De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 7 december pagina 1

7 december 1879 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r N O . o Verschijnt iecteren Zondagochtend. itgeTere: ELLEEMAN, HAEMS & (X Kantoor: Rokin 2. ZONDAG 7 DECEMBER. Abonnement per 3/m. ... 60 Cts. fr. p.p. 75 Cts. Afzonderlijke Nummers 5 > Advertentiën per regel . . . . J.5 » INHOUD. De Census. Een' billijk verzoek. STAATKUNDIG OTER2ICHT. FEUILLE TON: GEMEEKTEZAKEÏ. - KUHST. Nog eens Trop de Zèle" LETTERKUNDE. Iets Nieuws". Beroep vaii pfere Hyacinthe op de oude kerk van Utrecht, door K. EEN HERINIÏERIFGSDAG, door Dr. E, D. Pijzel. De Staat en de Spoorwegen. STA TISTISCHE EN INDUSTBÜELB H DEDEELIKGEN. De Fhyloxesra en hare bestrijding. Tinancieele Sneven. Overzicht van de Effektenmarkt. ALLERLEI. Ingezonden «tukken. Handelsoverziont der Week. Scïiepen in lading. Veilingen. Onbestel bare brieven. Burgerlijke stand. Te huur zijnde woningen.?.ADVEETENTJEN. Schouw burgen enz. Algemeen Stemrecht door P. Saeek, H. Pyttersen Tz., 1879. Wat; men ook van het staatkundig leven der Nederlanders moge zeggen, het heeft gedurende de laatste vijf-en-twintig jaren niet stilgestaan. Zij het ook met zeer langzamqn pas, wij zijn voorwaarts gegaan,'en zooveel voorwaarts, dat wat dertig jaar geleden met moeite werd gegrepen, en als iets sehoons begroet, thans gebrekkig, ver ouderd en onhoudbaar wordt genoemd. De grondwet eischt herziening. Bij alle verschil in de bepaling van hetgeen veran derd dient te worden-, heersen! er althans onder de. liberalen vrij .wel eenstemmigheid ten opzichte der stelling, dat een-wijzigiging :vaa sommige "harer bepalingen wenschelijk, en. binnen korteren of langeren tijd noodza kelijk zal zijn. Over geen pu»t verschilt het oordeel minder, dan over de onvolmaaktheid der kieswet.' Mogen 'er al enkele lieden zijn dia grondwetsherziening niet noödig a.chten. om haar voldoende van haar gebreken te zuiveren, zooveel is zeker, bestond de grond wet niet, moest men die thans ontwerpen, niemand zou de woorden vaii 'de tegen woordige konstitutie kiezen om deze aangelenheid te regelen. Men :weet te goed, dat' er nog andere, ook betere waarborgen voor ontwikkeling en zelfstandigheid zijn dan de census, die thans de eeirige. maat staf 'voor kiesbevoegdheid moet wezen. Telen echter gaan nog aanmerkelijk verder. Zij beweren niet alleen,-dat er betere criteria dan, het betalen van ; een zekere belastingsom vo*r kiesbevoegdheid zijn aan te wijzen, . maar ontkennen aan het voorschrijven van een census alle waarde. De een omdat kies recht een ,soort van natuurrecht is, dat eiken burger toekomt, de ander dewijl l>ij het stellen van dergelijke voorwaarden het on recht slechts vermenigvuldigt. Dat de census in miskrediet bij vele ge komen is, laat zich begrijpen. In ons land werd hij toegepast op een. wijs die enkel de nadeelen, niet n1 der. voordeelen er van in het oog deed springen. In de steden,, waar de ontwikkeling in den regel iooger.staat dan. ten platte, lande, werd -het getal der kie zers door hem buiten ;mate beperkt, terwijl, juist op de dorpen aan de landbouwende be volking, die over 't algemeen zich in het minst niet om de staatkunde bekommert, ia veel ^grooter evenredigheid de kiesbevoegd heid werd geschonken. De census schijnt, Kooals hij tot heden wordt toegepast, vooral ten doel te hebben te doen uitkomen, dat men voorzichtig, moet zijn met het kies recht toe te staan. aan. hen, die in het politieke leven belang stellen, maar dat het volstrekt niet gevaarlijk is de domheid eea brevet van bekwaamheid uit te reiken. Op deze wijs kon de census onmogelijk de goedkeuring van het volk blijven wegdragen. Doch er komt nog een ander bezwaar bij. Hij is oorzaak dat de stemgerechtigden lou ter onder de bezittende burgers worden aan getroffen, m. a. w., dat dévertegenwoordi ging slechts een gedeelte des volka vertegen woordigt en de belangen der niet-bezittenden of minvermogenden niet naar behooven worden voorgestaan. Dit. is een ernstige grief. Want al is het waar, dat de trouwe be hartiging van de belangen der onvermogen den ook in het welbegrepen belang der bezittenden is, schijnbaar komen die belangen dikwijls in strijd en dan zullen de afgevaar digden, die zelf niet tot de kla?se der minver mogenden behooren, allicht dóór het egoïsme geleid minder op de behoeften der ,nietber aittenden letten. Hoeveel" karakter men onze afgevaardig den, die volgens de bestaande kieswet^ zijn gekozen, ook gelieve toe te schrijven, het is te begrijpen, dat de vierde stand niet volkomen gerust is, nu hy weet, dat hij op de verkiezing voor de 2de Kamer niet den minaten invloed .kan. -uitoefenen. Een zekere mate van ontwikkeling is niet het eenige wat men van den stembevoegde heeft te vragen. De verschillende belangen behooren vertegenwoordigd te worden. Het laatste moet : geschieden, aF de volksver tegenwoordiging naar "billijkheid, in over eenstemming , met ..de wezentlijke behoeften der natie, in 's lands raadzaal beslissen en besluiten. Van daar de moeilijkheid. Hoe haar te ontkomen ? Op twee wijzen kan men den knoop doorhakken, . . De eerste is, .gelijk, tot nu toe in ons land geschiedt, door alleen den census ? als een soort van waarborg voor ontwikkeling en zelfstandigheid tébeschouwen. , Men let, zij het daa ook al op de onverstandigste wijs, uitsluitend op de ontwikkeling der burgers, zonder te vragen of de verschillende belanwel vertegenwoordigd zullen worden. De andere is die, .welke men door de in voering van het algemeen., stemrecht wil. Men vraagt 'alleen naar de vertegenwoor diging der onderscheidene^ belangen. zonder te letten op de ontwikkeling der kiezers. Welke van beide methoden de beste is om . een oplossing" der kwestie te geven, zouden wij niet durven bepalen. De eeue schijnt ons al even onredelijk als de andere. Een volksvertegenwoordiging gekozen door. de gezeten burgers, hoe wél onderwezen die ook zijn mogen, kan niet het geheele volk ver tegenwoordigen. En een volksvertegenwoordi ging afgevaardigd door het geheele volk, biedt niet den minsten waarborg aan voor een 6ehoorlijlce vertegenwoordiging der verschillende belangen, daar de onwetendheid bij de ver kiezing over de meeste stemmen zal kunnen beschikken. Toch pleit men voor», liet laatste op ver schillende gronden. ?> In de brochure, waarvan wij den titel hier boven afschreven, doet P. dat op kalmen trant en niet zonder te gevoelen, dat de kwestie moeilijker is dan menigeen schijnt te denken. Algemeen stemrecht is voor hem geen ideaal, veeleer een noodzakelijk kwaad Zeker, zoo schrijft de voorstander van al gemeen stemrecht: » Zeker, de ontwikkelings toestand is de eenige natuurlijke billijke maat staf der kiesbevoegdheid." 1) Wij zijn het blijkens bet bovenstaande niet geheel met den schrijver eens. Wij gaan den weg, die naar het algemeen stemrecht leidt, bij het stellen onzer praemissen verder op dan hij. Ontwikkeling is o. i. > niet de eenige natuurlijke billijke maatstaf der kies bevoegdheid, het belang dat i|mand bij pen goede inrichting en een goed bestuur van den Staat heeft, komt wel degelijk daarbij ook in aanmerking; doch desniettegenstaande schrijden wij niet met hejn naar het algemeen stemrecht voort. Hoe komt deze vriend der ontwikkeling daar waar hij wezen wil? Men verneemt het bij het lezen der woor den, die hij op de reeds door ons aange haalde laat volgen: » maar zoolang de grens tusschm .ontwikkelden enonontwikketden niet getrokken kan worden zonder grove onbil^ijkheden te plegen, zoolang blijven wij hét recht van allen stellen boven het recht van enkelen," 1) _ i ,. ^ t ^ Het recht waarvoor denveer P. dus buigt, is zijn steun bij gebrek aan iets beters. Wij zouden zeggen »het recht van allen" geldt onvoorwaardelijk ten allen tijde, boven » het .recht van. enkelen." Was het. bestaan van een »recht" in dezen bewezen, we had den niets meer te vragen. Zoolang echter de vurigste aanbidders van het recht, de vrouwen en ben die niet lezen of schrijven kunnen, voorloopig nog dit recht willen onthouden, komt men met bet recht alleen niet ver. Doch wij beschouwen dit motief nader. Opdat er geen »grove onbillijkheden" ge pleegd nullen worden, verleent P. een ieder het stemrecht. ' . Dus als ieder ? stemrecht heeft, zijn de grove onbillijkheden ten opzichte van .de verkiezing der kamerleden.,, de wereld uit. Is dit wel iets meer dan een frase? Wanneer we met den heer P. aannemen, dat »de ? ontwikkelingstoestand is. de eenige natuurlijke, billijke-maatstaf der kiesbevoegdr heid," 'dan zal ieder, burger recht hebben aan die waarheid te 'hechten. Maar als dan door het algemeen' stemrecht in te voeren,' den ontwikkelden eens reden werd. gegeven tot'de klacht, dat tegenover 'elk hunner drie of vier onontwikkelden het stemrecht wordt geschonken, geloovm wij, dat de grove onbillrjkhetd eerst recht zou beginnen, Hoe men de kiesbevoegdheid ook regele : onbillijkheid, grove onbillijkheid zal er blijven bestaan. Doch de grofste onbillijkheid is zeker daar, waar men op » den eenigen natuur lijken billijken maatstaf' zooals P. wil, niet meer let, of, gelijk, "bij de tegenwoordige kieswet, hem uitsluitend en op averechtsche wijs aanlegt. Bij een hervorming van ons kiesrecht mag de eensus niet de eenige voorwaarde voor fciesbevoegdheid blijven. Ieder die nog iets meer dan gewoon lager onderwijs genoten heeft, moet kiezer zijn. Dat een rensus echter in geen geval dienst zou kunnen doen, zien wij niet in. Het hangt er slet hts van af, hoe hij wordt gebruikt. Injde ste den dale hij tot een minimum, op het land rijze hij daarentegen. De nijvere vierde stand zal dan grootendeels aan de verkiezingen kunnen deelnemen, en de plattelandtóezers zullen niet langer de dommekracht zijn, die de politieke fortuinzoekers naar boven werkt. De census worde op deze wijs een waarborg dat niet alleert een zekere mate van ontwikke ling bij den kiezer verondersteld mag wor den, maar ook dat de verschillende belangen naar de mate van hun gewicht door het kiezerspersoneel worden vertegenwoordigd. Op, de dorpen weïke hij als een slagboom tegen: den overheerschenden invloed der onkunde, en in de steden worde hij, bij het lage cijfer waarop hij wordt bepaald, het middel om aan het beste deel der werklieden het kiesrecht te verschaffen. Langs dezen weg zal niet al leen de eenige natuurlijke billijke maatstaf der kiesbevoegdh"id: de ontwikkelingstoe stand, dienst blijvn-doen, maar zal ook aan de verschillende standen invloed op de ver kiezingen worden .geschonken. Een zeer groote vermeerdering van het getal der stemgerechtigden is noognoocïig op dit oogenblik. Algemeen stemrecht kan eerst volgen, als eenige jaren lang leerplicht heeft bestaan. Zelfs dan echter zal nog niet elke onbil lijkheid zijn te boven gekomen. De voordeelen, die het elders heet af te werpen, moeten nog aangetoond worden Wie zou met het oog op Duitschland, Frankrijk en Amerika, rekening houdende met de ver schillende toestanden, waarin deze natiën verkeeren, kunnen bewijzen, dat Nederland juist daardoor^ het spoedigst tot ontwikkeling zal komen?, . 1) Wij 'onderstrepen. Een billijk Verzoek. De heer Eutgers, rector aan het gymna sium te 's Gravenhage, heeft een adres aan Z, E. den Minister, van Binnenlandsche Za ken gezonden,, waaruit men op zeer duide lijke wijs kan1 ervaren, dat wetten maken nog altijd'-een- kunst blijft, waarin men in Neder land niet is uitgeleerd. De zaak is de volgende: De wet verplicht de gemeente 's Gravenhage (gelijk een aan tal andere gemeenten) om vóór l Okt. 1889 haar gymnasium naar de eischen der nieuwe wettelijke regeling in te richten. Ouder meer moet er dus uiterlijk op #1 October 1880 een zesde klasse bestaan, welker leerlingen lo. op dat tijdstip zoover gevorderd zijn. als de nietiwe wettelijke regegpling verlangt en 2o. gedurende den kursus 1880?1881 het onderwijs ontvangen, dat volgens de nieuwe wettelijke regeling in de zesde klasse wordt gegeven, Een ze^de klasse dus, geheel' gelijk aan de zesde klasse van den kururs 1881?1882 en yan de vol gende kursussen, De vroegere organisatie van het.haagsche gymnasium waarbij de eisch tot toela ting voor de laagste klasse dezelfde was als voor de toelating tot de 5e klasse eener H.. ' B. S., met jarigen kursus^ maakt het moge-' lijk d'it er zulk een zesde klasse niet alleen> in naam, maar ook indedaad zal bestaan. Nu weet men, dat, volgens ;de nieuwe wet op het H. O., de jongelieden, die zulk'een ? zesde klasse hebben doorloopen, een eind examen zullen kunnen afleggen, waardoor z|j tot de akademische lessen worden bevorderd, wat hun van de verplichting ontheft zich verder aan de propaedeutisehe studiën te wijden. s ? Welnu zij die in 1882, 1883 of later huiT " studie in zulk een zesde klasse afgeloopen' en de noodige kundigheden verworven hebb'èn, kunnen dat examen niet doen. Er moet in 1880 wel een zesde klasse zijn, maar het doel waarvoor die klasse in. 't leven wordt geroepen is afwezig. Het gevolg hiervan is, dat(dejongelieden aan de hervormde gymnasia gepromoveerd, slechts een recht verkrijgen, "als of die nog ia den_ouden'toestand zich bevonden, en,zij later aan de akademie voor de Professoren der propaéaeutische wetenschappen een exa- " men zullen moeten afleggen o'm te verwerven, wat zij in het volgende jaar bij gelijke be kwaamheden aan het gymnasium zouden verkregen hebben; dat zij, aan'de akademie geëxamineerd zullen wordeti door Hoogleeraren die hun vreemd zijn in plaats van door hun eigen docenten.. De tweede onbillijkheid, waarop de heer Eutgers de aandacht vestigt, is,zegt hij, nog* ruim zoo erg als de eerste. Die leerlingen zeilen dan nn met Septem ber 1881 naar de Universiteit gaan, voor zien van het bewijs, dat zij naar de eisenen der oude wettelijke regeling van het gym nasium zijn gepromoveerd. Om nu echter tot de akademische examens te worden toegela ten moeten zij (zoo althans werd de Wet door de beide laatste ambtsvoorgangers van den Minister uitgelegd) vóór den eersten October van datzelfde jaar het interimair propaedeutiseh examen hebben afgelegd. An- , ders, en hoe velerlei oorzaken kunnen er niet zijn die den novitius verhinderen bin nen vier weken zijn eerste examen te doen l anders is hun promotie-diploma van het gymnasium van nul en geener waarde en FÉLIC1 A'S". BEPROEVMft' ^ '-?? (Vervolg.) "' ." in. "_ v NACHT., '.'??/?"." ;' Coulance Balfour blijft zonder dat ik het haar vraag; op den gewonen tijd komt Karel thuis bij schijnt wel wat verwonderd dat de zaken dien loop genon:en- hebben, maar zoo als gewoonlijk schikt hij zich in de omstandig heden. Van het beloofde roeitochtje ia echter geen sprake meer. Wij eten vroeg en er. wordt een rijtuig "besteld om ,ons naar de--opera te brengen. * Mevrouw Balfour schikfc en regelt alles met Karel, en in mijn tegenwoordige stemming doe ik alles wat van mij verlangd wordt; ik heb geen kracht en geen lust om" aan tegenstand te denken. Zij heeft alle bezwaren voorzien en wit den weg geruimd. Haar japon heeft zij meegebracht, en zij neemt heel kalm' de logeer kamer in pacht, en de naaister, die mij'bij dergelijke gelegenheden tot ? kamenier dient. Mevrouw Balfour ziet 'er bij avond altijd het best uit. Het verhoogde rood op wangen en lippen, de donkere schaduw om de oogen komen het best nit bij den schitterenden gloed van haar diamanten en:den glans van-het'lichtge kleurde satijn. Ik zie dat mijn echtgenoot haar vol bewondering aanstaart, als de slanke ge stalte met haar gewonen bevallSgen tred de kamer binnenzweeft. Is het niet heel natuurl$k dat hij zich met een ontevreden blik afkeert van mijn bedroefd gezicht en inijn eenvoudig, opzettelijk dood eenvoudig zwart toilet? Zij mag vriendelijk lachen en zich opsieren zij, die'' al den ?zonneschijn nit mijn léven heeft w/éggenomen: voor mij Wijft er niets over dan schaduw en donkerheid; waarom zou ik dan mijn uiterlijk niet in overeenstemming brengen met mijn sombere gedachten? Weldra zitten .wij samen, in de veelbesproken loge. Patti zingt voor ons van Lucia's lijden. Muziek is voor mij altijd de beste tolk geweest van gedachten, die niet met woorden kunnen worden uitgesproken,, en Lucia's nagemaakte 'smart verandert in het werkelijke grievende harteleed, dafc mij zoo diep .ellendig maakt. Achterover in mijn stoel geleund, sluit ik de oogeü, en blijf stil ec zwijgencl zitten. Mevrouw Balfonr neeft bet'tooneel den rug toegekeerd e» doet haar best om zooveel mogelijk met haar schitterende diamanten te1 pronken; zij houdt evenwel nog .tijd genoeg over om te fluisteren met Karel, die zijn hoofd natuurlijk dicht naar het hare buigt. Ik wil. haar uittartende houding niet zien en houd de oogen gesloten. Ik doe mijn best om niet te hooren naar haar gefluister, maar alleen naar de sympathieke weemoedige stem op het tooneel... Eindelijk is Lueia's smart uitgezongen. Het gordijn valt. Mevrouw Balfour geeft mij'een tikje met haar waaier en zegfc met een spot tend lachje: Zijt ge zoo moe, Feetje lief? Geen won der dat ge meer lust had om thuis te blijven, als ge bij zulk een opera gaat zitten slapen. Ik kijk haar vlak in de oogen, maar zeg niets en het schijnt dat er iets in mijn blik is waardoor zjj voor een poos tot zwijgen gebracht wordt. "Wij stappen in onÉi hotsend -rijtuig.. Karel gebruikt 's avonds niet graag zijn eigen paar den. Ik heb een stille ho.op dat wy om zullen vallen of" iets dergelijks, dat er iets gebeuren zal om mij af téleiden van die eene vreeselijke geflachte, die -mijn''hart verteert. Maar neen l De koetsier rijdt langzaam en voorzientig, en wij vervolgen al; hotsend onzen weg. O, dat zitten in die kleine ruimte, en hét ina demen van de geparfumeerde lucht die Mevrouw Balfour altijd omgeeft, is een grooter kwelling voor mijn zenuwgestel dan ik nog ooit heb ondergaan. . ?-, . Karel, zit tegenover haar en telkens als Bet flikkerend licht vau een lantaarn op zijn gelaat valt, zie ik dat zijn oogen op de haren geves tigd zijn. . " "Wij gaan samen naar de eetkamer, waar de koffie gereed "staat.. Werktüigelyk ga ik naar het kleine zijtafeltje om iij te schenken; ik sta tegenover' 'den ou'derwëtscHen spiegel, die tusecheif de ramen hangt. . Mijn bleek, strak gelaat trekt mijn aandacht en dan iets anders door weerkaatsing van iets, dat achter mij gebeurt.,,. Zij heeft zich dicht tegen mijn echtgenoot aangedrongen.,.. Zij legt hafir handen op de zijnen steekt hem de lippen toe voor een kus en gaat weer even stil naar haar plaats terug. Ik keer mij niet om en zeg niets. Ik laat zelfs het kopje niet vallen, dat ik in de hand heb, maar sla mijn oogen voor den spiegel neer. Ik heb er te veel in gezien! Wat f treuzelt gij lang met die koffie, Fee! zal ik u even helpen? zegt zij,' en komt naar mij toe. En terwijl zij dat doet, is het of de grond onder mijn voelen wegzinkt, ik hoor eea zonderling gedruisch in mijn ooren, het plafond, 'de wanden, de spiegel alles ver dwijnt voor raijn bogen, en bewusteloos val ik op den vloer. ^ij zijn in Brighton. Ik ben erg ziek geweesVmaar nu weer beter. Eén vreemd geval, zegt de dokter, haar; zenuwen zijn hevig geschokt; er moet iets gebeurd zijn, en hij schrijft mij uitdruk kelijk een kort verblijf aan zee voor. Karel kan niet bij m - blijven, en de keus valt op Briguton, omdat het bereikbaar is. Wij hebben kamers in het Grand Hotel. Dat is aardiger voor het arme vrouw!je met de geschokte zenuwen, dan een optveVje -? zegt Karel lachend. Hij is vriendelijk n goed voor mij, lacht en spreekt mét mij, past mij op, "behandelt my als een bedorven kindje, en bemint mij niet langer. lederen' morgen voordat hij naar de stad gaat, zet hij een laag stoeltje voor mij op het balkon, laat zorgvuldig de zonne,blinden neer, haalt een kussen, voor mijn rug en een voor mijn voeten, legt mijn borduurwerk en mijn boek naast mij neer, geeft 'mij een kus, zegt op den vriendelijksten toon houd u goed van daag, en gaat naar zijn werk. Borduur werk, boek en kusdena! Weinig vermoedt hij dat ik ze ver van mij werp, zoodra hij het 'huis uit is, en dat ik in mijn jaloersche woede met groote stappen de kamer op "en neer loop. Ik weet, ik voel immers dat hij met dienzelfden glimlach op het gelaat het gelaat, dat ik zoo vurig liefheb nu naar haar toe gaat, naar die gehate vrouw, die mij zijn liefde ontstolen heeft ? Tienmaal vriendelijker, en zachter dan tot.mij, zal hij tot haar spreken! Hoe moet dat toch eindigen! Wat kan ik doen? Wie zal'mij helpen? Wie haar straffen ? Haar de' valsche vrouw, wier man en kin deren ver weg zijn, en die zoo het onbepaald vertrouwen schendt, dat in haar gesteld wordt! Soms tracht ik mij op te dringen, dat dat vreeselijk visioen een droom is geweest;1 maar helaas! k weet het beter! Zal ik naar haar toegaan? Zal ik haar om genade smeeken en haar zeggen dat zij mijn hart gebroken heeft? Neen. die voldoening zal zij niet hebben; daardoor zou mijn man ook niet tot mij terug' keeren. Zal ik hem nog eens de ellende pogen voor te houden, die bij over ons beider hoofd brengt? Zal ik hem zeggen dat ik aÜes weet? Ik durf niet; ik schaam er mij voor. Zal, ik naar zijn moeder gaan? Zal ik noordwaarts reizen naar haar vreedzaam landgoed en haar zeggen hoe droevig de zaken hier gesteld zijn., gesteld zijn met o*is, die nog maar een maand geleden het gelukkigste mfinschènpaar op aarde waren! Waartoe, ash, wa,utoe? Het zou de goede oude vrouw zoo bitter grieven, en de zonnige goede dagen zullen toch_ nog wel eenmaal terugkomen! Ik" zal liever nog eens met-mijn echtgenoot spreken.' Niet hard en bitter, maar spreken met al de liefde _voor waarheid en trouw, die in mij h en een be roep doen op zijn betere natuur. Daar zal hiLtocli wel niet geheel ongevoelig voor geworden^zijn* Büj is het middenpunt van al mijn wenSchen en gedachten; buiten hem geef ik om niets en om 'niemand. Zou dit een straf van Grod zijn omdat k een mensen tot mijn'afgod gemaakt' heb? Want dat is mijn man voor mij geweest; en misschien moet ik nu daaronf ondervinden dat hij ook maar een zwak en dwalend^ ster veling is, evenals ik? Zou God mij helpen, als ik ootmoedig" schuld beleed ea Hem om verr geving vroeg? - " ~ '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl