Historisch Archief 1877-1940
A "W Q T T? T Ti, 4
TS.os. c i Ja ib JL> A Jli
de schoonheid, en nog wel uit eene ernstige,
standvastige liefde, geboren wordt.
De Schrijfster beoogt tweërlei doel: .zij
wilde, zegt zij, de opmerkzaamheid der be
langstellende beschaafden, in-zonderheid , der
vrouwen, op ?de moëderbron der reine schoon
heid -vestigen, welke ons in de meesterwer
ken der Grieken bewaard bleef, bizonder in
Homerus, dien wonderbaren Eenige, in wien
de fijnste gevoeligheid voor het
menschelijkBchoone mét de hoogste boetseer krach f", ten
top'steeg." ,
Eer ze één Homerus scMep, één waar, een roemrijk zanger."
öpmerklijk is de samenklank dier balde
van 1809 met deae van. 1879: de geestdrift
voor Homeras van ? Bilderdijk en van baar,
bij wie ? Bilderdijk zeter veel lager staat aan
geschreven dan Vonder.
En toch, al ziet men, tegenwoordig, de hel
leensche oudheid met een geheel ander en,
mag ik het.zeggen, harer meer waardig, een
klaarder onderscheidend, een natuurlijker op
vattend zintuig1 aan, dan in één der tijdvakken
'van een overheerschend klassicisme 't geval
kon aijn, ook Bilderdijk zou niet geaarzeld
hebben, in aijn stijlforni, te herhalen wat de
schrijfster der Frauengestaïten getuigt:
Dat zij des te liever deze grieksche beelden
bij hare .tijdgenoten binnenleidde, om dat zij,
bij dé oude dichters, die (gelijk ze 't
beminlijk uitdrukt) ?door vöortceÜijk bewerkte
ver?talingen ons, vrouwen, geen gesloten boek
?meer zijn" ? ?het hoogste -vereert, wat
?menschlijke kunstkracht vermag te scheppen,
?enj derhalve, den maatstaf eener ouwraakb are
?schoonheid, die ons, bij de schemerende
door? een-ff arr ing' van zoo verscheiden richtingen
?als in onze tijd optreden, er voor "bewaren
?zal ons in het willekeurige en smakeloze
ge?neel te verliezen." Trouwens ?den geest der
?antieke schoonheid",- zegt ^ zij verder, ?gweeft.
?zoo als aJles wat echt en waar is, door den
?sehoonheidsdienst aller tijden heen, en blikt,
?om met'Wilhelm von Humboldt te spreken,
?als eea schaduw door het hem geleende
ge?waad "
Het doel der Schrijfster is, in de tweede
t'plaats, personen, die, op reis en te huis, de
'/beelden der oude waereld, in hunne
oorspronk'.lijke. gedaante of in nabootsingen ontmoeten3
eene welkome verklaring dier gestalten aan te
bieden: ?De oude tijd heeft ze voortgebracht,
met de Renaissance werden ze herboren; de
:. nieuwste tijd keert tot hen te-rug, als de bron
naar de zee (wie die Wette s urn Meer e)." Mis
schien zal de lezer zeggen: We kunnen in deze
waardeering de verdienstelijke .vrouw des te
'eerder bijstemmen, om dat het aandringende
t der vergelijking van twee afkomelingen, die
; .tot hun oorsprong wederkeeren, dan toch in
niets vasters gelegen is dan in de 'hypotbeze,
! dat de springbron uit het water der zee is
:: voortgekomen.
? Gelijk men het van eene beoefenares der
L jongs e wetenschap verwachten^ mocht,
heeft|- .de Schrijfster zich niet te vrede gesteld met
F hier eenige der meest populaire grieksclie
. vrouwenfiguren op te voeren in het mythiesch
kleed, dat hun het grifste door de meening
der beschaafden onzer dagen, geput uit eenige
schoolboekjens der fabelleer, wordt toegeschre
ven. Zij heeft, niet al te veel
gesystematizeerd: maar heeft toch te recht begrepen,
dat de door haar te schetsen persoon
lijkheden, al kregen zij, als zoodanig, ook
nóg zco'n sterk licht, toch het belangwek
kendst optraden in de groepen, -waar zij toe
behoorden; en zoo geeft de Schrijfster ons de
interessantste statuëtten uit de volgende
fabelkringen :
Die van Perseus, van Serakles, vam.
? Theseus, van "CEdipus, van de
Kalyd'o^nische jacht, va-n de Tocht der
Argo-l n a u t e n, van den Trojaanschen o o r
'log, van -O dy ss-eus, van de Myceensche
Pelopiden.
-Men kan nagaan, welke beroemde
perso: naadjes op die wijze voor ons oog voorbij
trekken, maar niet zonder ons hart ten
dui' zendsten male, en deze reis met een geheel
bizondere aandoening van onzen
schoonheidszin, te hebben ontroerd: Medusa, Omfalee,
Aiiadne, Fedra, Antigonee, Eurydicee, Medea,
Creüsa, Helena, Cassandra, Audromachee,
Penelopee, Leucothea, Niobee, Clytseranestra,
Eïectra, ïfigenia ... ieder' dezer na'men is eiken
beschaafde een tafreel, een drama, door een
hoofdfeit overbeerscht. Buiten deze en an
dere in groepen behandelden, voert de schrijf
ster nog op: Dafnee, Hero, Psychee enBaucis,
Zij verhaalt de gevallen dier godinnen en
nymfen, in dichterlijke stemming en toon; aij
stoffeert hare voorstelling met' natuurlijk aan
gebrachte fragmenten van antieke dichters, in
nieuw Hoo^duitsch vertaald, en van enkele
modernen ; en ofschoon, naar gelang van de
stof, haar stijl soms rae.er de vertelling nadert.,
ja een enkele reis zich zelfs wei een didaktische
zijsprong veroorlooft, zoo is toch overal door
een ongemeen meesterschap over de forin, de
invlechting - der dichtregels (uit Homsrus en.
Virgilius, Hesiodus eu övidius, Sofocles,
-ZEsch'ylus), uit -filosofen en geschiedschrijvers
volkomen ' harüioniesch. Men ziet trouwens,
uit de aangevoerde namen harer heldinnen,
dat de Schrijfster zich niet louter in de eigenlijke
helleensche zagenwaereld beweegt, maar ook
latere dichters tot cijns dwingt, gelijk ook de
stoffen der verschillende fabelkringen, op het
naauwste soms verwant, niet zelden in elkan
der loopen.
Behoef ik te zeggen, dat dit boek van deze
zeer waardige vrouw weer, langs de beste zij
den, de blijken draagt door een vrouw voor
vrouwen geschreven te zijn ?
Waarlijk, indien men, uit de sfeer onzer aan-,
matigende alledaagschheid, zich eenige uren los
rukken wil en betreden het land der dichters,
?waar de citroenboom bloeit", maar vooral
waar de olijf door Pallas-Atliena beschermd
wordt, en Apolloon, met zijn vurig schild,
alle barbaarse'he Abderieten'op de vlucht jaagt,
ja des noods onae Tweede-Kamer-Midassen 1)
en wie verder over kunst en schoonheid oor
deelt zonder net geringste besef te hebben van
hetgeen door die verschijnselen verstaan wordt,
met esn paar ooren voorzien zou, langer dan
het zij onder een pruik, het zij onder een
frygische muts kunnen worden wechgestopt, ?
die leze en herleze het boek van Mevrouw
Schneider; aan de hand van die geestrijke en.
gevoelige dichteres late hij zich in die bloem
rijke helleensche warande rondleiden; hij zal
zich den tijd niet beklagen; hij zal hebben
geleerd en, misschien voor het eerst, hebben.
begrepen, dat daar genre t en mee kan sa
mengaan.
Ook de teekeningen, waarmee het boak
vercierd is, verdienen eene bisondere waardeering.
Een fraaye keus onder de antieken is gedaan
in den MEDUSA-kop, genaamd Eondanmi ter
glyptothêek van Munchen, de ürfeus en
EURYDICEE ? een reliëf in den Louvre, MEDEA 'en
JaSOn een (f.raayer) in het Museo Campana, één
voorstellend THETIS, doof Pelensbijdehand gevat,
en een beerlijken reliëfgroep: Achüles, èe ster
vende PENTHESIL-SA ondersteunend, uit de zelfde
verzameling; eindelijk, in zeer goede gravure,
den groep der rliOBKE met haar jongste
dochterDe Borghezische groep vao Apotlo en PAFNEB,
door Bernini, staat tegenover .den titel.. Zeer
opmerklijke moderne werken zijn de hier
insgelijks opgenomen PSYOHES, marmeren beeld
van E:u. Andersen, in het bezit van den
Duitschen Keizer, eene ANTIGONEE, zeer gevoelig reliëf
van A. K upper in Bonn, een ÜELENA-kop,
schilderstuk van den Dusseldor-psehen Louis
Blanc, CASBANDEA, inarmerbeeld van Sarl Cauer,
toebehoorend aan Mev. Moser in Karlsruhs,
het Afscheid van Hector en ANDBOMACHES, klas
sieke kompositie van H. Kolbe in het Muzeüm
te Weimar, LÏÏUCOTKEA, marmerbeeld van
Robert Cauer, ELECTRA, schilderstuk van Sir Fr.
Leightoii te'Londen, esi eane
voortreflijkelFiOEKIA, naar een model van H. Heidel in het
WaHraf-Richartz-muzeüsi. Bovendien vinden
hier een tweetal der best'.geslaagde
teekening<ea, door J. W. F. Kachel voor den Vondel
van Yan Lennep gemaakt, insgelijks eene plaats :
namelijk: zij-se DEJANIBS, ontvoerd do&r den
centaur Nessus, -en zijne JO.CASTE, met haaf
soon Polynices. ,
Mevrouw Schneider, 'die tot ons gekomen
is met hare vertalingen der groote wer
ken van Jonckbloet en (P. A. S.) van Lim
burg Brouwer, die beurtelings het Nederlandsch
.genie der XHIe Eeuw in den zanger van
Beatr$s, der XVIIe Eeuw in|dien van Sadelock, en
der SIXe in dien van Ada van Holland is ko
men vieren, verdient wel, dat wij qjis de ge
legenheid openen haar een tegenbezoek te
brengen, door met hare Frauengést alten,
opgedragen aan . de Duitsciie Kroonpr'inces,
onze bibUotheekea te verrijken.
Het werk is -o:. a. gödepooeerd bij Otto Petri
te Rotterdam.
19 Deo. -79. ' , J., A. ALB. TH.
, Ons Tooneel eng.
door Joh. H i lm a n.
II.
PUNT SN
1) Een vriend merkt- mij op, dat ik, voor ongeoefende
lezers, hierbij moet aan.teeltenen: ?niet alle leden der
2e Kamer wordsn hier voor Midassen uitgemaakt".
't Zij zoo!
Tot zijn hoofdstuk Bijlagen, Toevoegels enz.,
heeft de heer Hilman gebracht een reeks van op
merkingen, mededeeliiigen, levensberichten, be
schouwingen, alle over onze tooneelgeachiedenis.
De draad die hen verbindt loopt van het laatst
der 17de tot het begin der 19de eeuw.
Enkele gedeelten van deze rubriek wensch
ik ter loops of meer in het breede te "bespre
ken, hetzij verschil van meemng met den
geachten schrijver, hetzij de wenschelijkheid van
uitvoeriger behandeling , er aanleiding toe geve.
De eerste beweegreden is het die mij uwe
aandacht doet verzoekea voor den strijd van
twee richtingen in de tooneelspeelkunst, welke
ongeveer van 1730 tot 1780 gestreden werd en
wellicht het belangrijkste verschijnsel is, waar
van de 'geschiedenis onzer oude dramatische
kunst melding maakt. .
A$n het hoofd der beide scholea ? indien
dit woord hier niet misplaatst is ? stonden
de acteurs Punt en Oorver. De eerste verte
genwoordigde de declameereude voordracht en
daarbij passende gebaren; de laatste was de
voorstander der redelijke zeggingswijze en het
natuurlyk spel. Wanneer een zoodanige voor
stelling van het verschil txisschen de richtiii-"
gen der beide acteurs overeenkomt met de
waarheid, dan is het overbodig er bij te voe
gen dat volgens onze begrippen Oorver voor
treffelijker kunstenaar was dan Puat. En in
derdaad vinden wij in de latere werken over
onze tooneelgeschiedenis van Van Halmael,
Hellwald, "Wijbrands, aan Oorver den
eerepalra toegewezen. Door geeji schrijver is deze
zaak uitvoeriger behandeld dan door Dr. J. v.
Vloten, in het tijdschrift: Het Nederlandse^
TQorieel, Ie Jaargang. En .Ook in' zijn geschrift
wordt deze acteur herdacht als de man, aan
wien man te danken heeft dat tijdens en na
hem het boek der natuur door den
tooneelspeler ijveriger geraadpleegd werd dan gedu
rende een twintig jaar .vóór zijn bloeityd ge
schiedde. v Ik heb getracht m een studie oyer
een kunatenaarsgeslacht uit de vorige eeuw,
de familie Bouhon, het kenmerkende dezer rich
tingen kortheidshalve aldus uit té drukken:
Punt reciteerde, Oorver speelde. ï)it:gezegde
schijnt, den heer Htlman een doorn in het oog.
Hij kan het zotte en onware er van niet breed
voerig en dikwijls genoeg aantoonèn. Telkens,
door het. gelieele werk heen, komt hij er. op
terug. Waarom ik deze formuleering . wil he
li ouden, wensen ik hieronder uiteen te zetten,
Want, met des heeren Hilmans 'pleitrede ten
gunste van Punt en zijne manier ? pleitrede
die door het geheele werk heen loopt ? kan
ik geen yrede hebben.
Het zwakke punt in die verdediging is de
partijdigheid van den schrijver. De 'heer
ÏÏÜ-1ma-m stelt, een 'zoo levendig belang in de strij
ders der vorige, eeuw als ware er sprake van
nog levende kunstenares.. En door te beweren
dat in het laatste geval partijkiezen ongehoord
w'are, so-u-ik meeuen verscheidenen onrecht te
doen.
Het kost inderdaad niet veel ïezens in -_agn
boek om de overtuiging 'te krijgen dat de heer
Hilman een even sterken, afkeer heeft tegen
Oorver, als hij ingenomen is v.oor Punt. Een
langdurige omgang met de bronnen waaruit
de heer Hilman de keuais tot beider geschie
denis verzameld heeft, kan die partijdigheid'
begrijpelijk maken, -maar de billijkheid eischt
dat anderer meeniag -gesteld worde tegenover
het oordeel van dezen schrijver. Hij -die zelf .zegt
hoog te loopen met het vergelijken van uit
spraken als eigen ervaring niet mede kon
ter neergedrukt uit.
? Dan moeten wij hem eenigzins voorberei
den. Het zou anders te plotseling zijn. Fee,
gij moet .rustig en kalm aijn. Blijf daar stil
zitten. Beweeg u niet vóórdat ik u
waarSchuw, oïn gynentwU, kind! Hortense houd
gij u ook kalm. En laat nu Mijnheer binnen
komen.
' In die halfverlichle kamer, mijn schuilplaats
sedert zoo langen tijd,, verschijnt mijn echtge
noot. Daar hoor" ik weer die bedaarde, wel
bekende stem;- de welluidende maar nu zoo
droevige toon, treft niet allaen mijn ooren
maar ook mijn hart!
Ka de eerste begroeting, zegt Madame Le
brun.: '
?Spaar u zelf het verdriet om over de
r:eden uwer komst te spreken, Mijnheer, wij we
ten alles. , .
? Van Madame Grancoiir zeker? vraagt
Karel zacht.
? Ja, dezer dagen van haar. Maar reeds
lang. geleden hebben wij van uw ongeluk ge
hoord, door .iemand, die er nader in
betrok: ken is.
? Een vroegere schoolvriendin van uwe
dochter en ? mijn ? mijn vrouw misschien?
? Door 'eeu Engelsclte dame, die uwe vrouw
onlangs gezien had.
? Nadat ? .nadat ? hij kon niet spreken,
_ maar ik hoor dat hij van zijn stoel opspringt.
? Ja., na haar onverijlde vlucht uit uw huis.
? Groote God, Madame'. "Weet gij wel dat
ik daar niets van gehoord heb ? Green enkel
.woord? Nu klinkt zijn stem luid en krachtig
genoeg. Die trillende toon maakt mij het
' stilzitten bijna onmogelijk. Ik tracht mijn
" adem in te houden, en Madame Lebrun legt
haar hand geruststellend op mijn hoofd.
? Ja, Mijnheer, wij weten dat Foe zich
opzettelijk voor u verborgen heeft gehouden,
omdat zij niet zeker was of..-?.
? O spaar mij, 'Madame! roept Karel uit.
Als gij alles eens wist! Mijn goede engel heeft
mij naar uw deur geleid; maak mij gelukkig,
zeg mij dat mijn'vrouw nog leeft, dat zij ge
zond is en ? mij vergiffenis wil schenken."
? Dat kan ik u in haar naam gerust ver
zekeren.
? Dan hebt gij haar zelve gezien ?? tnyn
Fee! '
Het is mij of ik zijn adem voel, hij is nu
vlak bij mij.
? Ja, zeker; met haaï eigen mond heeft
zij mij het droevig verhaal gedaan.
? En ze is. ...
? Hier! zegt Madame Lebrun, mij half op
beurend.
Maar haar, hulp is overbodig. Een
oog-enblik later houdt mijn echtgenoot mij in zijn
trouwe sterke armen
Weer is het de langste dag.
Het is morgen, en wij zitten in het gras
achter .ons lief nuisje te Winbledon. Een
zoel windje beweegt de. bladeren, en speelt
met ?baby's" neteldoeksche jurk. Hij ligt op
mijn schoot, onze-jongen, rooskleurig, met
aardige kuiltjes in armen en wangen, een mi
niatuur-editie van den grooten knappen Karel,
die naast mij staat. Met een ondeugend,
innig gelukkig lachje kijkt hij naar ?zijn twee
kleintjes," zooals hij ons gelieft te noemen.
In het rozenlaantje, waar de fijne, witte
roosjes bloeien evenals verleden zomer, wam
delt Hortense Lebrun op en neer. Zij ziet er
stralend uit en wij weten dat zij overgelukkig
is, want Kapitein Hector, de dappere, wan
delt aan haar zijde, '<©n zij heeft beloofd =dat
ze zijn vrouw zal worden ? ?later," zegt zij.
Hortense heeft de laatste -dr-ie maanden bij
mij doorgebracht, en ]binnen %ort iörat Ma
dame Lebrun ook, om Tiet -huwelijk Tsij^e wonen.
? Fee, zegt Karel. terwijl- hij zijn hoofd
op mijn schouder legt, als die lastige jongen
u nu nog een klein wêinigje tijd' overlaat,
moest ge mij een plezier doen. (
? Toegestaan, nog voordat gij hét gevraagd
hebt; dat weet ge immers?? zeg ik \hern.aan
ziende.
? Ge belooft ïiet -dus:?
? Ja, ik beloof 'het.
? Onvoorwaardelijk?
? Zeker.
? Uw woord houdt .-g^ altijd., mijn <
zettelijk wijfje! Ik weet dus ;dafc, .het
zoo goed als gedaan is.
? Is .het aoo iets moeilijks, -Earel?
? Niet moeilijk voor -B., -.maar gij aal* hok
niet pretttg vind-en. - *
? Kom, Karel, zeg 'bet --mij gatiw. -Hoe 'zou
ik ~ iets niet prettig kurmen vinden, èat -gij
graag hebt?
? Welnu, .dan moest ge om mijnentwil en
om den wil van dezen ondeugenden joogen,
alles opschrijven wat er met ons gebeuTd is
tusschen dezen trouwdag en den. vorigen.' .
Laat ons kiad het eenmaal weten, dat het
begin vaïi zijïo. leven vóór ons-een nieuwe pro
fetie is geweest van ' betere, vreedzame ^eii
gelukkige jaren.
En daarom heb ik dit alles opgeschreven,
J.
Uit het Engêlsoh van B. H. Btixton*
spreken, zahde eerste^zijn om dit te billijken.
De toon dien de heer Hilman aanslaat wan
neer hij o ver Punt spreekt verschilt ten sterkste
met dien waar er sprake is van Oorver. Beiden.
hebben den Amsterdamsclie Schouwburg ver
laten'; beiden zijn er teruggekeerd. Op geen
van beider gedrag ? noch in hét weggaan,
noch in het komen ? durf ik iets aan te
merken. Hunne beweegredenen liggen te zeer
in het duister, dan dat op gissingen
af1 gaande, men zoud wagen een uitspraak te doen.
.Doch de heer Hilman gaat verder: hij velt
' vonnis. ?Oorver heeft den schouwburg 'het
; vaarwel toegesnauwd." ? .?Oorver maakte
; ruzie." -r- ?Oorver is weggedröst," heet het
ever 'zijn vertrek. ? ?Oorver wilde nog een
: duitje verdienen," heet het van zijn weder
op, treden. ? ?Punt waren de 1062 gulden in het
belang der zijnen niet onverschillig." Wij
wensehsn geen gnevender omschrijving . vaö
iemands voornemen orn voor zich en zijn huis
gezin het brood te verdienen. Daarenboven
geldt het hier'een kunstenaar, wien men ver
moeden kan door nog anderen drang ge
noopt om zijn kunst weder te gaan uitoefenen,
dan enkel geldelijk belang. Maar wat heeft
Oorver gedaan om behalve deze smadelijke
achterzetting nog te moeten ondervinden dat
zijn tegenstander in het werk van den heer
Hilman zijn naam vaak van de vleiendste
bijvoegelijke -naamwoorden vergezeld ziet: uit
stekend, groot, braaf, talentvol. Op elke blad
zijde staat tiet te lezen, dat de schrijver zich
ten taak stelt den in zijn oogen te fel
bestreden goeden naam van Punt met nieuwen
luister te omringen. Minder talrijk zijn de
gronden die ook anderen tot zijne zienswijze
zouden kunnen overhalen. Wact ? al stem
ik volkomen in, met de methode 'om ver
schillenden tijdgenoeten het woord te geven en
niet af te. gaan op elkander naschrijvende
lateren ? juist degenen die de heer Hilman dag
vaard, hebben al evenveel, zooniet meerlofe over
voor Oorver dan voor Punt. 't Zou in dese ko
lommen misplaatst zyn, wanneer ik den schrij
ver op dit gebied VMI aanhalingen, besluiten,
vergelijkingen, op dan voet volgde, eiken te
rugtred mede maakte,. eiken zijweg met hem
insloeg en op alle misstappen moest wijzen.
Twijfelachtig ware het belang. van een al te
uitvoerige beschouwing. .
Welke aijn wel de bronnen waardoor men
tot juister inzicht zou kunnen komen?
Ten eerste hebben wij een Leven van Jan
Punt, geschreven door Sïmon Stijl, Tegen on
nauwkeurigheden, verkeerde voorstellingen iu
dit boekje bevat, gaf Oorver zijne
Tooneelamteekeningen (1786) in het licht, ??- Spectatoriale
.geschriften, losse berichten van. allerlei aard
en overal verspreid, ziedaar het overige.
Oppervlakkig beschouwd aou het werkje van
Stijl de aangewezen weg zijn om te geraken tot
de kennis van den kunstenaar en van den
mensch Punt. To'ch is dit niet het geval. Het
was dezen "schrijver ? aooals duidelijk blijkt,
te doen een proeve eener levensbeschrijving te
leveren zooals erin zijne en latere dagen meer
het licht zagen. De verbeelding van den dich
ter en de vernuftige vonden van' den stijlist
werden ter hulp geroepen om aan het beeld van
den he,ld datgene toe te voegen wat er in de
werkelijkheid aan ontbreken mocht. Als sierlijk
geschreven lofrede, als proeve hoe een in menig
opzicht onvolmaakt model ten voorbeeld kan
strekken voor een bekoorlijk beeld, als letter
kundig kunststuk geve men Stijls Leven van
.Punt allen lof. ;
Maar het was een" zonderlinge gedachte d-e
?door dien schilder vervaardigde beeltenis te
vergelijken met den indruk die den verspreide
berichten omtrent Oorver op u maken. Hoewel
de heer Hilman erkent dat Stijl hier en daar
zijn verbeeldingskracht, vrijer teugel heeft ge
vierd dan de s:renge 'eisohen der geschiedkun
dige wetenschap plegen toe te laten, staat hem
net Purit-ideaal nog te levendig voor den geest
dan. dat hij zich van die ayerechtsehe voor
stelling geheel kan losmaken. Vandaar de haat ?
want dit-'ie het woord? tegen Oorver, die op
menige bladzijde zijn pen bestuurde.
-De TooneelaanteeJcenïntfen van Marten Oor
ver zijnmgehëel anderen geest geschreven dan
de lofrede op Punt. Zij volgen de schrijver
?dezer keurrg ? 'bewerkte ? bladzijde op den
voet en 'toonen dikwijls met onverbiddelijke,
doch weinig bevallige, bewijsgronden aan als
jaartallen, cijfers, feiten, gebeurtenissen de on
houdbaarheid veler'beweringen en
b-sscïiouwingea. Hoeveel nakomelingen de fraaie vormen
van Stijl zand in de oogen* mogen gestrooid'?
.schoon ik niet geloof, dat zoo iets de
bedoeding'van den schrijver'geweest is ?Oorver
'Stelde zijn ervaring en zijn oordeel in'de weeg-'
Behaal tegen schoone uitdrukkingen ea
dich. ter^ke vlucht. De taak van den geschiedschrij
ver gebiedt; te erkennen, dat de vergelijking
?gunstig .uitvalt voor den laatsten.
Maar evenzeer moeten wij erkennen, dat wij
.""bijna -nergens gelegenheid hebben om Punt
zelf te hooren. Corver's geschrift is gericht tegen
-Stijl, niet tegen Punt.'Oorver geeft op-vele
j plaatsen hoog op van Punts "buitengewone
ver.diensten. ?Eershalve" zegt hij zijne
Tooneel«auteékingen te hebben uitgegeven. Zijn
IroofülLdoel blijft de opgesmukte biografie naar
i>e! hooren aan den kaakte stellen. Zoo blijft-zeer
| veel in het duister verborgen. ^Ernaar te gissen
is gevaarlijk; naar de 'gissingen 'te TOïmissen,
?onnec
sterdamschan Schouwburg verbonden geweest.
In 1745 verliet de eerste hettooneel en betrad
het weder in 1753. De eerste vertrouwbare
rechter dien wij over Punts spel kannen hooren
is Justus v. Effen. In zijn hollandschen Spec
tator leest men in het CSLIe Yertoog een
vergelijking tusschen twee tooneelspelers, die
men herkend heeft voor Duim en Punt.
' De laatste was toen nog zeer jong; hij debu
teerde in 1732 en 3 Maart 1733 is de datum
van het Vertoog. Daarin wordt reeds geklaagd
over zijn onnatuurlijk galmen en overdreven
gebaren, ?'t Geen .mij 't meest in den jongman
tegenstond, was dat hij op het tooneel niet
scheen te kunnen spreken, 'tgeen egter. niet
veel comedianten hem met recht zouden kun
nen verwijten, dewijl weinige onder hen aan
deselfde,zeer wezenlijke onkunde niet.schuldig
zijn......(ik) hoorde hem onophoudelijk zin
gen, of schreeuwen, zonder iü -'t minst te kun
nen, begrijpen, wat reden hem. daartoe mog'
vervoeren." ? .
De heer Hilman tracht de kracht van dez s
getuigenis te verzwakken door Ie bewerf a
dat dit opstel niet van Yan Efi'en ze"',
maar van ?een buitenman" afkomstig is. ik
kan deze bewering niet aannemen. ( l en
eerste vindt men in Van Effen's Leven, cbor
P. A. Verver, opgenomen in de uitgave van
1756, bij de vermelding vau vertoogen ioor
vreemde handen geschreven, van het GXIIe
niet gerept; ten tweede is de vorm ? aanhef:
heer Spectator en naschrift ? niet voldoende
om voor dit. opstel een anderen schrijver dan
den Spectator zelf aan te wijzen, immers de
bekende Agnietjes ? danioeli wel door Van
Effen geschreven? worden evenzeer voorge
steld van een ?advocaat" te zijn. In elk geval
is dit Vertoog. ? zoo het al niet van Van
Effen is ? een plaats in den Hollandschen
Spectator waardig gekeurd, met veel kennis
van zaken en groote gematigdheid geschreven,
en zeJfs dus steeds een ernstige grief tegen
de manier die Punt reeds oiimiddaüjk volgde.
Later schijnt zijn allengs tot rijpheid gekomen
kunsten aarsgevoel hem. het gebrekkige"'er van
te hebben aangetoond. Ten minste van het eerste
gedeelte zijner loopbaan ? '32 tot '45 ?<
spreekt Oorver steeds mei den grootsten lof.
Het tijdperk van rust, '45 tot '53, -schijsst op
Punt's spel niet voordeelig te hebben gewerkt.
Althans na zija wederoptreden werden de
klachten luider en menigvuldïger. De oorzaak
van zijn- achteruitgang wordt met name ge
noemd; ?Dat Punt van het vuur der leven
digste jeugd niets verloren had, is waar; hij
was toen 43 jaar oud en het is hem zeer wel,
tot in zijn laatsten tijd, bijgebleven, hij hield
ziji. en. stand zeer wel. Maar dat hij zijne ka
rakters zoo wel trofj als in zijnen eersten.tijd,
ontken ik; hij liet zich door eenige dichters
van zijnen ouden heldentoon afleïden, dat hij
nimmer gedaan moest hebben ...... maar
Punt, willende veranderen, heeft de lessen vaa
zijne oude meesters verlaten." zegt Oorver, en:
?dichter^, die -gaarne gebrom hooren, noemen
brommende, vaerzen, poè'zy, schoon ze niet eens
kunnen voelen, of een speler, die valscb of
goed .declameert, en er de minste kennis niet
van hebben."' Er. is nog een gelijkluidende
getuigenis van een tijdgenoot .* ?Wanneer ik
mij herinner toen -de heer Punt voor de eerste.
maal o-p den schouwburg kwam, .welk een.
acteur hij toen was, "daar hij toen zeer
natuurü4jfc en met het grootste vuur speelde, k.on ik
mij niet genoeg verwonderen, dat iemand -^o
kan veranderen. ..zoo ik eenige j-^:'i.
omtrent liet. veranderen van .zijn spele .-KL
ktmaen-vinden, zon het deze zijn; wanneer
hij voor de tweedemaal op den schouwburg
kwam, was hij zeer verminderd. Hij van tijd
tot tijd kennis met de poëten krijgende, ea
zich veel, werk -gaf om hun genoegen te doen,,
is hij ongevoelig aan het reciteeren gegaan,.
(want men kan geen grooter genoegen, aan
onze poëten geven, als haar vaerzen uit te
brommen en te doen klinken) zulks doende,
moet. men noodzakelijk daarin vervallen, en
het natuurlijke laten varen."
^ïïtet dit alles wil niet gezegd wezen, dat wij
met verachting op Punt moeten neerzien. In
geenen deele. Het "blijft steeds een moeieKjke
zaak. om over afgestorvene tooneelspelers te
'oordeelen. Maar wij moeten er tegen waktn dat
in het weergeven van den indruk dien zij op
hnn-ne tgdgenooten maakten, wij ons niet ver
gissen. En'wanneer-wij ons rekenschap trach
ten te geven van dien indxuk ten opzichte van
Punt en Oorver, dan voelen wij ons gedron
gen tegen de voorstellingen van den lieer Htl
man op te komen. Het komt mij voor dat zij
niet van onjuistheid en partijdigheid zijn vrij
te. pleiten.
19 Oet. 1879. F. v. d. G.
PS. Wegens plaatsgebrek is het bo
vemtaande, dat zich omniddelijk ain»luit by het Ie ge
deelte der beschouwing over liet wei k van den
heer Hilman, eerst nu opg« mmcn kunnen
worden. $?
-Hoe de Begeering in België de tooueelkunde
aanmoedigt, kan men opmaken uit het volgende
koninklijk 'besluit, dat een vorig besluit van
1360 thans vervangen Heeft.
besten nog de losse en -verspreide
aantee-:keïïingen omtrent beide kunstenaren. 'Zij zijn
ite 'talrijk en te - verschillend van aard BH
'inhoud om- .er anders dan zeer 'uitvoerig
-grer te 'handelen. De 'heer Hilman heeft
j zich die .uitvoerige 'behandeling getroosten
'vele belangrijke mededeelingen ten beste
gege1 ven. Zij pleiten nu eens vóór, dan tegen :een
der richtingen en de aanvoerders. Maar uit
: alles blijkt dat, wat men/Oorver verwijten
'mocht ? de beschuldiging van schreeuwen,
brommen, bulderen, onnatuurlijke kleeding,
nooit hem, maar steeds /Punt.ten- deel «viel.
Ten, slotte, waartoe moot een nauwkeurig en
onpartijdig onderzoek van al deze bronnen
leiden?
Punt en Oorver zijn lang samen aan den
Am.Eerste hoofdstuk -- Aanwozdtgingsmiddelen.
Art. 1. Sr zullen aan feelgWae schrijvers en.
"tooiidichters, voor het opvoeren van fransche
en nederlandsche tooneelstukken door ben
-vervaardigd, "toelagen, vastgesteld als volgt,
vergund worden.
Toelagen por vertooning
Maximum minimom
VooT*een''toaneelstuk(ii'eua-spel)
.?drama,, lustspel (comedie) of blij
spel) in 4 of 5 bedrijven. . . fr. 150 100
-ï-. 3 bedrijven. . ?
? : . l of 2 bedrijven ?
Vooreerczaagsp.(o,peEa)4of5bed.?
? 3 - ?
?'.? 2 - H
l bedrijf,
100
75
250
180
HO
90
60
50
150
100
00
60
De operétte's en tooneeldansen worden tot
die voordeelen niet aangenomen. i