Historisch Archief 1877-1940
Yerschijiit iederen Zondagochtend.
üitgeyers: ELLERMAN, HAEMS & C".
Kantoor: Itokin 2.
I N H O TT D.
Eerbied voor de Wet. ? BUITENLArTDSCE
OVERZICHT. ? FEUILLETON. ? GEMEEN
TEZAKEN. ? KUNST. ? LETTERKUNDE. ?
Een nittorisch plekje, door J. Craandijk. ?
Eene uitdaging, door Mr. C. L. .Lotsy. ^- Schet
sen van het hof van's Gravenhage, II,-door
Miss Sidney Hyde. ? STATISTISCHE EN
ÏNDUSTIEELE MEDEDEELINGEN. ? Over
zicht van de, Effektenmarkt. ? Allerlei. ?
Ingezonden. Dunr vleesch, door J. van
Koolbergen Sr. ? Onder de opvo'ering van Romeo
en Julia. ? Handeïsovemcht der Week. ?
Schepen in lading. ? Veilingen. ? Onbestel
bare brieven. ? Burgerlijke Stand. ? Tëhnur
zijnde woningen. ? Advertentiën. ? Schouw
burgen, enz. ,
Dezer dagen ~- wij maakten in ons vorig num
mer er reeds melding van ? verscheen er bij den
Heer B. v. d. Land alhier, een adres aan de
Tweede Kamer der Staten Generaal, van. C.
P. Metelerkamp, lid van. den gemeenteraad te
Amsterdam. Het droeg tot titel: WET OF WIL
LEKEUR? - ? ? .
. In beknopten vorm, helder en zakelijk; zet
de schrijver zijn "bezwaren-uiteen tegen de in
lichtingen door den afgetreden minister van
binnenlandsche zaken op zijn adres, d.d. 6
Januari 1879, betreffende de openbaarheid van
plaatselijke belastingkohieren, aan'de Kamer
verstrekt. Gelijk men weet, werd genoemd
raadslid niet tbegestaan de verzame.lstat.en der
aanslagen in te zien, ofschoon in art. 264 der
gemeentewet duidelijk te lezen staat: ?De ko
hieren der hoofdeisen omslagen en andere
plaatselijke belastingen, door burgemeester en
wethouders vóorloopïg vastgesteld, worden ter
secretarie: der gemeente, gedurende ten minste
veertien dagen, VOOE EEN IEDER ter IcMng
neergelegd." Reeds vroeger had- jhr. mr. J. W. H.
Rutgers vanRozénburg zich tot de Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland gewend met ver
zoek om hun goedkeuring aan de kohieren te.
onthouden, waarop deze, hoewel erkennende
?dat geheimhouding 'der Jsohieren .is in str$d
met de wet" dat verzoek afwezen, omdat, naar
het oordeel van Gedeputeerde Staten, de alhier
'ingevoerde belasting is in strijd inet de wet.
De heer Metelerkamp, wetende dat Gedepu
teerde Staten' in hun verheven positie volko
men rustig bleven bij iets wat ?in strifd is -met de
uet'\ richtte zich .ten' slotte tot Z. M. den
Koning, ten einde' vernietiging van het Raads
besluit van Amsterdam te verkrijgen, waarbij
de geheimhouding der kohieren werd
gehandhaafdj doch ontving - een afwijzende, beschik
king. De T. eede Kamer.echter he'eft aan den
minister inlichtingen gevraagd, opdat men de
gronden sou kennen, waarop aan den heer
Meteleikamp een weigerend antwoord was gegeven,
en het is naar aanleiding van hetgeen do- Mi
nister aan de Kamer schreef, dat de adressant
de- vraag ,aan de* Volksvertegenwoordiging
stelt: WET OF-WILLEKÉÜE?
De inlichtingen door' den heer Kappeyne
gegeven komen in hoofdzaak op het volgende
neer. 'De Koning behoeft een onwettig besluit
niet té vernietigen. Hij Jcan dat doen als hij
het nuttig acht, maar hij Ttan het ook nala
ten, al ware. het zoo onwettig'mogelijk. Het
vernietigingsrecht is 'een hoog regeeringsreeht,
waarvan hij dus gebruik maakt naar zijn
vrymachtig welbehagen.
