De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 26 oktober pagina 3

26 oktober 1879 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, K'B L A VOOS NEBEKI* A,ST Dl st aan Ö6s vafara zijde niet teruggekregen heefE, zal koestert, dusdanig BegOOCÏielen, dat hij, van l wereld in haar- hjden blijven bestaan. Nochtans is een lichamelijke begeerte nog onbewust, slechts "de wellust met, di« op aard* den sehepfer een spiritualistische ?? zoo men wil platoniraait, al gaat de macht van haar allben mt, en al ia scne __ vereering, in zijn boezem meent te de godin aan wie al wat leeft du zwaaxste_ offer* .berberffen.*"1 ugt. De heerschzHcht wordt boven bwr vereerd, j pe tracht der neiging baart dus de be^a3at 211 de middelen selujnt te verschaffen a,in alle, ,,. ri- j i M T ^ ? T. ?",,?, T, i T. « 3 goocnehng. Hoe meer de liefde platonisch aere behoeften te veldoen, en geen behoefte zonder r.- . i. in n n.-r i,. , , , ,-, , , j., , -r mi,, 1,.,,-ii schijnt, noe zekerder de wellust zich achter bijstand voldaan woiden kan. Met LIEETHS kracht v . , gerust is zij meesteres der wereld, LILITH zelve gaat ?. hutten der verdrukten rond en biedt er met zoete ^aat dlt zo° ^^ i goocheling den strijder voor een pooze lafenis. *>e zustermm, dat platonisch liefhebben van Ziehier in grovr tiekken de levensbeschouwing weJie Adam en Eva, besloot dus begoocheling in in LIMTH gepoogd heb neder te leggen. Eene ver- üich; de wellust was reeds aanwezig, want arïng er van heb ik niet bedoeld, eene reehtvaardi- liefde en wellust zijn niet te scheiden. Hoe ag evenmin, beiden zouden ia een gedicht misplaatst ÏS dit nu te lijmen met het gedicht, waarinde a geweest. Of zij juist is, komt dan ook eerst in de reeds begooehelde Adam een nieuwe begoocheeede plaats m aanmerking Of BIJ mt het werk spreekt, Img ondergaat, en de wellust hem Lilith doet allereeut de vraag Misschien doet zij dit voor niemand, begeeren, zoodat hij Eva, die hem begooehelde, issehien voor weinigen. In het eerste geval üeeft mijn beid zijn doel gemist' en is dus mislukt ; in het verzaakt ? Werd voor een wijl in Eva de liefde zonder cdeel moge luiden, eene verdere wederlegging vreeze geduldige lezer, niet die de goedheid had mij tot ertoe te volgen. Ik had een verzuim goed te maken en heb dit gedaan. 3er kan thans den uitslag naar het pogen beoordeelen MAECELLUS EMA.HTS. kan Mj aan onduidelijkheid lijden. Het lezend' | den wellust belichaamd? Maar dat ie in'strijd .niet'dB oï&eieele critiek alleen, heelt te be- met ^j. weaen der liefde] volgen3 Emants; Hoe echter het uitgesproken of neergeschreven of Wag in de ^^ tot Eva ^& weuust fcegrepen? "Waartoe moest Lilith dan nog ver schijnen? . -Of gaan. wg te ver met zooveel te. redenee ren bij deze poëtische gestalten? Als wij in te legsenbii e«ae efitïek ' Emants opheldering lezen : ?Maar- ooit in $va clkér" oppervlakkigheid uit bovenstaande regelen vol-; doet de wellust hare inblazingen hoören en oeade zal gebleken zijn. . . aese geeft er gevolg aan, want $$ herkent de stem ? harer moeder," dan begrijpen wij, dat wij tot napiuizen niet alleen gerechtigd zijn, «^?I-ATL-'J ï u «.!?«« «,ni?v??i,.«c,* !niaar door den dichter geroepen worden. Lilith, door Jehova geheid en wakker gekast,; ? ?, ,.-,., ¥? -, , T T , ? T tT V; , , ?,, n?? Ari?w, u0ft»! Wanneer wij dit gedicht aandachtig lezen daarna! verstooten, wordt door Adam, naar; ,..,,, J' ..,-, n. T. ?£ ~ T ? i j. TI j- s ? 4-^ n? 4. schijnt het ons toe imst door die scheiding van nd, in het Paradijs gevonden en met wellust ,. * n i. L 'c L f- T,--,?.., ,. i ? -u j -u -j. lieide en wellust aan een groote ±out te lij,gr.oet. Zij, de vorstin zal zich door hem met d wat betreft,de kiaarheid .en juistheid der ten omarmen, .maar lieert Jehova, die haar -, ? j ui, i ? ?',v ., .^ . ontvouwing der wereldbeschouwing, waarmee wil ? irstootte, wraak gezworen, en wü Adam on- \ . , ? T ^ ,, , r «, e j l lö/, ' , ,5 , --,, , ? i rj.. kennis maken.- Is de wellust?liefde of de' ilukkig maken. Het middel is gevonden, iijn st die onvoldaan zal blijven- moet de oorzaak m zijn verderf zijn. Zij ontvouwt haar vier zusters: hebzucht, erschziicht, honger en dorst haar plan om j.-,.^ ,-, i-,n j-j , .? .; ' ° , ? ?, A j *? , , die beide optreden t vooral niet als een die de od m znn zoon te treffen. Adam, verteerd v /.j ., x, . , , - ?, ,. ,, ?n ^ ? T j-j. ? T T, : liefde dezer twee verontreinigde of verwoestte. >or wellust, is rampzalig -en dit, is Jehova s T.,.,, , . , ., , , n , i f T >>' b h tl t 'Ad Lilith kan mets anders dan den wellust geven, en ? .al. J e v , g T.,.,, , ' als haar kinderen Adam en Eva geboren zijn,! l.hèm een vrouw schenken Lüith, zonder ^ heeft ^ taak veryuld/Het is onmo.! ^ns'huphyn.et scheppen kan, moet hem begrijpen, hoe zij, al bad zij -het ge-, «toe bijstaan Zij stelt tot voorwaarde, dat ^ ^ ^ ^ heb4n,kumienJ wrekenj od haar. weer haar vroegere rust hergeve, '^ ^^ ^ er eenmaal wat ZQU ^ daar ^?u d-lrvn-p* Hif rfrttTfOt ivöï'H ~nrr\\*rir ?nfiDTviv nonT" "j aan toevoegen ? j De dichter heeft het gevoeld. i Lilitu wordt droevig nu zij de liefde moet verstorend Natuurlijk zij kon niet haten wat haar wezen was, en in plaats van .hetmensch-; dom verder te willen kwellen, staat zij haar, zwaard aan de heerschzucht af. 't "Was inder- : -...,,.., , , T n ,1 daad verstandig, want wat zou zij met dat; Lilith stiigt aaar den hemel en komt daarna , ., . -, ,ö' «, J J0 ? zwaard uitrichten t . ?? De vier zusters, die ala booze machten te- . genover het menschdom staan, kunnen ons schrik aanjagen. De wellust die ééii .is met de. liefde, kan slechts verschijnen als de oorzaak i Wij zijn allerminst geestverwanten van den schrijver, maar wij gevoelen ons toch aan hem verplicht. Behalve het letterkundig genot dat Piij ons bereidt, zullen zijn studiën en novellen er toe bgdiagen ons milder te stemmen, tot let vellen van een billijker oordeel, dan ge woonlijk geschiedt, ons in staat stellen. Laar- ons de schoonheid der natuur bewon deren, ons zelf gelukkig achten, dat wij vrij ademen. Het verbindere ons niet aan de hand van Thgm, den ernstige mystieke en piense ons door een Domkerk te laten voeren en eerbiedig met ontblooten hoofde naar de veelkleurige hooge gewelven op te zien. Ah we straks den blauwen hemel weer aanschou wen zullen wij er niet minder gelukkig om zijn. Zij het dan ook getemperd, ook door gothische boogvenstert, vallen de zonnestralen. Voor niet-katholieke lezers moge de heiligebeelden wat veel van het licht wegnemen, Thijm toont u, dat 'er nog licht overblijft. 't Wordt wel "eens vergeten. /' Daarom Tvenschen wij deze verspreide ver halen een groot aantal lezer's'.tb.e. Heden verscheen bij .de uitgevers Scheltema & Holkema alhier een bu-ndel Amsterdamsche Novellen, getiteld:" Uit het Tolk, door'IJustus van Maurik' Jr Be.inhoud1 bestaat uit: Een Ménschenleven, Een 'avond vol .Kunstgenot', Mie de Porster, Een Vriendendienst, Zao\n Vrek. ' ' , ? ' '- ? . Later hopen wij -op den inhoud terug te komen.' ' . de , oorsprong aller levende schepselen, waa Lilith de moeder, zoowel van Adam als 'van Eva, dan kon zij niet langer^ als een verdervend of verwarrend element buiten ? ach daar dit geweigerd wordt,. neemt haar raaklust toe, en nn. bedingt zij, dat Adams ouw, Liliths beeldtenis zal dragen. Zoo gehiedt liet, alleen met dit onderscheid, dat Eva ond ie en blauwe oogen heeft: in,, a. w. de efde afschaduwt, terwijl Lilith zwarte lokkenraagt en haar donkere oogen den wellust rtolkén. rug. Nu staat het zwarte voornemen bij aar vast, Adam door de vrouw, die zij hem henken zal, ongelukkig te maken, en zoo eho\a te treffen, hem te nopen, zich voor haar buigen en genade te smeeken. Tot zoo lang , ...., , &, , , ? -,. -, .. , - -i ? , -, , van het menschehjk bestaan. ehoort hem de hemel, zij zai zien met de, n. . J laide tevreden stellen, waar de inenschen haar anbidden zullen. De 'vier zusters, die met Lilith den .hemel erlaten. hebben, en aan wie zij de heerschappij ver de aarde beloofd heeft, de honger, de or&t, de heerschzucht en hebzucht, brengen va tot Adam, doch de list schijnt mislukt. dam wordt niet misleid door den sluier dien over Eva uitspreiden, integendeel, zij schenkt n onrustig hart vrede. De vier zusters behuldigen ?Lilith, en nu roept deze zelf Eva t zich, maar Lilith wordt eensklaps met me elijden vervuld, zij, de moeder, weent zelfs, i in plaats van te doen wat zij kan om Adam : verderven, spoort zij Eva aan, hem gelukkig "Waren die vier zusters aan Lilith het aan zijn verschuldigd, m. a. w-, stonden honger, dorst, heerschzucht en hebzucht als het treu rig kroost van Lilith gereed Adam,en Eva te verderven, ,dan bleef van Lilith's wraak iets over; daar men kon zeggen dat zij door Lilith verwekt en gezonden waren. De honger en dorst zijn volgens den dichter slechts zusters van Lilith, en heerschaücht en hebzucht zijn aan de drie zusters: dorst, honger en wellust,hun1 ontstaan verschuldigd. Ze worden uit die-?ge- , boren". Nu hebben we geen recht te vragen, of heerschzucht en hebzucht. uit die drie werkelijk ontsproten zijn, dat is des dichters zaak, maar Nieuwe uitgaven: ' ' A- Saga. E- Legende, 0~ SprooJe. Amster dam, P..N..van. Kampen en-Zoon. .J. J. Cornelissan, Oratio:ina/iignralis.'Lei den, "E. J. BrÜL . . - : , Karl Detleff, Bussische ' idyllen. Nagelaten novellen; Met een voorwoord van Lodewijk Mulder, 's Gravenhage, Henri J. Sternberg. .Mrs. Forrester, ?Viva" Uit het Engels-doorLouïse. 2 dia. Heusden, H. Wuyster. Josephine (Hese, Lenteétormen. 2dln. Amster dam, P. N. van Kampen en Zn, " t' ? "W. Ottó-, Hand aan.Hand,-.Novellen.Haar lem, W. C. de Graaff. Romeo,'Open Brief, aan den Heer H. Pié<rson, Redacteur van het Maandblad, in zake de Prostitutie-Kwestie. Zntphen, ."W. C. "Wanaleven. ? ? ?Dr. ,W. G-.' Brill, De voorwaarde van het schoone in. de ïetterTctmde. Rede, gehouden bij de opening der.Jéssen in. September 1879.'Lei-, den, E. J. Bril. - - , ? - " . W.' K. van Grpenen'daal, Een verhaal zon der titel. Utrecht, J. L. Beijers. " ' Justus van Maurik Jr., 'Uit het volle. Am-sterdamsche novellen en schetsen. Amsterdam, Sciieïtema & Holkema. ... - . Ed. Swarth, André. Eeu rónlan. £ dln. (Deel Y en VI van de Ko man-Bibliotheek). Arnhem, J. Miükm,aiL - ?? ? ' \V. F. G. Nicolaï, Twaalf Loverkens van Hoffman -van Fallersleben? met'Duitsche ver taling door den J)ickter. Yoor eene Zangstem met pianobegeleiding. Yoor Alt en Bariton. Ie en 2e verzameling, 's Hage, F. J. Weygand & Co. wél of in dit geval de. wellust als koningin kan "maken. troonen, en of zij het was, die E^Tder zusters, de heerschzucht, vreezende j stemming van honger en dorst het zwaard, zoo at de menschheid haar niet dienen zal, sleept N er' eén beft' mocht-wegschenken, met aan va nu bij de haren mede, wekt jaloerscaheid | hebzucht en heerschzucht te 'samen, maar aan haar hart, verleidt haar om'met Adam in keerschzucht alleen? . _ Het verwondert ons om deze reden Biet, WELK BELANG EISCHT DS VERNIELING VAWHJCT zonder toe- GEDEELTE VAK -DEN - VESTINGWAL, DIE DE' MILI TAIRE ACADEMIE TB BREDA AAS DRIE' ZIJDEN OMKINGT ? .s door het kasteel, ter rechterzijde door een fraaie laan van kastanjes en beuken. Aan de overzijde der gracht, die lang-^ deze laan loopt, strekt de voormalige slottuin hei Vallèenoix/rg met zgn hoog en tro-tseh gebo©mte zich uit. De beide andere zijden Tan' het plein zijn niet verschillende gebouwen bezet. Dit een en ander zal blijven bestaan, en wij kun nen het buiten beschouwing laten, "Wij1 treden dan ook het kasteel niet binnen, maar wan delen er om heen. Links van het kasteel ligt een hooge wal, met statige kastanjes beplant. In dien wal zijn een tweetal torens, ter v-erdedigini? eener gewelfde waterpoort. Zien wij omlaag dan vinden wij tusschen den wal en. den achtergevel van het kasteel een gemet selde waterkom, die door een smal kanaal met de poort gemeenschap heeft. En als wij onzen weg vervolgen, dan komen wij in een laan van, krachtige breedgetakte iepen, langs den /zij gevel van het gebouw, voortloopend. Dit alles nu moet weg. ?? Dan gaat vooreerst - ver loren een , uitnemend fraaie krans van, -eer waardig houtgewas, schilderachtig op de hooge muren, gegroeid en, als de wallen^geslechtzijn, dan komt het groote, vierkante gebouw met zijn -bedorven zijgevels' kaal1 en naakt in een ledige enr leëlijke vlakte te liggen. Dan ver dwijnt voorts een waar-.historisch overzicht van onze vestingbouw in een klein bestek, "Want de waterpoort met. zijn torens dagteekent uit de 14de eeuw; Jan van Polanen bouwde ze in-1350. ' Daaraan sluit zich een -steenen bastion, door Hendrik 'van. Nassau :in 1534 opgetrokken-, terwijl aan de noordzijde een gebastionneerd front uit de ? 1.7de eeuw wordt gevonden.- -, ,Bij een militaire academie heeft zulk een proeve van versterkïngskunst in verschillende tijden haar waarde-en voor de archaeologie, levert zij eene belangrijke bijdrage. Dan zal' men eindelijk vergeefs zoeken naar de altijd merkwaardige .plek, waar ?het turfschip'" in den winter van 1590 binnen kwam» want door die Waterpoort werd het-lang' gewenscbte vaartuig door de verkleumde bezet ting ingehaald, en in die kleine binnenhaven loste; het zijn onverwachte en onwelkome vracht. -'. ? De commissie der RyJesadviseurs, ia 1874 door Z. E. den'minister van financiën geraad pleegd over hetgeen uit het oogpunt van ge,schied;enis en kunst zou behooren gespaard te worden bij de ontmanteling der vestingen, bedoeld bij art. 4 der wet van 18 April 1874, drong aan op het behoud van de werken die de K. M. A. omgeven. De t( enmalige Minister van Oorlog gaf de toezegging, -dat geen, der genoemde werken.zou geslecht worden. 1) ' ' ? . Ondanks die belofte is of wordt de slech ting dier werken aanbesteed. Is het noodig? ? ? ?' : . ( Zóó ja, dan moeten wij berusten,, al zouden wij wenschen te wéten,.waarom deze slpoping onvermijdelijk is. Of is er wellicht nog iets aan te doen? Kan Breda, -dat er het eerst en het meest belang bij- heeft, niets doen om. 't ontsieren van'de stad, het verlies van een deel harer merkwaardigheid te voorkomen ? Kan uit het vaderland niet een krachtige stem op gaan, om deze treurige verwoesting alsnog te verhoeden ? . ? . . Kunnen .de bij de ^aak betrokken Ministers althans de voltrekking van het ? vonnis niet verdagen? ' Zou Z. M. onze Koning voor de .schending van liet werk zijner vaderen, van bet kasteel der. Polanens, .der .J/assaw's, der Ó-ranje's ouverschillig zijn? Rotterdam. Oct. 79. . J. CRAANDIJE. 1) Zie öe Hedeelingen turn, de Jt,vjksa,dvisew& eerste deel, tweede "afl. bl. 6. ' gedaante van Lilith- te spreken, en geeft. aar gelegenheid er zich van te overtuigen, at Adam Lilith bemint. De misleide ontwaakt beiden willen sterven,. De vier 2usters heben overwonnen. Lilith staat haar zwaard vrijrillig aan de heerschzucht af. £ij wil de menscheid troosten, door. haar. het geluk te doen ïroomen. Daarmee stelt zij zich nu tevreden., Ziedaar, in enkele, al te korte, trekken,, doch en'weekblad gedoogt niet meer ruimte er voor '.te staan, den inhoud van dit gedicht. ,De. heer Emants- heeft terecht gezegd, dat ij zijn levensbeschouwing slechts in poëzie ilde uitspreken, maar haar niet. verklaren of srdedigen. 't Laatste mocht men niet van. hem vorderen. [en dient, bij de lezing, Emants levensbeschpujng. nu eenmaal te aanvaarden, en alleen .ijft de vraag over, of de poëtische schepping die beschouwing helder en zuiver weerspiegelt. "We hebhen dus b. v. niet nategaah of men in levensbeschouwing fian bouwen, op.- slecnts jf". ?begeerten" of ? ?.verlangens"":. wellust, onger,. dorst, heerschzucht en hebzucht: ["die voldoende zijn, ter verklaring van at. ingewikkeld probleem, dat ?het leven" 'et. Wel echter mag men onclerzoelien.of'een. ó.ëet, ÏH een 'allegorisch . gedicht, 'het recht eeft, de hebzucht én' heerschzucht als de zusers van honger en dorst voor te stellen, wan eer hii ia aija kommeiaiaar haar besehrijit. .s de dqebtea»'ean.den w^Busfe, toger en>do»8;t. ,'Gesteld daè 'dei een of asdèFe lezer i© rneeing ware toegedaan, dat wellust en liefde niet én ,zijn, gelijk Emants haai* beschouwt, ?Zij üijn niet te scheiden," zegt hj), ? hij zou daar mee nog niet bewezen hebben, dat aan Lilith, s gedicht, een fout kleefde. De gedachten an den poëet ziju schotvrij. Een geheel andere kwestie echter ïs het, of ,e dichter, die op die éénheid zqn Tev-ensbectiouwing bouwt, er wel aan doet, die eeneid in tweeën te splitsen, om die beide deel&n ëpersonificeerd, min of meer tegenover elkaar te plaatsen. Yoor de dmdelijk-heid bevorderlijk chijnt dït niet. Lilith is Maja, en Maja de begoocheling. ?Liefde eit wellust zijn niet te sabelden^ maase «rel kan een" sterke neiging^ hem, die haar dat slechts weinige lezers de bedoeling van den heer Emants gevat zullen hebben. (Wordt vervolgd'.) Verspreide Verhalen in %>ro8a$ van Jbs. Alb. Alberdingk Thijm, Amsterdam, C. L. van Langenhuysen. , De letterkundige wereld heeft -met ingeno menheid deze' uitgaaf begroet. Yerhalen in proza van Alb. Thijm, in verschillende jaar boekjes en tijdschriften verspreid, zijn te goed om vergeten te worden. Ook wordt het genot der lezing eigenaardig verhoogd door ze irt een door den schrijver gekozen, orde te "lezen. In het eerste deel vindt men: Uit de Chrohy.ken van Berleke, Geertruida van Oosten, De Organist van den Dom,. Dirck. Dircxen Bom-. mer,. Isabella Clara Eugenia, JoanneaStalpaert vander "Wiele en Maria Tesselschatïe Raeniers. Tbijrn is een man uit één stuk. Hij is-. Ka tholiek en zijn. pen aan de kerk gewijd.. Men bemerkt dat, .op, elke bladzijde, van de eerste tot. de laatate. Zonder de protestanten te haten, verheft hij, wat, hem dierbaar, is. Met, voor liefde spoort hij, het edele- ojfc-dat ia dölïatho,lieke .wereld van. Nederlands. verledBn. ge schitterd heeft en geeft ons-het katholisismain zijne ideëele of reëele helden van zijn_ schoonste zij; te aanschouwen.v . " Daarom hebben dez.e ^ernalen, voojral voor protestanten, die niet bekrompen wifleii zijn, iets bijzonder bekoorlijks. In onze literatuur, die bijna uitsluitend een hervormd karakter draagt, is het katholicisme zoo povei vertegenwoordigd, wordt het zoo weinig gewaardeerd, dat zïtjn bestaan schier vergeten wordt, en zoo niet vergeten, in h-et geheel niete aantrekkelijks vertoont. "Wie denkfeerb. v. ooit aan het goede, net tot op zekere hoogte verhevene op te sporen in de trouw aan de- o«de religie betoond ?' Welk pro testant schetste de helden, die katholiek Bleven in den tijd toen ons vaderland, o. i. terecht, Philips afzwoer ? Welnu Thijm werpt zyn poëtisch licht in de duisternis^ Zelf eenzijdig' verricht hij voor ons eenzijdigen e.en onontbeerlijk wer,k» Zoo vragen de inwoners, die het fraaiste punt hunner stad, ten ondergang zien veroor deeld. Zoo vraagt de vreemdeling, die er ver toeft en -zich .verlustigt in het schoons geheel, door 't gebouw met zijn oaimiddelijken omtrek gevormd. Zoo vraagt de vriend van zulke ge denkstukken,. die 'voor geschiedenis en oudheid kunde onzes vaderlands belangrijk zijn. Inder daad, de voorgenomen slooping van dien wal kan niet anders dan een' pijnlijken indruk ma ken. Met blijdschap kan . de ontmanteling van nuttelooze vestiagen. worden begroet. Al ko men dan ook ono,ogelijke achterbuurten voor den dag, en al' leveren gedurende eenige.jaren de buitenzijden van zulke steden ook tooneelen v'an verwisseling ;cp, die het oog geens zins aangenaam, aandoen, de groote voordeelen van lucht en 'ruimte vergoeden ^dit tijdelijfe na deel meer dan hönderdvoud, em de. gelegen heid bestaat em de 'vrijgerallen terreinen met geschikte en sierlijke.' woningen te 'bebouw en, "om 'de verwaarloosde; etc ' vervallen huizen te1 verbeteren^ om. plantsoenen aan te '? leggen .tot verfraaiing van'dén omtrek; op den duur moet de stad er ? ^dctor ' winnen,, wann-eer-1 de knellende, gordel van schansen en "bolwer ken,. vatt muren en ' grafihteiï haar van de lendenen, valt.. Heeft yóor 't oogeBblik hert.uitweiid-ig voorkomen van Breda, dooit (de slach ting 'va» het 'grootste deel aipieïr 'Walfea wafe . geleden, laat fest zaeb. topsesÈst jaog- stiet v-erwachten^ 'dal em kong' .VUEE niesawê straten en vriendelijke vJlla's. dfi ledige* pleklmn.dw oiida> reden om tfe kla-geic -creejf ie 'wei van 1874, dïe Breda;, als vesting- ophief. Maar1 is^ :-'t. vol&trekt noodig, die wet zóó naar de letter toe te passen, dat er volstrekt niets van die wallen mag1 worden gespaard ? Wat zal .er. verloren gaan, als het besluit ten volle wordt uitgevoerd? De koninklijke militaire afeademie ïs, zooals ieder weet, gevestigd in het oude- kasteel der baronnen van Breda. Toen da.t gebouw in het jaar 1826 TOOF disk doel werd bestemd, moesten eenige veranderingen worden gemaakt, die de nieuwe bestemmmg-raschte, laaaaji" de hoofdvorm bleef nagenoeg onvemnderdv terwijl ook het omgelegea terrein guootendeels- la dfenzelfden staat werd. behouden. Zijn wij de> "brug over de breede binnengracht overgegaan, dan be treden wij een ruim plein, ter linkerzijde be1 De heer Levy wordt hoe langer hoe meer een apostel van Kant. Blinde ingenomenheid en geestdrijverij ? de kenmerken van ieder waar apostel ?.worden ia hoogst bedenkelijken graad bij hem 'aangetroffen. Het minste dat. men op Kant heeft te zeggen, heet een ?.vergrijp" aan een ' van de ?heroën!I der menscb-beid; en er komt weinig uit zijne pen waarin aan-het alleen zaligmakende van Kant's zedelijkheidsbeginselen niet meer of min bedekt wordt hulde gebracht. De vorige week ging de heer Levy zelfs zoo ver, als geloof ik vóór hem. nog" niet beproefd was, nml'. te willen aantoonen,. dat des heeren -Kant's zedelijkheid'sbeginselea logisch niet strijden met' de ?Kritik der r.einen Yernunft UT. Ik heb. evenwel.de pen niet opgevat om 'de uitdaging, ? die meer aan het adres van een andeir gericht was ?-aan te 'nemen. Ik "heb zelfs nog niet eens het protest beantwoord, dal de heer Levy verleden jaar liet drukken tegen een ^hoofdstuk, uit' myn eigene studie over ?Sjpiiioza's, wijsbegeerte", omdat ik daarin wel een. zéér duidelijk protest,, maar niets hoegenaamd'van een weerlegging vond. Exclamaties Kant's grootheid, protesten tegengerïngpüügfesgevoel -en aanbeveling van staalpoeders. ? daarvan loopt de pen, en waarschijnlijk dus ook het hart, vaar d-ea Reer-Iievy over? maar een staaltjes m mijn aangedraaide studie- over inoaa,) Dr& dus- iets over Kant wil in'het midden brengen*, behoort dat m. i. niet te doen m een qrgaan, bestemd voor een kring lezers; waarin .geert half percent hem begrijpen zou. Allicht zou dandeoverwmnJng-bl!i|.venaanhemI di& het duisterste schreefj (er is een bepaald ?jargon" bij vele Kantianen), of het grootste aantal schcijvers" a&ahaalde. Mijn, eerste opmerkmg _naar aanleiding van de uitdaging vaa d"en heer Levy is dus deze: dat het terrein van tiet duel m. i. allerslechtst gekozen is. Maar' ik heb een ernstiger grief. De heer Levy stelt Kant altijd voor als den, gewensch.ten, leidsman der tegenwoordige maatschappg. Onder de geliefde exelamatien van den heer Levy, waarop ik daar stcaks wees, behoort ook die van ?Terug naar Kant! (1) alsof de mensch- ' beid zoo maar op bevel rech'tsomgekeerd kan maken, en.' niet veeleer de spraak der wereld orde desse is: ?der Kanthat seine Schuldïgkeit gethan, der Kant kann gelien." Maar hoe mem hierover denken moge, zeker behoort hij,,die telkens roept ?terug naar Kant", én het moge lijke én het wenschêlijke van dien terugtogt aan te toonen. Die behoort niet te doen alsof die mogelijkheid en wenschehjkheid reeds vast&tond, en hij zich beleedigd mogt gevoelen, als nog deze of gene al te zelfstandige geest zich niet onderwerpen wil. Die behoort >aUetmiust naar nieuwe tegenstanders te zoeken, die weigeren te zweren bij den naam van Kant; maar hoeft waarachtig genoeg aan de vele degelijke koppen, die de litteratuur reeds heb ben verrijkt, en de wereld op al het zwakke in Kant's meeningen hebben opmerkzaam ge maakt. Die in Kant gelooft, zou een goed werk doen met een oorspronkelijke bestrijding te geven van de voornaamste bedenkingen te gen Kant's leer. Mij dunkt dit ligt op zoo ie mand zijn' weg. Zelf heb ik zoo gehandeld ten opzigte van Spinoza. Maar het gaat niet aan voortdurend beginselen aan te prijzen als ? evangelische waarheden, zouden ooit het ge gronde daaivan ook maar met een enkel woord aan te wijzen. In 's heeren Levy's jongste, werk: ?hot Catheder-socialisme in Engeland" bijv, wordt telkenmale met het pligtgevoel omg< sprongen alsof dat de boven alle bedenking staande grondslag der zedelijkheid ware! Geen de minste twijfel bestaat er daaromtrent big dfen schrijver. Spinoza wordt met geen woord1 hpriacht. Kant is God en Levy zijn profeetl Mij dnnkt dit gaat niet aan, Hei, ?terug naar Kant'' moet de eiiidindrufc zijn die de lezer krijgt van eene duidelijke "weerlegging vau Kant's tegenstanders, geen militaii bevel. En vooral niet aan uitdagen gedacht vóór en aleer vroegere beleedigingen zijn uitgewischt. Anders zou men wel eens den zwak&teu kun nen kiezen, en dat is niet fatsoenlijk. Des heeii Levy's meeningen ten opzigte van Kant zijn vaak zoo grievend beleedigd, en wel dooi de be&te koppen, dat hij e^rst met dezen een appeltje moet schillen, alvorens aan een sieuw duel te denken. Mag ik er den heer Levy een aan de hand doen, dan noem ik den genialen pessimist Ed. v. Hartmann, en wel diens ?Kri tische Darlegung dea transcendent al en Kealismu&," en sommige zyner ?Studiën und Aufsatze." Hij zal daarin o. a. hoören spreken van ?der Sumpf seiner (Kant's) pedanti^chen Neuschotik"; de meening verdedigd zien: ?dass die bleibende Eesultate der Philosophte des lefaten Jdhrhunderts anderswo als bei ihu (Kant), ge- sucht werden mussen;" en het eindoordeel van den genialen denker vernemen over Kant's \ urige bewonderaars: ?e&blieb den improduot'iven Koffen der durft i t/sten Art uberlasaen, die Kantsche Philosopbie als das wahre, in der Hauptsache unubertreffhche, an zti preisen." Niemand behoeft te duelleren, noch met den degen, noch met de pen. Men kan het eens zijn met Dr, Smith, mt ?Paris en Amenque", en zeggen: hij die op zijn levensweg telkens buk ken Wil om een steen op te rapen, ten einde iederen blaffenden hond daarmee te treffen, ?neparviendra jamais au bout de son voyage." 'Maar wil men duelleeren, dan doe men het; lo. Op eene geschikte plaats. 2o. Niet na tallooze beleedigingen van anderen, gevoelloos geslikt te nebben. Wat kant na lezing van Hartmann's, werken, des heeren Levy's sensoriumr of de plek waar de liefde voor Kant's be ginselen zetelt, nog komen kittelen ? Hij schrijve gelf eerst eene degelijke, niet al te, dikke, oorspronkelijke antikritiek, ten behoeve van Kant, waarbij o. a. Hartmann, Lewis of Spencer, Spinoza en Góring niet mogen verge ten worden. Dan eerst zal m. i. zijn regt op den aangeslagen toon zijn verkregen, omdat dan. eerst kan, blijken, in hoever de heer Levy meer aanlsg voor hi&torie dan voor wijsbe geerte heeft, m. a. w. self der zake Imndig is. Mr. -M. C. L. LOTST. schillende richtingen 'waarin 'zijn geest zich be wogen heeft, de- waarheid aan^zijne-zijdehad ? daaraan schijnt de heer Levy maar niet te denken. En hier kern ik ©p dei ïêdsre v mijn geschrijf. De heer Levy heeft nu al m eerr paar num mers vraagstukken) ter'sprafce gebracht,, die m, i. niet in «eire koerant, behooren behandeld te wordeii. De Waarde van Kant als nooloog, als moralist als jurist enz. ernstig ovei? en, weer te bespreken in. eene koerant, komü mij, onge rijmd, eoa. van. des heeren. LeivyVsisandpun-t, be paald omseerbied^ voor- Se litteratuur o^er Kant's meeningen is eeau feergj de spraak- ea begrip&vei?warring nergens z©O'gT©ot als op liefe ge bied waarop hij zicïi vooral bewogen need-t (ikgaf hiervan.' slechts, enkele,- maar sprekende, 1) Minder naïef dan 3e Groningsche noogleeraar v. d ie in ^n heiligen waan verkeert, dat wij al terug ziïlf; waarschijnlijk omdat die Hooggeleerde alle fcoelen die Mijk geven niet naar Kant terug te willen, geen aandacht waard keurt ?? ? zooals Hij verleden jaar Janooknit een. enkele aanhaling; ïn levyV ^protest" het recht ontleende een. paar helaedigenda woorden-aanmijit adres te SfifcfiüJTCB in d,e?u Tijdspiegel, Gelukkig treffen ruwe, d. L ongemotiveerde, lomp- o£ grofheden mij nooit irn let miaisie. Steads. denk ik dan met Guizot ?voainsultes n'aiteignent par Ia, nauteor de mon dédain."' DB Eedaetie "had de "beleefdheid mij boven staand opstel ter. inzage te geven. Daardoor werd ik tot eene enkele ©f merking in staaÉ gesteld. De heer Lotsy heeft, gelijk bij verzekeri?dé' pen: niefe opgevat ?om de uitdaging, die- meer aam hst adres vanv een and-er gericht was, aaa ta nemen". "Waartoe nam hij het woord dan.? Om aan ,t0--SFgzen, dat door meer per sonen geewjüdeekli \KQrdfc over Kant in des, door m^ gewraaüüen am? Bit was mij niet on* bekeaxl. Tam ottish-er stomden de machtig ste geestea aans d*, rasest onbesuisde aan vallen bl©ot. En het gemis aan eigen ov,er-redigingsgav© ? deze "bijzonderheid -móet de heer Lotsy weteu^ blijkens Kgn',acfflr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl