De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 16 november pagina 3

16 november 1879 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

E A M S T JS B D A id, dat het koor, wanneer het gr(oote kracht ontwikkelt, het oikest met hooit, zou rik niet durven beslissen. ' Het Pa-, &-oikest weikte, evenals bij de vorige 'voorstellingen, verdienstelijk, mede, in .aanmer king genomen, dat er m den i egel slechts eene repetitie voor het oike^t wordt gehouden. De^eerste altist begeleidde de Romance ?Plus lllanche" op de Viole d'amwr. De harp maakte ia het tweede bediijf groot efiect. Jammer, dit de voor het oikest beschikbare ruimte met gedoogt, meer &tiijkmstrumentente gebruiken; .voOial de bassen waren te zwak. Onze vlaamsche toondichter Peter Benoit, die gedurig vooi het vlaamsch prmciep op de bres staat en geen enkele gelegenheid laat voorbijgaan, om de nationale vlaamsche toonkunde te doen veld. winnen, heeft onlangb aan de Kunstbode een open buef geschreven, over de feestvienng m 1880, op muziekaal gebied. 1 nDf feesten van 1880 zijn naby. Onze dag bladen, zoowel Franscbje als Vlaamsche, be schouwen die als ?verzoeningsfeesten" die de . hartelijkste betrekkingen tusschen Holland en 'België moeten vestigen. Een lödeis, plicht 19 het dlzoo, op elk gebied welk hem eigen is, een feit van broederlijkheid, een verzoeningsféit daar te stellen, "Wij Belgische, Waalsche zoowel als Vlaamsche toonku&digen, wij ook moeten zulks doen op het gebied der toonkunst. Wat Holland reeds voor eemge onzer componisten deed, moeten wij Belgen m 1880 heidenkeu, des te meer daar ons de toekomst eene nog breedere gemeenschappelijke kunstweikmg-vooib^wsait. "Zijt gij met mr) van meemng dat het van wege onzen Bond ter bevordering der Natio nale Toonkunde een prijsbaar initiatief zijn gou, zich yolgenderwijze met die zaak te be moeien : "Aan den heer rmimter van bmnenlandsche zaken een veizoekscïmft zenden, opdit door tusschenkomst van het Staatsbestuur, gedu rende onze Nationale Feesten tweegtoote Concerts, mtsluitdylt wet werken t/a» Hollandsche en Belgische componisten, zouden worden, tot stand gebiaeht? Zeker zou, volgens myne ovei tuiging, m de samenstelling der beide progiamma's aan de Hollandsche. kunstbroeders. het ?leeuwen-aan deel" worden toegekend ? Men zou uitvoeren ? enkel orkestwerken en solozangen met oikestbegeleidmg. Latei tijds zou men in België wel gelegenheid vinden om Hollandsche koorwerken met orkest ten gehooje te brengen; maar thans moeten wij alleiecist de piakteche zijde van 1880 inzien, dat is de veiwezenlijkmg der voor gestelde concerten hwgëlyk maken. Voor dezen keer zou dus het koorelement wegblijven, vooreeist omdat het moeilijk ib om de zangers ge durende het ?feestgetij" veelte doen studeeren. Natuurlijk zouden de Hollandsche componisten verzocht worden hunne compositiën zelf te komen leiden. "Ik twijfel geen&zms of mijn veizoek zal m ? den Bond een gunstig onthaal vinden. Dat de kunstlïevende heer minister Rolin-Jacquemyns dat verzoek met zijne gewone welwillendheid in aanmerking zal geheven te nemen, zou ik geen oogepblik durven betwijfelen." Wij deelen ten volle de gedachten van den geachten bestuurdei dei antwerpsche muziek school, want de feesten van 1880, zouden vooral, en wel ouder alle opzichten de veibroedeimg tnssehen Noord en Zuid nog vaster moeten toehalen. \ DE ZWEEPi .Naar aanleiding van het artikel van dea heer'Craandïjk in ons no. van 26 Oct. j.l. over de sloopmg van de vestmgwerken te Bieda schrijft de Knnstbode no. 34. ?"Wij danken den schrijver voor aijne pogin gen, om voor de histoiische herinnering voor ; Nederlarid zoo merkwaardige bouwwerken te | bewaren. Het verheugt ons hem te kunnen mededeelen dat het Spanjaarsgat met zijne .beide torens en dé boog bewaard zullen blijven. Hiermede echter i& niet alles gered, daarmede wordt de door een vroeger minister gegeven. belofte nog niet geheel vervuld. Wij willen daarom hopen, dat het bewuste artikel de aandacht van velen moge getrok ken hebben en aanleiding geve, dat veler stem men zich doen hooren om bewaring ook van het veider meik^raaidige te verzoeken. De Commissie \au 'sBijks adviseurs is niet meer, dat andeien thans vervullen, wat hare roeping was." bewijs; na afloop der uitvoering barstte een dav&rend en herhaald applaus los,, en sedert dieu tijd weid door menigeen met groote belang stelling en ongeduld uitgezien naar de uitgave van dat werk, waaraan eeist kortelings door den Kompom&t de laatste hand werd gelegd. De Heer Alberfc Roothaan zal nu aan veler wensch voldoen door het KlaviernittrekSel 240 pagina's druk in groot octavo ,formaat uitte geven. De prijs, tei- bevordering van een grooter debiet van dit werk zal slechts ? 6 netto zan. De eigenaardige bezwaren aan de Uitgave van zulk een 'werk verbonden, én de groote kosten, die een. latere herdruk zouden vor deren, deden< hem' besluiten, bedoeld klavier uittreksel bij inteekening voor een nog lageren pms verkujgbaar te stellen, ten emde de giootte der eerste, oplage te kunnen bepalen. Daar nu nog vóór het einde van 1879 het klavieruit treksel het licht zal zien, bestaat tot den lOn December de gedegenheid tot mfeekenmg' op het Klavier uittreksel van het Koncert-Drama David van Richard Hol. Gedicht van W. J. 'Hof dijk, duitsche tekst van Mevr. H. Heiiize-Berg opengesteld; prijs f '4.50. NBÖEELAN De Engel&che Academy spreekt met veel waaideeung over een opstel van Prof Cosija in de Taalkundige bijdiagen, een West-Saksisch manu&ciipt, het oudbt bekende, behandelend. Robert Kamerling, de dichter van Der ÏLonig von Zion en Ahasver, heeft een blii&pel geschreven, Lot d Istictfei, en van Sacher-Masoch is de tek&t voor eene komische opera, Dl* Wachter der Moral, bij den componist Uuger in bewerking. Voor ruim 3 jaar dioeg het Ned. Nat. Zangeisverbond den Dichter W. J. Hofdijk op een gedicht ter kompositie te vei vaardigen, Dit gedicht getiteld: David, werd al& prijsvraag rondgezonden, maar naar het ooi deel der junp, kon geen der daarop ingezonden kompo&ltien aanspraak op dea pi ijs maken. Van Jaar, dat het Hoofdbestum, van het Ned. Nat. Zangers verbond, besloot den Heer Richard Hol uit te noodigën, dit Dramatisch Gedicht in een Toon>wérk over te zetten. Aan die roepstem gehoor gevende, schiep onze geniale Toonkunstenaar Richaid Hol, een werk voor Soli, Gemengd Koor en Oikest, dat, m omvang en gehalte, zeker onder de "belangrijkheden van onzen tijd mag genoemd worden; immers, het eerste en derde deel, uitgevoeid bij gelegenheid van het SlVde Ned. Nat. Zangeisfeest, m Augustuf, van dit jaai te Deventer gehouden, gaf daarvan een treffend De Nederlandsche Spectator zijn instemming betuigende met ons betoog, 1). dat de Staat de kunst beschermende, neutraal ten opzichte der kunstrichtingen behooittezijn, laat daaiop het onderstaande volgen Het lijdt geen twijfel, hier is de vinger op een wonde plek gelegd,,duidelijk .en oowederlegbaar is aangegeven waar d; ziekte schuilt, maar met de voorgeslagen geneeswijs zijn wij ?het niet .eens. De meerbedoelde schrijver ^enscht, onder anderen voim dan d opgehevene, weder eene adviseurs-commissie in het leven te roepen. Hoewel wij het goede, dat zulk eene commissie kan beoogen, gaarne er kennen, zoo vreezen wij dat haar wat vroeger of later het lot van haar voorgangster niet kan ontgaan, want wat baat het, der regeering adviezen te geven wanneer die stilzwijgend ter zijde gelegd en niet gevolgd worden. Boven dien, eene dergelijke commissie zou weder ge lijk vroeger tot dekmantel dienen voor en. de1 verantwoordelijkheid dragen Van veel waaraan zij geen of slechts in geringe mate deel heeft. Men heiïnnere zich b. v. de geschiedenis van het .justitie departementsgebouw. Neen,15 wil men . genezing-, dan helpen geen palliatieven, maar dan dient met vaste hand de hoofdoor zaak van alle kwaad te worden weggenomen, en wat de schrijver vau het artikel Neutraal niet heeft gezegd, niet bedoeld misschien, dat heeft, de Tweede Kamer der Staten-Generaal op degelijke gronden,' na de ondervinding in de laatste jaren opgedaan, uitge^pi oken, m haar jougste voorlpopig verslag over het Te hoofdstuk der staatsbegrooting voor 1880. Daar leest men op bl. 5: ?Meer bepaald werd door soimtnatn m bedenking gegeven, om dt, afdeding Kunsten en Wetenschappen op te heffen en die by eene ander e, .bijv. on derwijs, tn te smelten. Zy wezen et op, dat de afgetreden Min. oan Bmn&nl. Zalten indertyd het in V levtn roepen van eene afsontyle afdeelmq voor K. en W. luid voot qesteld als een gevolg van de instelling deï commissie van Tlyïsadoièeurs (Handelingen 1878?1879 bl. 406) Nu deze laatste commissie nitfweer bestaat, seheen ooit, het uitvloeisel van dat be staan te hunnen vet dwi/nen. Al wilde men toegeven, dat aan het Departement althans een persoon verbonden moest &yn, die door opleiding en richting van studie meer oan naby bekend is met de eischen der lunst en die dus voor zoover de Staat met die cischen rekening heeft te houden, daaromttent den Minister kan voorlichten, werd daaidoor wel de aanstelling van een bepaald ambtenaar, met het bestaan eener gansche aj-deeling gewettigd. Daüt tegen wet d aangevoerd, dat Jmst tengevolge min de opheffing der Commissie van Ri/ks-adviseurs de noodsakelylzheid van het bestaan eener afsondet lyke afdeeling voor K. en W. meer in, het oog viel. Men wilde echter yevraagd hebben, of de Minister nu met opgtgt tot daartoe betrekkelijke zaken alleen het advies inwint van het hoofd der afd., WIENS INVLOED DAAEDOOr NATUUBLIJK WAS TOEGEHOMEH (wij OUderschrappen deze woorden die volkomen strooken meL het betoog van df Am=terdammei), dan of hy sich ooh van elders diswcge Jcon doen voorlichten, en in 't algemeen hoedt Mi nister ooei het bestaan der ajaeelmy denkt." Met belangstelling mag men het antwoord des mimstert, hierop te gemoefc zien, mclienfen minste de olmlster de tot hem gerichte.vragen niet stilzwijgend voorbij gaat. En wanneer men verder bedenkt hoe de tweede kamer, vele en gegronde klachten uit, over de afdeeling K. en W. en haar beheer, en zich onder meer op bl. 29 ad art. 134 .aldus uit laat: ?Het ontbreken dier'splitsing, (van hetgeen voor personeel en voor materieel vereischt wordt) ook elders in deze afdeelwtg der begrooting op te merken, strydt met alle yoede beginselen van comptabi liteit" dan lijdt het geen twijfel dat de ophef fing dezer afdeeling eene zeer wenschelyke zaak zou zijn." Wij gelooven dat de Jtfederlandsche Spec tator, wanneer haar wensch vervuld werd,, de eerste -zou zijn, die de opheffing van de af deeling Kunsten en Wetenschappen, weer be treurde. Wij verheugen ons er over dat die afdeeling, zij het dan ook op averechtsche wijs, in het leven is geroepen. Zelfs bejam meren wij het niet, dat de heer> de Stuers aan het hoofd daarvan is geplaatst. De eenzij digheid, dia heerscht, keuren wij af, doch we zouden haar liever zoolang het noodig is dulden en diaken, dan aan te dringen op de opheffing der Afdeeling zelven, en zoo gevaar te loopen, dat een toestand terugkeerde, die veel meer reden tot ergems gaf. Wij wanhopen er niet aan dat, al wordt de volmaaktheid niet bereikt, er langö den weg, dien de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst zal aangeven, een betere legeling dan de bestaande kan gevonden worden. 1) Zie De Amsterdammer van 2 Nov. jl. Aan de Eedactie vah de Attisterdimtner. Naai aanleiding ven het Na&chnft op mijn bijdiage m uw vong nummer, wensch ik te doen opmeiken, dat ik mijn denkbeelden ovei oud- Hollandsche bouwkunst heb ontwikkeld m mijn schiijven aan Jhr. Stoim van '&Giaves-ande, ild. 11 Def. 1^76, destijds in onder scheiden dagbladen verschenen, en m mijn aiükel ?Een bousvkunstig Spook", geplaatst in de Gids van Ib77. Herlezing dier btiikkeiiyei bant elke gedachte aan eemge door u mogelijk geachte ?Éne se" mijnerzijds. Met de plaatsing dezei regelen zal u ver plichten Uw dw. Dr. VIOTOK PE.STUEKS. Het verloren Kind, door Dr JAN Leiden, 1879. Blz. 272. In het Novembeinummer van den Gids velt de Heer J. H. C. Heyse vonnis over dezem roman. Hij haalt, met instemming, Busken Huets uitspraak aan- ?De raaandweiken heb ben een giaad van onbeduidendheid bereikt, waarbij de middelmatigheid gunstig afsmeekt." Men mag het er dus voo-r houden, dat de He&i J. H. C. Hejse mefc zijne bijdrage een dubbel doel heeft nageleefd' ten eerste, den He ei ten Brink de plaats aan te wijden, die zijn nieuwe lettervrucht in ?onze romantibche en novdlistische literatuur", zooals de Heer J. H. C. fleyse dat geestig noemt, inneemt; ten tweede het bewijs te leveien, dat op de door Huet betieurde mfeiionteit glamrijke uitzonderingen zijn. Wat dit laatst veimelde opzet van den Heer J. H. C. Heyee betreft, ?? wij willen onzen lezei de veriassmg met benemen die hem wacht, als hij de doorwrochte recensie van dten genoem den He'ér ? wiens familienaam als spraakkunstenaar in DuiHcbiand zekere vermaardheid heeft, maar die hiei te lande m deze betiekkmg gevaar loopt met geen zeei grooten roem te worden gekroond, ? m den Gids gelezen zal hebben. Maar het gaat toch inderdaad met aan, dat iemant, wiens geioofsbrie1 en aan zoo rechtmatige aaizelmg bij hunne aanvaaiding blootstaap als die van denHeei J.H C. Hey^e, zich vermeet op een toon van hoog gezag 001deel te vellen over de voortbrengselen- ?an e'en letterkundige en kunstenaar van den eeisten lang. Het is opmerkelgk dat iemant, die een zoo doorslaand bewijs van gebiek aan smaak levert, als gelegen is in het optreden als rechtei, wanneer men geenerlei waaiborg van be\oegdheid geeft, zich reimeet een boek van den Heer ten Bunk te veioordeelen ?Wat Nederland belieft," zegt de kritikus ?het ge schrift van Dr. Jan ten Bimk zal gelegenheid bieden de beschuldiging opzichtens dezen auteui te staven." Indeidaad ? ei is Nedeiland al heel veel aan gelegen, te weten, hoe de Heer J H. C. Heyse over onze beste letterkundigen denkt, ? al roept de grootmoedige ?Zierikzee'V naar ons misschien uit de veite toe, ?dat men het aangehaalde vonnis met m allen deele naar DFS letter moet opvatten." Het is allei stuitendst. dat iemant van de quahteit des auteurs dezer onbeduidende lecensie van d.e frïds-tnbune verkondigt: dat hij ?juist met kan zeggen zeer benieuwd te zijn" naar een volgend veihaal, door Dr ten Brink aan het tegenwooidige vast te knopen. Wij verooilo'ven ons do betuiging daartegen over te (stellen, dat wij, alvorens ons een eind oordeel over het boek van den Heer ten Bi mk aao te matigen, juist de kennis wenschen te mdken van het aangekondigde veivolg: De familie Muller Bélmonte. Dit zal de onontbeeihjke aanvulling leveren van den heden bespro ken roman. Op de aangeduide familie toch valt in de helft van dit verhaal een te groot licht, om haar in het laatste gedeelte geheel te kun nen verlaten. Dat heeft de He.er ten Brmk met grooten takt gevoeld, en daai om is het Bericht, waai het boek mee opent, volstrekt met over tollig. Reeds, heden willen wij 'echter gaarne betuigen, dat wij meesterlijk getoetste'tooncelen m de kompozitie vin den Heer ten Brmk hebbtn aangetroffen. De uitvoerigheid zijner scbildeiipg m den aanvang is wel watgiooter dan latei, en m :t geheel ?i)n de laatste ge deelten yan het boek minder doorwerkt dan de eeiste. Ma<n, wat dit betreft, kan D1 ten Brmk zich me1- dooiluchtzg-e voorbeelden rechtvaiidigen. De vader van den loman der SIS6 Eeuw, Sir WalterScott, is onzen schnjver aldus vooi gegaan. Hij heeft ti ouwens met den bei oemden eilander nog eene andere manier van doen gemeen. Het ïs de toon' van gezonde' en alsemloze schei ts, die hij zonder onmatigheid aanslaat, wanneer slechte of dwaze peisonen, die het m hun .eigen oogen nog zoo kwalijk niet maken, aan het woord of tot de daad komen- Deze. toon en de stemming die er mt spreekt, ge voegd bij de kieeche zorg waarmee de Heer ten- Brink in 't algemeen .voor de tegenwoor dige tafeieeleii zijne tinten getemperd heeft, zijn, voor iemant die weet te lezen, een vol doende waarborg; dat de schrijver niet met oveihaastmg heeft gearbeid, en eenbewys, dat de blaam van ?fabnek&werfc", waarmede de Heer uit ?Zieiikzee1 hem bestempelt, van een licht zinnigheid getuigt, die men zulk een stijve pen naauwelijks toe zou schiijven. | Wanneer wij de gioote letter- en geschiedkennis, het vruchtbaar vernuft, het le\endig en diep gevoel en buigzaam talent van den Heer ten Brink nagaan ?? welk een en ander hem smds lang een leerstoel m literaire oj plastische esthetiek aan eene onzer akademische instellingen had waardig gemaakt, ? dan, inderdaad, ergert ons diep, Jat een persoon als de Heer J. H. G. Hey&e zich onderstaat m (ons eerste maandwerk over hem te schiijven aoo als hij doet, en het was ons een "behoefte dezen Heer den tegenwoordigen wenk nipt te onthouden. Toch willen we kwaad met goed velgelden, en den konterfort, waarmee weden bouw van Ten Brink wenschen te steunen, van eene g&rgoitilU vooizien, ontleend aan het opstel van den vervaaihjken scherprechter. Wij keeren zijn zwaard, of liever zijn slagerames naar zijn eigen borst' ?Ik wil toegeven ?dat zulke vriendschappelijke terechtwijzingen ?lang met altoos aangenaam schijnen of zijn ?(of zijn1) voor de betrokkenen, maar houd ?mij tevens overtuigd, dat er meer overvloed ?van dan gebiek aan (vloed van dan gebrek ?aan') eigenliefde bij de meesten wordt gevon?den. Nedengheid en bescheidenheid zijn de ?hoofdkwalen van onzen tijd met, wij lijden ?meer niet juist aan gevoel van (meer niet jui&t ?'Aan ? \an') eigenwaard^, maar aan opge?blazen inbeelding en bluffeiige pedanterie." 1) J. A. ALB. TH. z 356. Marcellus Emants, 'Een drietal Novellen Haarlem, W. C. de Graaff. Cd Busken Huet, Lithïarische fantasten. Nieuwe reeks. Ve deel. Amsterdam, G. L. Funke. Martin Kalff, Bedden wit het Volksleven* Amsterdam, Scheltema & Uulkema. Mr. J. de Louter, Het vetb^nd der Staatswrfenscfiappen, Redevoeimg bij de aanvaarding van het hoogleeraai&ambt aan de Bjjks-Umversitert £e utrecht, op den 18en Oct ober 1879 uitgesproken. Utrecht, J, L. Beijei s., Melati van Ja^a, Angelme^s beloften. Een boek voor meisjes. Met 4 platen. Leiden, B. Blankenberg, Batavia, Visser & Co. Ant. L. deRop, Ditihbloent>ea. Poëzie 's Hage, Joh. IJfcema. Jhr. Mr. H. C. Van der Wijk, Onee Staathwïtdige toestand, 's Giavenhage, de Gebr. van Cleei. Hand m Hand, novellen door W. OTTO, Met ingenomeuheid lazen wij bovengenoemde Novellen. Wij vinden in. die verzameling een juweeltje te mtldeu van andere minder geluk kige verhalen en schetsen. ?Baas Klop" is uitmuntend -en het beste,' dat we in den Bundel van W. Otto ontdekten. Keung geschetst ziin de peisonen, die de schiijver ons met een duidelijkheid en uitvoerigheid, die aan Dickens beiinceit, TOOI het oog brengt. Baa1- Klop en iju omgeving leven ea wij leven, met hem mee. De kleine David, die altijd alleen is, de goede juffrouw Slarie en de onveibetuilijke Jampers, zijn personen, die de werkelijkheid zijn afgezien ? zij spreken, zooals zulke menschen spieken moeten, en zonder overdujvmg werken allen mede om1 ons een beeld uit het \olk--leven, met vei bazende getrouwheid te teekenen. Na Jt lezen v<m ?Baas Klop'' kwam de wen&ch bij ons op om meer dergelijke vei"lalen van Otto te mogen lezen. Ook ?Geeite' ?n ?Clara" zijn lieve natuuilijke novellen, die aewij2en dat de schiyver talent heeft en opmeiive bezit. We wilden wel, dat we ?\an 't Huibje m de Dumen" hetzelfde konden zeg gen, maai we moeten eerlijk zijn en daaiom stallen, dat de fantazie en 't poëtisch gevoel van den auteui hier eeu weinig op den daalweg zijn geiaakt. De geneele novelle is onna tuurlijk en ziekelijk van opvatting. Vibscheis ooals Wiebes en Ei^e bestaan Uechts in het melodrama, ? visscheis &preken vi&scheistaal :n gebruiken geen dichteilijke wooiden of oespelmgen ? aan 't meer van Como of aan de Middellandsche Zee onder den gloeienden ilauwen hemel van het Zuiden zou zulk een mislukte dichter misschen kunnen bestaan ? «er te l^ude niet, hier zijn die heden prozaïsch maar trouwhaitig. ? Toch ligt er verdienste n 't Huisje aan de Duinen, om de fijugeteenende en goedaangebrachte détails. Wanneer de heei Otto zich over 't algemeen wat meer toelegt op natuurlijkheid m den spreektiant, n de boekenbal afschaft, mogen we van hem gioote veiwachnng koesteren. Hij neme zijn ,,Baas Klop' tot voorbeeld en hij zal slagen, M. Van ?Een Spoedstuk" No. l der Haagsche Hopjes, door Piet Vluchtig, is een tweede, met een dankbetuiging van den pchrijvei. ver meerderde druk verschenen. Het'vierde, E"o. dei Hopjes is ter perse. Deze tweede diuk is uitgekomen te Haarlem n IbSÖ, bij W C. de (rraaf. Ook verscheen er een Tweede goedkoope dtuk van ?ZP& maanden m Amerika," dour Dr. M. Cohen Stuart. (Haatlem H. D. Tjeenk Willink.) Dit aangenaam geschieven reisver haal in den vorm van een Dagboek, verdient zulk een ?goedkoopen" diuk ten volle. Het behelst een schat van wete os waardige bijzondeiheden en weipt een heidei licht over ver schillende zijden van hefc amerikaansche leven. De schrijver stelt zich met aan alsof hij de Nieuwe Wereld kent, maar als iemand die zelf er is heen' gereisd om ?ieh' een oordeel te vormen; van welks subjektiviteit hij zich bewust is. ?Waar het geldt een welgelijkend en juist beeld van een land en volk zich te vormen, zal het noodig zijn niet slechts een enkele schets van één oi ander te raad plegen, maar verschillende photogiaphiendoor ondei scheiden menschen ieder van uit zyn eigenaardig sinndpunt en onder zijn bijzondei en gezichtshoek genomen, onderling met ooideel te vei gelijken." ?Ik beweer dan ook mets meer dan een enkele bijdiage geleverd te hehbeu, tot beter kennis en recht verstand van de Nifuwe We reld m -haar tegenwouidigen toestand. De waailieid gaf ik niet, inaar dit durf ik bewe ren, dat ik, naar inijn beste weten, waarheid gegeven heb, Amerika heb voorgesteld, zooals het zich toen aan mij voorgedaan heeft." Zulk een bescheiden en onbevobroor'déelden gids volgt men gaarne. De Katalogus i& verschenen eener belang njke veizamelmg Boeken en 'Plaatweiken, Pi enten, Genealogische Handschriften, Munten enfPenningen., uitmakende de bibliotheken nagel^teu dooi de Heeren Dr. W. R. Baron van Hoëvellf lid. van den Raad van State enz. enz. J. K. H. De Roo van Alderwerelt, Minister van tOorlog, lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, enz. enz. en anderen, waarbij gevoegd is een gedeelte der rechtsgeleerde bib liotheek nagelaten door Prof Dr. J M. F. Bunbaum, vroeger té Utiecht, laatst te Giessen, waarvan de verkooping zal plaats hebben op Zaterdag, 22 November 1879 en volgende dagen, des avonds te 6>/2 ure, door en ten huize van Mortinus Nijhoff, Boekhandelaar te 's Graven hage. Deze verzameling is te zien op Dondei dag ei| Vrijdag 20 en 21 November van 10 tot 4 uur. Nieu\ve uitgaven.: Cd. Btisken Huet, Het land van Itiib&itë, Belgische reigherinneringen. Ie afl. Amster, J. C. Loman Jr. A G-ennan (view of( the Bntish army (Rttdoïph t'OKhiofrt, Kapitein bij hot 17ile Ulilaaea) ? Bwrtey Tev W'ntn quirters ? ÏÏamittuti L&ny The Austnans in Bosma ? Mrs TfilUam <?><y, Men and womea (De vi o u we n vraag) ? tymonds "Woi dsi\ orth ? Wüm$ f> Blunt Anudo meditu ranean Uaüway fietion an4 tact. ? d.rnold Page Assurance investmenis. ? In een aitikel m de Foitmghtly Heuew be spreekt de heer Wilfud Scawes Blunt de plan nen, onlangs weder door kapitein Cameron ver levendigd, van een spoorv-eg naar Engelsck Indie. Hoewel men iets hooit mompelen over een subsidie of eene lentegaiantie der Engelsche regt-ermg, waai schuwt hij tegen het deel nemen aan eene spooiwegleenmg van dien, aai d, die wel eens op de Amenkaansche kon gekken. Het staatkundig bfla»g kaa voor En geland met zoo groot zyn als kolonel Cameron \ooispiegelt, en het paiticuher belang zou nooit een tiende der kosten goedmaken. Een oveizichi van de \erschillende -voorgestelde: routes is er bijgevoegd; het bewijst vooral van hoe weinig belang de streken en steden zijn. die ei bij zondes piofiteeien, dus hoe weinig uit financieel oogpunt de spoorweg van nut zou zijn-, 1. Weg door de Woe&tijn van Palmyia 555 Engelsche mijlen. Tripoli?-Homs, gedeelt elijk bebouwde giond 7Q Homs.?Palmyra, herder&woc&t ijn, ..... 120 Palmyia?Hit, onbewoonde woestijn . . . 250 Hitt?Seglawieh, gedeeltelijk bebouwd . . 65 Seglawieh?Bagdad, all«u,ul vlakte, on- , bebouwd, voor het grootste gedeelte onbewoond .. 50 x Totaal gedeeltdyk bebouwd 135 Woestijn en hei der&vlakte . 420 55& Deze route heeft slecht? eene aanbeveling ? de kortbeid. Zy zou slechts eene vnj aanzienlijke stad aandoen, Homs; zij aou noch eemg be langrijk Undbouwdis-tnkr, noch eenig'e lokale nijverheid van dienst zijn. Het giootste ge deelte van haar gebied is zonder watei.brandrstof, bevolking of mogelijkheid op ontwikke-Img. Zij zou veel gioote wei ken (lotseu laten öpimgeij, bruggen bouwen over ravijnen) noodig hebben, en weinig krijghkundig vooi deel aanbieden. 2. De weg- door de vallei van den EuphraaÈ, 625 Engelsche mijlen. Latakia of Alexandretta?Aleppo, bouw grond " 100 Aleppo?Deyr, herdei sgebied 210 Deyr?Abu-Camal, hei dersgebied, gedeel telijk bebouwd ; . . 701 Abu-Camal-Hitt, woestijn met paloienoa&en 130 Hitt?Seglawieh, gedeeltelijk bebouwd. . 65 Seglawieh?Bagdad, alluviaal vlakte, on bebouwd, voor het grootste gedeelte onbewoond - 50 Totaal bebouwd en gedeeltelijk bebouwd 235) ? Woestijn of herdei sgebied. . . . , 39Q Deze lijn gaat langs een stad van 80000 in woners, Aleppo, en twee kleine steden, Deyu1 en Ana, benevens eenige doipen. Zij zou op zeer weinig plaatselijken handel kunnen reke nen; Deyr zou een weinig graan, Ana eenige dadels kunnen uiUoeien. Behalve m het noor delijk gedeelte is het zelfs geen &chappn-distukt. Het heeffc de voordeelen yan water en biandstof, maar deze zouden voor -een ge deelte nog geneutraliseei d worden, indien, zoo als waai schijnlijk is, de lijn langs de woe&tyn m plaats van door de vallei moest gaan. In beide gevallen zou de bouw niet zondei groote kosten gaan, daar de rivier met hare overstroommgen m het dal voortdurend belemme ringen kon doen ontstaan, en de woestijn tel kens door ravijnen afgebroken is. Deze lijn zou nauwelijks de kosten van haar ondeihoud goedmaken. Haar vooinaamste aanbeveling zou zijn dat men, doorgaande van Seglawieh naar Bussorah, eenige mijlen zou uitwinnen, of er een zijtak naar Kerbela kon gemaakt woi den. Uit kiijgskundig oogpunt zou de Euphraat-lijn voomamelijk Tuikije bevoordeelen, als eene bedreiging voor de Beduinenstammen. 3. De weg door Mesopotamie, of het dal van den Tigris (Plan van Kapt. Cdmeron). 500 Engelsche mijlen. Alesandretta of Latakia?Aleppo, bouw grond ? 100 Aleppo?Orfa, bouwgrond X20 Orfa?Mosul, over Mardia, gedeeltelijk be bouwd - 250 Mosul?Bagdad, lange den linkeroever van den Tigris, herdersgebied ....... . 240 Totaal bebouwd... 470 herdersgebied_ 700

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl