De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1880 18 januari pagina 1

18 januari 1880 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 134. Verschijnt iederen Zondagochtend. uitgevers:'ELLERMAN, HARMS & c*. Kantoor: Rokin 2. Abonnement per 3/m. . ... 60 Cts. fr. p.p. 75 Cts; Afzonderlijke Nummers, ......... . . 5 > Advertentiën per regel 15 » INHOUD PBEDIKEEEREN OP HET BIWIÏETÏHOF. ? DE WATERSNOOD 'DT NOOED-BEABAJVD. ? FEUILLETON: ?HET WEEUWTJE VAIT BEMMELKAMP.' ? STAATKUNDIG OVERZICHT. ? GEMEENTEZAKEN: Een edelmoedig aanbod. ? EUSST: De achtste onjuistheid. ? LETTER KUNDE ; Francais Coppée, door J. N.,vanHall. ? Één van beiden, naar Francois Coppée: door Madeleine. ? Benijd en. beklaagd, door Mevr. Westhreene enz ? ?Gemonteerd" Porcelein, door 3. R. De Kruijff. ? STATISTISCHE EN INDUSTRIEELE MEDEDEELINGEN ? Finan«ieele Brieven. ? OVERZICHT VAN DE EFFEKTENMARKT, ? ALLERLEI. ? INGEZON DEN. ->- Handelsoverziont der Week. ? Onbe stelbare "brieven. ? Te huur zijnde woningen. ? ADVERTENTIËN: Schouwburgen enz. .11 il De engelsche bladen melden, dat de slagerskuechfc Arthur Orthon, die zich uitgeeft voor Sir ïtoger TJehborne en dientengevolge naar de gevangenis werd verwezen, ' een kandidaat voor het Parlement zal worden. Zijn zaak is door de rechtbank wiet naar eisch behandeld, bet rechtsgeding zal her zien worden ea komt Orthon eenmaal vrij, dan ?'s het mogelijk, dat hij, even als zijn verdediger, de beruchte dr. Kenealy, op de "banken van Parlementshuis plaats zal nemen. Die mogelijkheid alleen reeds heeft iets van een satyre op het kiesrecht: zij "bewijs^, dat het al zeer gemakkelijk is bet Tolk zand . in de oogen te strooien. In Engeland is het denkbaar, dat een slagers jongen, die zich voor -een patriciër uitgeeft, naast den advokaat van''kwade-.zaten,, zijn' loozen en oubeschaamden verdediger, als volksvertegenwoordiger een zetel zal ver overen. . Had de negentiende eeuw niet , een naam, die boven allen spot verheven is, het na,kroost kwam hier misschien iets belaehelijks op het spoor, waarvan het misbruik zou kunnen maken. Men kan gerust zeggen, dat in Nederland zulk een verkiezing onmogelijk is. Hoe ge brekkig ons kiesstelsel ook zij, het bewaart ons voor zulk een beleediging van het ge zond verstand. Als men nagaat, dat een welbespraakt man gelijk de heer .Domela Nieuwenhuis, gewezen predikant, die zich volkomen ter goeder trouw voorstelt geheel de wereld gelukkig te maken door de toe passing van zekere socialistische theoriën, ondanks de warmste aanbeveling slechts 5 stemmen in een stad van meer dan. 300,00 O zielen kon verwerven, moet men aannemen, dat opspraakwekkende verkiezingen hier zoo goed als onmogelijk zijn. De nederlandsche kiezers, aan wie tot n» toe het stemrecht werd geschonken, laten bij het doen van hun keus zich vooral lei den door de overtuiging, dut een welgesteld, geleerd, liefst wat deftig, zoo het kan tevens welbespraakt man hen behoort te vertegen woordigen. Onze Tweede Kamer bestaat dien tengevolge voor een vierde deel uit adelijke personen, uit een vijftigtal rechtsgeleerden, een paar doktoren, een paar ingenieurs, vier gewezen predikanten, enkele militairen; de mannen van handel en nijverheid maken slechts een betrekkelijk geringe minderheid uit. Wel verneemt men nu en dan de be wering, dat er te veel »advokaten" in de kanier zitten, dat daaraan de langdurigheid der debatten, het eindeloos gekibbel is toe te schrijven, doch in den grond des harten houdt het Nederlandsche volk wel van zulk een parlement ondanks zijn gebreken. Men zal veel gemakkelijker iemand.ontmoeten, die met een ironisch trekje om de lippen her innert, dat het landbouwende distrikt Hoorn een kaaskooper afvaardigt, dan een Amster dammer, die het opmerkelijk acht,, dat de hoofdstad vijf juristen heeft uitverkoren. Inmiddels zou het zeker zeer dwaas zijn al te lichtvaardig er naar te jagen het ge tal rechtsgeleerden in de Kamer te vermin deren. Mannen van nabij bekend met de be langen van scheepvaart, handel en nijver heid zijn onontbeerlijk, maar het is volstrekt niet bewezen, dat zij die den titel van >Mr." voeren, op industrieel, financieel of kommercieel gebied vreemdelingen zijn. Het Mr. is vaak alleen een kenmerk van een beschaafde opvoeding, en in den regel een waarborg voor de .aanwezigheid van meer algemeene kennis en van een ruirneren blik, dan waarop de vakman aanspraak kan maken. Het >wetgevend lichaam" heeft nog geen last van een al te overvloedige mate van juridische, kennis, die daarin ver tegenwoordigd is, en de klacht, dat de'Ka mer te veel »advokaten" herbergt, heeft al leen grond, 'wanneer men haar uit met het oog op een zeker soort van Mrs.; die nl., welke zonder het s Mr." eigeuthjk niets zou den zijn. Veeleer schijnt een ander gevaar te drei gen. Men mag vreezen dat de nederlandsche volksvertegenwoordiging langzamerhand voor een goed deel uit gewezen geestelijken zal bestaan. En "dat gevaar is oneindig grooter, dan een al te talrijk adrokatendom. Het spreekt wel vau zelf, dat er onder hen, die bij het een of ander kerkgenoot schap leeraar -zijn geweest, mannen gevon den worden, die ondanks de betrekking die zij bekleedden, tengevolge hunner buitenge wone verstandelijke begaafdheden, uitmun tende volksvertegenwoordigers kunnen zijn. Er bevinden zich onder de leeraars der kerk genootschappen, gelijk bij alle andere vakken, ambten en bedrijven, lieden die daar mis plaatst moeten heeten, en zoo niet mis plaatst, te veelzijdig ontwikkeld, te prak tisch van natuur zijn, bm niet nog beter op andere wijs hun medemensehen ten dienste te staan. Mannen als Baron van Hoëvell, of als Moenp, waarvan de eerste om zijn bijzondere kennib van indische toe standen, de laatste als specialiteit in on derwijszaken zich een uitnemenden naam verwierf, rekent men tot de sieraden van een parlement. Zelfs Dr. A. Kuiper, of schoon hij op veiontiu|tend woordenrijke w|js daar een onvruchtUar» i strijd voerde, was althans iemand, die,i#p givnd ran zijn bekwaamheden, als de onmibbare leidsman van een partij, een zeker recht kon doen gelden op een plaats in den omtiek van de groene tafel. Doch dit neemt niet weg, dat m h<--t algemeen de predikstoel niet-de-meest geschikte voorbereidingssuhool voor het par lement is. De studiën ^van den theoloog, zijn bij uitstek theoietiech van aard en de werkkring van den herder maakt, dat zijn oog scherper is voor de dingen, die niet van deze wereld zijn, dan welgeoefeod in. het juist waarnemen en onderscheiden van die prak tische zaken over welke ,in de volksver tegenwoordiging gemeenlijk wordt gehandeld. De liberale partij is vooigegaan en de andere richtingen, uitgezonderd de katholieken, die tbans feitelijk alleen hun priesters zien bui tengesloten, zullen gereedelgk volgen. Vaa de beide laatstverkozen moderne predikanten was niets anders bekend, dan dat de een te Wormerveer, de ander te Kimswerd, het predikambt uitoefrndei De heer de Meijier had nog het bewijs geleverd een ontwikkeld theoloog te zijn, van den heer Lieftinck wist men zelfs dat niet. Welnu, wanneer de liberale pai tij zonder eenige noodzaak zijn toevlucht tot moderne predikanten neemt, dan kan men het den anti-revolutionairen niet euvel duiden, dat zij op hon beurt, waar een Kuiper ont breekt, tot Dunner afdalen pn zich met hem gelukkig achten. Hei behoeft geoir'lfeioog, dit pp deze wijs in onze dagen van''scheiding van kerk en staat, de kerk veel meer hot woord in de verga dering zal voeren, dan toen zij nog één met den staat heette te zijn. De diskussiè'n zullen wel niet op die van een synode gaan gelijken, al hebben zij er soms iets van, ? wij be doelen niet de langdradigheid, maar de be langstelling' in het abstrakte ? doch prak tischer zullen zij zeker niet worden. De gewezen predikant, die niet een meer dan gewoon kundig en energiek man is, zal natuurlijk zich bij voorkeur bewegen, op het gebied der algemeene politiek en daar is juist geen zaak ter wereld, waaraan ons par lement minder behoefte heeft, dan aan be raadslagingen, welke een algemeen karakter dragen. Ook zonder de aanwezigheid van predikanten zullen die beschouwingen in ruime mate geleverd worden, terwijl het uit spreken van een oordeel over vraagstukken .van zakelijken aard slechts zeer zelden tot hun bevoegdheid behoort. Wij zoudan het hoogst schadelijk voor de verbetering vau onze in menig opzicht kranke volksvertegenwoordiging achten, indien het getal der predikheeren op het Binnen hof nog versterkt werd. En het gevaar daar voor valt niet te ontkennen. Vele moderne predikanten, die de kerk ontwassen zijn, zouden" zich uit een licht te verklaren menschelijke zwakheid er toe kunnen la ten verleiden den post te betrekken, die dcor de praktische mannen niet begeerd wordt, omdat hij te veel van hun tijd voor nutteloos dispuut eischt, ? en den chr. gereformeerden predikanten mag men het niet ten kwade duiden, dat zij zich zelf als de beste volksleiders en wetgevers beschouwen. Elders ligt voor al deze personen, met wier streven wij ten zeerste sympathiseer en, daar zij ieder op hun wijs en naar hun in zicht tot verbetering der maatschappij mede werken, een uitgestrekt arbeidsveld.' Alleen den zeldzaam begaafde blinke het Binnenhof als het doel van xijn wenschen tegen, want daar behoort een buitengewone mate van bekwaamheid of praktischen zin en onverdroteu onderzoek toe, om na één schier uitsluitend theoretische oefenschool doorloopen te hebben, met kennis van zaken over de dingen dezer wereld uit een staat- en staathniskundig oogpnnt te oordeelen. Wij gelooven dat de kiezers het recht moeten, behouden ' de gewezen geestelijken te kunnen afvaardigen, maar wij meenen tevens, dat het meer dan tijd. wordt, dat de geestelijken zelf zich ? ernstig de vraag voor leggen, of zij wel recht hebben naar een plaats in 's lands vergaderzaal meetedingen. 's Hertogenbosch. De eerste week is voorbij. Toen ik de eerste maal de pen opvatte, om eenige indrukken mede te deelen, die ik ter plaatse had opge daan, werd door mij op-den Toorgrond gesteld, dat men zich daartoe behoort te handhaven op het moeilijk standpunt van: eeret zien, goed zien, veel zien, daarna nadenken en vervolgens spreken. Daarom aarzelde ik ook veel feiten in mijn verslag op te nemen en die ziens- en handelwijze berouwt mij niet. 't Waa wel niet de eerste maal, dat ik zulk een treurig geval bijwoonde en dus was mijn inzicht juister dan 't anders zou geweest zijn, doch daardoor juist vermoedde ik ook ? wat later bevestigd is ? dat da eerate berichten elkaar op menig punt zouden tegenspreken. Ik zal nu trachten met een enkel woord een overzicht van de gebeurtenissen te geven. Het plotseling invallen ran het felle dooiweder deed de rivieren ? aanvankelijk weinig, doch spoedig meer ? zwellen en spoedig zette zich het afdrijvende ijs op de benedenrivieren vast. Weldra werd de opstopping en daardoor de werking van het water, versterkt door die der ijsschollen zoo groot, dat bij Lith eii bij Bokhoven doorbraken van den ouden zwakken Maasdijk plaats grepen. Hot onheil was voorzien, en nauwelijks wa ren dan ook bij Lith de eerste voorteekenen ? afschuiving ? van den dijkbreuk te bespeu ren, of den boeren sloeg de.schrik om.'t Hart en zij renden' in wilde vaart huiswaarts, om nóg te redden wat te redden viel. En toen voert! naar? 'naar. den dijk, waar deze npg sterk genoeg scheen, naar de omliggende dor pen, meerendeels naar Oss. . Dit waren voornam enlijk de bewoners vau de dorpen öijen en Teëffelen, want ze zagen terecht in, dat deze'den'eersten en heYigsten schok van het water te doorstaan zouden heb ben. Zij werden te Oss liefderijk opgenomen en verzorgd: 12QO mensehen met have en -goed l . Achter hen "brak: het dreigend onheil los en als een vervolgende genadelooze vijand storm den,de. golven van het bruine .slijkerige Maaswater, met ijsbrokken, met hout, .met brok stukkeu van. huizen, of van den dijk over de laaggelegen polderlanden. Wie achterbleef, was verloren. 't Was gelukkig morgen, toen de ramp voor viel ; anders zouden de gevolgen niet te over zien geweeat. »ijn. Daar verbreidde zich met groote snelheid de mare: de Maasdijk is door gebroken! Maar sneller dan. die berichten was nog het water zelf, en den 6den Januari, ver kondigde het strijdend water rondom 's Bosch reeds .zelf den nood, die ons te wachten.stond en deed het.zijn zegepralenden, intocht in deae stad. ?t Was juist Driekoniugendag en da, straatjeugd, onbewust van de toekomstige el lende, juichte en had er pleizier in en danst* des avonds met hun brandende ?koniugskaarsjes" bij de kolken en riolen, die eensklaps ia vreeselijke bronnen herschapen waren. Toch fronste zich m~nig voorhoofd en zag men velen met bezorgden blik aan.de deuren staan, het klimmende water gade te slaan. Om te 's Bosch te komen, had het water dus niet, alleen de polders van het Laag- en van het Hoog-Hemaal en de polder van Oss, maar ook de groote polders van van der Eigen Oost-eind en van van der Eigen Westemd én. die van Empel en Meerwijk moeten vullen. . In woeste vaart stormden de drommen van den verbolgen watergod onze. oude vestingmuren1 -yoorbij en beukten, mot hun schotsen onze wegen en dijken en^sloegen zelfs de brug aan de Yachterpoort weg, terwijl die bij de Orthe- en bij de Hintham merpoorten, -dank zij de voorzorgen en den ballast, gespaard bleven. Kort daarna begon ook de Heerwaardenscha overlaat (?ow verlaat" zeggen de boeren) te werken en ?spoelden Maas en Waal tejjzamëïi om nog ?meer wee" te vormen. Toen waren nog slechts de Geffensche, dé Rosmalensche, de Vlijraensche en de Vuchtache polders gespaard, maar daarmede nog volstrekt niet geh -el gered. Doch men zou trachten.,.. niet te verdrinken. Er werd hulp ontboden-. Militaire hulp voor Oss, voor Berlikum, voor .Nuland voor Yucht, voor den Kampdijk, in de stad zelve, kortom overal en opeens. Ia dj n Torig verslag vlocht ik een wel verdien de n lauwer door den doornenkroon, die ons leger zoo vaak wordt opgezet. En ik wees er op, dat uit kortzichtigheid en vrees voor verant woordelijkheid de militaire autoriteit' op het punt stond, Tyftig soldatenlevens te wagen om hulp te brengen voor het behoud van een dijk! Mij, toeschouwer, bloedde het hart en hefe was voor het eerst in mijn leven, dat ik mij macht toewenschte. Maar genoeg! Oorspronkelijke Novelle DOOR A. BEEKMAN. ?Ik was," antwoordde de secretaris, die intusschen warm scheen te worden, te oordeelen naar zijn hoogroode gelaatskleur, ?even heen gegaan om thuis ? help toch eens, Geurt, die bottines ? om thuis wat sigaren?' ?Wat knelt die schoen," zei de dokter, ?wil ik eens probeeren?" ?Hij wringt 'zoo, weetje ? zie zoo! dankje Geurt ? nu zal 't wel lukken. Geurt, leen ine een paar klompen dan ga ik naar huis." ?Maar hoe kwam je nu bij die kolk ?" vroeg de niet af te leiden dokter weer; ?die ligt im mers aan den tegeno vergestelden kant van het dorp." De secretaris had bet toch zoo warm, dat zijn lorgnet van zijn neus dreef. ?Ik liep een eindje om," antwoordde hij kortaf. Domme menschen worden spoedig boos en .daarom giag de dokter met zijn plagen niet verder. Maar de goede notaris, die het ver haal van Bèaudajour als ernst had opgenomenj zei erg naief: ?De kolk van Peter Jansen ? dat is die op den weg naar den Lindenhof." ?Ah ha! vriend, nu begrijp ik je," zei de majoor, ?de charmante schoone, ah ha! Je hebt een minnelied gezongen voor het raam op den Lindenhof, en zij is niet verschenen. En toen ben je wanhopend geworden, en je hebt je ge stort in de grondelooze diepte der ? ja, ik zou wel willen zeggen wateren ? nu 't was modder, maar de daad was toch hetzelfde ..." ?Hoor eens, majoor," kwam Beaudujour, half schertsend, maar dat ging niet best, ?praat me niet meer van die schoone; 't is nu genoeg, en hm, 't is wat die schoone!" De arme gemeente-secretaris was zelfs f e onhandig om een eens begonnen leugen vol te houden, en in zijne laatste woorden had hij zooveel losgelaten, dat het duidelijk was, dat hij op de eene of andere wijze met de nieuwe onbekende dorpsbewoonster in aanraking was geweest. Na dien uitroep van verachting barstte dan ook een storm van vragen, plagerijen en kwinkslagen los, die den ontmaskerden secretaris nu eens erg boos maakten, dan weer met-de ove rigen deden meelachen, al naar hij meende er zich het best uit te redden. Hij wachtte zich echter wel nog meer te vertellen. Wij zullen nu eens zelven gaan zien hoe het met ?het jonge .weeuwtje" is, en het gezelschap in ?de Vergulde Zweep" maar voor dezen keer laten wat het was. Er werd nog een glaasje ge dronken : bij gelegenheid van dezen bijzonder bewogen avond, en de notaris zei spoedig: ?Och, die armen, zij krijgen ook morgen den rijder nog niet." II. KENNISMAKING. De Lindenhof, of, zooals de boeren het noe men, ?den Lïendenhof', is geen groot buiten, maar slechts een vrij nederig woonhuis midden in een grooten tuin, nog geen vijf minuten buiten het dorp. Het is iu twee dealen ge scheiden, waarvan het achterste bewoond wordt door den timmerman Gijs Bussink en familie, terwijl in het voorste gedeelte.met den geheelen tuin bijna, de jonge dame haar intrek ge nomen heeft, die wij een dag of vier geleden uit de omnibus hebben zien stappen. Het lage witte huis met groene blinden ligt lieflijk half verscholen tusschen het groen van acacia's, ber ken en dennen,' en van het punt waar de Arnhemsche weg het dorp verlaat .en naar den Lindenhof Opklimt, komt de plaats vroolijk uit tegen eene gele zandige helling van den Bemmelkamperberg, die zich daarachter niet donkergroenen kruin tot ..een vrij aanzienlijke hoogte verheft en rechts van den grootenweg nog wel een paar uur verder als een nevelpaarss massa aan den gezichteinder uitloopt. Lang heeft de Lindenhof leeg gestaan, totdat een week of drie geleden een heer uit Amster dam kwam, die tot Gijs gezeid had: Gijs, had ie gezeid, veur twei hunderd nèm 'k 't; nie veur m'n eigest, moar veur m'n zuster, had ie gezeid, een weeuw met één keind; drie koamers, da's krek van pas ? en nou weunt ze al hier, mevrouw van Andel, kijk moar, oan den gunnen kant van 't huis ien den blommenhof. Ja zie, ter zijde van het huis onder e«n soort van -warande, geheel met klimop begroeid, zit een nog zeer jonge vrouw met een kraaiende kleine op haar schoot, die dartelt aanf de volle moederborst. Beaudujour had in weerwil ran de schemering en door zijn lorgnet wel goed gezien, dat zij schoon was. Een paar groote, gitzwarte cogen, waaruit te gelijk geest en zachtheid stralen; een frissche blos op de wan gen als van een jong meisje in haar vroegste lente, weelderige, donkere haarlokken, die dezen avond na zoo'n drukken dag maar wat achte loos zonder een schijntje kunstmatige schik king over de fraai gevormde, volle schouders hangen, geven de jeugdige moeder een uiter lijk van kracht, levenslust en frischheid, dat da delijk inneemt, al zijn misschien de trekken van het vriendelijk gelaat niet zoo erg fijn gesneden. 't Is nu 's avonds zeven uur, vier dagen na haar komst te Bemmelfcamp en 't mevrou w t je zit bij een kopje thee wat uit te rusten van al het werken, dat ze van daag gedaan heeft, om haar nieuwe woning in orde te krijgen. Het ziet er daar binnen ook nog wat verward uit, en de tafel, waarop nu de thee staat, schijnt erg veel te gelijken op een omgekeerde kist of zoo iets. Mevrouw van Andel is in een licht ochtendkleedje, dat haar zeker niet kwaad staat; maar toch, al was zij in zwarte zijde, men kan het zeker zeggen, dat zij er al tijd erg eenvoudig doch netjes en bekoorlijk zal uitzien. Het jonge vrouwtje kan zeker nog niet lang weduwe wezen; toch zou men hier aan in 't eerst het minst denken, want het te vreden, opgeruimd gelaat, het gieren van plei zier dat de kleine doet, in een woord het geheele tafereeltje met dat groen en die bloemen, draagt oppervlakkig slechts den stempel van blijdschap en innig geluk. Maar een meer nauwlettend beschouwer zou nog wat anders kunnen opmerken. Het jonge weeuwtje kan nu en dan zoo plotseling het koozen en troetelen van haar kind staken en tuurt dan zoo strak naar één punt, waar-zeker niets haar aandacht kan trekken en dan weer, of ze eensklaps uit.^en droom' ontwaakt, pakt eti kust ae den dikken jongen met bijna kramp achtig geweld zou men zeggen, dan houdt zij hem ? zoo stijf tegen den boezem gedrukt, en er is smart of liever weemoed in haar stem, als zij iets tot Lïze, het dienstmeisje, zegt. Maar die oogenblikken zijn maar 'kort; zeer kort soms, als sneljagende donkere wolkjes voor de zon. ?Sta toch niet zoo hard te lachen, Lize," zegt mevrouw, zelve half lachende, ?Hannes kan 't ginds best hooren en zoo'n boer is slim mer dan je denkt." Hannes Bussink is de zoon van Gijs Bussink. Hjj is ook timmerman en bestuurt de zaken zoowat, sinds zijn vader te ond-eu te stram ia geworden om zslf mede te werken. Hij is druk bezig aan de werkbank, die aan den anderen kant van het huis staat in het gedeelte van den tuin, dat slechts door een laag hek vau den eigenlijken grooten.hof van mevrouw van Andel is gescheiden. Hij zingt er op zijn voorzangers manier een tamelijk onverstaanbaar Veluwsch lied bij, dat in hooge mate Lize schijnt aan te doen. Lize is nog een jong ding van een jaarof achttien, dat er niet onaardig uitziet, maarondeugend als een schooljongen. ?Wacht ik zal 'm eens," zegt ze en meteei? gaat ze .op Hannes af. ?Hier, Lize," gebiedt mevrouw, maar steels lachende. Maar Lize hoort het niet of liever doet of zij het niet hoort en-in een wip is zij den in zijn werk verdiepten timmerman van achteren genaderd en heeft ze haar kleine hand op zijn broeden rug vrij onzacht neergelegd. ?Hannes!" gilt zij hem in 't oor, met haar schel stemmetje zijn modderstem -trachtende te overschreeuwen.^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl