine
herdertje van de boerderij wees hem den weg
en hij kwam haastig naar hem toe.
O! riep hij, naar adem hijgend, mijnheer
Etienne, vind ik u eindelijk ? .. .? Neem mij niet
kwalijk, meisje, maar ik heb mijnheer Maugars
iets te zeggen. Eensklaps herkende hij Thérèse,
en sloeg zijn lange armen in de lucht: Mlle.
Desroches... Hemelsche goedheid, de wonde
ren houden niet op!... Ik had waarlijk niet
gedacht dat ik n van avond zou ontmoeten!
Célestin., viel Etienne hem angstig in de
rede, wat is er gebeurd? Waarom zijt gij hier?
Célestiu wischte zich het voorhoofd af.
Wat er is, mijnheer Etienne? Gij moet
noodzakelijk te Saint-Cléuaentin komen; uw
vader heeft mij naar n toe gezonden om den
zekersten weg te kiezen. . . Gisteren ben ik
van huis gegaan, en een uur geleden te
Pressigny aangekomen. Een heer die u had zien
voorbijgaan, heeft mij den weg gewezen, en
zoo heb ik u gevonden...
.?Is mijn vader ziek ? vroeg Etienne, den
klerk ter zijde nemende.
Ziek? neen, lichamelijk niet ten minste...
Maar de bank is ziek... Wie had dat ooit
kunnen denken! Een firma, die zoo door en
door solide was!.. . Sedert een maand komen
allerlei menschën hun geld bij ons opvragen,
en dat is leelijk genoeg-... Gisteren riep M.
Maugars mij in zijn eigen bureau, waar hij op
en neer liep als een leeuw in zijn hok... Ga mijn
zoon halen, riep hij, terwijl hij mij een papier
met uw adres toereikte; zeg hem dafc er haast
bij is, en breng hem zoo sptfedig mogelijk hier...
Ik moet hem hier hebben, of ik sta voor niets
meer in !... De oogen rolden hem wild door
het hoofd; ik ben onverwijld mijn vrouw g^an
goeden dag zeggen, en met .den trein tot
Chatellerault. gereisd; daar heb ik een rijtuig ge
nomen, en hier ben ik... "Wij moeten onver
wijld terugkeeren, mijnheer Etienne.
Ja, zei.de jonge man met ontroerde stem,
een oogenblik .. . Hij naderde Thérèse, die on
bewegelijk was blijven staan, en hen angstig
Thérèse, zei hij, -ik moet oogenblikkelijk
naar Saint-Clémentin gaan... Ik ben daar
noodig, en ik vrees dat ik de katastrophe zal
bijwonen, waarvoor ik .al zoo lang.heb gevreesd..;
Wie weet hoe ik terug zal keeren ? .. .? Maar
terugkeeren zal ik; Reik mij de hand, liefste,
dat zal mh". kracht geven.
Zij deed het. Houd goeden moed! sprak
zij; en tot weerziens !
Célestin had haar ? ook de hand gedrukt. Th
rèse knikte hem toe zonder een' woord te kun
nen zeggen, en zij vertrokken. Zij zag hem
heengaan door de velden, en de tranen ver
blindden haar 200, dat zij de -oogen moest af
vegen ; toen zij ze weer opsloeg, had de op
stijgende avondnevel Etienne en zijn medgezel
aan haar blik onttrokken.
XV. . ?!
Met de handen op den rug, angstig starende
oogen en vastgeknepen lippen, liep Siinon Mau
gars in zijn kabinet heen en weer.1 De bankier
was oud geworden. Zijn stevige schouders wa
ren gekromd, het borstelige haar was vergrijsd
en zijn gelaat had een onheilspellende roode
kleur aangenomen. Maar de harde, strenge uit-.
drukking was onveranderd gebleven, evenals
het sombere, vuile bureau. De leelijke onde
pendule had juist negen slagen laten,.hooren.
M. Maugars hoorde het en slaakte een zucht
van verlichting. Hij wist dat de trein
vanPoitiers nu ie Maisons-blancbes stilhield en bere
kende voor de tiende maal wanneer Tiffeneau
en Etienne in Saint-Clémentin konden zijn. Nog
een uur dan zou hij hen zien. Die laatste zes
tig minuten wachtens vielen- vreeselijk zwaar,
na een slapeloos doorgebrachten nacht, 't Was
of hij de koorts, had. Zijn beenen weigerden
hem bijna. den dienst, ma.ar toch kon hij niet
stilzitten, en bleef met groote" onregelmatige
stappen op en neer loopen.
Op eens stond hij stil en luisterde.,In de
straat klonken schelletjes en paardengetrappel:
dat was de omnibus'., Nog een oogenblik en
zijn lot zou beslist zgn. Hij liet zich in zijn
armstoel vallen, .én spande al zijn krachten in
om zijn zoon met de noodige kalmte te 'kun
nen 'ontvangen. Een minuut lang heerschte de
diepste stilte in het bureau. ;Daar. kraakte de
trap de deur aatf den gang .werd
opengerukt, en Etienne en Célestin stonden beiden
met stof bedekt voor. hem.
? Zijt ge 'daar eindelijk! riep de bankier
met heesche stem.
Vader en zoon keken elkander eenigszïns
verlegen aan, beiden onder den indruk der
omitandigheden, waarin zij elkander weerzagen.
Toch waren de. oude veeten niet genoeg uit
kun geheugen gewischt, om zich in elkanders
arjnen te .werpen.
Gij hebt mij laten roepen, en hier ben
ik, zei Etienne . . . Wat valt hier voor ?
De bankier aarzelde een oogenblik, maar
legde toen zijn trots het zwijgen op, en nam'
Etienne met zicli naar liet venster. Hij had be
hoefte om den zoon aan te raken, diénu zijn
eenige steun was geworden, om zich als't ware
te vergewissen, dat hij zich nog aan hem vast
kon klemmen.
Kom hier, fluisterde hij, hebt gig soms
honger ? Wilt ge iets eten ?
Etienae zei dat zij onderweg ontbeten had
den. Goed zoo,, sprak M. Maugars, dan kun
nen .wij terstond samen spreken ... Laat ons
alleen,-Célestin!
? Tiffeneau boog eh "ging heen.
Etienne was gaan zitten, en de bankier, die
niet recht wisl boe bij beginnen sou, verschikte
werktuiglijk de papieren op -zijn schrijftafel.
Hebt ge mij noodig ? vroeg de jonge man,
Ja, ik vond hét beter om u mondeling in
te lichten omtrent den toestand, waarin ik ge
bracht ben. Heeft Célestin u niets gezegd?
Hij heeft mij geaegd dat de zaken van
de bank niet-goed stonden, en dat gij geld-ge
brek hadt.
Ja, ~'t is wel tijdelijk, maar toch is 't zoo !
riep de bankier op levendigen toon. Zie hier
het geval: ik heb ongelukkig gespekuleerd, dat
kan de beste gebeuren ... De keizer riep maar
steeds: Het. keizerrijk' is de vrede" ..,. Ik heb
hem op zijn woord geloofd... Ik heb grond
gekocht te Poitiers, ik heb er huizen gebouwd,