De geheimhouding der kohieren is niet hr
strijd met de wet,- daar art. 264 slechts bedoelt'
ieder de gelegenheid te geven om zich te ver
gewissen van zijn eigen aanslag. ?Ieder"
beteekent ?ieder belanghebbende", niet ?ieder
belangstellende". En volgens den minister heeft
men bij den aanslag van zijn medeburger geen
belang al stelt men er ook belang in. Twee
stellingen, die met elkander wedijveren in on
juistheid.. . '
Een feit is het, dat in art 203, 219 en 26é
van de gemeentewet de uitdrukking: worden
?voor een ieder ter lezing gelegd" voorkomt,
en tota'an de invoering der inkomstenbelas
ting te Amsterdam nog niemand er aan ge
dacht heeft, dat .die woorden iets anders zou
den kunnen beteekenen, dan dat ieder
zal.kunnen-lezen: de begrooting, de rekening en ver
antwoording'en de ?kohieren", waarvan in
die artikelen sprake is. ; - ?
Een feit verder is hetj dat Thorbecke de
publiciteit in1 gemeentezaken als de voorwaarde
voor een gezond gemeenteleven heeft aange
prezen, en' dat1 hij nooit een enkel woord ge
sproken of geschreven heeft,, waaruit men zou
mogen 'opmaken, dat hij ten opzichte der open
baarmaking .der kohieren een ander gevoelen
was toegedaan, terwijldan,ook tijdens zijuminis-,
terschap alle gemeentebesturen, in plaatsen
waar kohieren van dergelijke belastingen be
stonden, die verzamelstaten publiek aanplakten
of ter lezing legden,-zonder dat er ooit van wegè
dezen' minister aan die besturen een terecht
wijzing is gezonden, om hen opmerkzaamste
uiaken op hun verkeerde -opvatting van de wet.
'En het .zou dan. toch zeker wel
verwonde-renswaardig zijn, dat onder' een zoo 'nauwge
zet minister als de ontwerper der gemeente
wet was, duizend gemeenten, jaar* op jaar1 had
den kunnen zondigen, zonder'dat Z, E. er
zich" om bekommerde..
De heer Kappeyae schijnt dat echter denk
baar toe, wafcm.eer zegt, hij:-geïoo£t"het. Want
op de daadzaak, dat Thorbecke .het noodig
achtte, niet alleen de voorlobpig maar ook de
definitief vastgestelde/kohieren ?voor ieder ter
lezing' te leggen," grondt hij de overtuiging,
dat kennisname van den eigen aanslag het
eenig doel der openbaarheid is.
Daar behoort geduld toe in een ernstige
weerlegging ' van Kappeyne's beweringen te
treden.^ Wie er lust toe.mocht gevoelen, ver
wijzen wij -naar MetelerkampV adres, ? en,
zoo noodig, naar een artikel in het Vaderland
onder denzelfden titel:' Wet of Willekeur ?
? Men-'lette echter- op het volgende: Gede
puteerde Staten achten geheimhouding onwettig.
De Minister gevraagd, die onwettigheid op
te heffen, wendt zich tot Gedeputeerde Staten,
die de' geheimhouding onwettig noemen, en
tot het gemeentebestuur, dat de onwettigheid
pleegt..'., om advies. ? de Raad van State
?wordt door. hem voorbijgegaan.
De vraag of de kohieren voor ieder ter
lezing gelegd moeten worden heeteen . ,
,htskundige twistvraag" ?ook één ?t; . etische
twistvraag." ? Gesteld\eens dat d e
kwalifikatie juist is:. Welk minister richt zich bij rechts
kundige en theoretische twistvragen tot Gede
:(\
puteerde Staten of het Dag. .Best. eener ge
meente om advies, inptaafs van tot het hoogste
rechtskundig kollegie ?
Maar welk een kwalifikatie!
De kwestie was zoo praktisch mogelijk.
Den burgers is door de gemeentewet inzage
der kohieren verzekerd. De Ra,id van Arn ster
dam, ? het eenige kollegie dat hut anders be
grijpt, ? wil geen publiciteit. Het ziet er vol
strekt geen kwaad in de wette ontduiken. En
de theoretische rechtskundige vraag is, zal een
minister zulk een handeling goedkeuren? ,Den
Raad \an State gehoord, zou de Minister heb
ben moeten antwooiden: neen i Den Raad van
Amsterdam en' Gadep. Staten gehoord, kan hij
antwoorden; ja! Want de Raad van Amster
dam is de gelukkige schepper van de nieuwe
wetsinterpretatie en Gredep.Staten berusten sinds
éenigeu tijd in een toestand, dien zij zelf
ontwettig noemden.
Een theoretische twistvraag zal het zijn of
men tegen de duidelijk&te woorden van de wet
in, u een recht onthouden mag, een recht dat
u dierbaar is, én als belangstellende én als be
langhebbende, want welk. burger, die belang
stelt iu gemeentezaken, heeft er geen belang
bij, dat de aanslag voor de inkomstenbelasting
zuiver geschiede, en de kohieren niet in her
duistei verborgen worden ? , ,
. Van welk recht zijn wij zeker, wanneer we
eenmaal de leer van Kappeyue huldigen, -dat de
Koning het aangewezen om-echt, met de duide
lijke letter van de wet in strijd, niet behoeft
te vernietigen als 2. M. niet wil? ? en indien
men daarenboven weet, dat het helderst ge-.
stelde artikel der wet morgen juist
ÜeVtegenoyergestelde kan beteekenen, van hetgeen ieder
jarenlang er in gelezen heeft, omdat een ge
meenteraad of wie ook het gelieft om te
keeren en, op zoogenaamde ( nuttigheid^gronden,
wit zwart durft noemen ? Daar komt een groote
of een kleiue potentaat, ? misschien wel een
dwergje, dat u zegt: gij hebt' u, gelijk
iederander, altijd op artikel zooveel van de wet be
roepen, doch gij dwaalt: gij leest ?ieder," ?
;maar ik lees ?niemanjll', gj jeest, «alles," ik
lees ?niets," ? dan hebV> gif misschien, als
zekere besturen uw despoot niet tot reden
brengen, uw vrijheid en recht verloren en als
gij u op den koning beroept, zendt men u
naar tuis met de vermaning: houd u kalm mijn
vriend, ik heb uw tegenstander om advies ge
vraagd, wat maakt gij nu een beweging over
een theoretische of een 'rechtskundige twist
vraag !
We weten het de heer Kappeyne is een goed
advokaat. We spraken- er.'vroeger reeds over
toen hij nog minister VasV- en brachten "de vol
gende zinsnede, uit een ministrieel pleidooi vaü
hem in herinnering:.
?Ik had dus recht te zeggen, toen heeft
de regeeririg hare plannen aan de Ka
mer meegedeeld. Nu is het mogelijk, dat
ik in het vervolg van mijne rede-tegen
over den.geachten afgevaardigde uit Breda,
, durus adversarius, gezegd heb: gij kunt er
later op' terugkomen, maar .tegen
dergel$Tcen tegenstander verzuimt men geen enkele
eicceptie,"
Het is dus te begrijpen dat iemand, die t»p
grond van art. 264 der gemeentewet den heer
Kappeyne herstel van onrecht vraagt, als een
durus adverarius ? en de wet maakt zoo iemand
? ?? ** TOT -i-SUWSKC»*
i.-iiit r<u Pi-m ... GO Ct*. fr. p.p. 75 CtsJ
xontl'r' la> Nummers 5 >
i r I * IC
venonrii''! p'^r ip^cl io >
1*1, ras,^^=- T "*s» c.^MöfEïas^JBfflr.sisEBJss'^fimTïHttagM'rBriïs^t^
sterk! ? op excepties onthaald wordt. Z.-J&.
is het, welbeschouwd, aan zijn goeden naam
verplicht ?geen enkele exceptie te-verzuimen!"
Zoo de minister. Doch.de Tweede Kamer is
mkschien niet veel fijngevoelige! dan de voorma
lige premier. Dat iemand in 'slands vergaderzaal
excepties zoekt, ia geen zeldzaam verschijnsel.
Men zou kunnen gelooven, dat de'bedrevenheid
in die bezigheid een der glamrijkbte bewijzen
van intellektueele .en moreele meerdeiheid mag
heeten. De heer Gratama had nog dezer dagen
de goedheid, over een historicus sprekende, die
tot zekere könklusiën kwam, welke de afge
vaardigde verwerpelijk achtte, als een veront
schuldiging het woord van Merlin aan te voeren:
?qu'il est permis a l'avocat de forcer une
conclusiori." Daar zijn zoo van die lieve aar
digheden die men niemand, vooral geen parle
mentslid, euvel mag duiden!
Maar in het vrije Nederland zal men zich
niet op zulk een wijs zijn recht laten ontrooven.
Hét' nederlandsche volk heeft en vordert
eerbied voor de wet. En de volksvertegenwoor
diging, al mocht zij >nog zoo dikwijls aanleiding
tot het 'vermoeden geven, dat zij het pailemenfc
met de balie verwart, zal in dit opzicht
moeten toonen het ernstig met de rechten en
vrijheden der. burgers te meenen, wil zij niet
alle achting verliezen bij het denkende deel
der natie.
De eerbied voor de wet_staat op het spel.
Heden ontduikt men dit artikel, morgen een
ander. Waar dit straffeloos ?geschiedt voor de
oogen van volk en volksvertegenwoordiging kan
het niet anders of de staat moet daarvan de
nadeelige gevolgen ondervinden. Veitiouwen
en achting jegens regeering en
regeering&kollpgies zullen verminderen en de wet, het
snoer der eendracht, wsrdt langzamerhand
losser en verliest de onnv&bare kracht.
Of de publiciteit der kohieren nuttig is ?
kan'een kwe&tie zijn. Da'arover mag men
debatteeren. ,
Dat zij ? schadelijk of nuttig ?? in de
wet is voorgeschreven., kan alleen een kwestie
zijn voor hen, die"geen ?exceptie verzuimen"
mogen.
"Maar deze h.eBben geen -sten\ waar over
waarheid en recht wordt beslist.
Bij de wet geldt alleen de vraag: wat ge
biedt zij? ? Men moét haar gehoorzamen.
En gebiedt zij iets verkoel ds ? dan heeft men
haar langs wettigen weg te veranderen. ?
Zoolang dat met geschied is, zijn haar beve
len bindend voor een ieder.
Deze waarheid heeft de volkbvertegenwoor
diging krachtig uit te spreken. Zonder uitstel.
Nederland ? niet de hoofdstad alleen ? draagt
kennis' van de wet^ontduiking, die reeds een
.paar jaar werd. .geduld. Het vraagt, het eiscJtt
recht,? wil de orde en het gezag zijn liefde
niet verbeuren.
Bismarck regeert de wereld. Aller oogen zijn
op hem gevestigd. Nu langzamerhand de sluier
die over zijn verrichtingen te Weenen lag ver
spreid, wordt opgeheven, begrijpt men pp
nieuw, dat in zijn hand vrede enooilogberu
ten. ? Het valt niet meer te ontkennen, dat "
Oostenrijk en Duitschland een veibond hebben
gesloten, zij het dan al geen militair verbond, tp
zeker een, dat een aanval van Rusland moet /
doen V90ikomen. Vredelievend heet het van .
aard. Het is dat in zoover er niet tot een oor- "
log met Rusland be&loten werd;' doch men
weet wat zulke vredelievende overeenkomsten
,beteekenen, die natuurlijk de steik&te uittar-^
ting zijn van hem, tegenover wien men zich
verbindt.
Anti-russisch ia het verbond tusschen Oos
tenrijk en Duitschland in de eerste plaats, het
geeft een duidelijk bewijs dat men de russische
politiek niet vertrouwt, Duitschland vreest den
haat van den kolossus, Oostenrijk gevoelt
instinktmatig, dat het zijn aartsvijand is, dfe hem
eenmaal ten val zal brengen, en Engeland heeft
onder deze omstandigheid Lord Salisbmy,de
vereerende taak opgedragen, den Mu&koviet
de- tanden te laten zien, nu ,0ostenrijfe en
Duitschland op schildwacht staan.
De stemming die in Petersburg heerseht, de
gemoederen van het volk vervult en zich in de
dagbladen uitspreekt, is bitter genoeg. Wa/e
de schatkist niet uitgeput, de inwendige Be
roering minder gevaarlijk, de oorlogsverklaring'
zou zeker spoedig kunnen volgen. ? Op'dit
oogenblik echter is Rusland onmachtig, het,'
moet zich de vernederingen laten welgevallen.
Het kan in het geheim pogingen aanwenden "
om elders een tegenwicht te vinden tegen de ,,
mocht die hem de handen bindt, aan een krach- '
tig optreden valt niet te denken. '
Op smadenden toon heeft Salisbury fce Man- <,
chester gezegd dat Cyprus door Engeland werd
geannexeerd om Rusland? voortdiingen te be
letten, dat Oostenrijkdepatroondervolkerenten
noorden van den Balkan behoort te worden. ?
De toe&tand waarvan Rusland droomt met «en»
bezit van Konstantinopel schijnt onmogelijk
geworden. ? En ze zou het wellicht zijn, ware
de natuurlijke loop van zaken niet sterker dan
de hinderpalen die men hem in den weg legt,
kon Rusland niet rekenen op de voordeelen
van zijn ligging, van stamverwantschap en,
geloo/sgejn eenschap.
Zooveel i& duidelijk, we staan aan het begin
van een tijdvak, waarin nieuwe politieke
kombiuaties zullen optieden, welke in'plaats van
den vrede te bevestigen, de zucht tot oorlog
zullen prikkelen. Op zijti ouden dag dwingt
Bismarck met jeugdige kracht zijn land een"
staatkundige richting inteslaan, waarvan de .
gevolgen niet zijtf te overaien.
Van de 21 artikelen, waarin, naar beweerd
wordt, de overeenkomst is uitgediukt. ? is
weinig bekend. De hoofdzaak zal zijn een de
fensief veibond tegenover Rusland. Vervolgens
een nadere regeling van het toltarief tusschen
de beide landen, en ten slotte handhaving van
den toestand in het Oosten. Wat het toltarief
betieft, ? een zaak waarin Duit&chland en ,
Bismarck misschien nog meer belang stellen*
dan in de overeenkomst om gezamentlijk
vreemde aaiivallen het hoofd te bieden, ? men
zal nieuwsgierig zijn te weten op welke wijs
deze kwe&tie \oorbeidelandengeregeldwordfc.
De rivaliteit tusschen Oostenrijk en Duitsch-*
land op gebied van handel en nijverheid ia
een ernstiger gevaar voor het laat&te rijk, daa
de antipathie der Russische natie.
Hier moeten vooral de voordeelen liggen
welke Dui^cliland uit een verbond van hulp
I.
' '-' «.ZONN'.E'SCHIJN. '?
De zon -gaat langzaam onder, de schaduwen
worden langer, de avondwind ruischt door
de boomen, 6n nog altijd sta ik aan het hek
en wacht. Zoo heb ik al bijna een uur
gewacht'en nog komt Karel niet, zou hij in het
geheel niet komSh?
De dag is lang en drukkend en vervelend
geweest. O!-wat verlang ik. om zijn lief, knap
gezicht weer te zien, en de .stem te hooren,
die mij zoo dierbaar is! Brokstukken van
allerlei liedjes komen mij in de gedachten, en
tot tijdverdrijf zing ik ze zachtjes voor mij
heen. Reeds heb ik den. weibekenden ouden
?Dorpssmid" toegesproken, terwijl hij staat uit
te rusten onder' den kastanjeboom voor zijn
huis. " Zijn werk zal' nu wel afgedaan zijn en.
ik kan mij precies voorstellen hoe hij daa'r
staat aan den ingang van zijn beroemde
smidse.'... Maar ik "begin te bedenken dat
de blank ? zelfs van een zóó beroemd aan
beeld ? geen geschikte begeleiding is van dé
gedachten, die mij op het oogenblik vervullen;
ik bedenk iets dat beter bij mijn toestand
past, iets van: ?Aan den oever van een snellen
vliet," en zing het heele lied uit tot aan 't
laatste köuplet,' maar mijn verzuchtingen bren
gen den geliefde niet. tot mij....
Een zacht gefladder in de boomen, .alsof de
vogeltjes in hun slaap wilden gaan vliegen,
het langzaam nedervallen van een paar'ver
dorde bladeren, de zware voetstap van een
achtergebleven arbeider op het kiezelpad naast
den dorpsweg,. ziedaar de eenige geluiden die
dé neerdrukkende stilte verbreken. Ik begin
ongeduldig te 'worden, een beetje boos zelfs;
ik laat het hek open. en dicht vallen, bij wijze
van accompagnement van mijn bijzonder toe
passelijk liedeke: ?De een wacht op den ander"
? O, 't is maar al te waar. Moet niet ieder
op zijn beurt leeren wachten in 't .leven? En
hoe menigmaal te vergeefSf! En, is het ook
niet waar, dat zij, naar wie het vurigst ver
langd wordt, dikwijls juist het langst uit
blijven ? '
? Zoo voortpeinzend is .mij de lust tot zin
gen vergaan. Ik laat het hek niet meer dicht
vallen, maar ga er buiten staan, want het is
nu bijna geheel donker geworden en waarom zou
ik op den weg niet kunnen wachten ? Niema n d
kan mij immers hier zien staan? Karel zal
wel op mij knorren, maar wat geef ik daarom?
Was hij maar liever 'hier om het nu dadelijk
te kunnen doen! Op datzelfde oogenblik hoor
ik een paard in snellen draf aankomen.
? Eindelijk! roep ik overluid, want ik weet
dat hij het is, hij, mijn echtgenoot^
Zonder mij om den naderenden staljongen
te bekommeren, of aan Karèïs vaak herhaalde,
vermaning te .denken, werp ik het hek met
een ruk open en ga vlak voor Romeo staan,
om hem tegen te houden; dan moet zijn
meeeter natuurlijk afstijgen en kan niet
wegdraven door de breede oprijlaan.
? O, Karel, wat heb-ik lang gewacht, en
wat ben ik blij dat gij .eindelijk terug zijt! Zoo
sprekend leg ik ? mgn hand op zijn arm, en
wij blijven-naast elkander staan; hij oplettend
koe de staljongen het paard aan den teugel
voortleidt naar den stal, -ik niets ziende dan.:
hem, mijn man, voor mij de eenige man in de
wereld. i,
Toen hij zijn .eigendom veilig achter dé stal
deur- had zien verdwijnen, begon mijn Karel
zich te herinneren hóe ongepast ik mij gedra
gen' liad door den staljongen te yoorkomen,
en hij doet zijn- best om knorrig te kijken.
Als of ik. hem" zou laten knorren nu hij
eindelijk bij mij is! Hij heeft zulk een "eigen
aardige manier om na te denken voordat
hij spreekt,: en nu zijn zijn gedachten bo
vendien nog half, in den veelgeliefdén stal,
ofschoon de" terechtwijzing voor zijn vroiïw
hem al op de.lippen zweeft. Meestal weet ik
vooruit precies'wat hij zeggen zal, en dat geeft
mij soms -een kans vóór, waarvan ik dan na
tuurlijk zoo spoedig mogelijk gebruik maak.
Ook nu wapen ik mij tegen den storm, eer hij
den tijd heeft om los te barsten.
? Ik weet dat ge mij beknbrren wilt, Karel,
zeg ik lachend, en ik wil niet beknord worden.
Het was heel ondeugend van mij om het hek
open'te slaan, dat weet ik, en het spijt mij erg
en ik hoop dat gij 't mij vergeven zult voor
deze keer. Ik weet dat Jan hét doen moet, dat
ik geen portier en geen staljongen ben; en
niet ? maar, nu ik dat alles toegeef zult gij
immers niet boos op mij zijn, en niet knorren,
mij beste? -''.,,'? ! "'.-"
?? Gij weet wel dat het .eigenlijk, uw schuld
is, Karel? '? dat zeg ik- met het doel om den
strijd op het vijandelijk terrein over te bren
gen. ? Gij zijt zoolang uitgebleven, en het
wachten verveelde mij zoo; anders zou ik u
niet geërgerd hebben met mijn onstuimige
blijdschap. Zeg, wat antwoordt ge daar nu op ?
Iets heel liefs, iets heel aardigs natuurlijk
Zóó pratende zijn wij tot de veranda gena
derd, rozen en kamperfoelie omringen ons
aan alle kanten, en vormen vereenigd met de
avondschemering .een ondoordringbaar gordijn,.
dat. 'ons . vóór ieders blikken verbergt. Zelfs
Karel heeft er niets' tegen dat ik hier mijn
banden op zijn schouders leg, en hem de lippen
toesteek voor een ku&. Voorzichtig legt hij zijn
paraplule en papieren op de steenen balustrade
en trekt mij met den arm dien hij vrij heeft
tot zich, terwijl hij mij zijn harteïijken wel
komstgroet in 't oor fluistert.
Een poosje later is ons eenvoudig middag
maal afgeïoopen en wij zitten samen onder
de veranda." Karel'ib lui en warm en moe. Hij
ligt .in een gemakkelijken rieten stoel en ik
zit op een voetebankje naast hem met het
hoofd tegen zijn knie geleund. Hij geniet van
een lekkere sigaar en onderwijl praten wij
gezellig over allerlei. Eensklaps zegt mijn'heer
en meester: ? Zeg dat. zé mij. morgen .vroeg
roepen, Free, want ik moet bijtijds weg. Zater
dags na éénen^wil het werk.niet meer vlotten,
. . ? Morgen gaat ge in Jt geheel niet naar de
stad, zeg ik heel-kalm.
?Niet naar de stad, kind! roept hij ver
baasd over mijn vermetele bewering. En als
ik geen nadere verklaring geef vervolgt hij;
Wat meent-ge daarmee?
? Meenen?-Net wat ik zeg; alleen zal ik
er tot ( nadere toelichting dit nog bijvoegen:
gij verlaat morgen nw huis niet zonder mij.
Zwijgend blaast Karel dikke. rookwolken
voor zich uit. Hij weet bij ondervinding dat
ziju zwijgen meestal mijn tong losmaakt. Dit
maal echter, houd ik mijn gedachten zorgvul
dig voor mij. Na een eenigszins langeie pauze
dan gewoonlijk hervat Karel:
? Wat zullen, de patroons zeggen als ik u
morgen mee op het bureau breng?
? Het is mij volkomen onverschillig wat de
patroons zeggen, want wij zullen het toch niet
looren, omdat gij in 't geheel niet naar het
sureau gaat.
? Wilt gij wel zoo goed zijn om u eenigszins L
nader te verklaren, o allergeheimzinnigste der '
Biitsche huisvrouwen? vraagt hij, om mijn
beslisten toon lachend.
? Liefste Karel, zeg ik fluisterend terwijl
ik mij omkeer en hem vlak in de oogen kijk.; t
ik voel dat de mijnen vochtig worden en verT
volg hetl zaehijes, denkt gij er dan in 't geheel ?
niet aan?
? Het is zoo duister dat hij mij niet goed
kan zien, en het beven van mijn stem is heni
ontgaan ^ hij antwoordt dus op den kalmsten
toon. .van' de" wereld:
? Vergeten? Wat vergeten? Er is toch geen',
concert of croquet-partij morgen ?
Zijn rechterhand met de zielvertroostende
sigaar hangt over de leuning van zijn stoer,
de linker houd ik, tusschen mijn vingers ge-k
klemd. Ik ben naast hem gaan staan, en het
licht van de lamp in de kamer beschijnt ^ea
volle mijn gelaat; hg heeft mij echter nog niet
aangezien. Zwijgend zit hij na te~ denken en
zegt dan:
? Wat zijt gij ernstig en geheimzinnig,, Fee! (.
Op mijn woord, ik kan mij niets b'ijzoudérs '
herinneren! Wat ? tranen??Hij springt op, '
zonder aan zijn sigaar te denken, die- op den^
grond valt. Hij kan ook wel ernstig zijn, -waar *
het mij betreft, en ik zegen hem iu mijn hart.
? 't Zijn tranen, van dankbaarheid, Karel,'
tranen van geluk, die als van zelf komen'bijV
een aekere herinnering ? morgen is het de
,