Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T E R D A -M 'M E R, -WEEKBLAD Y O R NEDER LA N D.
treden Minister den Beer "Poortugael.
Op duidelijke wijs stelt de laatste in bet
Hebt, dat net denkbeeld van Grondwetsher
ziening bij den Minister Kappeyne -niet ''eerst
is gerezpn toen hij, na liet 'aftreden van den
Minister Tak, der KroorT zekere voorwaarden
tot zijn aanblijven stelde.
Kappeyne, wel verre van met zekere
luchthartigheid dit onderwerp behandeld te hebben,
Iiad het sedert lang ernstig overwogen.
Vóór de heer den Beer Poortugael de porte
feuille van Oorlog aanvaarde, had hij eene
meruorie opgesteld, waarin zijne beginselen,
voornemens en voorwaarden werden vermeld;
daarin had hij de wenschelijkheid van grond
wetsherziening uitgesproken. Geschiedt niet
liet eerste (grondswetsherziening) dan'behoort
dadelijk tot .het laatste : (naar hervorming te
trachten zonèer die herziening) te worden over
gegaan," schreef de heer den. Beer Póortugael.
Ei- was dus bij het optreden van den Minister
van Oorlog bepaald dat er getracht zou
worden naar hervorming der strijdkrachten met
of sonder herziening van de grondwet.
Den Uden Februari legde de Minister van.
Oorlog den eed af. '
In Maart kwam de begrooting gereed en
Ting hij aan zijn reorganisatie-plannen voor te
bereiden. '
Half, Mei beslisten de Minister van Oorlog
en van Binnenlandsche Zaken te samen, dat
grondwetsherziening noodig was, en de zaak
in den Ministerraad zou worden gebracht, opdat,
wanneer die er 'g-jjn goedkeuring aan mocht
"keelden, waaraan de heer Kappeyne geensziiss
twijfelde, als dan met de voorbereidende maat
regelen dadelijk zou kunnen worden aangevan
gen en de voorstellen aan Z. M. worden on
derworpen.
Later nadat de Koning geweigerd
hadKappeyne ontslag te verleenen, stelde de Minister
aan Z. M. zijn grondwetsherziening tot
voori waarde. D.iïontwerp, werd, gelijk men weet,
door Z. M. den Ministerraad ter advies-gebon
den en ontving den bijval van deleden van
het kabinet, uitgezonderd die van de Ministers
Tan koloniën en fmantiën.
Het licht 'door den heer Póortugael in de
duisternis ontstoken zal ieder welkom .zijn.
Een 'onpartijdig oordeel Kan. zonder kennis
der feiten moeilijk gevormd worden. Kappeyne's
gedrag vertoont zich wezenlijk iets rooskleurig
ger, dan men voor de lezing dezer verdediging
~sieh geneigd was dat voor te stellen.
Toch blijft' het politiek beleid van den ge
wezen premier na deze toelichtingen al even
duister en bedenkelijk. Het blijft een feit, dat
de Minister op grondwetsherziening aandringt
ofschoon hij weet dat twee leden van- het
kabinet er afkeerig .van,zijn, althans voor'het
oogeuLlik. En déheer den Beer Póortugael,
die zelf tot voorwaarde aan zijn optreden ge
steld heeft, d'at de door hém voortedragen
hervormingen, als eene regeeringsdaad, welke
Tiet gansrhe kabinet betreft., teïiooren teuwrden
aangctnerfct" 1) verleidt den heer Kappeyne
tot het aanvragen van grondwetsherziening,
ofschoon, hij weet, althans weten kan, dat twee
leden van het gansche kabinet, die niet wenschen,
De -wijze, waarop in' het ministeriej grond
wetsherziening werd, voorbereid, voor zoover
zij voorbereid kon heeten, blijkt
zeker.zo.nderliBg zoo niet raadselachtig.
1 Oödertusschen geeft de heer den
BeerPoertngal een portret van .den heer Kappeyue dat
?we, onpartijdigheidshalve onzen lezers niet
'onthouden willen.
Worden over hem dikwerf aanmerkingen
vernomen omtrent te weinig diplomatie, een
weinig ontzien Van persoonlyke gevoeligheden,
gemis van politieke, meegaandheid, een te veel
steunen op zich zelf en een te weinig steun
aoeken om zich heen,. men vergete niet, dat,
al kan dit alles uit een politiek oogpunt on
tegenzeggelijk nadeeligégevolgen hebben, zoo
danig handelen het meest wordt .aangetroffen
bij mannen, die, bij bewustzijn van eigen wil
en weten, nederig, oprecht, rechtvaardig en
onkreukbaar, van. trouw zijn en die daarom
hulpmiddelen versmaden, welke, zonder altijd
verwerpelijk te zijn, toch niet zelden ontaar
den in politieke knutsel- en knoeimiddelen.
?Doch wat. daarvan mogen wezen, mij is de'
heer Kappeijne gebleken te zijn een oprecht
1} "Wij onderstrepen.
vaderlander, die onbeschroomd, met buitenge
wone kennis toegerust, weet wat hij wil. Van.
na':urévroolijk, altijd laet een lach,, meest met
eene geestigheid, is hij' voor den stroeven
aederlander,.die in den Staatsman liefst een strak
gelaat en eene deftige plooi verlangt, voorze
ker niet het type dat ~hy wenscht," maar zij,
die den heer Kappeyne van nabij hebben
leeren kennen, weten al'zijn zij ook niet altijd
gestemd in zijn vroolijke luim te deelen dat
eene .belangrijke zaak door hem nimmer licht
vaardig wordt behandeld en dat de ironieke
lach, die hem soms -- ook.bij het bespreken.
van ernstige zaken om den mond speelt.
veelal zijn oorsprong vindt in de kennis, die
dit onbaatzuchtig gemoed heeft verkregen,van
de zwakheden der menscheüjke natuur bij hen,
wier geheime dryfveeren zijn scherpziend oog
doorgrondt, ' .
Het zal echter velen die zich niet slechts de
woorden^ maar ook de daden van den gewe
zen premier herinneren, al ware het alleen zijn
verdediging der schoolwet möeielijk vallen
een welgelijkend beeld van den heer Kappeyne
uit deze trekken samen te voegen.
hetzelfde gevolg, d. i. zonder eenige kans op
een spoedige, beslissing of minlijka schikking.
N Het bezoek van 'den russ&chen
grootvorsttroonppvoigér te Berlijn, heeft werkelijk plaats
gehad. De ontvangst was hartelijk en de in
druk" dien de persoon van den Prins heeft ach
tergelaten, moet zeer goed zijn. .Alleen een
negatief gewicht wordt aan dit bezoek gehecht,
daar het voor de vriendschap der beide volke
ren en hoven niets beteefcent, maar alleen waarde
'heeft, in zoover de onwil van den Czarewitch
om Berlijn te bezoeken een teeken- van bui
tengewone spanning zou geweest zijn. De
Duitschers verontrusten zich. nog altijd over het ge
val, dat de helft van. het russische leger in en
bij Polen ligt. en de haat,, dien de beide landen
jegens elkander " koesteren, legt alles ten
kwaadste uit.
In den pruisiseben Landdag is het wetsont
werp tot' het heffen van een belasting op het
slijten van sterke dranken behandeld en naar
een kommissie verzonden.
De Franschen spreken over de vriendschap
tusschen Gréyy en Gambètta. De vijanden der
Republiek zien met leede oogen dat de
exdictator hoe langer hoe meer de kalmte begint
lief te krijgen en volstrekt niet belust is op
agitatie. De buitengewone opbrengst der be7
lasting'en bewast, dat de Fransche natie ineen
zeldzame mate van welvaart verkeert, iets wat
het Gemeenebest en het vrijhandelstelsel geker
ten _goede zal komen. De kommissie ? voor het
tarief, voor een groot deel uit voorstanders
van het beschermend stelsel bestaande, verga
dert, doch de betrekkelijke voorspoed waarin
Handel en Nijverheid zich bevinden en de af
keer van den minister van koophandel van het
beschermend stelsel, zullen haar in toom houden.
Belgiëtrekt dezer dagen de
opmerkzaam' De laatste raadszitting bracht de
beurs-kwestie niet veel verder. De vraag: zal men ge
meentelijke exploitatie of exploitatie door
partikulieren, werd gesteld maar niet beantwoord.
Met het oog pp de vele plaanen, die inkwa
men, en die men misschien nog .verwachtte,
stelde' de heer Jitta verdaging van de voor
dracht voor, en de meerderheid stemde roet
hem in.
Een kruisvuur van meeningen leverde de
beraadslaging, waaraan alle orde ontbrak.
De engelsche vloot is dan werkelijk blijven
liggen,' waar zij haar ankers reeds had uitge1
worpen. Zij denkt niet meer aan Konstanti
nopel. Maar Engeland heeft gezegevierd al
leen door te dreigen. Immers de Porte heeft
met haar gewone bereid vaardigheid beloofd de ( ~ .
hervormingen te zullen invoeren, geheel naarfnei<1 door de' debatten over de wet op het
Salisbury 's eisenen. Eerstdaags staat er nnj^ager Onderwijs,. die in de Kamer daar te
een góéd georganiseerde militie op het.papier, :Iande gevoerd worden. Duidelijk is gebleken,
worden er goeverneurs benoemd die onaf han-j dat de minister Frêre-Orban met het Yatikaan
kelijk zullen heeten van het Paleis en den, onderhandeld heeft, doch vóór het behouden
Harem, en zal er een administratie worden j Tan het' Belg^ch gezantschap bij het pauselijk
ontworpen, die volmaakt zou zijn, als zij maar i ^of niets :an(iers in ruil bekomen heeft dan
kon -worden toegepast. Baker-pacha zal voor
Klein Aziëoptreden en het recht hebben de
hervormingsmaatregelen, die hij'noodig acht,
zonder tusschenkom'st van' anderen aan den
sultan te mogen voorstellen. Er moet ech
ter altijd iets te wenschen overblijven, en dat
ia ook thans het geval. De zaak zou, zelfs
zonder de beloofde hervormingen reeds veel
beter zijn, ais het rassisch-gezinde turksche
Kabinet plaats gemaakt had'voor n-dat zieh
onder de vleugelen van Engeland wilde koes
teren en als Rusland door zijn schijnbare me
dewerking met Groot-Brittanm'e niet
aanBeaconsfield en Salisbury de reden had ontnomen
om een weinig meer met de vloot te manoeu
vreeren, dan thans geoorloofd schijnt.
Inmiddels heeft men téKonstantinopel een
buitengewonen angst voor oorlogsschepen. Na
de engelsche hebben oostenrij'ksche zich bewo
gen in de richting' van Salomchi, wat aan
stonds de vraag ten gevolge heeft gehad: of
dit ook -met een vijandig doel geschiedde. Ge
lukkig ^ ontving de Porte reeds de verzekering,
dat dit Novembertochtje volstrekt geen staat
kundige beteekenis -in .zich sloot. Zoo is de
rust weergekeerd, xloch het wantrouwen mis
schien niet geheel geweken.; De zieke man
heeft juist omdat hjj krank is veel te
bered. deren, en de vermoeienissen zijn meer, dan nuttig
voor hem is. Thans heeft de sultan met
Alekopacha, die zijn patroon'eindelijk een bezoek
brengt, eenige grieven te bespreken, die wellicht
niet opgeheven kunnen worden. "Waarschijnlijk:
keert de goeverneur van Oost-Rumelie niet
naar zijn hoofdstad terug. Een. minder
antiturksch regent zal gevonden moeten worden
en te Konstantinopel ontbreekt het natuurlijk
niet aan sollicitanten. "Ware de sultan vrij,
hij zou zijn keus gemakkelijk vestigen, maar
de Mogendheden hebben ook belang bij de be
noeming, want ook hen licht er veel aan gele
gen den russischen invloed te breidelen. Toch
zal hun dat, ook bij de vervanging van Alekb
door een minder russisch-gezind .goeverneur,
niet gelukken. Want de bevqlkïng der bedoelde
provincie ziet in den Czaar haartoekomstigen
redder n bevrijder.
De grieksch-tuiksche grenskwestie wordt nu
en dan op een samenkomst' van gevolmachtig
den der beide Kijken besproken, steeds met
eenige viiendelyke woorden van Leo XIII, die
niets te beteekenen hebben, omdat de
Klerikalen, die natuurlijk op hun wijs en ten hunnen
gunste uitleggen. Daar schijnen nog altijd
staatslieden te zijn, die meenen dat het
Vatikaan n de .geestelijkheid elkander zouden kun
nen bestrijden..- en gelooven, dat de Syllabus
niet de wezenlijke geloofsbelijdenis, van den
Paus op staatkundig.gebied is.. Zulk een meening
moet .natuurlijk tot teleurstelling leiden. In
dit opzicht moet men het Yatikaan de eer ge
ven, die het toekomt: men weet wat het wil
en behoeft zich ondanks de geheimzinnigste en
vriendelijkste bewoordingen, die het gebruikt,
nooit in zijn bedoeling te vergissen. Difc kan
van. liberale regeeringen niet altijd gezegd
worden. . . .
De Spanjaarde'n werden na door
overstroorningen geteisterd te zijn,-getroffen door een
nieuwen opstand'.op ^Cuba. 10.DQOman troepen
werden noodig, geoordeeld en zullen daarheen
vertrekken.. Oa.4.anks. dit. alles .heeft Madrid
500.000 pësetas vóór de huwelijksfeesten ter
eere van Alfoniso .bestemd, Aan afkeuringen
daarover ontbreekt het niet. De bruid is te Pa
rijs aangekomen en vertoeft bij haar deugdza
me aanstaande schoonmoeder.
De minister, van Binnenlandsche Zaken heeft
thans medegedeeld wat hij onder een spoedige
invoering der nieuwe wet op het Lager
Ondenvijs verstaat.- . . s
Op l Jan. 1881 acht'hij de invoering mo
gelijk. . " ,
Het Handelsblad: Het karakter en de plan-,
nen der Regeering. De financieele Staat-'
kunde der Eegeering. !
. JVÏm«p0 JRütterdamsche Courant: Ons Ge-i
neëskundig Staatstoezicht. Waar blijft onze
Handelssenaat? .
Het Vaderland: Het Tarief der
Procureurswet. Het Ministerieel program.
Amsterdawsche Courant: Tragen en Ant
woorden. De Doodstraf.
De Tyd: De vraag van den dag. De stem
ming over de begroeting. De vinger gelegd
op een maatschappelijke wondt. (Het opstel
van den heer Muller in De Grids.)
Dat de raad het over n punt eens zou zijn
mag men niet aannemen.
Is er een nieuwe beurs raoodig?
Is zulk een beurs nu noodig?
Kan de oude beurs nog voldoende verbouwd
worden ?
Is het Damrak een geschikte plaats voor de
stichting van een nieuwe beurs?
Behoort de beurs een monumentaal gebouw
te zijn?
Is Amsterdam bij machte zulk een beurs te
stichten?
! Is bouw en exploitatie door partikulieren aan
i te bevelen?
Mag men beursbelasting' heffen, en zoo ja,
tot welk bedrag?
Op niet eüdezer vragen gaven alle leden
van den raad hetzelfde antwoord. En ondanks
dat groote verschil van meening werd het be
sluit aangenomen, dat men alles onbeslistlatende,
aan B. en W', opdraagt, nog een paar maanden
te wachten op plannen die kunnen inkomen
oni dan de ingekomen ontwerpen te onderzoe
ken, en den raad ten dezen opzichte de slot
som van hun onderzoek mede te deelen.
Het- laat zich aanzien dat de
potloodstreepjes," waarvan de heer Gosschalk sprak .minder
om zijn eigen arbeid dan die van anderen te
karakteriseeren, zich tot in het oneindige ver
menigvuldigen zullen. We mogen het er voor
houden dat het aantal plannen in die twee
maanden tjjds nog aanmerkelijk wagsen zal.
Dit kan geen kwaad. De wensch een ge
schikte plaats voor.Beursbouw te vinden doet
de bouwkundigen met arendsoogen zoeken naar
een plan, dat zich' niet alleen aanbeveelt om de
Beurs, die het voorstelt, maar ook om de ver
beteringen die het'voor de oude stad bedoelt.
De plannen van de HH. de Kruijff en Muijsken,
van den heer Hendrichs, ook dat van den heer
van Gendt, dat wij heden in een bijvoegsel
mededeelen, getuigen van dat streven.
Al mocht er van al die ontwerpen niet n
voor den Bouw gekozen worden, zij zullen
zeker de aandacht op behoeften vestigen en
alzoo verbeteringen voorbereiden, die later tot
stand zullen komen.
Wat echter de gemeenteraad betreft, hij bad
o. i. behooren te beslissen op welken grondslag
de bouwkundigen moeten ontwerpen. Wil de
RaadeenBeurs van gemeentewege dóen^bouweu,
waarbij exploitatie op ruime schaal wordt toe
gepast, of waarbij hij die wenscht buitenge
sloten te zien, of wil zij dat, niet. Eerst als
dit beginsel ia uitgemaakt . kan het van een
ingenieur of architekt gevorderd worden, dat
hij plannen ontwerpt die aan het doel kunnen
beantwoorden.
. Welk een staalkaart van plannen gedurende
de eerste dagen B. en -W. zal bereiken en
hoe zij die moeten beoordeelen, kan niemand
zeggen.
We durven mét den heer Engels niet be
weren dat zijn mede-raadsleden, als zij over
de beurskwestie redeneerden, aan het publiek
recht geven tot de verzuchting: Wat een
oude-wijven-boel!" Maar we zijn het met hem
eens, dat het tot niets nut is, om nu nog de
behandeling der vraag: gemeentelijke exploi
tatie of exploitatie door partikulieren, uit te
stellen.
Inmiddels heeft het publiek, ook in de ver
gadering van Burgerplicht, getoond belang in
?de zaak te stellen. Wij gelooven, dat wij ons
niet bedriegen als we konstateeren dat exploi
tatie van 'gemeentewege meer sympathie bij
deu handel vindt dan die. door partikulieren,
en ook dat het water van het Damrak voor
alsnog niet veel gevaar loopt aanj_den Beurs
bouw te worden opgeofferd.
/
Een opmerking van den heer Insinger, dat
:d>e handeïzich i gaarne een .hoogere
beursbeasting dan de voorgestelde zal getroosten,1
?wanneer de gemeente een waardig beursge
bouw sticht, heeft beteekems, nu zij
werd,.afgelegd door iemand, die weet wat de belangen
Aan den handel zijn en die met zijn'wenschen
bekend mag geacht worden. -Een andere op
merking, die van den heer 'Hennij, in Bur
gerplicht, dat de beursbelastipg naar klassen
behoorde geheven te worden, kan er toe bij
dragen, dat de gemeente er gemakkelijker toe
overgaat om gelden voor beursbouw beschik-,
baar te stellen.
Dat de koncessie aan de H.H, de Bruin c.
s(ïiollandsche gasfabriek), zal worden'opgezegd,.
heeft hét publiek ongetwijfeld met welgevallen
vernomen. De gasprijs is hoog, het licht.laat
te wenschen over, terwijl de winsten die zulk
een onderneming afwerpt belangrijk zijn. Dat
de gemeende dus optreedt om, op welke wijs
dan ook, een billijk deel der voordeelen te
behalen, die thans door de gasfabrikanten ge
noten worden, verdient toejuiching.
Op een interpellatie nopens den staat der,
politie, door den heer Schmiiz gesteld, ontving
de Raad een sober antwoord. Het. is gebleken
dat sommige lieeren politie-kommissarissen het
nog veel belangrijker achten elkander-'vliegen
af te vangen, dan wel dieven te vangen.
Dat de reorganisatie der poliüs even afdoend
zou zijn, als die van de brandweer, durft nie
mand gelooven. Daar bestaat geen t wijfelaan,
dat de-agenten als hemellichamen hun kring
loop volbrengen, doch dat men-iets meer ze
kerheid zou bezitten, hen te vinden waar zij
noodig zijn, is nog niet gebleken. We zeggen
dit niet alleen met het oo'g op de geruchtmar
kende pogingen tot inbraak, want zeer dikwijls
zijn de heeren agenten ver te zoeken.
Misschien is wat wij reeds vroeger vreesden,
maar al te waar, dat de aktiviteit van dit
personeel niet verhoogd wordt door de nauw
gezetheid die van hen bij het doorwandelen
van hun baan wordt geeischt.
Ook zou.de heer Schmifcz, toen hij zijn inter
pellatie tot den Yoorzitter richtte, de vraag
hebben kunnen stellen, of wel alle deelen van
de stad behoorlijk bewaakt werden.-- De bewo
ners van de nieuwe wijken zonden hem daarvoor
erkentelijk zijn geweest. Zij toch bespeuren op
hun hobbelig pad daar zelden, of ooit een
politie-agent en van de bewaking des nachts
bemerken zij nog minder. Alleen weten, zij dat
drie nachtwachts om een turfje" komen vra
gen, maar dat is dan ook alles.
Rotterdam zal weldra een leening aan de
markt brengen; een nieuwe zaak is het echter
niet. Toen 15 Februari 1878 het besluit
werdgenomen een tijdelijke geldleening aan te gaan..
van ? 3.000.000 a 4Vs pOt., geschiedde dit met
de bedoeling die bij een gunstige
geldmarktop te nemen in of te vervangen door een De
finitieve leening. . .
Dat gunstig oogenblik van een ruime geld
markt acht men nu gekomen; vóór 15 Maart
1883 zal de gemeente hebben te voorzien in de
aflossing der obligatien van de tijdelijke
geldleening; de som van ? 1.23.3.338 welke
deRotterdamsche Han delsver e eniging nog schuldig
is, aan de gemeente zal waarschijnlijk niet vóór
Juni 1881 worden ontvangen; de kans, dat bij
algeheele. aflossing der bank ,van de
Rotterdamsche Handelsvereenigicg een groot
kasescedent zouden kunnen worden verkregen,
wordt zoo groot niet meer geacht, terwijl de
mogelijkheid, dat door die afbetaling de tijdelijk
opgenomen gelden geheel of gedeeltelijk zou
den worden afgelost, nagenoeg geheel is komen
te vervallen.; buitendien zal volgens berekening
van 15 Juni 1878, afgescheiden van de schuld
der Rotterdamsche Handelsvereenigïng, voor
andere buitengewone werken steeds nog in
een som van _J_ drie millioen blijven te voor
zien.'
Ziedaar de mptiveering waarop in hoofdzaak
het voorstel van B. eu. W. aan den Raad rust,
om een definitieve geldleening aan te gaan van,.
drie millioen rentende 4 pCt. in serieëu van
minstens 300.000, en obligatien van ? 1000 of
Terwa'cht, en wat meer zegt, het grieft en ver
ontrust mij. Kom, denk nog eens kalm over
alles na, Fee, en tracht dédingen anders en
feeter in te zien, voordat- gij weer tegen mij
Epreekfc. - ' - '
,v Dit' zeggende : verlaat Karel de kamer. Hij
. Keeft 'mij -behandeld als een ondeugend kind l
Mijn geheele ziel komt er tegen op. Ik voel
met 'diepe smart dat er heel.iets anders
nooig was om mij gerust te stellen. Ik volg hem
niet, zooals ik in de.eerste opwelling had wil
len: doen. Ik zit met saamgeknepen handen
mijn hart tegen hem te verharden; voor de
eerste maal sedert onzen trouwdag Keggen w^j
elkander niet goeden nacht. 'Jaloezie en haar
' 'tweelingzuster wanhoop, zijn .met geweld onze
yéedzame woning binnengedrongen en
begonaèn''om met ruwe hand .het geluk en .den vrede
te verwoesten, die er tot -heden toe altijd met
BS< hebben gewoond.
Een overladen maag geeft benauwde
droomen", tfegfc men. Als lichaams overvoeding
stdke gevolgen heeft, is het dan niet natuur
lijk dat inen verward en angstig droomt als
de geest zoo vreeselijk overspannen geweest is ?
Die droomen vervolgen mij nog als ik mij,
Heek en vermoeid, naar onze vroolijke
ontbjjtkamer sleep, met tegenzin vervuld in licht
en lucht en zonneschijn. Karel zit er reeds en
zijn kopje staat ingeschonken naast hem, Geen
?rijf minuten heeft .hij op mij willen wachten.
Hij ziet niet op als ik binnen kom, en ik durf
süet spreken, want 't is of mij de keel wordt
toegeschroefd, en de tranen springen mij weer
m de oogen, als ik hem aanzie. Een oogen
blik blijf ik aarzelend staan, dan nader ib hem
vol berouw. Met uitgestrekte handen blijf ik
voor hem staan, en als hij mij de zijnen toe
steekt, ontmoeten onze oogen elkander en ik
val op mijn knieën en roep: Vergiffenis,
beste man i"
Zacht beurt hij mij op, en strijkt mij het
haar uit de oogen, gelijk hij dikwijls doet als
hij zenuwachtig of ontroerd is. Ook zijn stem
is dof als hij zegt r
Wij zullen elkander vergiffenis schenken,
Fee, en ons best doen om het gebeurde te
vergeten, en dan zullen wij.weer even geluk
kig aijn als altijd. Daarop <gaafc hij. aan mijn
schrijftafeltje, zitten. Geef .mij een velletje pa
pier, zegt hij, terwijl hij. een pen opneemt. Ik
wil heengaan, maar hij roept mij terug, Blijf
even staan en zie wat ik schrijf, spreekt hij.
Ik sta dus naast hem, dankbaar dat ik het
weer doen mag. Hij neeiut de groote kaart
van onze plaatsen in Covent-Garden uit zijn
.portefeuille en schrijft op een blaadje.papier:
Ik hoop dat "gij heden avond gebruik zult
maken van nevensgaande kaart. Wij kunnen
onmogelijk gaan.
Gegroet van C. A."
Dit briefje adresseert hij aan mevrouw
Balfour en zend Jan te .paard weg om het te be
zorgen. Ik voel dat. ik het verstandigst doe
met hem. niet tegen te spreken; en hoewel ik
besloten had om mee te gaan naar de opera,
en mij zoo dapper te houden als Karel maar
zou kunnen wenschen, toch dank i'k'.hem in
mijn hart voor deze opoffering, die mij .een'
bewijs, is van gijn liefderijke kieschheidjegens mij.
.Ik kan niet den heelen dag bij u blijven,
vrouwtje, dat zou mij mijn betrekking kunnen
koaten, zegt hij lachend, terwijl hij in den gang
zijn sigaar opsteekt. Maar ik kom vroeg thuis
en dan rijden, wij samen naar Kingston en
doen een roeitochtje op de rivier, hoor.
Ik kus hem de hand die krachtige, vrien
delijke hand en wandel met hem mee tot
?aan het hek en kijk hera na op zijn weg naai
den trein. > ? '
Dankbaar en gerustgesteld, vol nieuwen
moedj ga ik naar mijn kamer, wasch mijn ge
zicht, en verwissel mijn morgenjapon vooreen
ander fleuriger toiletje. Niemand zal iets wat
naar gedruktheid zweemt aan mij merken, ter
wijl ik mijn gewone- huiselijke bezigheden ver
richt. Zij zijn zoo gemakkelijk en vallen mij
licht, en het is .alsof ik heden alles doe met
hernieuwde belangstelling en ijver, alsof er een
nieuwen geest orer mij gekomen is. Ik heb
geleerd dat het leven diepe, donkere schadu
wen kan,he.bben, maar dat het aonli'cht daarom
niet verdwijnt. Later, als ik »aar den tuin ga
om bloemen te plukken, zie ik Jan, die bij den
stal aan 't werk is. .
Was mevrouw, Balfour thuis toen gij te
Sydeuham kwaamt? vraag ik hem.
??Ja, mevrouw, 'ilseenwarmeridgeweeat;
het paard was zoo moe dat ik op den terug
weg bijna altijd stapvoets gereden heb.
Arme Julia!... En hebt gij geen bood
schap meegekregen?
? Neen, mevrouw, niets; ik heb niet eens
een glas bier gehad. Het is duidelijk dat Jan
zich diep beleedigd acht.
Ik weet best dat mevrouw Balfour alle reden
zou hebben om zich diep beleedigd te achten
als zij de reden van het briefje had kunnen
gissen;, maar nu zij die niet kent, had zij
Karel toch wel eens kunnen bedanken, dat hij
haar de kaart van onze loge zond. Zou zij
iets vermoeden? Zou zij hem'in de stad trach
ten te spraken? Zou zij dat meer gedaan heb
ben? Of hèui schrijven misschien? Zoo
voortpeinzend wandel ik den tuin^door, werktu
gelijk kijkend naar de schaduw van de wie
gelende blaadjes op den grond. Terwijl ik zoo
met neergeslagen oogea voortga, ? valt er eens
klaps eea donkerder schaduw op mijn pad, en
opziende ontmoet ik den blik van de vrouw
waarmee mijn gedachten geheel vervuld zijn,
en die met uitgestrekte handen naar mij toekomt.
Ik voel dat mijn bloed plotseling stilstaat ea
mij duizelig maakt. Over al niijae leden bevend,
moet ik mij aan een boom vasthouden. Hoewel
die vrouw in den geest by mij was, was' zij
zeker wel de laatste persoon, die ik met^de
oogen mijns lichaams had denken te zien.
Ongesteld, Fee ? Dat dacht ik wel. Arm
kind, ik geloof dat ge in 't geheel niet sterk
zijt. Karel maakt zich zeker ongerust over u,
en heeft mij een erg kortaf briefje gezonden,
met de kaart voor de opera, die hij gisteren
voor mij genomen had. Natuurlyk meende ik
dat gij ook mee zoudt gaan; daar zijt gij toch
niet boos om, zijt ge wel ? Ik ben gekomen
om er alles van te hooren en brieven brengen
hoe langer hoe meer misverstand te weeg. Gij
hebt mij nog niet eens een hand' gegeven!
Gij hebt opwekking en afleiding noodig. Dat
wist ik en daarom ben ik zelve gekomen. Of
ik aal u zien over te halen'om mee te gaan
van avond, of ik blijf by u om u op te fleu
ren. En ons dinétje te Richmond! Kom, Me
vrouw Fee, wij moeten niet in al onse pretti
ge plannetjes gedwarsboomd worden, alleen
omdat gij zenuwachtig zijt en een beetje hoofd
pijn hebt. Of is er iets anders, zeg, lieve ?''
Zoo spreekt zij voort. Ik wil opgewekt zijn
en mij inspannen, en luister gretig naar de in
lichtingen, die zij mij geeft. Het is vergif voor
mij, dat weet ik, maar ik. drink het'in als of.
ik er mijn leven mee redden moest. Wij zit
ten samen onder den grootsten cederboom in
de laan, en ik luister, heel kalm, naar al haar
medèdeelingen omtrent de verloopen week.'
Het is een bladzijde uit het leven van. mijn
echtgenoot, waaromtrent ik in de meest vol- :
komen onwetendheid verkeerde. 'Zij heeft
Karel na haar vertrek van Wimbledon iederea
dag gezien dat blijkt heel duidelijk uit ai haar
verhalen, en ik luister zoo aandachtig, 'dat zij
zeker niet vermoedt dat ik al iets van diéont
moetingen gehoord heb. Zij heeft met
Karelin het Park gereden; zij heei'fc zich door hem
naar het landbonwfeest laten brengen", en
het spijt haar dat zij ook geen kaartje voor
mij had. Het plan voor dat dinétje van. Zater
dag is van haar uitgegaan, en zij. heeft Karel
verzocht om die plaatsen voor de opera te'ne
men. Hij is wezenlijk de goedhartigste man
dien ik ooit heb ontmoet," zegt zij eindelijk
en gij zijt een benijdenswaardig vrouwtje, Fee ,'*
Waarom, O waarom-, heeft Karel al die
dingen voor mij verzwegen ? En is er mis
schien meer te verbergen, dan zij ..durft" te
zeggen?
De zonneschijn, pas even oor schaduw ver.-1
donkerd, verdwijnt nu geheel' uit mijn leven '
langzaam maar zeker. Wordt het nu nacht in
mijn ziel, een maand een enkele maand slechts,
nadat ik verklaard had dat het leven in den .
volsten zin des woords zijn heerlijkste
middagzonnenschijn over ons had uitgestort?
Wordt vervolgd.)