Historisch Archief 1877-1940
N°. 134.
A°. 1880.
Yersehjint ïederen Zondagochtend.
Uitgevers: 'ELLERMAN, HARMS & 0°.
Kantoor: Rokin 2.
Abonnement per 3/m. .... 60 Cts. fr. p. p. 75 Cts;
Afzonderlijke Nummers. ........... 5 >
Advertentiën per regel 15 »
INHOUD
FÏEE'DIKHEEREN OP HET EIÏÏKEKHOF. ?
BE WATERSNOOD DT HOOBD-BEABAND. ?
FEUILLETON : ?HET WEEUWTJE VAK
EEMMELKAMP.' ?STAATKUNDIG OVERZICHT. ?
GEMEENTEZAKEN: Een edelmoedig aanbod. ?
KUNST: De achtste onjuistheid. ?
LETTEEKUNDE : Francais Coppée, door J. N.avanHaU. ?
Één van beiden, naar Franc.ois Coppée: door
Madeleine. ? Benijd en beklaagd, door Mevr.
Westhreene enz ? ?Gemonteerd" Porcelein,
door J. R. De Kruijff. ? STATISTISCHE EN
INDUSTKIEELE MEDEÖEELINGEN ?
Finan«ieele Brieven. ? OVERZICHT VAN DE
EFFEKTENMARKT. ? ALLERLEI. ? INGEZON
DEN. -^ Handelsoverzïcnt der "Week. ? Onbe
stelbare brieven. ? Te huur zijnde woningen.
??ADVERTENTIËN: Schouwburgen enz.
De engelsche "bladen melden, dat de
slagersknecht Arthur Orthon, die zich uitgeeft
voor Sir Boger TJebborne en dientengevolge
naar de gevangenis werd verwezen, ' een
kandidaat voor het Parlement zal worden.
Zijn zaak is door de rechtbank wiet naar
eisch behandeld, het rechtsgeding zal kor
alen worden en komt Orthon eenmaal vrij,
dan is het mogelijk, dat hij, even als zijn
verdediger, de beruchte dr. Kenealy, op de
banken van Parlementshuis plaats zal
nemen. Die mogelijkheid alleen reeds heeft
ïets van een satyre op het kiesrecht: zij
bewijs*-, dat het al zeer gemakkelijk'is bet
Tolk zand . in de oogen te strooien. In
Engeland is bet denkbaar, dat een slagers
jongen, die zich voor een patriciër uitgeeft,
naast- den advokaat van 'kwade zaken, zijn
loozen en oabeschaamden verdediger, als.
volksvertegenwoordiger een zetel zal ver
overen/
Had de negentiende eeuw niet , een naam,
die boven allen epot verheven is, het
uakroost kwam hier misschien iets belaehelijks
op het spoor, waarvan het misbruik zou
kunnen maken.
Men kan gerust zeggen, dat in Nederland
zulk een verkiezing onmogelijk is. Hoe ge
brekkig ons kiesstelsel ook zij, het bewaart
ons voor zulk een beleediging van het ge
zond verstand. Als men nagaat, dat een
welbespraakt man gelijk de heer .Donaela
Nieuwenhuis, gewezen predikant, die zich
volkomen ter goeder trouw voorstelt geheel
de wereld gelukkig te maken door de toe
passing van zekere socialistische theoriën,
ondanks de warmste aanbeveling slechts 5
stemmen in een stad van meer dan 300,000
zielen kon verwerven, moet men aannemen,
dat opspraak wekkende verkiezingen hier zoo
goed" als onmogelijk zijn.
Be nederlandsche kiezers, aan wie tot
n» toe het stemrecht werd geschonken, laten
bij het doen van hun keas zich vooral lei
den door de overtuiging, dut een welgesteld,
geleerd, liefst wat deftig, zoo het kan tevens
welbespraakt man hen behoort te vertegen
woordigen. Onze Tweede Kamer bestaat dien
tengevolge voor een vierde deel uit adelijke
personen, uit een vijftigtal rechtsgeleerden,
een paar doktoren, een paar ingenieurs, vier
gewezen predikanten, enkele militairen; de
mannen van handel en nijverheid maken
slechts een betrekkelijk geringe minderheid
uit. Wel verneemt men nu en dan de be
wering, dat er te veel »advokaten" in de
kamer zitten, dat daaraan de langt! urigheid
der debatten, het eindeloos gekibbel is toe
te schrijven, doch in den grond- des harten
houdt het Nederlandsche volk wel van zulk
een parlement ondanks zijn gebreken. Men
zal veel gemakkelijker iemand.ontmoeten, die
met een ironisch trekje om de Hppên her
innert, dat het landboüwende distrikt Hoorn
een kaaskooper afvaardigt, dan een Amster
dammer, die het opmerkelijk acht,, dat de
hoofdstad vijf juristen heeft uitverkoren.
Inmiddels zou het zeker zeer dwaas zijn
al te lichtvaardig er naar te jagen het ge
tal rechtsgeleerden in d.e Kamer te vermin
deren. Mannen van nabij bekend met de be
langen van scheepvaart, handel en nijver
heid zijn onontbeerlijk, maar het is volstrekt
niet bewezen, dat zij die den titel van »Mr."
voeren, op industrieel, financieel
ofkommercieel gebied vreemdelingen zijn.
Het Mr. is vaak alleen een kenmerk van
een beschaafde opvoeding, en in den regel
een waarborg voor de aanwezigheid van
meer algemeene kennis en van een ruinie
ren blik, dan waarop de vakman aanspraak,
kan maken. Het > wetgevend liehaam" heeft
nog geen last van een al -te overvloedige
mate van juridische, kennis, die daarin ver
tegenwoordigd is, en' 'de klacht, dat de Ka
mer te veel »advokaten" herbergt, heeft al
leen grond, 'wanneer men haar uit met het
oog op een zeker soort van Mrs.; die nl,,
welke zonder het »Mr." eigeutlijk niets zou
den zijn.
Veeleer schijnt een ander gevaar ta drei
gen. Men mag vreezen dat de nederlandsehe
volksvertegenwoordiging langzamerhand voor
een goed deel uit gewezen geestelijken zal
bestaan. En dat gevaar is oneindig grooter,
dan een al te talrijk advokatendom.
Het spreekt wel van zelf, dat er onder
hen, die bij het een. of ander kerkgenoot
schap leeraar zijn geweest, mannen gevon
den worden, die ondanks de betrekking die
zij bekleedden, tengevolge hunner buitenge
wone verstandelijke begaafdheden, uitmun
tende volksvertegenwoordigers kunnen zijn.
Er bevinden zich onder de leeraars der kerk
genootschappen, gelijk bij alle andere vakken,
ambten en bedrijven, lieden die daar mis
plaatst moeten heeten, en zoo niet mis
plaatst, te veelzijdig ontwikkeld, te prak
tisch van' natuur zg'n, om niet nog beter
op andere wijs hun, medemenschen ten
dienste te staan. Mannen als Baron van
Hoëvsll, of als Mo en s, -> 'waarvan de eerste
om zijn bijzondere kennis van Indische' toe
standen, de laatste als specialiteit in on
derwijszaken zich een uitnemenden naam
verwierf, rekent men tot de 'sieraden van
een parlement. Zelfs Dr'. ,A. Kuiper, of
schoon bij op verontrustend woordenrijke
wijs daar een onvruchtl'pr*i fatrijd voerde,
was althans iemand, die^'op- grond van zijn
bekwaamheden, als , de onmibbare leidsman
van een partij, een zeker recbt kon doen
gelden op een plaats in den omtrek van de
groene tafel. Doch dit neemt niet weg, dat
in h't algemeen de predikstoel niet de-m eest
geschikte voorbereidiugsschool voor het par
lement is. De studiën vvan den theoloog,
zijn "bif uitstek theoretisch v^n aard en de
werkkring van den herder maakt, dat zijn oog
scherper is voor de dingen, die niet van deze
wereld zijn, dan welgeot,fead in het juist
waarnemen en onderscheiden van die prak
tische zaken over welke in de volksver
tegenwoordiging gemeenlijk wordt gehandeld.
De liberale partij is vooi gegaan en de andere
richtingen, uitgezonderd de katholieken, die
tbans feitelijk alleen hun priesters zien bui
tengesloten, zullen gereedelyk volgen.
Van de beide la ltstverkozen moderne
predikanten was niets anders bekend, dan
dat de een te Woimerveer, de ander te
Kimswerd, het predikambt, uitoefende; De
heer de Meijier had nog bet bewijs geleverd
een ontwikkeld' theoloog te zijn, van den
heer Lieftinck wist men zelfs dat niet.
Welnu, wanneer de liberale partij zonder
eenige noodzaak zijn toevlucht tot moderne
predikanten neemt, - dan kan men het den
anti-revolutionairen niet ..euvel duiden, dat
zij op han beurt, waar een Kuiper ont
breekt, tot Donner afdalen en zich met hem
gelukkig achten.
Het behoeft genrr*""bexoog, d^t op d e-ze
wijs in onze dag°n van scheiding van kerk en
staat, de kerk veel meer het woord in de verga
dering zal voeren, dan toen zij nog één met
den staat heette te zijn. De diskussie'n zullen
wel niet op die van een synode gaan gelijken,
al hebben zij er soms iets van, ? wij be
doelen niet de langdradigheid, maar de be
langstelling2 in het abstrakte ? doch prak
tischer zullen zij zeker niet worden.
De gewezen predikant, die niet een meer
dan gewoon kundig en energiek man is, zal
natuurlijk zich bij voorkeur bewegen op bet
gebied der algemeeue politiek en daar is
juist geen zaak ter wereld, waaraan ons par
lement minder behoefte heeft, dan aan be
raadslagingen, welke eea algemeen karakter
dragen. Ook zonder de aanwezigheid van
predikanten zullen die beschouwingen in
ruime mate geleverd worden, terwijl het uit
spreken van een oordeel over vraagstukken
van zakelijken aard slechts zeer zelden tot
hun bevoegdheid behoort.
Wij zouden het hoogst schadelijk voor de
verbetering van onze in menig opzicht
kranke volksvertegenwoordiging achten, indien
het getal der predikheeren op het Binnen
hof nog versterkt werd. En het gevaar daar
voor valt niet te ontkennen. Vele moderne
predikanten, die de kerk ontwassen zijn,
zouden' zich uit een licht te
verklarenmenschelijke zwakheid er toe kunnen la
ten verleiden den post te betrekken, die
door de praktische mannen niet begeerd
wordt, omdat bij te veel van hun tijd
voor nutteloos dispuut-eiseht, ? en den chr.
gereformeerden predikanten mag men het
niet ten kwade duiden, dat zij "zich zelf als
de beste volksleiders en wetgevers beschouwen.
Elders ligt voor al deze personen, met
wier streven wij ten zeerste sympathiseeren,
daar zij ieder op hun wijs en naar hun in
zicht tot verbetering der maatschappij mede
werken, een uitgestrekt arbeidsveld.'
Alleen den zeldzaam begaafde "blinke het
Binnenhof als het doel van zijn wensehen
tegen, want daar behoort een buitengewone
mate van bekwaamheid of praktischen zin en
ouverdroten onderzoek toe, om na een schier
uitsluitend theoretische oefensehool
doorloopen te hebben, met keanis van zaken over
do dingen dezer wereld uit een staat- er>
staathuiskundig oogpnnt te oordeelen.
Wij gelooven dat de kiezers het recht
moeten, behouden de gewezen geestelijken
te kunnen afvaardigen, maar wij meenen
tevens, dat het meer dan tijd - wordt, dat de
geestelijken zelf zich ? ernstig de vraag voor
leggen, of zij wel recht hebben1 naar een
plaats in 's lands vergaderzaal meetedingen.
's Hertogeribosch.
De eerste week is voorbij. Toen ik de eerste
maal de pen opvatte, orn eenige indrukken
mede te deelen, die ik ter plaatse had opge
daan, werd door mij op;den voorgrond gesteld,
dat men zich daartoe behoort te handhaven
op het moeilijk standpunt van: eerst zien, goed
zien, veel zien, daarna nadenken en vervolgens
spreken. Daarom aarzelde ik ook veel feiten
in mijn verslag op te nemen en die ziens- en
handelwijze berouwt mij niet. 't "Was wel niet
de 'eerste maal, dat ik zulk een treurig geval
bijwoonde en dus was mijn inzicht juister dan
't anders zou geweest zijn, doch daardoor juist
vermoedde ik ook ? wat later bevestigd is ?
dat do eerste berichten elkaar op menig punt
zouden tegenspreken.
Ik zal nu trachten met een enkel woord een
overzicht van de gebeurtenissen te geven.
Het plotseling invallen ran het felle
dooiweder deed de rivieren ? aanvankelijk weinig,
doch spoedig meer ? zwellen en spoedig zette
zich het afdrijvende ijs op de benedenrivieren
vast. Weldra werd de opstopping' en daardoor
de werking van het water, versterkt door die
der ijsschollen zoo groot, dat bg Lith en bij
Bokhoven doorbraken van den ouden zwakken
Maasdijk plaats grepen.
.Het onheil was voorzien, en nauwelijks wa
ren dan ook bij Lith de eerste voorteekenen
? afachuiving ? van den dijkbrenk te bespeu
ren, óf den, boeren sloeg de,schrik om 't. hart
en zij renden' in wilde vaart huiswaarts, om
nog te redden wat te redden viel. En toen
voert! naar ? naar den dijk, waar deze nog
sterk genoeg scheen, naar de omliggende dor
pen, meerendeels naar Oss. .
Dit waren voórnamenlijk de bewoners van
de dorpen Öijen en Teeffelen, want ze zagen
terecht in, dat deze'den eersten en hévigsten
schok van het water te doorstaan zouden heb
ben. Zij werden te Oss liefdelijk opgenomen
en verzorgd: 12QO menschen met have en goed !
Achter ben brak' het dreigend onheil los en
als een vervolgende genadelooze vijand storm
den de. golven van het bruine .slijkerige
Maaswater, met ijsbrokken, met bout, met brok
stukken van huizen of van den dijk over -de
laaggelegen pelderïanden. Wie achterbleef, was
verloren. ' . -
't Was gelukkig morgen, toen de ramp voor
viel; anders zouden de gevolgen niet te over
zien geweest, zijn. Daar- verbreidde ziqh méé
groote snelheid de mare: de Maasdijk is door
gebroken ! Maar sneller dan- die berichten wSg
nog het water zelf, en den Qden Januari, ver
kondigde het strijdend water rondom 's Bosch
reeds .zelf den nood, die ons te wachten stond
en deed het.z^n zegepralenden-intocht in deze
stad. 't Was juist Driekoningendag en de.
straatjeugd, onbewust van de toekomstige el
lende, juichte en had er pleizier in en dansta
des avonds met hun brandende
?kom'ngskaarsjes" big de kolken en riolen, die eensklaps in
vreeselijke bronnen herschapen waren.
Toch fronste zich m:nig voorhoofd en 2ag
men velen met bezorgden blik aan, de deuren
staan,-het klimmende'water gade te slaan.
Om te '9 Bosch te komen, had het water dus
niet alleen de polders van het Laag- en van
het Hoog-Hemaal en de polder van Oss, maar
ook de groote polders van van der Eigen
Oost-eind en van van der Eigen Westeind.én.
die van Einpel en Meerwijk moeten vullen.
. In woeate vaart stormden de drommen van
den verbolgen watergod onze. oude
.vestingmuren - voorbij .en beukten; met hun schotsen
onze wegen en dijken en ^sloegen zelfs de brug1
aan de Vuchterpoort weg, terwijl die bij de
Orthe- en bij de Hinthammerpoorten, -dank zij
de voorzorgen en den ballast, gespaard bleven.
Kort daarna begon ook de Heerwaardenscha
overlaat (?onverlaat" zeggen de boeren) te
werken en ?spoelden Maas en Waal tezamen
om nog ?meer wee" te vormen.
Toen waren nog slechts de GefFensche, de
Rosmaleiische, de Ylijmensche en de Vuchtsche
polders gespaard, maar daarmede nog volstrekt
niet geh.-el gered. Doch men zou trachten....
niet te verdrinken. Er werd hulp ontbode».
Militaire hulp voor Oss, voor Berlikum, voor
Nuland voor Vucht, voor den Kampdijk, in de
stad zelve, kortom overal ea opeens. In dj n
vorig verslag vlocht ik een welverdiende n
lauwer door den doornenkroon, die óns leger
zoo vaak wordt opgezet. En ik wees er opj
dat uit kortzichtigheid en vrees voor verant
woordelijkheid de militaire autoriteit' op het
punt stond, vijftig soldatenlevens te wagen om
hulp te brengen voor het behoud van een dijk l
. Mij, toeschouwer, bloedde het hart en heè
tras voor het eerst in mijn leven, dat ik ulij
macht toewenschte. .Maar genoeg!
Oorspronkelijke Novelle
POOE
A. BEEKMAN.
?Ik was," antwoordde de secretaris, die
intus^chen warm scheen te worden, te oordeelen
naar zijn hoogroode gelaatskleur, ?even heen
gegaan om thuis ? help toch eens, Geurt, die
bottines ? om thuis wat sigaren...."
?Wat knelt die schoen," zei de dokter, ?wil
ik eens probeeren?"
?Hij wringt 'zoo, weetje ? zie zoo! dankje
Geurt ? nu zal 't wel lukken. Geurt, leen
me een paar klompen dan ga ik naar huis."
?Maar hoe kwam je nu bij die kolk ?" vroeg
de niet af te leiden dokter weer; ?die ligt im
mers aan den tegenovergestelden kant van
het. dorp."
De secretaris had het toch zoo warm, dat
zyn lorgnet van zijn neus dreef. ?Ik liep een
eindje om," antwoordde hij kortaf.
Domme menschen -worden spoedig boos en
.daarom ging de dokter met zijn plagen niet
verder. Maar de goede notaris, die het ver
haal van Beaudsjour als ernst had opge
nomen, zei erg naief:
?Ds kolk van Peter Jansen ? dat is die op
deo. weg naar den Lindenhof."
?Ah ha! vriend, nu begrijp ik je," zei de
majoor, ?de charmante schoone, ah ha! Je hebt
een minnelied gezongen voor het raam op den
Lmdenhof, en zij -is niet verschenen. En toen
ben je wanhopend geworden, en je hebt je ge
stort in de grondelooze diepte der ? ja, ik
zou wel willen zeggen wateren ? nu 't was
modder, maar de daad was toch hetzelfde ..."
?Hoor eens, majoor," kwam Beaudujom-,
half schertsend, maar dat ging niet best, ?praat
me niet meer van die schoone; 't is nu genoeg,
en hm, 't is wat die sehoone l"
De arme gemeente-secretaris was zelfs te
onhandig orn een eens begonnen leugen vol te
houden, en in zijne laatste woorden had hij
zooveel losgelaten, dat het duidelijk was, dat
hij op de eene of andere wijze met de nieuwe
onbekende dorpsbewoonster in aanraking was
geweest. Na dien uitroep van verachting barstte
dan ook een storm van vragen, plagerijen en
kwinkslagen los, die den ontmaskerden secretaris
nu eens erg boos maakten, dan weer met.de ove
rigen deden meelachen, al naar hij meende er
zich het best uit te redden. Hij wachtte zich
echter wel nog meer te vertellen. Wij zullen
nu eens zelven gaan zien hoe het met ?het
jonge -weeuwtje" ie, en het gezelschap in ?de
Vergulde Zweep" maar voor dezen keer laten
wat het was. Er werd nog een glaasje ge
dronken, bij gelegenheid van dezen bijzonder
bewogen avond, en de notaris zei spoedig:
?Och, die armen, zij krijgen ook morgen den
rijder nog niet."
II.
KSNSISMAKING.
De Lindenhof, of, zooals de boeren het noe
men, ?den Liendenhof", is geen groot buiten,
maar slechts een vrij nederig woonhuis midden
in een grooten tuin, nog geen vijf minuten
buiten het dorp. Het is in twee deelen ge
scheiden, waarvan het achterste bewoond wordt
door den timmerman Gijs Bussink en familie,
terwijl in het voorste gedeelte .met den
geheelen tuin bijna, de jonge dame haar intrek ge
nomen heeft, die wij een dag of vier geleden
uit de omnibus hebben zien stappen. Het lage
witte huis met groene blinden ligt lieflijk half
verscholen tusschen het groen van acacia's, ber
ken en dennen,' en van het punt waar de
Arnhemsche weg het dorp verlaat en naar den
Lmdenhof opklimt, komt de plaats vrooiijfcuit
tegen eene gele zandige helling van den
Bemmelkamperbci'g, die zich daarachter met
donkergroenen kruin tot .een vrij aanzienlijke
hoogte verheft en rechts van den grooten weg
nog wel een paar uur verder als een
nevelpaarse massa aan den gezichteinder uitloopt.
Lang heeft de Lindenhof leeg gestaan, totdat
een week of drie geleden een heer uit Amster
dam kwam, die tot Gijs gezeid had: Gija, had
ie gezeid, veur twei handerd nèm 'k 't; nie
veur m'n eigest, moar veur m'n zuster, had ie
gezeid, een weeuw met één keind; drie
koanaers, da's krek van pas ? en nou weunt ze
al hier, mevrouw van Andel, kijk moar, oan
den gunnen kant van 't huis ien den
bloromechof.
Ja zie, ter zijde van het huis onder e«n soort
van warande, geheel met klimop begroeid, Kit
een nog zeer jonge vrouw met een kraaiende
kleine op haar schoot, die dartelt aan, de volle
moederborst. Beaudujour had in weerwil van
de schemering en door zijn lorgnet wel goed
gezien, dat zij schoon was. Een paar groote,
gitzwarte cogen, waaruit te gelijk geest en
zachtheid stralen,- een frissche blos op de wan
gen als van een jong meisje in haar vroegste
leute, weelderige, donkere haarlokken,.die dezen
avond na zoo'n drukken dag maar wat achte
loos zonder een schijntje kunstmatige schik
king over de fraai gevormde, volle schouders
hangen, geven de jeugdige moeder een uiter
lijk van kracht, levenslust en frischheid, dat da
delijk inneemt, al zijn misschien de trekken
van het vriendelijk gelaat niet zoo erg fijn
gesneden.
't Is nu 's avonds zeven uur, vier dagen na
haar komst te Bemmelkamp en 't mevrouwrje
zit bij een kopje thee wat uit te rusten van
al het werken, dat ze van daag gedaan heeft,
om haar nieuwe woning in orde te krijgen.
Het ziet er daar binnen ook nog wat verward
uit, en de tafel, waarop nu de thee staat,
schijnt erg veel te gelijken op een omgekeerde
kist of zoo iets. Mevrouw van Andel is in
een licht ochtendkleedje, dat haar zeker niet
kwaad staat; maar toch,'al was zij in zwarte
zijde, men kan het zeker zeggen, dat zij er al
tijd erg eenvoudig doch netjes en bekoorlijk
zal uitzien. Het jonge vrouwtje kan zeker nog
niet lang weduwe wezen; toch zou men hier
aan in 't eerst het minst denken, want het te
vreden, opgeruimd gelaat, het gieren van plei
zier dat de kleine doet, in een woord het
geheele tafereeltje met dat groen en die bloemen,
draagt oppervlakkig slechts den stempel van
blijdschap en innig geluk.
Maar een meer -nauwlettend beschouwer zou
nog wat anders kunnen opmerken. Het jonge
weeuwtja kan nu en dan zoo plotseling het
koozen en troetelen van haar kind staken en
tuurt dan zoo strak naar één punt, waar-zeker
niets haar aandacht kan trekken en dan weer,
of ze eensklaps,uit.e^en droom ontwaakt, pakt
en kust ze den dikken jongen met bijna kramp
achtig geweld zou men zeggen, dan houdt zij
hem ? zoo stijf tegen den boezem gedrukt, en
er is smart of liever weemoed in haar stem,
ala zij iets tot Lize, het dienstmeisje, gegfc.
Maar die oogenblikken zijn'maar'kort, zeer'
kort soms, ala sneljagende donkere wolkjes
voor de zon.
?Sta toch niet' zoo hard te lachen, Lize,"
zegt mevrouw, zelve half lachende, ?Hannes
kan 't ginds best hooren en zoo'n boer is slim
mer dan je denkt."
Hannes Bussink is de zoon van Gijs Bassin!?.
Hij is ook timmerman en bestuurt de z^ken
zoowat, sinds zijn vader te oud e» te stram is
geworden om z?lf mede te werken. Hij is druk
bezig aan de werkbank, die aan den anderen
kant van het huis staat in het gedeelte van den
tuin, dat slechte door een laag hek van den
eigenlijken grooten.hof van mevrouw van Andeï
is gescheiden. Hij zingt er op zijn
voorzangersmanier een tamelijk onverstaanbaar Veluwsch
lied bij, dat in hooge mate Lize schijnt aan te,
doen. Lize is nog een jong ding van een
jaarof achttien, dat er niet onaardig uitziet,
maarondeugend als een schooljongen.
?"Wacht ik zal 'm eens," zegt ze en meteett
gaat ze .op Hannes af.
?Hier, Lize," gebiedt mevrouw, maar s'ee-ïs
lachende.
Maar Lize hoort het niet of liever doefc-of
zij het niet hoort en in een wip is zij den in
zijn werk verdiepten timmerman van achteren
genaderd en heeft ze haar kleine hand op zijn
breeden rug vrij onzacht neergelegd. ?HannesE"''
gilt zij hem in 't oor, met haar schel stenvmefj«,
zijn mouderstem