De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1880 11 januari pagina 4

11 januari 1880 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEK B L AD VOOR NEDERLAND. eer.e van sde belden, die voor Vlaanderen zijn , haard bevat o. a.: Iets over sprookjes, door M. gevallen. Oranje ontbreekt niet in de rij Helaas, de nederlandsehe jeugd mist zulk een lied, ofschoon de helden bij tientallen te tellen zijn! Jacob van Artevelde: Nog vraagt men in getraan, Wat kwaad Heeft bij gedaan Van Artevelde! Hij redde uit dwang en sehand -Het volk van Vlaanderland. ? ' Van Artevelde! . Eu sinds bidt ieder kind, Dat nog zijn Vlaaudren mint, Van Artevelde'. Gij hebt steeds goed gedaan, ??- Laat Vlaandren niet vergaan, Van Artevelde! het is een lied dat indruk moet maken. Het >V. Maclaine Pont. De duitsc'ne orde, Balye van Utrecht, door Mr. S. Muller, Fz. Uit de herinneringen van een geneesneer, door Ennhis. Een blik op Enkhuizen, door E. Cats Wor (met afbeeldingen.) Een oude klacht en Maaltijd, ter eere van Z. M. "Wiïlem II, Prins van Oranje, in 1647 te Utrecht gegeven, beide door Mr. J. Soutesdam. Een kerstvertelling, door H. de Veer. Friesche Trouw, door T..S. J. enz. Voorts portretten van Dr. Joh. G. Mezger en Koolemans Beynen en de gravures: Verscboonbare nieuwsgierigheid, Winter, naar een teekening van Louis Apol en De Heilige Familie, naar Werff, allen met Bijschriften. Adr'aan v. d. zal den Belgf-n welkom zijn gelijk het Wil helmus van Nassouwen, waarvan Hiel voor de groote en kleine kinderen een nieuwe, meer verstaanbare editie gaf. De bundel bevat een aantal liederen, die de moeite ter kennismaking waard zjjn. Leven en Bestwir van Johan de Wïtt, door JAMES GEDDES. Uit liet Engelsch door Dr. J. C. van Deventer. 1ste Afl. Haarlem, de Erven E. Bobn, 1879. Bijna gelijktijdig met het engelsche werk. over Jan de Witt, deed de firma Erven F. Bohn te Haarlem de eerste aflevering het licht zien eecer hollandBche vertaling, bewerkt door Dr. J. C. van Deventer. Na met deze eerste aflevering te hebben kennis gemaakt, is het een aangename taafe de aandacht op deze uitgave te vestigen, natuurlijk is het niet mo gelijk thans reeds een oordeel over bet geheele werk uit te spreken.. Wij hopen dan ook later hierop uitvoeriger terug te komen. Deze eerste aflevering wekt de beste verwachting op. Het werk is breed opgezet en begint met een korte geschiedenis van Dordrecht en zijnregeeringsvorm. Daarna ontvangt men eenige mededeelingen over bet geslacht de Witt. De jeugd van den held van bet werk geeft den schrijver aanleiding, stil te staan bij het hollandsche schoolwezen der 17de eeuw, waarover hij eenige bijzonderheden ten beste geeft, ontleend aan Schotel's oud-bollandsch huisgezin der 17de eeuw. "feel belangrijks over de Witt's studie jaren en buitenlandscbe reizen kon de schrijver niet. mededeekn. Hij heeft echter zooveel mo gelijk nasporingen gedaan in brieven van de Witt en zijn familieleden. Wat vooral recht geeft om goede verwachtingen van dit werk te koesteren, is, dat de schrijver met veel zorg de bronnen heeft bestudeerd. Niet alleen de gedrukte werken over de nederlandsche toe standen dier dagen, maar ook ons Rijks-archief en andere verzamelingen van handschriften zijn ijverig door hem onderzocht. Ook de ver, taling kan verdienstelijk genoemd worden. W. P. C. K De Vlasvinken, novelle van P. GEOOTES. Enschedé, M. J. v. d. Loeff. Van dezen roman kan men niet beweren, dat hij, evenals het buis van den Baron van Vierhruggen, ?prachtvol" is; veeleer zou men hem kunnen -vergelijken bij Ket salon van me vrouw Vlasvink, waarin men niets vond, dat 't oog weldadig en prettig aandeed. Een even killen indruk maakt ook de familie Vïasvink, die in dit boek aaii ons wordt voorgesteld, De ?heer des huizes" is de hoofdpersoon, aan wiens karakter de auteur de grootste zorg besteedde. "Met de meeste uitvoerigheid wordt hij ons in het eerste hoofdstuk geteekend, een teekening echter waaraan het vervolg van den roman niet beantwoordt.. Zoodra de heer Vïasvink persoonlijk optreedt, herkennen wij nauwelijks den slimmen kruipendenjen kuipenden man; bij handelt daarvoor veel te 'onhandig. 'Zijn ?savoir-faire," dat hem reeds op de lagere school te Nieuw er-Am stel tot het dorpswonder verhief, schijnt hem begeven te hebben, toen hij bet tot hoofd ambtenaar aan een der afdeelingen ten stadhuize te Amsterdam had gebracht; in geen zijne handelingenis daarvan een spoor meer te vinden, het allerminst in zijne houding tegenove.- den begeerden en den niet-begeeiden schoonzoon. De man moet door hoogmoed en eerzucht ten val worden gebracht, dat is duidelijk. Hij is daarvoor door den auteur zoo meedoogenloos voorbe schikt, dat roen. ter Bauwernood eenige belang stelling kan töonen in de middelen, die uoodig geacht worden om dat doel te bereiken, Zijne dochter Clara, zijn evenbeeld, krijgt evenzeer van de vernedering haar deel. Beide personen zijn zoo geheel ontbloot van eenig mengcht'lijk gevoel, dat men totaal onverschil lig blijft voor hunne lotgevallen. B|j den dood van mevrouw Vlasvink ?overviel" ons walging, evenals ?oom Piet," die zijn best doet om ons met zijn goedhartig gebabbel te amufeeren. De baron bereidt ons de eenïge ver rassing met zijn bekentenis op zijn sterfbed. De overige personen zijn allen even onbe duidend en de loop van het verhaal is meest al zeer gezocht en hier en daar zeer onwaarsckijnKjk, daar het moet doorgaan voor een schildering van amsterd'amsche toestanden. Het boek is in een soort van kantoorstij; gechreven in volkomen harmonie met den inhoud. De lieden spreken een taal, die duidelijk bewijst, dat de schrijver zelf nooit zijn personen gezien of gehoord heeft. . Tal looze malen worden flij ?gecompromitteerd" telkens weer aan wordt de heer Vlasvink ?ui de lijken geslagen", en van ?mystificaties' hebben de beeren en dames bijzonder vee' last. Overigens vindt men sdiier op iedere bladzijde zonden tegen taal en stijl, die we niet aan onkunde, maar aan siordigheid willen tocsclirijvrn," een gebrek, waarvan de samen s'elJcr moeilijk is vrij te pleiten. De Aarde en kaar Volken opent op waar dige wijs den nieuwen jaargang met eene be schrijving .van de Diamantvelden in ZuidAfrika en van de Molukken en Nieuw Guinea, beide met vele zeer belangrijke gravuren. Bij deze aflevering is een kaart gevoegd van de Kaap-kolonie. Maandag 10 Januari 18SO en volgende da?en, des avonds ten zes ure, zal door den boekhandelaar E. W. P. de Vries, firma C. Weddepohl, Warmoesstraat over de St. Annatraat, 122, ten zijnen huize verkocht worden; ;ene . belangrijke verzameling boeken, over "echtsgeleerdheid, geschiedenis, nederlandsche etterkunde, geschiedenis van Amsterdam, uit gaven, der -elzeviers, natuurlijke historie, ge neeskunde, godgeleerdheid enz-, muziek, uit muntende plaatwerken, prenten en portretten, meerendeels nagelaten door de edel-gr. achtb. aeeren Mrs. Abr, de Vries en E. Boas, in le?en raadsheeren in liet gerechtshof van Am?terdam. De Heer Henri J. St emberg te 's Gravenlage, zal uitgeven; Floralia. Handboekje voor de -kennis en bet kweeken van lievelingsbloenen, door H. Witte. De bekende en beg aafde chrijver stelt zich voor een populaire beschrijg te gsven -van daageen, -wat een beschaafd menscb omtrent tuinbouw, planten en bloemen gaarne weet. De tulp, de roos, de lelie, dëge^anium, de foccia enz. zullen achtereenvolgens oehandeld worden in deeltjes elk van ^ 2 vel mvang, tegen 30 ets. bet stuk. In de Académie francaise zal den I5den lanuari de receptie van den heer Taine zijn, m den 19den Februari die van den hertog d'Audiflret-Pasquier. Op den 26sten Februari al de verkiezing plaats hebben van de twee eden voor de vacante fauteuils. Men hoort log weinig van candidaten, voor den, een is inds lang gesproken over den geestigen comediescbrijver Labiche, wiens benoeming zeker de schim van Molière zou doen glimlachen; voor den ander noemt men Charles de Mazade, wiens geschiedkundige studiën hem zeker geen geringe aanspraken op een zetel geven. Wietwe Uitgaven: Mr. T. M. C. ASSER, Schets van het Interna tionaal Privaatregt. Se stuk. (Proces-enHandels-, regt)./l,20. BIBLIOTHEEK: van moderne titeologie en letterkunde, verzameld door J. H. Maronier1880. Ie deel, Ie afl. Per deel van 3 afl. ?2.50. BMIEL V AH ÖOETHEM, Drie oude Kamaraden. omedie in één bedrijf, ? 0.37i/s. YOLKS-ALS.TANAK VOOR 1880. Uitgegeven door het Willems-Fonds. ? 0.12i/2. Sfouvelle Revue, l -Fan. Smile Descfatiet, Le peuple et la bourgeoisie. ? Ferdinand de Lesseps, Après la giierre de 1870?71 ? K SpuUer, M. Thiers. ? Mavxo -Macehi, La loterieen "talie. ? ErcfantK-Chatrim, Le grand-pêre Lebigre. ? lippe BtiTfy, Charles Méiym. ? Stances. ? «f<?«a? Allier t Delpit, Ie marïage d'Odette. ? SaussonviUe, Le salon. de Mme. Nccter. ? A. Leroy Beaulieu, L 'empire desTsars. ? Theurift, Dn mïracle. ? Alltert Bwmy, L'axticle Sept. ? zaak varen laten, na zes jaren de pacht te hebben bezeten. Maar behalve dat zij 't zelfde doel beoogden en met vele wederwaardigheden hadden te kampen, is geen vergelijking tossehen Kil volentibus .en 't Nederlandsen Tooneelverbond geoorloofd. Aan 't hoofd van 't eerste stonden jonge miskende genieën,'aan 't hoofd van het Dr, yeilson Haneolt^ Ireland.? DuncHey, Mr. Gladstone. ? StatJiarn, Handel. ? Farrer, Preedom of and. ? Senior, Conversations. ? Barda$/ M. P., Co.orado. ? Traill, England of to-day. ? helft der vorige eis 't laatst der 1 7e eeuw. (Vervolg.} Nil volentibus arduum, hetwelk men len kan : niet stalen vlijt, leert verta men zelfs slechte vaerzen maken" was het devies van een Kunstgenootsehap in 1669 opgericht door eenige jonge dichters, zoo wat om dezelfde reden als waarom eenige jaren geleden, het Nederlandsche Tooneelverboud in 't leven werd geroepen. In dat jaar wendden zij zich tot regenten van Wees- en Oude-mannenhnis en beklaagden zich ?dat de bestuurders van den Schouwburg slechts stukken deden vertoonen, bestemd om. den meesten hoop, het grauw, te behagen, waarin het niet op aankwam of de manier van spreken duidelijk of onverstaanlijk, het rede neeren krachtig of laf, de stelling goed of kwaad zij, wanneer maar vele kostelijk toegemaakte poppen met de armen veel geswiers en met de f welbewaarde namen van tooneeldichters. En verbond prijken d neêrlandsch eerste zalen! ledere avond getuigt het tegendeel. Lof zij het Tooneel verbond, dat zulke schoone ameublementen aanschafte, zulke smaakvolle toilettes gaf, opdat die met de meubelen zou den harmoniëren, zulke goede akteurs en vooral, o zulke snoeperïge. aktrices koos, opdat die toilettes goed zouden uitkomen, en hun zulk een beschaafde taal in den mond legde, opdat. tussclien taal, aktrïce, akteur, toilet en ameu blement een innig verband zoude bestaan en dat, lastnot least, toeschouwersnaar denschouw burg lokte, die al deze seboone en goede din gen konden waardeeren! Want, wel bekeken, nog niet zoo lang geleden, was een fatsoenlijk toeschouwer precies een even groote zeldzaam heid als een fatsoenlijk akteur. Maar Jupiter, Mbrkuur en Melpomeen, kon den dat alles niet voorzien, niettegenstaande hun godenaard en ik vind al mooi genoeg dat zij begrepen: ?Dat nu gestadig treuren, Hoe groot en fraai 't. ook uitgevoerd zij naar (de kunst, Niet zou behagen, noch veel gunst Op de al te zeer vermoeide en afgesloofde Yam amstels Burgerheeren, winnen.' (zinnen tong veel gesnors maakten. ziet, in de laatste twee eeuwen is 't er niet beter op ge worden. Het bestuur van den Schouwburg had den zij in 't begin, tegen zich (tout comme chez; nous) eindelijk zelf op 't kussen geraakt, wa ren zij oorzaak dat regenten der godshuizen mo-esten klagen, dat de armen nadeel Jeden bij Men kiest dus een blijspel, de malle wedding genaamd, dat maar één gebrek heeft: Merkuur. 'T is echter dikmaaïs na eikanderen vertoond. Thalia Maar zeven malen. Merkuur. Wel, hoe dikwijls woudt gij 't speelen? Thalia. Tien, twalef maal. Merkuur. Is dat zo uw' gewoont? Thalia. O, ja, zo lang de spelen niet verveelen.. Merkuur. Speelt gij een spel vaak meer, -dan viermaal achter één? Thalia. Zeer zelden. (Men ziet, een reclame in vaerzen.) "Wat zouden de goden wel zeggen, of liever ? want zij zijn onsterfelijk ? wat zeggen zij wel van onze nieuwerwetscbe tooneelspelen die over de honderd voorstellingen beleven? Dat de schimmen der Burgemeesteren zich niet op mij vertoornen! I-k heb ze Edelacht baren genoemd, en 't waren Edel-Grootacht baren. En meen niet dat een fout in een titel een kleinigheid is. In 1664 stuurden de Sta ten van Holland een brief van den Koning van Zweden ongeopend terug omdat het adres niet in' den. haak was. En'hoe luidt de vertaling van het latijnsché, beleedigende opschrift: Aan de doorlugüge Grootmogende, Edele, aanzïenlyke. en van ons zeer geliefde Heeren, Staten van Holland. Mij dunkt een eenvoudig bur german zou meer dan tevreden zijn als men hem al deze titels naar 't hoofd gooide. Titelzuclitig waren onze voorouders ? om niet van bet tegenwoordige geslacht te spre ken ? wel een weinig. De reeds aan ons voorgestelde oom Joris was bijna zijn zuster's huis uitgeloopen, meenende bij een verkeerde te zijn. Haar meid wist zelfs niet, dat de jufvrouw Joosten heette, ze had een deftiger ?van" aangenomen. Ja zegt de jufvrouw, die 't doodnatuurlijk vindt, tegen haar broer; ?Je zult veel in deze stad Verandert vinden, dat je verstomt zult staan kijken 't Zal je 't zelfde Amsterdam, noch hetzelfde volkje gelijken Ik heb nou al mee, als alle luyden een Van, Die geen bijnaam hoeft kan niet mee, daaraan kend men de man. Zoo menige Poep en Knoet, die bier op strowieschen zyn komen gedreven, Hebben 'er zelf wytse naamen en wapens ge geven". Doch niet alleen nemen dekoopheereiiwijdscbe titels aan, 't mindere volk volgt de grooten na. Engeltje op het daraeskransje in de ?Goefïow" (1686) weiischt dan ook te bepa len: ? . . . tegens welke mevrouw, tegens welke jufvrouw, tegens welke vrouw en tegens welke Grietje of' Trijntje zal worden gezegd". "Want: . ?'t Is een zaak van grooter belang als je geloofd Vreemdelingen spotten der mee en vragen of men hier van verstand is beroofd Ala ze een vrouw wiens vader of man dikwijls . noch onlangs een comljntje of dergelijke neering gedaan heeft, mevrouw hooron groe ten". . ïïelaaa, wij kindereu dar 19e eeuw, geloü-ven niet dat die zaak van zoo groot belang is, en wanneer wij een bereisd en verstandig man als, Justus Tan Effen, m zijn Spektator, ook al zoo over .die titulatuur zien zeuren, zoo zijn wij geneigd dit toe te schrijven aan den atmosfeer waarin hij leefde en waarvan hij Kich alles behaÏYe los maakte. Maar reeds beginnen de .voorboden der Groote Revolutie te spokes, welke aan al die angstvallige Massincafciên een einde zal maken. De ?verwaande Hollandsche Franschman" Tan 1717 is Jonker en spruit uit aad'lijk bloed. ?Ziet dat verzet geheel de schaarsheid-van 't Of wit, of donker groen, of paersch of bliksem-; blauw ?. Verschoon me, zo 'k u steur of ophoud met; mijn praaten. ' Francois. [ ?'k Heb nog geen haast; maar, dat gij dhV discours woudt laten,' Waar beter. Edelliên, a's wij zijn, scheppen geen , Pleizier, wen gijliên zoo profoud zoudt willen, treên In die misteriën, wy verstaan ons met malkander , G'est clair pour nous, al is 't wat duister voor , een ander." Maar slechts zelden worden iu de Klugtapelen zulke netelige vragen gedaan. De hoofdper soon is meestal de een of andere aangekleede ondeugd: wde gierige Gieraard," ?de Lichtmis," ?de DebaucKant,'1 ?de Spilpeiming," Al deze namen duiden genoegzaam aan, dat het meer, belichaamde abstrakties, dan menschen van' gelijke beweging als wij, waren. Eeuw uit, eeuw in, zijn de menschen in bonten optocht den tooneeldichler voorbijgegaan, maar hij heeft ze niet gezien en eerst tegen 't laatst, der vorige eeuw heeft men Goethe's spreuk gehoord: Greift nur liinein in 's vollen Menschenleben. Niet het blijspel ? zegt Bakhuizen van den Brink ? waagde aich ten onzent aan het beoordeelen van de hoogere belangen van Staat of Kerk, het stond die rol af aan het treurspel, het heroïsche treurspel zelfo. Ondanks de on geschiktheid van het laatste om aktuëele toe standen in zich op te nemen, werd het daartoe zijns ondanks gedwongen het lag in den erentfesten zin onzer ouden, daar hoogdravender taal, edeler voorstelling, verhevener ge voelens dan bet Blijspel kon geven, te verlan gen, waar de hoogste belangen ter sprake kwamen. Hoe schoon dit ook Js uitgedrukt-, deze be schouwing is eenzijdig. Geenszins wordt daardoor verklaard waarom dat uitgebreide veld van zedespelen ?comédie de moeurs," dat liet ?stap el artikel" van het hedendaagsche tooneel levert, in die dagen niet ontgonnen werd. Al komen Burgemeesteren niet meer officieel ten schouwburg, en al zijn Kegenten van Godshuizen geen tooneelbestuurderen meer, toch zal bet ook thans niemand in de hersens komen, ?de hoogste belangen" in het blijspel ter sprake te brengen. De hoogste belangen kunnen op het tooneel nim mer anders dan bij wijze van toespeling wor den aangeroerd. Waaraan anders heeft ?la fille de Roland" haar schitterend succes te danken? In. dit opzicht zijn we even ereotfest als onze vaderen, en ook onze kinderen zullen even erenfest zijn. Maar dat tusschen den platten toon van het blijspel dier dagen, en de onduldzame deftig heid der treurspelen, die gulden middenweg niet werd gevonden, welke wij thans bewan delen, bewijst niet een meer erentfesten zin en edeler gevoel, maar de mindere geschiktheid onzer voorvaderen om belang te stellen in de fijnere roerselen van het menscbelijk gemoed. Wij zijn niet minder erentfest dan zij. Zij be hoeven zich niet voor ons te schamen. Maar ?wij evenmin, over hunne mindere ontwikkeling. Bij een trap is de onderste trede even nood zakelijk als elke hoogere. Maar al hebben zij zelfde waarde, even noodzakelijk is het Jdat zij niet allen op dezelfde hoogte liggen. (Wo:fU vervolgdt.) eaa Dat bloed: dat bloed! dat bloed heeft wat te zeggen, de tegenwoordige besturinge en'nadat in 1681 jeu Reinhart, de gewaande knecht, vraagt daarop: de Schouwburg, in afwyking met 't geen vroe ger'geschiedde, verpacht werd, moest het ge* DO ka.1;;te aflevering voor 1879 van Eigen- nootschap daar het geen rekening maakte, de ?Ia dat verschil niet ait te leggen, Tan 't uwe en 't onze ? 'T o&ze is rood, is 't uwe grauw, Waar zijn de vijf milltarden gebleven ? Zooals blijkt, had men in Duitscbland gich voorgesteld er meer van in ieders partikuliere beurs te gevoelen, dan het geval ge weest is; toch zijn ae uitbetaald, met bijbeboorenden interest, en behoorlijk door het minis terie van financiën verantwoord ook. Vooreerst is cene som van. 116,400,000 mark uitbetaald voor vergoeding van schade in den oorlog ge leden. Eene tweede som van 116,753,000 mark is toegestaan aan de Duitsclie reedera, als scha deloosstelling voor de aan materieel en lading geleden direkte verliezen. Van deze oorlogskosten heeft de Elzas een groot deel ontvan gen, 34,654,000 franks voor schade aan onroe rende goederen geleden, en 20Vs miïlioen voor de roerende goederen. Straatsburg en omstre ken heeft 50 lïiiilioen franks ontvangen, waar van 30 voor de onroerende eigendommen. Deze cijfers zijn uit de opgaven van den gevolmach tigden, minister de Villeforfc. Van de 5 miïlarden zijn voorts voor de ves tingen van het Duitsclie rijk 216 mülioen mark besteed, en voor die van het nieuwe Eijksland Klaas-Lotharingen 129 miïlioen. De invaliden hebben 560,676,000 mark gekregen; de Kriegsschatz is gesticht met 120 miïlioen; 12 miïlioen zijn aan dotatiën besteed. Met al dit geld beeft men natuurlijk niet de 129,250 man kunnen terugkoopen die gedood, gewond of verminkt zijn. Wat er nog na de dotatiën overbleef, is aldus verdeeld geworden: Noordduitache liond. . 1,582,284,000 Beieren 269.376,000 Wurtemberg 84,964,000 Baden ....... 61,000,000 Hessen. . , . , . . 28,000,000 De vijf milliardeo zijn natuurlijk niet de eenige, zelfs niet de grootste kosten geweest, die Frankrijk voorden oorlog heeft moeten maken, Ferdinand de Lesseps, gehoon met nnllioeneri om te gaan, schat ze in zijn stuk, over den oor log en zijne gevolgon, op 14 milliarden (1-4,000 mi lioen fraaks). In dit cijfer komen de bui tengewone oorlogskosten yoor als 2000 miüioen, de schadeloosstellingen als 900 miïlioen, het onderhoud der Duitsche troepen als 340 miï lioen. De kosten der verschillende leeningen hebben 631 miïlioen bedragen; het verlies van de netto belasting der verloren gronden ver tegenwoordigt e'en kapitaal vau 66 miïlioen; het herstel van land- en zeemacht heeffc ook meer dan 2000 miïlioen gekost. Wanneer men ziet hoe duur oorlogen zijn, en hoe een bloeiende industrie, door den Staat zonder bescherming in de band gewerkt, en een handel, volgens goede beginselen bestuurd, toch dit alles hebben kunnen betalen, dan ver baast men aich dat zao vaak zij, die zich. met de ekonomische toestanden bezig houden eu dus de eersten zijn om deze cijfers te kennen, zich op eenige tonnen gouds bekrimpen, waar het geldt den iiationalen handel en nijverheid de behulpzame hand te reiken. i In weinige landen kunnen de spaarbanken op zulk een vooruitgang in de laatste jaren wijzen, als in Frankrijk bet geval is. Van 1851 . tot 1869 was liet aantal inleggers slechts met ! 1,500,000 toegenomen, in achttien jaar. Ia drie jaar, 1875 tot 1877, is het met 700,000 .ver meerderd. In 1870 waren er 2,130.768 sparen don. Na den oorlog was het aantal vermin derd, men had minder te sparen. In 1872 was het slechts 2,016,552, in 1874 nog slechts ge'klommen tot 2,170,066. j Sedert 1875 echter is de vooruitgang aan zienlijk, ieder jajrr.tweehonderdduizend meer. Op het einde van 18/5 bedroeg het: l 2,365,567 eene vermeerdering van 195.501 '1876...2,642,861 ? ? ? 277;201 1877...2,863,283 ? ? ? 220,422 . terwijl men voor 1878 nog een liooger cijfer 1 noemt. ! Van 1851 tot 1869, was, in achttien jaar, de ingelegde som met 553 miïlioen vermeerderd. . In de vier jaren van 1875 tot 1878 is de ver meerdering 420 miïlioen francs.; In 1871 was er in belegd 771 miïlioen francs; na den oorlog vindt men weder vermindering, .Jn 1872 tot 515 miïlioen, zich in 1874 nog eerst tot 573 iöillioen herstellend. ] Maar ook hierin is dg aanwas na 1875 op merkelijk. Einde 1875 : 660 mill. vermeerder, van 87 mul, ? ? 1876: 769 ? ? ? 109 ? ' , 1877: 862 ? ? ? 93 ? ? ? 1878:1,015 ? ? ? 153 n En dit niettegenstaande het aantal spaar banken niet noemenswaardig vermeerderd is in de laatste jaren. De economen zien hierin het bewijs, dat niet meer de spaarkas den werkman behoeft te zoeken, maar dat de werk man reeds .de spaarkas zoekt. Zij besluiten er ' uit, dat de Staat verplicht is, de gelegenheden tot sparen te vermeerderen, o. a, door school. spaarbanken en postspaarbauken. Bij de 523 spaarbanken die er zijn (tegen 512 in 1874) en de 777 hulpbanken (fegen 694 in 1874) zou 'uien kunnen gebruikmaken van de diensten , der 5275 ontvangers die iedere maand de ;37000 gemeenten van Frankrijk doorreizen; i Van de 5646 postkantoren, die den geheelen ; dag open zijn. Voegde men daarbij de 59,000 ? lagere scholen der gemeenten, en de 10,780 'bijzondere inrichtingen voor lager onderwijs, ! ongetwijfeld zou er van de talrijke gelegenhe den een steeds toenemend gebruik gemaakt worden, en Frankrijk weldra tot de ry der ; meest sparend^ landen behooren. j | De laatste berichten van Edison, dat hij eene ; toepassing van electriciteit ook voor woningen [van partikulieren had uitgevonden, hebben niet . zulk een dolle paniek onder de eigenaars van aandeelen in gasmaatschappijen doen.ontstaan, als in Oktober 1878 het geval was, na hetbe?ruchte telegram uit ]>lew-York; toch heeft zich weder eene kleine daling doen gevoelen. De j partikaliere woningen waren tot heden de ?vaste j burg" der gasmaatschappijen; men moet eehj ter niet vergeten dat het electrisch licht het 1 gas niet als verwarmmgsmiddeï vervangt, en dit als zoodanig 3ioe langer hoe meer gebruikt wordt. Ook wanneer niet meer op de helder heid zal behoeven gelet te worden, en andere elschen van de verlichting vervallen, zullen de maatschappijen over 't geheel goedkooper en doelmatiger gas voor de verwarming kunnen vervaardigen. Wat de toepassing van het elec trisch licht, nu door Edison bedoeld, betreft, ' het is een groote stap op den weg van voor1 uitgang, dat men niet meer bepaald pïatinaof . iriclium uoodig heeft, waarvan men aaderswel 'mijnen had mo^cn ontdekken om er genoeg en goedkoop genoeg van te kunnen aanvoeren. 1 Zooals men weet, zou de nieuwe konstruktie niets noodïg hebben dan een stuk karton in 1 den vorm van een hoefijzer iu eeu glazen bol ; opgesloten. De stroom zou tusschen de vijftig 1 en tachtig lampen tegelijk kunnen voeden en een aangenaam, zacht en goedkoop licht geven, ' dat aangestoken, opgedraaid of uitgedraaid kan ' worden, evenals dit mei gas bet geval is. In den glazen bol opgesloten, zou het voor tocht 1 beveiligd zijn, het zou geen reuk, geen warmte, ! geen ontploffing, geen gevaar hoegenaamd geven. Het zou daarenboven één 40ste van gas J kosten. ; In deze beschrijving zijn slechts twee punten ! twijfelachtig. Vooreerst het zachte aangename ! licht. Tot heden was'electrisch licht onarmge^laam, spookachtig, kil, ongezellig-, pijnlijk voor het gezicht; men kon er niet In zien en er niet . naast zien. Edison schrijft niets van een biaoaderen ballon dien hij er voor ostdüktzouUeb! ben, eu dat zou bepaald noodig zijn. Het is j echter zeer goed mogelijk, wanneer het slechts . eene kombinatie van glas, porselein en kleur stoffen geldt, dat de industrie hem hierin, spoej dig helpen zou. Iets anders is de goedkoopte. : "Wanneer het aantal pitten die tegelijk gevoed 1 kunnen worden, alleen door den afstand be paald wordt, zou het wel kunnen zijn dat iedere twee of drie huizen hare eigen machine zouden 1 moeten hebben. De machine die thans te Menl«' park werkt is voor zeven paardenkracht; het 1 is de vraag of' eene grootere hare elektriciteit eerder zou kunnen voortplanten; wanneer men overal naaehines moest hebben, met oppassing, arbeidsloon aan stokers, of extra kosten aan machines voor konstante temperatuur als men gas stookt, dan is er op goedkoopte weinig kam. Temeer twijfelt men, omdat Edison zich zooveel tyd, moeite en overpeinzingen getroost om een meter te vinden voor het licht. Als het licht z@o goedkoop werd, was het niet moeie

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl