Historisch Archief 1877-1940
r
N O
.
o
Verschijnt iecteren Zondagochtend.
itgeTere: ELLEEMAN, HAEMS & (X
Kantoor: Rokin 2.
ZONDAG 7 DECEMBER.
Abonnement per 3/m. ... 60 Cts. fr. p.p. 75 Cts.
Afzonderlijke Nummers 5 >
Advertentiën per regel . . . . J.5 »
INHOUD.
De Census. Een' billijk verzoek.
STAATKUNDIG OTER2ICHT. FEUILLE
TON: GEMEEKTEZAKEÏ. - KUHST.
Nog eens Trop de Zèle" LETTERKUNDE.
Iets Nieuws". Beroep vaii pfere Hyacinthe
op de oude kerk van Utrecht, door K. EEN
HERINIÏERIFGSDAG, door Dr. E, D. Pijzel.
De Staat en de Spoorwegen. STA
TISTISCHE EN INDUSTBÜELB H
DEDEELIKGEN. De Fhyloxesra en hare bestrijding.
Tinancieele Sneven. Overzicht van de
Effektenmarkt. ALLERLEI. Ingezonden
«tukken. Handelsoverziont der Week.
Scïiepen in lading. Veilingen. Onbestel
bare brieven. Burgerlijke stand. Te huur
zijnde woningen.?.ADVEETENTJEN. Schouw
burgen enz.
Algemeen Stemrecht door P.
Saeek, H. Pyttersen Tz., 1879.
Wat; men ook van het staatkundig leven
der Nederlanders moge zeggen, het heeft
gedurende de laatste vijf-en-twintig jaren niet
stilgestaan. Zij het ook met zeer
langzamqn pas, wij zijn voorwaarts gegaan,'en
zooveel voorwaarts, dat wat dertig jaar
geleden met moeite werd gegrepen, en als
iets sehoons begroet, thans gebrekkig, ver
ouderd en onhoudbaar wordt genoemd.
De grondwet eischt herziening. Bij alle
verschil in de bepaling van hetgeen veran
derd dient te worden-, heersen! er althans
onder de. liberalen vrij .wel eenstemmigheid
ten opzichte der stelling, dat een-wijzigiging
:vaa sommige "harer bepalingen wenschelijk,
en. binnen korteren of langeren tijd noodza
kelijk zal zijn.
Over geen pu»t verschilt het oordeel
minder, dan over de onvolmaaktheid der
kieswet.' Mogen 'er al enkele lieden zijn
dia grondwetsherziening niet noödig a.chten.
om haar voldoende van haar gebreken te
zuiveren, zooveel is zeker, bestond de grond
wet niet, moest men die thans ontwerpen,
niemand zou de woorden vaii 'de tegen
woordige konstitutie kiezen om deze
aangelenheid te regelen. Men :weet te goed,
dat' er nog andere, ook betere waarborgen
voor ontwikkeling en zelfstandigheid zijn
dan de census, die thans de eeirige. maat
staf 'voor kiesbevoegdheid moet wezen.
Telen echter gaan nog aanmerkelijk verder.
Zij beweren niet alleen,-dat er betere criteria
dan, het betalen van ; een zekere belastingsom
vo*r kiesbevoegdheid zijn aan te wijzen, .
maar ontkennen aan het voorschrijven van
een census alle waarde. De een omdat kies
recht een ,soort van natuurrecht is, dat eiken
burger toekomt, de ander dewijl l>ij het
stellen van dergelijke voorwaarden het on
recht slechts vermenigvuldigt.
Dat de census in miskrediet bij vele ge
komen is, laat zich begrijpen. In ons land
werd hij toegepast op een. wijs die enkel de
nadeelen, niet n1 der. voordeelen er van in
het oog deed springen. In de steden,, waar
de ontwikkeling in den regel iooger.staat
dan. ten platte, lande, werd -het getal der kie
zers door hem buiten ;mate beperkt, terwijl,
juist op de dorpen aan de landbouwende be
volking, die over 't algemeen zich in het
minst niet om de staatkunde bekommert, ia
veel ^grooter evenredigheid de kiesbevoegd
heid werd geschonken. De census schijnt,
Kooals hij tot heden wordt toegepast, vooral
ten doel te hebben te doen uitkomen, dat
men voorzichtig, moet zijn met het kies
recht toe te staan. aan. hen, die in het
politieke leven belang stellen, maar dat het
volstrekt niet gevaarlijk is de domheid eea
brevet van bekwaamheid uit te reiken.
Op deze wijs kon de census onmogelijk de
goedkeuring van het volk blijven wegdragen.
Doch er komt nog een ander bezwaar bij.
Hij is oorzaak dat de stemgerechtigden lou
ter onder de bezittende burgers worden aan
getroffen, m. a. w., dat dévertegenwoordi
ging slechts een gedeelte des volka vertegen
woordigt en de belangen der niet-bezittenden
of minvermogenden niet naar behooven worden
voorgestaan. Dit. is een ernstige grief.
Want al is het waar, dat de trouwe be
hartiging van de belangen der onvermogen
den ook in het welbegrepen belang der
bezittenden is, schijnbaar komen die belangen
dikwijls in strijd en dan zullen de afgevaar
digden, die zelf niet tot de kla?se der minver
mogenden behooren, allicht dóór het egoïsme
geleid minder op de behoeften der ,nietber
aittenden letten.
Hoeveel" karakter men onze afgevaardig
den, die volgens de bestaande kieswet^ zijn
gekozen, ook gelieve toe te schrijven, het
is te begrijpen, dat de vierde stand niet
volkomen gerust is, nu hy weet, dat hij
op de verkiezing voor de 2de Kamer niet
den minaten invloed .kan. -uitoefenen.
Een zekere mate van ontwikkeling is niet
het eenige wat men van den stembevoegde
heeft te vragen. De verschillende belangen
behooren vertegenwoordigd te worden. Het
laatste moet : geschieden, aF de volksver
tegenwoordiging naar "billijkheid, in over
eenstemming , met ..de wezentlijke behoeften
der natie, in 's lands raadzaal beslissen en
besluiten.
Van daar de moeilijkheid. Hoe haar te
ontkomen ?
Op twee wijzen kan men den knoop
doorhakken, .
. De eerste is, .gelijk, tot nu toe in ons
land geschiedt, door alleen den census ? als
een soort van waarborg voor ontwikkeling
en zelfstandigheid tébeschouwen. , Men let,
zij het daa ook al op de onverstandigste wijs,
uitsluitend op de ontwikkeling der burgers,
zonder te vragen of de verschillende
belanwel vertegenwoordigd zullen worden.
De andere is die, .welke men door de in
voering van het algemeen., stemrecht wil.
Men vraagt 'alleen naar de vertegenwoor
diging der onderscheidene^ belangen. zonder
te letten op de ontwikkeling der kiezers.
Welke van beide methoden de beste is
om . een oplossing" der kwestie te geven,
zouden wij niet durven bepalen. De eeue
schijnt ons al even onredelijk als de andere.
Een volksvertegenwoordiging gekozen door.
de gezeten burgers, hoe wél onderwezen die
ook zijn mogen, kan niet het geheele volk ver
tegenwoordigen. En een volksvertegenwoordi
ging afgevaardigd door het geheele volk, biedt
niet den minsten waarborg aan voor een
6ehoorlijlce vertegenwoordiging der verschillende
belangen, daar de onwetendheid bij de ver
kiezing over de meeste stemmen zal kunnen
beschikken.
Toch pleit men voor», liet laatste op ver
schillende gronden. ?>
In de brochure, waarvan wij den titel
hier boven afschreven, doet P. dat op
kalmen trant en niet zonder te gevoelen, dat
de kwestie moeilijker is dan menigeen schijnt
te denken. Algemeen stemrecht is voor hem
geen ideaal, veeleer een noodzakelijk kwaad
Zeker, zoo schrijft de voorstander van al
gemeen stemrecht: » Zeker, de ontwikkelings
toestand is de eenige natuurlijke billijke maat
staf der kiesbevoegdheid." 1)
Wij zijn het blijkens bet bovenstaande
niet geheel met den schrijver eens. Wij gaan
den weg, die naar het algemeen stemrecht
leidt, bij het stellen onzer praemissen verder
op dan hij. Ontwikkeling is o. i. > niet de
eenige natuurlijke billijke maatstaf der kies
bevoegdheid, het belang dat i|mand bij pen
goede inrichting en een goed bestuur van
den Staat heeft, komt wel degelijk daarbij
ook in aanmerking; doch desniettegenstaande
schrijden wij niet met hejn naar het
algemeen stemrecht voort.
Hoe komt deze vriend der ontwikkeling
daar waar hij wezen wil?
Men verneemt het bij het lezen der woor
den, die hij op de reeds door ons aange
haalde laat volgen: » maar zoolang de grens
tusschm .ontwikkelden enonontwikketden niet
getrokken kan worden zonder grove
onbil^ijkheden te plegen, zoolang blijven wij hét
recht van allen stellen boven het recht van
enkelen," 1) _ i ,. ^ t ^
Het recht waarvoor denveer P. dus buigt,
is zijn steun bij gebrek aan iets beters.
Wij zouden zeggen »het recht van allen"
geldt onvoorwaardelijk ten allen tijde, boven
» het .recht van. enkelen." Was het. bestaan
van een »recht" in dezen bewezen, we had
den niets meer te vragen. Zoolang echter
de vurigste aanbidders van het recht, de
vrouwen en ben die niet lezen of schrijven
kunnen, voorloopig nog dit recht willen
onthouden, komt men met bet recht alleen
niet ver.
Doch wij beschouwen dit motief nader.
Opdat er geen »grove onbillijkheden" ge
pleegd nullen worden, verleent P. een ieder
het stemrecht. ' .
Dus als ieder ? stemrecht heeft, zijn de
grove onbillijkheden ten opzichte van .de
verkiezing der kamerleden.,, de wereld uit.
Is dit wel iets meer dan een frase?
Wanneer we met den heer P. aannemen,
dat »de ? ontwikkelingstoestand is. de eenige
natuurlijke, billijke-maatstaf der kiesbevoegdr
heid," 'dan zal ieder, burger recht hebben
aan die waarheid te 'hechten. Maar als dan
door het algemeen' stemrecht in te voeren,'
den ontwikkelden eens reden werd. gegeven
tot'de klacht, dat tegenover 'elk hunner
drie of vier onontwikkelden het stemrecht
wordt geschonken, geloovm wij, dat de grove
onbillrjkhetd eerst recht zou beginnen,
Hoe men de kiesbevoegdheid ook regele :
onbillijkheid, grove onbillijkheid zal er blijven
bestaan. Doch de grofste onbillijkheid is
zeker daar, waar men op » den eenigen natuur
lijken billijken maatstaf' zooals P. wil, niet
meer let, of, gelijk, "bij de tegenwoordige
kieswet, hem uitsluitend en op averechtsche
wijs aanlegt.
Bij een hervorming van ons kiesrecht mag
de eensus niet de eenige voorwaarde voor
fciesbevoegdheid blijven. Ieder die nog iets
meer dan gewoon lager onderwijs genoten
heeft, moet kiezer zijn.
Dat een rensus echter in geen geval dienst
zou kunnen doen, zien wij niet in. Het hangt er
slet hts van af, hoe hij wordt gebruikt. Injde ste
den dale hij tot een minimum, op het land rijze
hij daarentegen. De nijvere vierde stand
zal dan grootendeels aan de verkiezingen
kunnen deelnemen, en de plattelandtóezers
zullen niet langer de dommekracht zijn, die
de politieke fortuinzoekers naar boven werkt.
De census worde op deze wijs een waarborg dat
niet alleert een zekere mate van ontwikke
ling bij den kiezer verondersteld mag wor
den, maar ook dat de verschillende belangen
naar de mate van hun gewicht door het
kiezerspersoneel worden vertegenwoordigd. Op,
de dorpen weïke hij als een slagboom tegen:
den overheerschenden invloed der onkunde,
en in de steden worde hij, bij het lage cijfer
waarop hij wordt bepaald, het middel om aan
het beste deel der werklieden het kiesrecht
te verschaffen. Langs dezen weg zal niet al
leen de eenige natuurlijke billijke maatstaf
der kiesbevoegdh"id: de ontwikkelingstoe
stand, dienst blijvn-doen, maar zal ook aan
de verschillende standen invloed op de ver
kiezingen worden .geschonken.
Een zeer groote vermeerdering van het
getal der stemgerechtigden is noognoocïig op
dit oogenblik.
Algemeen stemrecht kan eerst volgen, als
eenige jaren lang leerplicht heeft bestaan.
Zelfs dan echter zal nog niet elke onbil
lijkheid zijn te boven gekomen.
De voordeelen, die het elders heet af te
werpen, moeten nog aangetoond worden Wie
zou met het oog op Duitschland, Frankrijk
en Amerika, rekening houdende met de ver
schillende toestanden, waarin deze natiën
verkeeren, kunnen bewijzen, dat Nederland juist
daardoor^ het spoedigst tot ontwikkeling zal
komen?, .
1) Wij 'onderstrepen.
Een billijk Verzoek.
De heer Eutgers, rector aan het gymna
sium te 's Gravenhage, heeft een adres aan
Z, E. den Minister, van Binnenlandsche Za
ken gezonden,, waaruit men op zeer duide
lijke wijs kan1 ervaren, dat wetten maken nog
altijd'-een- kunst blijft, waarin men in Neder
land niet is uitgeleerd.
De zaak is de volgende: De wet verplicht
de gemeente 's Gravenhage (gelijk een aan
tal andere gemeenten) om vóór l Okt. 1889
haar gymnasium naar de eischen der nieuwe
wettelijke regeling in te richten.
Ouder meer moet er dus uiterlijk op
#1 October 1880 een zesde klasse bestaan,
welker leerlingen lo. op dat tijdstip zoover
gevorderd zijn. als de nietiwe wettelijke
regegpling verlangt en 2o. gedurende den
kursus 1880?1881 het onderwijs ontvangen,
dat volgens de nieuwe wettelijke regeling in
de zesde klasse wordt gegeven, Een ze^de
klasse dus, geheel' gelijk aan de zesde klasse
van den kururs 1881?1882 en yan de vol
gende kursussen,
De vroegere organisatie van het.haagsche
gymnasium waarbij de eisch tot toela
ting voor de laagste klasse dezelfde was als
voor de toelating tot de 5e klasse eener H.. '
B. S., met jarigen kursus^ maakt het moge-'
lijk d'it er zulk een zesde klasse niet alleen>
in naam, maar ook indedaad zal bestaan.
Nu weet men, dat, volgens ;de nieuwe wet
op het H. O., de jongelieden, die zulk'een ?
zesde klasse hebben doorloopen, een eind
examen zullen kunnen afleggen, waardoor z|j
tot de akademische lessen worden bevorderd,
wat hun van de verplichting ontheft zich
verder aan de propaedeutisehe studiën te
wijden. s ?
Welnu zij die in 1882, 1883 of later huiT "
studie in zulk een zesde klasse afgeloopen'
en de noodige kundigheden verworven hebb'èn,
kunnen dat examen niet doen.
Er moet in 1880 wel een zesde klasse
zijn, maar het doel waarvoor die klasse
in. 't leven wordt geroepen is afwezig.
Het gevolg hiervan is, dat(dejongelieden
aan de hervormde gymnasia gepromoveerd,
slechts een recht verkrijgen, "als of die nog
ia den_ouden'toestand zich bevonden, en,zij
later aan de akademie voor de Professoren
der propaéaeutische wetenschappen een exa- "
men zullen moeten afleggen o'm te verwerven,
wat zij in het volgende jaar bij gelijke be
kwaamheden aan het gymnasium zouden
verkregen hebben; dat zij, aan'de akademie
geëxamineerd zullen wordeti door
Hoogleeraren die hun vreemd zijn in plaats van
door hun eigen docenten..
De tweede onbillijkheid, waarop de heer
Eutgers de aandacht vestigt, is,zegt hij, nog*
ruim zoo erg als de eerste.
Die leerlingen zeilen dan nn met Septem
ber 1881 naar de Universiteit gaan, voor
zien van het bewijs, dat zij naar de eisenen
der oude wettelijke regeling van het gym
nasium zijn gepromoveerd. Om nu echter tot
de akademische examens te worden toegela
ten moeten zij (zoo althans werd de Wet
door de beide laatste ambtsvoorgangers van
den Minister uitgelegd) vóór den eersten
October van datzelfde jaar het interimair
propaedeutiseh examen hebben afgelegd. An- ,
ders, en hoe velerlei oorzaken kunnen er
niet zijn die den novitius verhinderen bin
nen vier weken zijn eerste examen te doen l
anders is hun promotie-diploma van het
gymnasium van nul en geener waarde en
FÉLIC1 A'S". BEPROEVMft' ^
'-?? (Vervolg.) "' ."
in. "_ v
NACHT., '.'??/?"." ;'
Coulance Balfour blijft zonder dat ik het
haar vraag; op den gewonen tijd komt Karel
thuis bij schijnt wel wat verwonderd dat de
zaken dien loop genon:en- hebben, maar zoo
als gewoonlijk schikt hij zich in de omstandig
heden. Van het beloofde roeitochtje ia echter
geen sprake meer. Wij eten vroeg en er. wordt
een rijtuig "besteld om ,ons naar de--opera te
brengen. *
Mevrouw Balfour schikfc en regelt alles met
Karel, en in mijn tegenwoordige stemming doe
ik alles wat van mij verlangd wordt; ik heb
geen kracht en geen lust om" aan tegenstand
te denken. Zij heeft alle bezwaren voorzien
en wit den weg geruimd. Haar japon heeft zij
meegebracht, en zij neemt heel kalm' de logeer
kamer in pacht, en de naaister, die mij'bij
dergelijke gelegenheden tot ? kamenier dient.
Mevrouw Balfour ziet 'er bij avond altijd het
best uit. Het verhoogde rood op wangen en
lippen, de donkere schaduw om de oogen komen
het best nit bij den schitterenden gloed van
haar diamanten en:den glans van-het'lichtge
kleurde satijn. Ik zie dat mijn echtgenoot haar
vol bewondering aanstaart, als de slanke ge
stalte met haar gewonen bevallSgen tred de
kamer binnenzweeft. Is het niet heel
natuurl$k dat hij zich met een ontevreden blik afkeert
van mijn bedroefd gezicht en inijn eenvoudig,
opzettelijk dood eenvoudig zwart toilet? Zij
mag vriendelijk lachen en zich opsieren zij,
die'' al den ?zonneschijn nit mijn léven heeft
w/éggenomen: voor mij Wijft er niets over dan
schaduw en donkerheid; waarom zou ik dan
mijn uiterlijk niet in overeenstemming brengen
met mijn sombere gedachten?
Weldra zitten .wij samen, in de veelbesproken
loge. Patti zingt voor ons van Lucia's lijden.
Muziek is voor mij altijd de beste tolk geweest
van gedachten, die niet met woorden kunnen
worden uitgesproken,, en Lucia's nagemaakte
'smart verandert in het werkelijke grievende
harteleed, dafc mij zoo diep .ellendig maakt.
Achterover in mijn stoel geleund, sluit ik de
oogeü, en blijf stil ec zwijgencl zitten. Mevrouw
Balfonr neeft bet'tooneel den rug toegekeerd
e» doet haar best om zooveel mogelijk met
haar schitterende diamanten te1 pronken; zij
houdt evenwel nog .tijd genoeg over om te
fluisteren met Karel, die zijn hoofd natuurlijk
dicht naar het hare buigt. Ik wil. haar
uittartende houding niet zien en houd de oogen
gesloten. Ik doe mijn best om niet te hooren
naar haar gefluister, maar alleen naar de
sympathieke weemoedige stem op het tooneel...
Eindelijk is Lueia's smart uitgezongen. Het
gordijn valt. Mevrouw Balfour geeft mij'een
tikje met haar waaier en zegfc met een spot
tend lachje:
Zijt ge zoo moe, Feetje lief? Geen won
der dat ge meer lust had om thuis te blijven,
als ge bij zulk een opera gaat zitten slapen.
Ik kijk haar vlak in de oogen, maar zeg niets en
het schijnt dat er iets in mijn blik is waardoor
zjj voor een poos tot zwijgen gebracht wordt.
"Wij stappen in onÉi hotsend -rijtuig.. Karel
gebruikt 's avonds niet graag zijn eigen paar
den. Ik heb een stille ho.op dat wy om zullen
vallen of" iets dergelijks, dat er iets gebeuren
zal om mij af téleiden van die eene
vreeselijke geflachte, die -mijn''hart verteert. Maar
neen l De koetsier rijdt langzaam en
voorzientig, en wij vervolgen al; hotsend onzen weg.
O, dat zitten in die kleine ruimte, en hét ina
demen van de geparfumeerde lucht die Mevrouw
Balfour altijd omgeeft, is een grooter kwelling
voor mijn zenuwgestel dan ik nog ooit heb
ondergaan. . ?-, .
Karel, zit tegenover haar en telkens als Bet
flikkerend licht vau een lantaarn op zijn gelaat
valt, zie ik dat zijn oogen op de haren geves
tigd zijn. . "
"Wij gaan samen naar de eetkamer, waar de
koffie gereed "staat.. Werktüigelyk ga ik naar
het kleine zijtafeltje om iij te schenken; ik
sta tegenover' 'den ou'derwëtscHen spiegel, die
tusecheif de ramen hangt. . Mijn bleek, strak
gelaat trekt mijn aandacht en dan iets
anders door weerkaatsing van iets, dat
achter mij gebeurt.,,. Zij heeft zich dicht tegen
mijn echtgenoot aangedrongen.,.. Zij legt hafir
handen op de zijnen steekt hem de lippen toe
voor een kus en gaat weer even stil naar haar
plaats terug. Ik keer mij niet om en zeg niets.
Ik laat zelfs het kopje niet vallen, dat ik in
de hand heb, maar sla mijn oogen voor den
spiegel neer. Ik heb er te veel in gezien!
Wat f treuzelt gij lang met die koffie,
Fee! zal ik u even helpen? zegt zij,' en komt
naar mij toe. En terwijl zij dat doet, is het
of de grond onder mijn voelen wegzinkt, ik
hoor eea zonderling gedruisch in mijn ooren,
het plafond, 'de wanden, de spiegel alles ver
dwijnt voor raijn bogen, en bewusteloos val ik
op den vloer.
^ij zijn in Brighton. Ik ben erg ziek
geweesVmaar nu weer beter.
Eén vreemd geval, zegt de dokter,
haar; zenuwen zijn hevig geschokt; er moet
iets gebeurd zijn, en hij schrijft mij uitdruk
kelijk een kort verblijf aan zee voor. Karel
kan niet bij m - blijven, en de keus valt op
Briguton, omdat het bereikbaar is. Wij hebben
kamers in het Grand Hotel.
Dat is aardiger voor het arme vrouw!je
met de geschokte zenuwen, dan een optveVje
-? zegt Karel lachend.
Hij is vriendelijk n goed voor mij, lacht en
spreekt mét mij, past mij op, "behandelt my
als een bedorven kindje, en bemint mij niet
langer.
lederen' morgen voordat hij naar de stad
gaat, zet hij een laag stoeltje voor mij op het
balkon, laat zorgvuldig de zonne,blinden neer,
haalt een kussen, voor mijn rug en een voor
mijn voeten, legt mijn borduurwerk en mijn
boek naast mij neer, geeft 'mij een kus, zegt
op den vriendelijksten toon houd u goed
van daag, en gaat naar zijn werk. Borduur
werk, boek en kusdena! Weinig vermoedt hij
dat ik ze ver van mij werp, zoodra hij het
'huis uit is, en dat ik in mijn jaloersche woede
met groote stappen de kamer op "en neer loop.
Ik weet, ik voel immers dat hij met
dienzelfden glimlach op het gelaat het gelaat, dat
ik zoo vurig liefheb nu naar haar toe gaat,
naar die gehate vrouw, die mij zijn liefde
ontstolen heeft ? Tienmaal vriendelijker, en
zachter dan tot.mij, zal hij tot haar spreken!
Hoe moet dat toch eindigen! Wat kan ik
doen? Wie zal'mij helpen? Wie haar straffen ?
Haar de' valsche vrouw, wier man en kin
deren ver weg zijn, en die zoo het onbepaald
vertrouwen schendt, dat in haar gesteld wordt!
Soms tracht ik mij op te dringen, dat dat
vreeselijk visioen een droom is geweest;1 maar
helaas! k weet het beter! Zal ik naar haar
toegaan? Zal ik haar om genade smeeken en
haar zeggen dat zij mijn hart gebroken heeft?
Neen. die voldoening zal zij niet hebben;
daardoor zou mijn man ook niet tot mij terug'
keeren. Zal ik hem nog eens de ellende pogen
voor te houden, die bij over ons beider hoofd
brengt? Zal ik hem zeggen dat ik aÜes weet?
Ik durf niet; ik schaam er mij voor. Zal, ik
naar zijn moeder gaan? Zal ik noordwaarts
reizen naar haar vreedzaam landgoed en haar
zeggen hoe droevig de zaken hier gesteld zijn.,
gesteld zijn met o*is, die nog maar een
maand geleden het gelukkigste mfinschènpaar
op aarde waren! Waartoe, ash, wa,utoe? Het
zou de goede oude vrouw zoo bitter grieven,
en de zonnige goede dagen zullen toch_ nog
wel eenmaal terugkomen! Ik" zal liever nog
eens met-mijn echtgenoot spreken.' Niet hard
en bitter, maar spreken met al de liefde _voor
waarheid en trouw, die in mij h en een be
roep doen op zijn betere natuur. Daar zal hiLtocli
wel niet geheel ongevoelig voor geworden^zijn*
Büj is het middenpunt van al mijn wenSchen
en gedachten; buiten hem geef ik om niets en
om 'niemand. Zou dit een straf van Grod zijn
omdat k een mensen tot mijn'afgod gemaakt'
heb? Want dat is mijn man voor mij geweest;
en misschien moet ik nu daaronf ondervinden
dat hij ook maar een zwak en dwalend^ ster
veling is, evenals ik? Zou God mij helpen, als
ik ootmoedig" schuld beleed ea Hem om verr
geving vroeg? - " ~ '