Historisch Archief 1877-1940
DE AMS'T. EEDAMMSE,
E E
A D Y OOK NE D E R L A N D.
Na nauwkeurig onderzoek is ons gebleken,
dat de bedrijven en neringen in Amsterdam
talrijk zijn, die vereenigd worden uitgeoefend
met het beroep van slijter, tapper, kroeghou
der en koffiehuishouder. Een honderdtal kleine
winkeliers bijv. tappen sterke dranken. Men
vindt aldaar: aansprekers, makelaars,
broodverkoopers, boekdrukkers, baardscheerders,tim
merlieden, verhuurders van zeevolk, kamer
behangers, kruïersbazea, schoenmakers, rijtuig
verhuurders, tooneelspeiers, vischkoopers, kan
toorbedienden, debitanten van loterijbriefjes,
stoelenbekleeders, beeldhouwers, stukadoors,
tuinliedsn, kleedermakers, kurkensuijders, koop
lieden in vodden, Icoorn meters, graveurs in
zilver, courantenombrengers, ja! besteders en
besteedsters van dienstboden . . . die sterke
dranken tappen."
Bestunrderen van het Genootschap:
Liefdadigheid Naar Vermogen," te
Amsterdam,
J. Tetterode Nzn., Yoorz., Gonst.
Huygenstraat 18. H. J. F. de "Waal, Vice-Voorz.,
Heerengracht 414. J. F. L. Blankenberg, Secr.,
Raamgracht 8. F. C. P. de Haan, 2de Secr,,
Keizersgracht 669. R, Stork, Penningm,, Kei
zersgracht 581,
THH
"Wat voeten heeft ijlt door de nauwe stegen
Ea pakt op een ea golft ia donkre boopen
Met onheilspellend zwijgen schielijk voort.
Zoo schiet de bergati'oom iu den winter voorwaarts
En stuwt zijn duistre golven met gemor.
"Wat dringt die duinendP Wat gebiedt
Hun 't starend oog te heflfea naar omhoog?
't Is nackt. $n is dat morgenrood of aroadjurper
Dat ais een wonder der natuur zich welft
Op de AmstelstadP De hemel neeft een tint
Tan rossig koper waar een zonnestraal
Op gloeit. De huizen langs de grachten
Weerkaatsen als 'ecu avondzonnegloed
En in het water, dat des daags het blauw
Van 't lichtend zwerk weerspiegelt, spiegelt thans
Het lichtend zwerk als of er bloed in vloeide.
De luchters aan den wal, waarin de geest
Tan. s te enge worden hout en kool in vlamt,
Gelijken vonken van de bleeke maan.
De lijn, die hoekig langs de gevels bliksemt
Ligt op de bronzen lucht gelijk het schaduwbeeld'
Der kinderhand op licbtgetint
behangsel.Maar daar waar de oude "Westertore nreus
Zijn krooa bergt in de wolken, zweven
Er itarren van rood goud als bonte vlinders.
En verder waar een vonkenregen spat,
Bïjst een fontein van vonken uit de daken.
En ginds waar 't brons des hemels werd tot laaien gloed.
De Ylammen.
En al wat mensen het staart verschrikt, ontzet
Met kloppend hart en 't hart vol mededoogen
Eerbiedig zwijgend iu dien stroom van vuur
Die langs de ontvlamde huizen golft omhoog.
Tien zuilen witgegloeide smook verrijzen en
De Tlamnien (lange fijngepuute banen gonds)
Omkronklea haar en schieten drillend op
(Een reuzeplaim van wapperend gevedert')
De wolken in, waar zij de sterren, tongelen.
De Westerstorm zingt zijn lied
Zijn vroolijk oud e vrouw es lied.
En waar de vlammen dansen om het werk
Der menschèn, dat zij kuisende vernielen,
Daar sissen grachten waters op haar hoofd
Maar koelen baar verzengingswoede niet;
Die losgebroken vrouwerazernijen l
De vijand van het vuur valt op zijn vlugge prooi
En kraakt en knettert
Tot'op eens n dak n huizing neerstort
Met daverend gekraak een doffen plof
En uit die aardsche zon en walm en gloed
Hoog op-wolken.
A'l ongestuimer wint de hekseadans in vuur;
Niets temt de losgelaten elementen
En met gebroken hart ziet daar de mensen
Zijn werk vernielen.
Op broeders! Want uw felle vijand wint,
Staat, springt uw broeders bij in 't woest geTeeht;
Het vratig vuur is thans des menschcn vijand!..
En uit het zuchtend saam geprangd gedraag
Klinkt, vlijmend in het hart, de kreet der wanhoop:
O hemel, mijn verdienste l
Myti kind ligt ziek, het zal van honger sterven I
Drie honderd mannen zijn beroofd van brood
Voor het gezin dat brood van hen verwacht l"
En evenals het vnnr, dat kwelt en rooft, B
Vlamt door 't gemoed der broeders deerenis,
Die geeft en lenigt.
Helpt mensehen! Nu wij samen niet vermochte»
Den vijand, die verdelgt, te smoren in zich zelf,
Nu moeten wij te zamen lijden en
Wat hij misdreef, vergoeden!
En dan hef loon, dat ons voor 't helpen beidt?
Noem mij het loon, dat daar de krijgsman int,
Die bij het nijpen van 't gevaar, zijn makker
Tan 't sterven redt! Noem mij het heerlijk loon
Tan wie zijn broeder koestert in zijn woning,
'Wien alles door het noodlot werd ontnomen!
Dat loon wordt ons!! '
7 Jan. 80. JACQ.
Brand van 7/8 Januari 1880.
in de Stoomsmlterraffinaderlj der firma
BEUKER & HULSHOFF op de Lauriergracht.
Bestuurderen van het genootschap Liefda
digheid Naar Vermogen, doen bij dezen een
Mej. Jeanne de Groot.
In een onzer vorige nummers spraken wij
over mej. Jeanne De Groot, de jonge, talent
volle tooneelkunstenares, die op den l en Ja
nuari, het hollandsch muziek- en
tooneel-instituul verliet.
Mej. Be Groot, die naar allen .schijn binnen
kort in haar n >ordne"derlandsch vaderland,
voor de eerste maal het nationaal tooneel zal
betreden, en ook zonder twijfel lauweren zal
mogen, plukken, zooals hare zuster Josephihe,
heeft zich vooral toegewijd aan het beoefenen
harer moedertaal.
Het lief eoniedietje van onzen vriend Yan
Goethem, getiteld: Eet Wiegje, heeft zij in
weinige dagen aangeleerd, en reeds 11. Dinsdag
smaakten wij het genoegen, daarvan eene re
petitie te mogen bijwonen.
Het was M. Hendricx, de bestuurder Tan
ons nationaal tooneel, die de bevallige kunste
nares ter zijde stond, om haar de repliek te
geven.
Wij hebben liet Wiegje door de voornaam
ste nederlandsche artisten zien spelen, waar
onder mej. Beersmans die verreweg al hars
mededingsters overtrof.
Mej. Jeanne De Groot heeft zich zonder de
minste moeite schoon, ja liefjes van hare taak
gekweten.
"Wel ontbreekt haar nog die groote theatrale
ondervinding van eene mej. Beersmans, maar
santste van alle ondeugende comedies, werden
alle drie uitmuntend opgevoerd
herhaalde de DeiitscJie
Verein in het theater yan Lier in de Plantage,
de voorstelling die eerst als .huishoudelijke
uitvoering aan leden en genoodigden was aan*
geboden. Ditmaal was het ten voerdeeïe van
de noodlijdenden in Sileziëen van de armen
yan Amsterdam. De vereeniging kan zich vleien
met de overtuiging, .dat men niet enkel om
het liefdadig doel kwam, en ook, dat de tal
rijke bezoekers voldaan naar huis gingen. Het
alleraardigst tooneelstukje, de muzikale voor
drachten en de quodlibet-opera Fidelia liepen
zeer goed van stapel;'vooral in de mannen
koren, en in het terzet-t met koor van het
laatste, kon men hooren, dat men met de
geoefende zangers van den Rijn te doen had.
In het Paleis van Volksvlijt heeft gedurende
de laatste week, te midden vaa de 17 tafereelen
van het ballet Turlututu, een gezelschap
spaansche dansers en danseressen zich doen
bewonderen. De zonen van den Gïd en de
dochteren van Ximena wedijverden in sierlijke
bewegingen; het is natuurlijk overbodig te
spreken van -castagnetten en tamboerijnen,
deze zijn evenals de zwarte oogen en de kleu
rige linten bij een spaansch ballet onmisbaar.
Nog gracieuser bijna dan de Andalusiers,
waren twee dansende gasten" Fraülein Caselli
en Herr Beierle, die een Pas de manteaux
en eeiie danse viUageoise. uitvoerden'; terwijl
de Amsterdamsche danseuses, waaronder de
dames Leonhardt en Hübner in kunstvaardig
heid en lief voorkomen uitmunten, zich beijver
den zich niet door de vreeraden te laten over
schaduwen.
Het drama dat Sardou voor de Comédie
Francaise bewerkt, Danïel Mochat, zal eene
kwestie van het oogenblik behandelen, den
strijd tusschen twijfel en geloof. Men zegt dat
de acteur Coquelin de hoofdrol heeft gewei
gerd, omdat zij met zijne gevoelen omtrent des
Ferry-wetten en art. 7 niet overeen kwam.
Noch Sarah Bernhardt, noch CoqueÜn, noch
wat zij reeds ten volle bezit, is de fijne nuan- Worms zullen er in spelen; de rol der heldin
ceering, de teederheid, in een woord, de inge-; aal door Mlle. Bartet gecreëerd worden, die
borene lieftalligheid, die eene vrouw bezitten jonger en meer voor het genre van Sardou
moet, wil ze indruk maken op hare aan- geschikt is.
schouwers.
Het publiek Iaat zich veel gauwer vervoeren
door natuurlijkheid, dan door eene gemaakte
voordracht, omdat het ideale allén bestaat
door enkel waar te zijn.
Om die gaven te ontwikkelen waarmede de
natuur haar 200 rnild bedeelde, moest mej. De
Groot natuurlijk niet in haar wezenlijk karak
ter worden tegengewerkt.
Elke natuur moet opgeleid worden net als
eens bloem, die enkel bloeien kan wanneer ze
de noodige zonnestralen bekomt die ze. voor
hare ontwikkeling noodig heeft.
Zoo was het ook gelegen met mej. Be Groot,
die kunstenares geboren is, en de bekwame
bestuurder van het Hollandsch instituut, M.
| Cabel, heeft dat maar al te wel begrepen.
M. Cabel heeft dit talent zijnen gang laten
gaan, het om zoo te zeggen enkel de klippen
aangewezen die alle kunstenaars voortdurend
moeten vermijden. Mej. De Groot, die thans
op ISjarigen leeftijd, na een tweetal jaren stu
die zal debuteeren, heeft ons in het Wiegje,
eene heel andere Laura gespeeld.
Ze heeft aan spel, ta^l en mimisk veel fijnere
tintjes gegeven dan onze gewone artisten en
wel om de eenvoudige reden, dat ze het Wiegje
nog nooit had zien spelen.
Sommige personen die maar niet lijden kun
nen, dat eene vrouw zachtjes met een
fluweelen stemmetje speelt, zouden misschien daar
tegen kunnen inbrengen, dat ze niet genoeg de
zaal weet te vervoeren!
Och lieve heer,, dat herinnert me zekeren
treurspeler, -die na elke groote alexandrijnen
tirade, een grooten slag op de dikke trommel
deed geven .en de koperen cymbalen deed dreu
nen l... Dat is ook effekt.,. van de oude
declamatie-school...
God beware ons van die barakken uit
galmingen, en de heer Cabel heeft in zijne
leermethode, dat te oud, versleten stelsel in
de cartons laten rusten, omdat natuurlijkheid
: alleen tot het harte dringt.
j Mej. De Groot behoort tot de goede school
der waarheid en wanneer de bevallige artiste
een koppel jaartjes de tooneelplanken zal
be' treden hebben, zsllen alle Nederlanders haar
als een model aanhalen.
Mej. .De Groot, die thans Brussel heeft ver
laten zal naar allen schijn binnen kort van
Van Bulwers Last days of Pompeji" heeft
men te Berlijn een drama a grand spectacle
gemaakt, dat avond aan avond de menigte
trekt. Den SOsten December is het voor 't rst
opgevoerd. Prachtige costumen, rijk decoratief,
optochten en balletten zijn de grootste aan
trekkelijkheid. Een tableau final met de uit
barsting van den Yessuvius en de verwoesting
der schoone stad valt geheel in de eischenvan
het genre. De arme Nydia, de blinde slavin,
zou met wat minder vertoon, reeds een goede
dramatische figuur geweest zyn.
Men weet hoe klein het répertoire der groote
Opera te Parijs is. Slechts een veertiental wer
ken, onlangs vermeerderd met Le roi de
Lahore yan Massenet en Polyeucfe van Gounod,
worden er beurtelings opgevoerd. Dit ge.tal
zal met drie vermeerderd worden. Aida, van
Verdi, op de Italiaansche opera .verschenen,
zal- thans met al de weelde die de groote opera
geven kan, ,aldaar gemonteerd worden. Le
Trïbut de Zamora, van Gounod, ligt reeds
gereed, en nog langer is de première beloofd
van Frangoïse de Eimini^ van Ambroise Tho
mas. Men zal zich daarna tot de jongere
componisten wenden. Aan de heeren Lalo en
Widor is ieder een ballet besteld. Hen spreekt
schildwacht,1 die. bevroren is te midden van een
sneeuwstorm, ? het ia afgrijselijk. Men moest
meer op zoo realistische wijze de rampen van
den oorlog schilderen, dan zou de stem der
openbare meening zich wel krachtiger daarte
gen doen hooren.
(N, Boü. Cfr)
beroep op dennederlandschen weldadigheidszin haar doen.spreken, want nu reeds hebben ver
ten behoeve van de bijna 400 werklieden, hoof- scheidene tooneeldirecteurs haar willen
engaden van huisgezinnen, van wie het grootste ge- .geeren.
deelte door dezen vreeselijken brand zonder.. D& Zweep. J- HOSTE.
werk en dus broodeloos is. l
Zij achten het onnoodig, in breede trekken' S. of Z., tooneelspel in 5 bedrijven, door
aan te geven, welke rampzalige gevolgen dit Justus van Maurik Jr., zal aanst. Zaterdag
onheil voor genoemde werklieden kan na zich den 17den Januari voor het eerst worden
opslepen, indien hun niet bijtijds op verstandige gevoerd. Mevrouw Kleine is weder hersteld,
w^ze de helpende hand geboden wordt. en zal met mevr. de Yries, jufir. Poolman en
Bestuurderen hebben zich met de chefs der juffr. Sablairolles er in optreden. De heeren
genoemde firma verstaan, en vragen daarom, Louis Bouwmeester, Morin, Spoor en Schulze
aangezien de gewone middelen van het ge- vervullen de raannenrollen. Laatstgenoemde
nootschap voor dit doel niet mogen worden zal voor het eerst in een eenigszïns belangrijke
aangewend, van een ieder groote en kleine gif- rol kunnen bewijzen, hoezeer de tooneelschool
ten, .om. hen in staat te stellen, de noodige hem van nut is geweest.
l'eniging aan te brengen. ' : Dat het publiek zijn belangstelling in dit
De te verleenen hulp zal door hen worden nieuwe voortbrengsel van den dichter van
verstrekt in overleg met en met medewerking Janus Tulp, De bittere Pil, en van zoovele
van de meergenoemde firma, terwijl bestuur- menschkundige schetsen zal betoonen, mag
«laren het voornemen hebben, Tan hunne han- men verwachten.
delingen verslag uit te brengen en rekening : '
en verantwoording te doen. De heer St. Omer gaat voort, zich jegens
Yan alle ingekomen giften zal in de dag- 'het publiek dat van goede en amusantu Fransche
bladen kennis worden gegeven; zij zullen on-' stukken houdt, verdienstelijk te maken. Deze
«Ier dankzegging worden in ontvangst genomen ' week waren Le gendre de Mr. Poirier van
ten. kantore van het genootschap Damstraat, Augier, Le luthier de Crétnone van Coppée
Passage W&nand Focldnck, Kamer JVb. 35, en Les dominos roses van Hennequin aan de
^alsook ten huize der bestuurderen. Men ge- b.eurt. Dat alle drie goed gespeeld werden,
Keve bij de gift te yermtelden, dat zij uit- spreekt van zelf. Het eerste stuk, met Les
sluitend moet worden aangewend tot lediging Fourchantbault zeker de parel van het nieuwer e
?van de 'behoeften, door desen brafod ontstaan.' Fransche tooneel; het tweede, dat wij eene
Amsterdam, 9 Januari 1880. * Torige week bespraken; het derde, de-
amuverder van nieuwe opera's die binnen kort
gereed zullen zijn, en waaruit misschien eene
keus zal gedaan worden: Sigurd, van Reyer;
Hérodiade van Massenet: Patrie van
Paladilhe; Rïchard III van Salvayre; en Le Feu
van Guïraud.
In de. Cercle van de Rue St. Arnaud, tegen
woordig rue Yolney, te Parijs, is een belang
wekkende verzameling van 167 schilderijen
tentoongesteld, die een russisch schilder, Basüe
Yereschagin, vroeger leerling van Geröme en
thans weder te Parijs woonachtig, van 1874
tot 1879 gepenseeld heeft in Engelsen Indi
en Turkestau, en in Turkije tijdens den laatsten
oorlog, dien hij in het gevolg van generaal
Kaufmann bewoonde. Yroeger, van 1869?1873,
schilderde hij m centraal Azië, en dat werk,
thans in het museum te Moskou, is door
photographieën op deze tentoonstelling vertegen
woordigd. Bij de schilderijen zijn gevoegd
een aantal voorwerpen, die de schilder mede
bracht, perzische tapijten, indische wapenen,
roofvogels uit de Hymalaya, dierenvellen, enz.
[n den Tour du Monde heeft de schilder een
ijner reizen in centraal Aziëbeschreven en
geïllustreerd. Alle schilderijen hebben niet
even groote waarde, maar er zijn voortreffe
lijke onder, vooral die waarop de schilder de
ichitterend witte indische moskeen afbeeldde
tegen de donkerblauwe lucht. Eene menigte
fakirs en. indische priesters en figuren uit het
indisclie - volk zijn zeer goed weergegeven
Twee vrouwen-koppen zijn er beschreven in
den katalogus, de eerste als.?vrouw van mid
delbaren leeftijd, die vijf echtgenooten heeft,
vijf broeders, naar de regelen der polyandrie
tot op heden in zwang," en de tweede als
jonge vrouw van Ladak die slechts drie
mannen heeft."
De schilder is .in het gezelschap van den
prins van "Wallis naar Engelsen Indiëgeweesi
en heeft van den intocht van den prins te
Jeypure een groot doek vervaardigd. De'prin
was toen gezeten op een rijk versierden olifant
en de Rajah had bevolen, dat de geheele stat
rose zou worden geschilderd ter eere van den
prins.
Ijzingwekkend zijn de voorstellingen van
den turkschen oorlog .van het laatste jaar
Tooneelen van Plevna~en Sbipka, .overdek
met stervenden, waarop de roofvogels reeds
azen, half. begraven in de sneeuw, hier een
russisch geestelijke, die op een slagveld me
duizenden dooden een litanie prevelt, ginds een
HIEL's Liederen voor groote en Meine Jcinde-'
ren. Antwerpen, L. de la Montagne. Amster-;
dam, J. N oor den dorp. 1879.
Tlaanderens letterkunde beleeft goede dagen.
Onze zuid-nederlandsche broeders, dapper strij
dende om hun geliefde taal te bevrijden van
de waalsche overheersching', waaronder aij
dreigde te gronde.ten gaan, toonen dat zij een
overwinning waard zijn. Dagbladen en tijd
schriften, vereenigingen bepleiten het goed recht
der vlaamsche beweging, terwijl dichters en
proza-sehrijver het bewijs leveren, dat zoo de
taal ganseh het volk is: dat volk inderdaad
nog leeft.
Onder de dichters heeft Emanuel Hiel zich
een goeden naam verworven, zjj die de vlaam
sche beweging toejuichen, gevoelen zich aan
dezen poëet veel verplicht.
Is de taal het gansche volk, de jeugd is het
volk der toekomst. De jeugd te winnen voor
die taal, haar die te doen liefhebben, zegt on
eindig veel meer dan de regeering wetten a£
te persen, die zij niet gouden kan of hou
den wil.
En wat zou het kind inniger verbinden aan
een taal, dan het lied, dat bij daarin heeft
leeren zingen?
Waar wij ook dwalen, waar we gaan,
Het vïaamsch ligt aan one herte;
Gedurig denken wij -daaraan,
Waar wij ook dwalen, waar we gaan-,
In rust, in vreugd en smerte!
.0 vlaamsche taal, o moedertaal,
We zingen uwe pracht en praal!
Waar wij ook dwalen, waar we gaan,
Het vlaamseh ligt aan ons herte!" ;
Zoo zingt het vlaamsche kroost. En het zou
dat zeker niet doen, had het niet van Hiel een
aantal liederen ontvangen, die zoowel om hun
zoetvloeiendheid en zangerigheid, als om den :
eenvoud en het aantrekkelijke van de gedachte
die zij behelzen, hun hart had gestolea. ,
Hiel's liederen voor groote en kleine kinderen'
zijn een gave, waarvoor de Belgen, die het Ne- \
derlandsch willen in eere houden, dankbaar j
moeten zijn. Zij voorzien inderdaad in een be-.
loefte. Want hoe zou de jeugd een taal kunnen
iefhel iben, als zij haar niet schonk wat Hiel
rilde .geven:
Een heerlijk liefl, een krachtig lied
Dat uit hun frissche borsten schiet?
Het is waar: een teeder lied, een lustig lied."
en heerlijk lied zal hun de zielen winnen."
De bundel bevat 125 zangstukjes, waaronder
?r zeer. vele zijn, die den juisten toon treffen.
Iiel leeft het kinderleven mede, zijn
Hede?en zijn vol kinderlijken zin. Met zijn
vlaam:che jongens zou Hildebrand vrede kunnen
lebben. Jantje opgeruimd, al scheurt hij somtyds
ijn broek, al springt en ploft hij in een gracht,
il laat hij zich een paar blauwe oogen slaan
iet doet er niet toe, hij is goedhartig.
Springt hij wild door, dik en duo
Als een ware vogelschrik . . .
Elk is met den Jan in schik"
de vlaamschejongens zullen dat zeker, het
meest zijn. En gelijk den Jan nullen zij in
urn hart den vader prijzen, die op het Appel
eest tot zijn braven zoon zei:
? Blijf.wat staan,
En zie rond of gfj niets vindt,
Dat gij naar hartelust bemint,
om den jongen, die een begeerigen blik naar
en zwaar beladen appelboom werpt, verder
;oe te voegen:
? Wel klim nu zonder schroom
Op dezen dikken appelboom."
Het zou ons spijten als de moeders aan deze
zijde van Schelde en Moerdijk banger voor een
scheur in den broek hunner zonen en een blauwe
op hun gelaat waren, dan die welke
Vlaamseh spreken, want wij zouden dan gevaar
oopen ons doel te missen. Wij wilden
nameijk deze liederen voor groote en kleine kin
deren ook ten onzent inleiden, daar zy dat
eker verdienen. .
Met het oog hierop verklaren wij dan ook
maar dadelijk, dat Hiels -jongens en meisjes
eerzaam zijn. Yoor dezelfde snuiter, dien hij
leeft leeren zingen: Yrienden, zegt me, kunt
gij zwemmen, 't is een aardig ding ja, ja, en
die dacht: nu vaar ik vast ter helle, 'k zonk
:n zonk en vond geen grond! terwijl hij zyn
.iedekèeindigt met:
Yrienden, zegt me, kunt ge zwemmes^
Leert het gauw, 't is goed, ja,, ja!
'k Yoelde by het haar mij klemmen
'k Werd gered door mijn papa.
't Zwemmen wil ik niet meer misse
't Geeft veel lust voor luttel last,
Spartlen, duiklen als de visschen,
Zwemmen, leer ik, dat is vast l
voor dien aelfden. knaap schreef hij zijn;
Le-erlust:
Waarom niet lustig van ] gemoed?
Ik ben ter schple, leer er goed .
Yoor mijne jonge jaren.
Ik volg de lessen staag en graag
En wijzer word ik alle daag
Yoor mijne jonge jaren.
En keer ik huiswaarts welgezind
Dan juichen de ouders: liefste kind,
Gij zljt ons welgekomen." enz.
Yoor die zelfde woelige knapen en meisjes
wereld, dichtte hij: Yroolijk en Rain."/-.
Ben ik maar klein,
Yroolijk en rein
Houd ik steeds mijn gemoed;
Heb ik het zuur of zoet,
Jt Weet hoe het Yader deed; -
'k Heb zijne spreuk gereed:
Yroolijk en rein.
We zouden niet mogen beweren, dat de
?orm van Biels gedichten altijd even aantrek
kelijk is, doch de geest, dien zjj ademen, is
'nberispelijk.
De jeugd, waarvoor hij zingt do; ?? weinig
ienken aan de moraliseerende sn filos feerende
wichtjes, aan wie onze goede Hieroy <nus zijn
fedichtjes voor eenige kusjes afsi? l, en zij
ichijnt mij zelfs levendiger, friss-eher ;i flinker
oe, dan die welke .Heije zich dro^ ??Men
leeft wel eens de opmerking'-gem-aafc^. .lat de
laatste kinderdicht/jes gemaakt heeft, <%| zeer
mooi door groote raenschen gevonden worden,
van Hiel kan men o. i. zeggen, dat hij versjes;
leeft gege/ea, die den kinderen zelfs zulleff.
aehagen. Dat dunkt ons moet het geval zijn,
ook als in het land van Rubens de knapen ea
meisjes iets van die gezondheid hebben
ont?angen, welke van de eugelenkopjes straalt
van Belgie's grootsten schilder.
Aan de moeder en moederliefde wijdde Hiel
«n zeer groot aantal versjes. De opdracht
dezer gedichtjes ter nagedachteaisse mijner
dierbare vrouwe Johanna Petronilla Hiel,
ge)oren van Damme, geeft .daarvan de verkla
ring aan de hand. Zeer lief b. v. is z$n,
Hoeder lief ken."
Hoor, hoe trillend in de stalling
Zwaalwen in het nestje kwettren,
Met de gele bekjes open:
Moederliefken! Moederliefken . '
Moederliefken komt gevlogen,
Met een rupsje, dat nog kronkelt;
Zie, ze spijst dénaakte jongen.
Moederliefken! Moederliefken i
In het nestje wordt het rustig;
Ia de stalling- stil en duister.
Te Zie door 't venster bij de stove: ? !
Moederliefken! Moederliefken!
Ha, ze stookt -^ ze kookt wat lekkers,
Want ze ziet me toch zoo gernel
Ja! mijn hert begint te zingen:
Moederliefken"! Moederliefken!
Waar aan
Ach, mijn broerken is bezweken;
'k la-g het treuren, ganseh verbleeken
Als een roosje dat verkwijnt; enz.,
lerinnert, behoeven we niet te zeggen, 't Is
;en welgelukte variant, waarvan echter het
lot minder bevredigt, dan dat van Yan Alphen:
Ach waarom moest het bezwijken?.
Mijne droefheid wil niet wijken;
Yond ik troost voor 's ouders nood,
Ik zou mijn leven
Gaarne geven
Ware ik. voor' mijn broerken doo'd!"
Men zal gaarne gelooven, 'dat Hielsl iederen
een schat van praktische levenswijsheid
beyaten. Zonder te schoolmeesteren onderwijst hij
de jeugd. En vooral aan het Vaderland en
3e vaderlandsche beemdeo. heeffc hij schoone
?ersjes gewijd:
"Wij wijzen op het Beekje":
Daar suiselt het beekje
Gezwind door het dal,
't Verdwijnt in den Dender
Met lieflijk geschal
De Dender loopt verder
Door weiden en veld,
Langs steden en dorpen
En valt in de Scheld.
Daar kronkelt ds Schelde
Ganseh Vlaanderen door,
Al bruissend ter Noordzee
Yerliest zij haar spoor.
De zee zwelgt de golven
Der Schelde met spoed,'
En springt met de baren
De zon te gemoet.
De zon trekt de baren
Als wolken tot haar,
En slingert ze als regen,
Langs hier en langs daar.
Langs hier op de bergen
Langs daar in het dalj
Zoo suiselt het beekje
Met lieflijk gesehal.
De Vlaamsche meisjes zullen mat geestdrift
BDe Schelde" zingen:
Hier kronkelt de Schelde door dorp en door stee
Met schuimende golven ter bruisende zee;
Hare oevers met bloemen en hoornen beplant,
Versieren, doorgeuren, verfrïsschen het land,
en de groote jongens weigeren niet mede aan
te heffen:
D.e Schelde is een moeder zoo rjjfc en zoo frisca:
Ze schenkt ons den paling, den lekkeren vissb.
En laat ons des zomers, in 't. stikkend seizoen,
In beken en kreken een awemmingsken does,
Al weer een zwemmingsken" hoor ik de
hollandsche lezeres zeggen, die nog altijd rilt
yan den vader, die zoonlief in den appelboom
zond. Om den slechten, indruk uit tewisscüen
schrijven wij nog even een couplet .af van
Jongens hier in Nederland."
Jongens hier in Nederland,
Drukt elkaar de broederhand;
Aan ons land het hart gewijd,
Vlijt in vrede en kracht in strijd!
Ze liggen lang begraven," is een- versje ter.