De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1879 28 december pagina 4

28 december 1879 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAM M E R, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Bétoelagen zullen betaald worden voor lke der .tien eerste vertooningen in de stad of ge meente, waar het stuk de eerste maal. werd opgevoerd, Wat evenwel de blijspelen betreft,..zullenzij slechts voor'zes vertooiiingei\. toegestaan wór den. ' ' Art. 2. Wanneer het7werk,'navoor de eerste maal op een belgiscli tooneel te zijn opgevoerd, in eene andere Blad of gemeente vertoond wordt, is er voor elke dertien eerste vertoonin"gen (zes voor de blijspelen) in stad of gemeente "eene toelage vergund, die de helft bedraagt van hetgeen aan gezegd werk krachtens artikel l toegekend is. . ' Den 3en Januari is het juist 25 jaar geleden, dat de zoo gunstig bekende solo-trombonist van het Park-Orkest de heer J. Jakops, zich in Amsterdam vestigde. Ter herinnering daar aan zal hij op dien datum een koncert geven in het lokaal Pldncius, waartoe" onder anderen de zangeres Mej, Jacoba Broekman, en de heer Adion,-Barryton van Londen hunne medewer king hebben toegezegd. Volgens een bericht in de Meuse heeft de minister van binnenlandsche zaken in Belgi uit de toonzetters daar te lande een keus ge daan en de volgende heeren benoemd tot kantatenmakers" voor de feesten van 1880: EB. LASSEN zal een kaïitate komponeeren voor het feest op hetlmjgsoefoningsplein. KA? DEUX een voor de inhuldiging van het gedenkteeken, gewijd aan Leopold P te Laken, en PBTEB BEKOIT zal er een- schrijven voor de opening der Nijverheidstentoonstellmg, Deze drie toondichters zij allen prijswinnaars in den wedstrijd van Rome." Nu de .belgische ouafhankelijksfeestea na deren, gevoelen onze buren behoefte aan een nieuw volkslied. Reeds jaren geleden werd in de dagbladen de opmerking gemaakt, dat de Brabanconne ' niet voldeed aan de eischen van een goed lied, en vooral dat de hatelijke woorden aan1 het adres'van'Noord Nederland daarin'.behoorden te vervallen. - < ' Thans, nu de geest van' verbroedering de Belgen zoo krachtig heeft aangegrepen, en men de feesten van 1880 eer een vriend schappelijk dan een vijandig karakter, jegens Noord Nederland wil schenken, komt het ge mis aan zulk een'lied, dat desnoods de noorde.lijke broeders ook zouden kunnen aanheffen, op nieuw ter sprake. De heer van Thielt, de redakteur van de Zweep,' stelt voor dat de regeering een prijskamp' uitschrijven tusschen alle belgische dich ters en muziek anten voor een nieuw vaderlandech Volkslied. "Waarom geaarzeld," zegt hij, vermits ? de Brabaagonue een zedelijke kaakslag is wel is waar die weinig bezeert oor onze Soord-Nederlandsehe broeders?" De heer Quantin te Parijs, heeft thans ruim. driehonderd platen klaar voor zijn Oeuvre de Henibrandt. Het oppertoezicht over ds uit voering van het reuzenwerk, is aan den" heer Firmin Delange opgedragen. ''De tekst wordt geleverd door Charles Blanc. Het werk zal 856 platen bevatten; onder deze, 21 teekeningén naar -unieke etsen uit het Trippenhuis. Yan al wat bet Britsen Museum en de Bibliotbèque Nationale te Parijs konden opleveren, is natuurlijk het ruimste gebruik gefnaakfy. Het standbeeld van Rabelais te Chinon zal, in overeenstemming met de beslissing van de jury, door Emile Hébert vervaardigd worden. De prix de Sèvres voor 1879, is aan den heer Chéret toegekend.. Het opgegeven onderwerp was Le passage de Vénus., ? . Men ontdekt nog steeds schilderijen. 'Eene anatomische les van Kembrandt in Engeland, een kostbare Teniers te Pesth, eenige Albert Dürers te Munchen. waren. In dit werk hebhen we ons dan ook niet met deze vraag beziggehouden,- dewijl we de overtuiging hebhen, dat deze poging tot geene positieve uitkomst leiden kan." Deze be wering klinkt niet zeer wetenschappelijk.. Nog daargelaten, dat mes zich op deze wijze wel wat al te' gemakkelijk afmaakt van mannen als Buckle, Draper en andere Cultuurhisto rici'" blijft de vraag, of dit de ware methode is. ^ Hadden de natuurkundigen zich ten allen tijde neergelegd bij de meening, dat het op sporen der wetten, die de natuur beheerschen, tot geens positieve uitkomst leiden kan", wij .zouden ons thans niet in ds schitterende re sultaten hunner pogingen kunnen verheugen. En hoemeer veroveringen op het gebied deinatuurwetenschappen worden behaald, hoemeer de overtuiging veld wint, dat ook' de ontwik kelingsgeschiedenis der meoschheid aan be paalde wetten gebonden "is en het dus geen vruchtelooze poging genoemd kan worden, die wetten te leeren kennen. ? Na in de inleiding gijn standpunt te hebben uiteengezet, behandelt de schrijver het voor historisch tijdperk. Zeer belangrijke bizonderheden worden ons daar medegedeeld over het ontstaan en de allereerste woonplaatsen van het menschelijk geslacht .en de beginselen van cultuur, voor zooverre die zijn op te maken uit de 'Over blijfselen, die uit overoude.tijden tot ons zijn gekomen. Daarop komen de oorsprong' der taal, der godsdienst en van den staat ter sprake, terwijl het grootste gedeelte van dit eerste stuk 'wordt ingenomen door de behan deling van het ou.de China en het oude Indië. Waar de schrijver ons de' geographische lig ging dier landen uiteenzet, de eigenaardighe den der daar wonende volkeren beschrijft, ons een -blik doet slaan in hun maatschappelijk leven, hunne staatsinrichtingen schetst, en de ontwikkeling hunner godsdienstige beschou wingen, van hunne kunst en letterkunde na gaat, kunnen wij niet anders dan hem dank baar zijn voor het vele wetenswaardige, dat hij ons leert kennen en eerbied hebben voor zijne groote belezenheid en 'veelomvattende geleerdheid. Dit verhindert echter niet, dat wij dikwijls eenig' meerder -licht zouden ver langen, waar over diep ingrijpende vraagstuk ken gehandeld wordt en de schrijver er zich met eenige groote woorden afmaakt. , Zoo komt , om iets te noemen de ontwikkeling van den staat uit het huisgezin niet "tot haar recht, terwijl aan het einde van de daarover handelende afdeelihg eenige beschouwingen worden ten beste gegeven, die men op zijn zachtst gesproken .?niet anders dan opper vlakkig kan noemen. Zoo lezen wij op bjz. 84: n Het is intusschen tot niets nut met de menschen.er over te redeneeren, welke staats vorm hun het beste zou lijken. .Of zij aich in den Staat wél of kwalijk te huis gevoelen, hangt eemg en alleen af van de persoonlijkheid dergenen, die aan 't hoofd staan. Onder de onbeperkte monarchie van. een braaf en dege lijk menseh is beter te leven, dan onder de op het papier meest vrije staatsregeling, ingeval de Staat door scburken geregeerd en daardoor de vrijheid tot een leugen gemaakt wordt. Ia eene of andere Zuid-Amerikaausche re publiek, waar vrijheid en gelijkheid" aan alle hoeken geschilderd staat, waar zij in wer kelijkheid ver te zoeken zijn, is, zooals in het Rome van Sulla, niemand zijn leven zeker, en zijn zulke Staten louter door het verschil in zeden, gebruiken en aanschouwing' te onder-, scheiden van Aziatische en Afrikaansche des- ? potieën. Staatregelingen zijn niets dan phrasen,! alleen degelijke regeeringen zijn feifcen." Ook! als een alarmkreet. Of men stelt, zich voor een dier wuftévoortbrengselen, vaak vol geest, wie zc.u .liet ontkennen, vol fantastische en prikkelende verwikkelingen, die in ontelbare menigte zich over de d'ea, overal met ran o-ansche aarde verspreijte, zij het soms ia 't geheim, gelezen worden en waaraan namen verbonden zijn als De Montépin, De Koek, Féval e. a.; of, wat.noch. erger is, men denkt zich iets van Emile Zola of-zijne volgelingen, een naturalistisch schrikbeeld*! Bovenstaand werk is noch het een noch het ander. Octave Feuillet is ten onzemt wel bekend. Maar dit veroorzaakte -juist, -dat ik met geen genoegen dezen roman ter hand nam. .Zijne gemaaktheid ea jacht naar'effekt hadden mij reeds zoo vaak gehinderd, het laatst nog ia Les amonrs de Phüippe", dat ik ook hierin iets dergelijks verwachtte aan te treffen. Eene aangename verrassing trof mij. De schrij ver geeft op eene der eerste bladzijden de. denkbeelden, die hem bij zijnen arbeid beaielden: O mijn Hemel! gij moet tegen de romantische idees liet tegenwoordige geslacht niet opzetten, mijn goede man! Ik verzeker u., 't kan geen kwaad voor een oogenbljkje. . . . Wij sterven niet van opgewektheid, maar wij sterven van narigheid!..... Weest opge wonden, romantisch, zooals ge wilt .... tracht een beetje poëzie in den bol te hebben. . . . Het poëtische waas in het huis eener Trouw is de muziek en de wierook in eene kerk. het is de bekoorlijkheid in het goede!" | Aan deze denkbeelden is de schrijver getrouw '? gebleven. Daar ligt over het geheéle boek! iets liefelijks, een zeker poëtisch, \vaas. Zijne heidia Charlotte, ia den letterlijken zin eene : heldin, op eene ongekunstelde wijze haar dag-: boek houdend, heeft aanspraak op onze syin-' pathïe, doet dikwijls denken aan Esther uit' Dickens Bleak House en ook aan die andere' Esther, eene der innigste scheppingen van '?? Kboda Broughton. Zij staat zoo waardig te-! genover de dartele, vroolijke, kinderlijke, ja somg kinderachtige Cécile, de bedorven, ver wende schoone, aan iedere gril terstond ge volg gevend. Zij voert haar strijd alleen en dwingt ons bij iedere overwinning eerbied af. j 'Zij blijft zich zelf van het begin tut het einde.! En het komt zoo weinig voor in de geestesprodukten onaer Gallische naburen, dat zij j ons 'een vrouwentype te aanschouwen geven, i waarin wij1 vereenigd zien: ernst.-liefde en | toewijding aan- een ideaal, dat wij daarom 'deze pennevrucht van Octave Feuillet des te; meer waardeeren. Wij vinden -vatx dit werk maar eene zaak jammer. Op blz. 114 schrijft .Chai'lotte: Ik j eluit hiar mijn geheim dagboek .om het nooit! weer te openen, zoo ik hoop." Het had'niet heropend. moeten worden. Wij misten dan i weliswaar het tweed'e deel, doch konden dat ook best missen. , , Wij hoorden wel eens de stelling: Er is i fransche roman bestaanbaar zonder dat i echtbreuk in voorkomt," en'ook dit ? moest van die. treurige stelling het be wijs leveren. Zonder ??het-'tweede deel had het zich door reinheid en naïveteit boven vele an dere verheven; met deze appendix daalt het weer tot het niveau der gewoonheid. Toch en blijft het de lezing zeer waard. De vertaler geeH ons vlot, vloeiend en op zeer weinige uitzonderingen na, duidelijk .ver staanbaar Nederlandsen; de uitgever hulde dit in een net kleed. ' W. ERICA, het jaarboekje der fflaatschwppy van Weldadigheid, is voor 1880 verschenen. Uit een ? opgaaf daarin voorkomende blijkt, deze volzinnen zijn niets dan phrasen en de *at £e»oeiöde ^atschappij 5162 leden telt, ... J)e - ontwikkelmgsgeschiedenis der menschJieid, Cultuur historische .studiën, naar het hoogdmtech van OTTO HENNE- am Bhijn, voor Nederland bewerkt door G. KUIPER Hz- Am sterdam, 'C., L.' Brinkman 1879. Eerste Deel, eerste Helft. : Het is bekend, dat Buckle in zijn beroemd werk Hlstory of Civilization in Engeland waarvan helaas! nooit ineer dan,déalgemeene. inleiding verschenen is getracht heeft de wetten op-te sporen, die de cultuurgeschiede nis der mensehen beheerschen. Zijn resultaat was o. a. dat, voor zoo verre hierbij de wetten van het geestelijk leven in .aanmerking komen, de voornaamste plaats ontegenzeggelijk aan de verstandelijke waarheden toekomt. De ze delijke waarheden blijven steeds dezelfde., . De godsdienst brengt. de menschheid niet vooruit, maar integendeel naar mate de mensch m verstandelijke Ontwikkeling . vorderingen maakt, wijzigt zich zijn godsdienst, . Nagenoeg' hetzelfde kan van het staatsbe-j stuur gezegd worden. Deae meeningen van; Buckle, niet bijzonder veel talent, maar ook j niet, sonder eenzijdigheid ontwikkeld, hebben. veel tegenspraak -gevonden. Dit neemt niet j weg, dat men bij de behandeling van hetzelfde ondel wei p met het door hem geschrevene re kening zal moeten houden., . .; "Wij hadden dan ook gemeend in het werk van Henne- am hijn bepaalde beschouwingen aangjjöt'e deze punten te zullen, aantreffen. | Helaas ten onrechte! . De pogingen?-heet ? liet in Oe Inleiding wetten te vinden, naar welkt' /ich de geschiedenis evenals de natuur n-a^ïde .. .... natuurwetten regelt, zullen wel e-ven vruchteloos,blijven, als hét die van 1, .Draper; en andere Cultuurhistorici tegenstellingen bewijzen niets. Blz. 85: De taak der Staten is derhalve niet, zooals theo retici meenen, naar een bepaalden staatsvorm te streven, maar veeleer zich tot zulk n gemeenebest te ontwikkelen, waarbij aan ieder aanhoorige de grootstmogelijke maat van wel zijn, van beschaving, van vrije, d. i. door onnoodige politieverordeningen zoo min mogelijk belemmerde beweging, en"1 van rechtmatige deelneming aan de openbare aangelegenheden verzekerd wordt. Verder kan een Staat het niet brengen." ; Men zou zoo zeggen, dat, om het hier geschilderd ideaal te bereiken, men allereerst de vraag moest stellen, welke staats vorm de beste waarborgen daartoe aanbiedt. Ook den oorsprong der godsdienst, over welk onderwerp de meeningeii der geleerden 200 zeer uiteenloopen, hadden wij gaarne .uitvoe riger behandeld gezien. De vertaler deelt in een noot aan het einde der inleiding mede, dat hij aich hief en daar een geringe bekor ting in minder ter 'zake dienende uitweidingen of eenig nader toelichtend woord in den teJkst" heeft veroorloofd. In hoeverre de gewraakte oppervlakkigheid voor zijn rekening komt kunnen wij niet beslissen. Dit brengt ons tot de vertaling, die niet door zuiverheid uitmunt. Het boek wemelt van Germanismen. Zoo nu en dan is het duitsche es giebt" vertaald door het geeft" in plaats van er zijn;" 'de vertaler schrijft: ?veëlUcMi ontleesen van, zij achten het van hun plicht, begonnen hebben, iemand in vroomheid oversc'hymn (in plaats van overtreffen), vóórpas {in plaats van voorrang), eigenbelang suchtitf waar men in 't hollandach van zelfzuchtig spreekt, enz. Wat is de beteekenis van: .... toen het Boedd hisme aan zijne monnikken geen geringer iïrtiipery toeteijdde.."? Een zeer hinderlijk Germanisme, dat telfcens voorkomt, is het gebruik van het aanwijzend voornaamwoord, ?waar wij het bezitteljjke ge bruiken, b. v, de Aarde en dier wezens, het Kanaal en diens armen, het volk en .diens vermeerdering" enz. enz. Laat' ons hopen dat- de overige deeien in dit., opzicht geen reden tot klagen .zullen geven. ? . 'W.' P. C. K. die ? 2.60 jaaiiijksche kontributïe betalen. . Het bedrag dier kontributie zou op verre na niet voldoende zijn om in de uitgave te voor zien. Gelukkig mocht het melding maken van nog andere bijdragen, o.a. vaneen onbekenden gever: ?8000. Sedert 1864 schonk dezelfde vriend der maatschappij niet minder dan 93.000 gld. Nog gaf een ander onbekende 4000. gld. Aan legaten werden ontvangen ? 9800. De inhoud van dit jaarboekje, dat wij ook om het goede doel dat er mee beoogd wordt de baten er van strekken geheel tot bevordering en aan moediging. van het onderwijs in die koloniën gaarne in ieders handen wenschen, is zeer be langrijk en vol afwisseling. Herman de Ridder, Dr. B. Dorbeck, Waling Dijkstra,'J. P. Hasebroek, Johan Gram, J. J. L. ten Kate, W. Th. van Griethuijsen, E. Laurillard en vele anderen leverden daartoe een bijdrage. Bouwkundige Almanak voor net sehr kkeljaar 1880, of onmisbaar zakboek.voor ingeniarchitecten, stooniwerktuigvan , eene ? ^onge vrouw. het Franseh van 0. Feuillet door J. 0. S. G-oes, F. ? KTeeuwens & Zoon, 1879. Eeüfransche roman! het klinkt.voor velen kundigen, timmerlieden, meubelmakers, metsesteenhouwers, smeden, schilders, en allen die eenigszins met de bouwkunde in betrekking staan. 81e jaargang, ? l A. YAN DEN AMSTBt, Het huis Egïen. Historisch-romantisch tafereel. S dia. ? 5,25. COLLE-NS, Verdorde bladeren. Uit het Ie deel. ?5. CHARLES EDEN, In het land der Soeloes. Uit Uit het Engelsen door.H, T. Chappuis. ? 0,90. WAENA, Hejonkvrouwe Lullu. (Deel IX van de Soman-Bibliotheet). Bij inteekening. ?2.70. Buiten inteekening ?3.15. Blmehard (de l'A. Les Lèmanage dtOdette. BC.) La. NoaveUe-Zéiande. monaicar Drommel. Ernest Daudet, Les origiaes d'uae eoloaie. Owida, UmilUi, conte de Noël.-~ Auèertin, 'Les orateura des Etats Généraux (XIV ^ scècle: l'areheïque de Ronea, Marcel, Le Coq, eaa de Troyes, 'Jeaa Juvénal). Naar het Vranseh van COPPÉE. Het avondnieuws! z france!.',,-" Wie koopti Le Femps, La, Libertél Ik hoor 't geroep. Een vrouwtje' knap en ree, crad, ift Swsr. )e stem dringt nog door alles (heesen. Terwijl elk venster wordt door de avondzon beschenen Is 't vroolijk in die buurt recht levendig en druk. Ik ga naar 't kraampje toe en koop op gotd geluk Eea krant slechts inct liet doel om haïir eens. door te (loopen. 'k Ben koel voor politiek, het altijd durend slopen ?Yan wat eau ander bouwt, wekt on verschil) gheiJ, Maar toch, men is gewoon te zien waar 't henen leidt, Zal 't mooi of slecht weer zijn, zal 't kond of^warmcr (wezen? Ik kijk aaar 't weerglas ook, waarom geen krant te lezen! Hier is het laatste nieuws.. .. la Presse, In Pay-il" Een jongen werpt haar toe ecu ptik vol kranten die Zij daaillijk losmaakt en sorteert. Het bakje centen Staat om te wislcn Haar en vlug gaat zij aan 't venten V,in alle kleur dooreen, behoudend, radikaal, Wat raakt dat haar! E;i ik -neem 't eerst het bust (journaal Wat voor mij ligt. Wel wel, zoo laat! 'k helj nog een restje Een lïstaselte, of wat en een fays," zegt 't bestje. l Dat ga;it zoo, ze zijn druk en kibb'lenbraafl \Varmeev ; Er een ten onder moet, och hémijn lieve lieer, 'Dan leef ik earst. Ik hoor, 't moei, fort, het ministerie!" . Jk Ga dikwijls door die buurt ea vaak als ik haar weerde, Maak ik een praatje met het vrouwtje, 'k Heb een zwak Voor biirgerluitjes en zoodr* ik met haar sprak Werd ik getroffen door haur eliinine kijkers. Kocht ik Voor mijn drie stuivers 't vuns papier dun wachtte en (zocht ik Het zoo ta draaien dat 'k toth evcti met liaar sprak. Neen, lieve heertje, neen, 't gaat lang^anm als een . (slak l 't Is 't doodc jjiaracisioea. We hebben nn geen. kamer. Niet voor in de audre maand, begint daar het gehamcr. Het kleine werk dat gaat, h,t groote . . . niemendal! Het drijft op moordenaars c-n dieven, want een tal Van' groote lui als u, f;aan jagen of gaan 'baden. "'k Leef van grisettes, maar die koopeu kleine bladen, 't Patit Journal ea dan alleen om 't Feuilleton, 'k Geloof was dat er niet, ik nauwlijks leven kon! Ach weet ge er zij u zooveel, en 't is maar zoo gelegen, Daar in geen stof genoeg, J.i, als ze oen misdaad plegen! Zijn al de kranten vol van een schandaal of moord Dim gaan ze weg als koek... de Heer vergeef me 't woord! Verleden jaar! 't Proces Bilknv! u zal wel weten! Hm!... Ik had juist mijn geld zoo'n beetjen opgsgeten, Daar kwam me dat geval! 't Viel op een glocaden steen I A_ïlcen de platen zelfs, ze b.-achten me op da been! Maar ciat zijn buitenkansjes. Ween- daargmiïs, de hesren.' Versaillea moet 't hem doen, dat gaat zoo twintig keeren l Dan doe ik turf op en dan kijk ik eiken dng Want als zij vechten ginds sla ik mijn grooten slag; Terwijl zij zitten weet ik Jmrklein uit te maken Of ik het hcele j sar maak goede of slechte zaken. 'k Ging heen, dacht bij mij aelf; wat is 'tloch wnJerlingl Het lot dier arme vrouw h«ugt zaam met 't rechtsgeding Eens moordenaars en .met het politieke dvijvcn Van dweepers. Zie, ik kon zóó cynisch niet meer blijven, Neen, schoon ironisch, kreeg ik smaak voor d'eeuwgenstrijd Die tusschen yorst en volk gevoerd wórdt t' allen tijd. Dat vruehtloos streven om de weegschaal recht ,te houen, Die eeuwige afbraak om op nieuw weer op te bouwen En voor men bouwen k;m, die strijd zolfs om het puin, De praetor siddrend voor de taal Tan den tribuun, Die kreten clie men steeds om 't kapitool doet hooren, En alles wat men sticht en wat men weer wil amooren. Het Parleiuentarisme in zijn geregeld spel, Het onderhoudt die vrouw en is haar levenswel! Hoe aardig vond ik het dat al die persdilicten,"' -?''?.'? '? Zoo schijnbaar doelloos vaak, toch de arme vrouw verkwikten, Dat ieder groot sehaudaal steeds heeft dit resultaat Dat zij haar voedsel vindt in 't vaartuig van den staat 't Geen op de politiek, moet slingeren en zuchten, Zij, muis op 't aeekasteel dat stoomtnaar heeter luchten. n. Eens op een avond 't was haast winter en al koud Zag 'k bij het vrouwtje een kind, licht acht of tien jaar oud. Het dcud mij pijnlijkaac. Het jongsken toch was bleeker Dan met zijn leeftijd scheen te strooken, en Toorzeker Versterkte 't rouwpak nog de vaalheid van 't gelaat. Hij was in een fauteuil gedoken, had het kwaad Met hoest eu, zat daar m een leerboek stil te lezen. Het knaapje, dat was klaar, moest wel een lijder wezen En :]i\ïccj.-: ,;d -vrouwtje, zeg, wie is dat ventje.dasr P" Mijn kleinzoon! Ja I hij leert uijn les, hij iszoogaarl De meesters zeggen ook dat hij zóó goed kan leeren." sDat 'B braa l en komt hij nu bij grootmama studeren Misschien dat pa...." Mijnheer u ziet hij is in 't zwart Hij heeft geen vader meer, geen moeder ook, maar werd Nu grootrnoê's kind en zie, ik hoop hem op te voeden Totdat hij groot zal zijn, als God mij wil behoeden. Het arme lieve schaap heeft niets, ach niets als mij l , Zijn moe bezweek bij zijn geboorte. Ziet n, wij Begrijpen nauw hcc 't wicht nog hier op aard kan leven, Als wie hij't eerst behoeft aoodra dea geest moet geven... Die weezen van n dag !... Mijn schoonzoon werkte toen In eene spiegelzaak, en ziet u, wie dat doen, Wie omgaan met het kwik, zij voelen 't op de longen. Hij was niet sterk en stierf..." Kom hier mijn beste jongen, Hier heb je wat, ga heen en koop wat suikergoed." Hij daukte vriendiijk mij en vloog de deur uit. . . «Moet Hij meer zoo hoesten, vrouw?" ,,'k Dicht wel dat u 't zon vragen! Ach, lieve beste heer," hernam ze,, ,,'k mag niet klagen, Maar dat is een verdriet dit eiken dag mij drukt. Ach neen! hij ook, helaas, gaat onder 't leed gebukt. Das vaders! 't Is de long! Hij kan zich niet vermoeien Of hoest! Hij eet niet goed! Het zit hem in het groeien, Dat zegt de meester, maar ik weet het niet, ik vind Het onnatuurlijk toch, en 't is zoo'n snoezig kind l Hn een memorie, kijk. Mijn Joaef, 't ia een wonder! Maar ach! die zwakke borst, die houdt hem toch er onder, 'k Bea angstig, ongerust!" Houd moed!" Mijn zaak gaat wel, Ik kan dus alles doen zoolang ik 't nog zoo stei, Wat .meester ordoaneert. Soms kan't wel moeilijk wezen, Maar dan komt God te hulp. Laatst moest ik 't ergste (vreezen! 't Was in den stillen tij'd. Mijn Jozef leed veel pijn." De meester schreef toen voor qiüniiie op rooden wijn. Een duur recept! Maar ziet, ik zal het nooit vergeten, Dnfaure's kabinet werd ijlings omgesmeten, En ik kreeg dubbeld op l wel twalef francs per dag! Ik kocht den drank voor hem die op zijn bedje lag, Ja, kon nog voor mijn kind flvnel en kousen koopenl Toen later voor 't geweld de maarschalk moest gaan loopen Verdiende ik zóóVeel splint, dat ik mijn ventje stak, Van boven tot beneen in een blauw lakensch pak!" Maar Jozef kwam weerom 'k Was aangedaan ter degen, 't Was of 't eenvoudig feit, dat ziekelijke wicht, Die zorg der grootmama mij bieren voor 't gezicht. 'k Verliet dea anderctaags Parijs, maar deze.beiden, -Zij speelden voor mijn geest. Wat ze in de kamers zeiden Had sedert meer gewicht voor EI ij dan 't vroeger had. 'k Verbond het aan de vrouw eu aan haar teyre schat, Ja, 't werd me onmooglijfc zelfs om politiek te lezen ' "En niet te vragen wat zij 'hopen mocfit of vreezen. Zag ik dan in do krant hoe in hun scherpe taal 2e eikander havenden dan daekt ik (noebannaal!) Niet aan het' rijksbelang raaar aan 't bekrompen tentje Waar grootmoe-zoo vol zorg slechts leeft voor 't kleine (ventje. Ik liet ze in 't parlement vrij bulderen ea slaan , EQ.'t-maakte mij niet. boos... Ik dacht d.:n: nn zal ('t gaan! Hun ouzin. heeft toch zin, weldadig is han woede, Zij maakt de kranten vol, dat komt den-Jtaaap Jeugóede.' III. Aca.'toen ik wederkwam, was 't arme jongsken dood! Mijnheer" zoo sprak de vrouw, wat wus naar droefheid (groot! ;Vat was ZG m korten tij;l vermagerd en verminderd! v Mijnheer, 't is al te wreed! Niets wat eenmensehzoo .(hiadurt. AU dat op d ouden dag mün zulk een kind verliest l ' Waarom of niet de dood raij, onde vrouw, verkiest! Miju leven is toch weg, ach, ik kan namvlijks denken. Geef nergens iets meer om. Mij zou het zelfs niet krenken, Al liep mijn Zili<k te niet. Wat gaat dat mij na aan?' Voorueen, ja, maar dat was voor hem, - Hll ia't gedaan. Mijn engel van mij af! ziet mijn witte haren! Ben' 'k niet verminderd, hè? Een vrouw van honderd (jaren, Hoeft niet zoo zwak te zj> ,^s . Eeürasfc ^^ Een beste, goede maa die daaglijks haalt zijn krant Hetft mij beloofd, hij zal een plaatsje mij' bezorgen In een gesticht, 't Is goed, maar, ,tierf ik nog voor (morgen. Dat waar nog beter, want ik ben het leven zat! Ik zweeg daar ik voor h:mr geea enlden trooslgrond had En, schoon ik nu en duo mij u kranten daar ging köopen. Sprak ik haar zelden aan. Wat had zij noo. te hopen Uulans, men blijft verstomd, wanneer men voor zi!:h ziet tlct.sprakelooze beeld van zooveel ziel s ver dr ie t. Te dier tijd moest er weer men went aan zulke zsken Een ministerie plaats voor andre heeren maten, Ea iedereen was ? vol van''t geen er was geschied. Bravo, ze moeten weg, zijn Knt3i ze deugen met! Nu dut was te voorzien, ze moesten naar beneden! Morel is afgeleefd, Moreau heeft geen verleden Morin gelooft 3jch zelf wa ]dnd ra,i 't droü'duin Morand wordt omgekocht, nrtg geen minister zijn l' ' Maar kom mij nu eens aan met 't nieuwe ministerie l WBlsprekond is Dubois, Dufour kent de materie Eu wat Dubois mankeert, wordt door Dafonr vergoed. Dupais heeft 't meer gedaan, hij weet waar't henen moetDupuis is slim; nrand zal je ook geen ezel noemen ? Hun homogeniteit ook daarop mag men roemen tuea hmi programma maar, daar staat het, in de -krant! ? Dat is origineel, met kennis en verstand! Deez combinatie is te knap voor 't bokkeu schieten. Terwijl het kabinet van gister veereu lieten, Terwijl de groep Moreau, Morand, Morin, Morel Vooruitgang-moordend was door zijn onwaardig spel Met gelden van den staat en alle volksbelangen. De vrijheid en 'tgezag, 'tal in de lucht bleef hangen Vond eindlijk,'t roer van'staat een sterke, fikscnehandIn 't nieuwe kabinet: Dnfour, Dubois, Durand. 'k.Had met Dubois voorheen wel eens een osei gedroaien; Ook had zoo vauk 't rarwijt in de ooren mij geklonken Dat onverschilligheid bepaald misdadig is, En 'k werd wat minder koel, aelit bij mij zelf: gewis Dat kabinet.., Dubois.... 't kaa wel het rechte wezen. Behoudend-liberaal, zoo heeft men 't minst te vreesen. 't Is homogeen en knap.... kijk, kijk, na werd ik warm ('k Stond met mijn rug naar 't vuur, de .panden^oader de arm) En ik Verdiepte mij in al hun wetsontwerpen.' 't Was juist het uur dat elk zijn tong of pen'gaat scherpen,, Het uurtje vaa de'thee als 'tniltjen is geknapt. Ben week of wat daarna.... Dubois was opgestapt Met heel het kabinet !. Nu werd ik haast kwaadaardig! Die, knappe bollen en mijn vriend zoo ving en aardig I Wat wordt er op die wijs van elk gouvernement? Als niets meer blijvend is loopt alles op zijn end! 'k Was knorrig en liep heen, maar won dan toch eens weten Hoe 't met de crisis liep uu hoe die heeren beeten Die zooveel knapper zijn. Ik haalde mijn"joarnaaï. Hoe vlug ook, 't was te lnat! Verkocht reeds altemaa Kon 'k slechts een oude krant, een Siècle machtig worden. Mijn oog viel op haar... hoe! verhangen zijn de borden I Waarachtig ze is te f ree, ze lacht. Ja, 't lieve geld Wordt haar weer als voorheen ia ruimte toegeteld! Ach, ducht ik, 't jongsleen is misschien al Zang vergeten! Inhalig als de rest! Als had ze het geweten Wat omging in miju hart zoo keek de vrouw mij aaa Mijnheer," zoo sprak ze ,,jn. 'h zal nu weer beter gaan ? U weet wel ik verwacht geen zier meer- van dit léven, ' Maar 'k wil wat ik bezit nog aan mijn Jozef geven. Ik kocht een graf je hem, maar ziet u, dat kost veel. 'k Bracht in de lombard ree'da mijn boeltje voor een deel, Zelfs voor -een dag of wat had 'k moeilijkheid ie vreezen Maar nu is de oude vrouw, de hemel zij geprezen Er uit. O als u 't zag! de jongen heeft een graf Zoo rustig en zoo lief. Het klimop hangt er af, De bloempjes staan er voor. Met blijvend groen omhangen Is 't of mijn beêtot God daar leven heeft ontvangen. Hoe drukte ik haar de hand, maar... met beschaamden blik! Hoe liefdevol was zij, hoe onrechtvaardig ik I Zie, sedert troost ik mij.'Zal't rijk een staatsman d-erven, Ach, dan ZLI! 't kind op 't graf wat bloemen meer vërwerves. H. TH. BOELEN, De fransche Académie des sciences morales et politiques heeft de volgende prijsvragen uit geschreven : Afdeeling philosopMe. Een overzicht en een bespreking van de wijsgeei'ige stelsels, die de vermogens van den menschélijken geest en het ik tot het enkele feit der associatie terugbrengen; eene verdedi ging van de wetten, de grondbeginselen en cte erkende waarheden, welke bedoelde stelsels trachten te verminken of te vernietigen. Prijs 1500 francs. Te beantwoorden vóór 10 December 1880. . ' , Afdeeling staatfaiis'hcniclkunde, financier en- \ statistiek. ,',.'" De gedwongen koers van uitgifte enzijni t?werkaelen op staathuishoudkundig en handels gebied. ? Prijs .1500 francs. Te beantwoorden vóór 31 December 1880.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl