De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1880 18 januari pagina 4

18 januari 1880 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

D E A M S T E R D A M M E R, W E E K B L A B VOOR NEDERLAND. Terwijl in 1878' een nieuwe bundel Les récits et les Elégies en later in Revue des deux mondss, en Revue nouvelle onderscheidene gedichten he,t licht hebben gezien,' heeft Coppée we derom eene cpmedie in n bedrijf, Ze Trésor", voltooid, die den 20 December j.l, in het Odéon te Parijs met bijval is opgevoerd, en hoewel -minder boeiend van inhoud dan Ie Jjuthier, om, zijn keurigen vorm de aandacht verdient. s er meer noodig dan de vluchtige herinne ringen, die ik in bovenstaande schets gaf, om de belangstelling op te wekken, voor den rijk begaafden dichter, die binnen weinige dagen on£ land komt bezoeken? Is voor velen Franc.ois Coppée geen vreemde meer, en heeft hij door aijne grootere en klei nere gedichten zich ook in ons land reeds een kring van vereerders verworven, zijne bemin? neljjke ongekunstelde persoonlijkheid, wars van alle vertoon of pretentie, zal zeker aller har ten voor zich winnen. Blijke het dan ook dezer dagen op nieuw, dat in de lage landen," die Coppée met zijn bezoek komt vereeren, nog velen gevonden worden, die 2Ïeh gaarne door den dichter laten medevoeren naar de zonnige hoogten, waar hy zijn lied voor ons zingt, het lied dat de schrille kleuren der werkelykheid zachter tint, dat de smarten van ons bestaan lenigt en wijding geeft aan onze vreugde. J. N. VAN HALL. 1) Een roman getiteld yTJne idylle pendant Ie siège," en een drama ^La goeicre ie eeat ans," m collaboratie roet d'Artois vervaardigd, vermeld ik hier volledigLeidshalve. n van beiden. VEETAALD HAAK FRANQOIS COPPÉE. Hét was in Theraiidor. In de conciergerie. Twee honderd zaten daar ter dood veroordeeld, die Doorkruisten 't somber plein, met afgemeten schreden. Nog was aan 't schrikbewind, de moordbijl uiet ontgleden; Nog woedt de storm! nog dreigt de laatste "bliksemstraal! Verslagen ziet.Parijs, 't van bloed nog druipend staal Der guillotine alweer op nieuw verdachten vallen, Twee honderd zijn veroordeeld, maar onschuldig allen. Eea man met woest gelaat, komt eiken morgen daar, Ba legt zijn pijp terzij, leest der gevangnen schaar Onduidelijk, vaak verkeerd, van t' vuil gescheurde blad De namen voor van hen, die 't aangewezen had, Oni onverwijld 't noodlottig voertuig te bestijgen .Dat hen.diar buiten wacht. Gereed, met ernstig zwijgen Staat de veroordeelde op, reikt tot een laatst vaarwel, Een vneïid de iand ea roept Preseat" op 't wieed appèl. Te sterven, was dien tijd een zaak zoo onverschillig Dat burger, edelman, ja, iedereen gewillig Met talmen foren tred, 't bebloed schavot betrad, "Waar tot den dood Weid geen ooit gesidderd had. .Zoo stierf de royalist, zoo stierven, girondiaten. Eens, wijl geweld en baat voortdurend 't lot beslisten Las de griffier de Irjat en riep Charles Legay" uit der gevangnen rij, antwoordden daarop twee, Terwijl terzelfder stond, ook twee naar voren traden; Ruw schat'rend riep de man 'k heb keus, dit kan niet (schadea" Eén dtr gevangnen was een burger reeds bejaard, Die, bij 't gepoederd haar, de kleeding had bewaard; Die d'afgevaardigde des volks deed onderscheiden; Hij bleef zijn vreeslïjk lot bedaard en kalm verbeiden. In 't uniform dat kaal, versleten is staat fier, Naasl d'ouden man, een knap en jeugdig officier; Draagt gij denzelfden naam?" vraagt spottend d'onHetgeen de grijsaard met wij zijn gereed" beaamde. Neen! dat eischt onderzoek" schreeuwt hij maar alle (twee Zïj heetten dit Weet ras n Charles n Legay, Terwijl ze ook beiden gistren pas veroordeeld waren. *t Door drank beneveld oog bleef thans besluitloos staren j Ik weet verduiveld niet, wie 'k van die beiden kies, Maak burgers 't zelven uit, maar gauw, geen tijdverliesi Het is voldoend bekend, dat Samson nimmer wacht. 't Heldhaftig'overleg bleek kort te zijn; want zacht Vraagt aan den ouden man, de jeugdige officier, Gij aijfc gehuwd nietwaar?" Hoeveel kiaders?" Vierl' Kom baast u! roept de man ruw lachend Ia 't (gedaan f" 't Geldt mij zegt de ofücier ik volg u, laat ons (gaan!" MADELEINE, Benijd en Beklaagd door MSVBOUW VAN WESTHBEBSE, Haarlem. W. 'C. de Graaff. Jammer dat dit boek nu niet s verschenen in de Bibliotheek van Nederlands che schrijfsters. Ik zou zoo gaarne zien dat deze onderneming flink succes had op den duur; en waarlijk Be nijd en Beklaagd" zou er goed aan gedaan hebbeu. I-M is een echt damesboek. De jonge meisjes , en de jonge vrouwen krijgen er een lesje in; natuurlijk! Zeker heeft de schrijfster ook be doeld aan de mannen een lesje te geven, maar dat is haar over het algemeen minder goed gelukt. Toch ook niet altoos mislukt, vol strekt niet! De teekening van mijnheer Duit' ser zal zelfs menig verstokt geweten doen spreken. Hij behoort tot dat soort van man nen die hun vrouwen van het begin van hun huwelijksleven (af) een zeer gemakkelijke hulde brengen. Met; wat zie je er goed uit" en mijn vrouwtje kan alles" betalen ze een le ven van zelfverloochening en eischen voor die twee complimenten de meest volledige bediening. Wat zie je er goed uit" dat houden ze vol, ook -als het niet meer waar is, en iedere vreemde et, dat de arme vrouwen bij het zorgeu-voor les en het wde oogen overal hebben" langlerband ondergaan. Alles voor papa!" is lieve les der moeder in hun huis en de va.1' kweekt van ieder opgroeiend kind een be diende voor zich.- Waar heeft mevrouw van W. zul"k een exemplaar leerenkennen? Ach! wie er n doorgrond heeft, ziet er spoedig meer en de eerste kennismaking wordt ver geten. . "Wa-arom is Albert Aalout minder gelukt dan de ilee'ï- Duitser? Mij dunkt de reden ligt voor de hau i. Ben dame beoordeelt den man die te kort schiet tegenover zijne -vrouw allicht juister, -V:n den maa die door zijne vrouw wordt ongelukkig gemaakt, want van het onrecht, dat bij doet kan zij beter het grievende begrijpan, dan van het onrecht dat hij lijdt. In de oogen van eene rrouw is de beleedigde man een martelaar, zij vindt het heel natuurlyk dat hij licht om den tuin te leiden is; want dat de mannen min of meer dom zyn van na ture, hoe knap ze ook worden door onderwijs,' staat ? bij alle Trouwen vast en zij hebbsn wel gelijk. Maar de mannen ' vinden den be drogen echtgenoot .hoe beklagenswaardig ook, toch 'altoos min of meer belachelgk en duiden hem aan met een spotnaam. Een vrouwelyk auteur mag alzoo wel voor zichtig wezen, als zij sympathie vraagt van haar lezers voor een beer qui cherche sa femme trois jours et quatre nuits. Nu dat laatste deed Albert niet, maar ik hield mijn hart vast van angst, dat hy haar na zou loopen, de lieve Auguste, toen ze hem liet zitten, vooreerst omdat hij (?staande het huwelijk") door -de pokken geschonden was en ten tweede, omdat zij zich toch al in de armen van zijn vriend had geworpen. Be laatstgenoemde reden van haar vertrek was maar al te afdoende, de eerstgenoemde in t 't geheel niet. En toch veel was er niet aan l aan dien Albert. Een zoete jongen was hg jaltyd geweest, zyu grootmoeders ideaal. l Nacht grootma, moe zegt hy altoos nog als toen hij kind was; ach ja een allerliefste, jon gen, volstrekt geen wilde haren! Ja hy trouwt een beetje tegen groot-ma'a zin, maar dat is dwaling uit liefde, welk gevoelig hart vergeeft 't hem niet? Alleen hij is wat fiauw en heeft geen opinie, althans niet tegenover Auguste. Als z\j zg'n liefkozingen verdraagt, die zij niet beantwoordt, is hy al tamelijk ge lukkig. Zich te laten geldeü, 't komt niet in hem op, ofschoon hy wel voelt, dat er aan de opvoeding zijner kinderen wel wat hapert. Eerst als zijne Auguste weggeloopen is, geeft hij een blijk van onafhankelijkheid. Deel II. pagH.4'1. Wie weg is, mag weg blijven" zegt hij dan. Trouwens wat kon hij zeggen, dan zoo iets weinig waardiga? Had hij zich verant woordelijk gevoeld voor de deugd en de dadsn zijner vrouw, was bij waarlijk een man ge weest, dan zou hij die Augnste haar booze stre! ken wellicht hebben afgeleerd en bijna zeker ? zou zij niet met zijn vriend zijn doorgegaan." Eigenlijk was die Albert wel een beetje voor bedrogen echtgenoot in de wieg ge;legd en juist om deze praedispositie heeft geen , een lezer de rechte sympathie voor hem. Maar de dames! Zij staan alle op haar plaats l en blijven in haar rol. Aardig is het op te ' merken, hoe zij elkaar in de kaart zien, waar wijze heeren volkomen dupes zijn. De mooie Auguste, die toch geen prettig gei zicht heeft, kan op een soiree een goeden in' druk maken, maar als zy van de kostschool ] teruggekeerd, niet meer als vroeger tante zegt ! tegen haar hoog "bejaarde nicht, wordt ze door ; deze vrouw van ervaring al gauw begrepen. ? Een alledaagsch praatje van een kwartier ; en de oude dame weet het, dat de jonge een ijdele .egoïste is. Levendig en naar de natuur geteekènd is het huiselijk tafereeltje, dat ons mama Duitser en haar tweede dochter te zien geeft, bezig met toebèreidseleüvoor de feeste lijke ontvangst van Auguste. Daar had nu die domme bodin de kippen vergeten mee te bren gen, en soepvleesch was er ook al niet te veel. Zou er geen snoek te krijgen zyn ? vraagt me vrouw. Ja maar wie zal er heengaan? (na tuurlijk wordt de vischboer bedoeld.) De meid : moest nog erwten doppen, voor 't heele gezin ' enfin 't was fameus." Gelukkig dat Mina binnenkwam. Die Mina is bepaaldeen snoesje," dat weten de broers ook wel, die wanhopend zijn als ze uit logeeren gaat. Zelfs papa, die daags te voren over het reisgeld geprutteld heeft, voelt, dat dit kind een schat is ea drukt '- baar bij 't afscheid een extra tientje in de hand. ' pas op dat je .'t niet verliest, zegt hij. j Als ik alle aardige tafereeltjes en fijne trekjes i ging aanwijzen die in 't boek te vinden zijn, zou ik meer ruimte noodig hebben dan mij is toegestaan. De beklaagde Elisabetb die tegen over de benijde Auguste staat, is een origineeltje die veel te denken geeft, erg bij de ; hand," engelachtig lief, een beetje bang om 'beklaagd te wordea en daarom wat zonderling, e en karakter dat aandacht verdient en waar over dispuut mogelijk is. Men moge aan de Oudvelders" de voorkeur ' geven, met Benijd en Beklaagd" is toch. ook aan het lezend publiek een dienst bewezen, waarvoor het dank verschuldigd is. V.H. De vertaling van Limburg Brouwer's AIcbar in het Engelsen, moet zeer goed geslaagd zijn. Zij gaat vergezeld van historische en biografi, sche noten door den heer Clements Markham. , De Aurora, het dagblad van het Vatikaan, zal niet alleen in verscheidene, talen, maar ook in twee uitgaven verschijnen, eene voor de meer . ontwikkelden en eene voor het volk. , Yan George Ebers jongsten Roman Deëusters^ . zijn reeds 25000 exemplaren verkocht, en nog i steeds houden de aanvragen aan. Kieawe Uitgaven: 1 AB.NOLÜ, De afschaffing der doodstraf en hare ' gevolgen. Eenige beschouwingen naar aanlei ding der tegenwoordige strafwetten, ?0.25. ? J. G. BOÜESSE, Bonte bladeren. Gedichten. ''? 0.90. i F. A. HOEFEE, Onze landsverdediging bij een onderstelden aanval, ? 0.90. i Mr. H. VAN DER HOEVEN, Over de vaststel ling en invoering van het wetboek van Straf recht. Bede, bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Rijksuniversiteit te Lei den, Uitgesproken den 26ea November 1879. ? 0.40 ; HOMAN-BIBLIOTHEEK. 10e deel. (Zijn geheim, 'door H. T. ChappuisV Bij inteekenrag ?3.45, afzonderlijk ? 4. MARK WAIN, Een moderne pelgrimstooht. Uit het ngslsch vertaald doo " 2 dln. ? 0.50. ALMANAK yan het. Militaire Studentenkorps Mavors Medicator voor 1880 28ejaarg|/3.50. Mevr. KERTIAULT, Moeder-Brevier. "Wenken en raadgevingen bij de opvoeding ran jonge kinderen. Vrij naar het Fransen door Agricola.. Ie afl. Compleet in hoogstens 7 afleveringen. Per. afl, ? O,50. Du. H. E. MOLTZER, Studiën «n schetsen van Kederlandstïhe Letteren. Ie afl. De invloed der Renaissance op onae Letterkunde. De Ie bun del compleet in 5 a 3 afleveringen. Bij inteek. ? 0.50, afzonderlek ?0.65. DOOK J. . DE KBÜIJFF. Men behoeft niet de Arnhemsche Tentoon stelling zich weer voor den geest terug te bren gen, om herinnerd.,te worden aan een welge vulde afgesloten ruimte, die eiken bezoeker on willekeurig tot zich trok, want stadgenoot of vreemdeling, die de KALVEKSTRAAT doorwan delt, vindt telkens weer gelegenheid om aich aan de uitstalling der produkten van da firma DELAUKOY te vergasten. Blauw Porselein" heeft een tooverklank niet allén n de ooren van elke hollandsche huis vrouw, maar oefent een magischen invloed op allen diégevoel hebben voor behagelyke vorm klemr versiering. Het Japanach porselein is die voorliefde waardIk ken geen enkel bewerkt materiaal vanOosters.ch.en oorsprong_dat zulke billijke aan spraken kan doen gelden op het voorrecht: een product van den wereldhandel te zijn. En eest jarer gros." Want bijna alle Aziatische kunstvoortbrengselen op het gebied der nijver heid: geweven stoffen uit Indié' en China, mozaïek en vaatwerk uit de Engelsche koloniën Perzische tapijten en wapenen, Arabisch ge mailleerd glaswerk, - Jjipansch brons- en lakwerk, Chineeache maux-cloissonéa dat alles getuigt van een ontwikkelden kuftstsmaa'.ï, van een-fijn gevoel voor sierlijke vor men en een zin voor harmonische kleurvers ering, die door de Westersche volken, in zulk een hooge mate, nimmer zijn geëvenaard. Doch met uitzondering wellicht van het lakwerk deelt geen enkel Oostersch jirodukt zoozeer in den algemeenen smaak als het Japamche porcelein. Door alle eeuwen heen was het gezocht en .gewaardeerd, eo ik behoef slechts in herinnering te brengen dat het eerste. Delftscb. aardewerk zijn opgang hoofdzakelijk te danken had aan de getrouwe nabootsing van het Japansche porselein, om de juistheid mijner bewering met een treffend voorbeeld te staven. Ook in Saksen won het fabrikaat van Meisaen de gunst van het pu bliek door eea zoo volkomen mogelijke imitatie der ooötersche vorm. en klein-ver siering. Toch Is geen Europeesch fabrikaat bij machte om op den duur. aan de mededinging van het verre Oosten, het hoofd te bieden. Noch het porselein van Meissen^ noch dat van Sèvres, Berlijn, Weenen of Petersburg e. a. Het &uropeesche porselein vraagt een omgeving min of, meer ingericht in den geest van zijn eigen dekoratief karakter; het Japansch porcelein daarentegen is overal thuis. Men kan het neerzetten waar men wil: nergens stoort het; zoomin in een antiek gemeubeld vertrek als in het meest nieuw-modiöch boudoir. Het heeft een eigenaardige samenstelling van kleuren, die steeds tot een neutraal" geheel in n smelten, en begrensd zijn door omtrekken wier vormen dikwijls geheel aan het effekt der kleurenverdeeling ondergeschikt zyn. Deze eigenschappen zijn niet gering te sctiatten, al schijnt het weinig prétentieuse" meest al zoo gemakkelijk verkregen. De schoone eenvoudige vorm kost vrij wat meer studie en inspanning dan de rijke en samengestelde ver siering en verraadt steeds den raeesterhand of een buitengewonen aanleg. Bij de Oostersche .kunstvaardigheid komt bovendien nog een derde faktor in aanmerking: een duizend jarige tratitie. Yan vader op zoon, van ge slacht tot geslacht,. van eeuw tot eeuw, van af de vroegste tijden tot opheden, beeft HET ZELFDE kunstkarakter zich ongestoord voort geplant, steeds meer ontwikkeld, met zorg gekweekt, en doorgedrongen als het ware tot in het bloed van het volk. Tegen zulk een duizendjarige traditie is geen andere mededinging gewassen, en wei aÜerwwtist de modezucht van onze dagen, om voortdu rend en rusteloos steeds het publiek met iets nieuws te behagen. Men gunt zich ter nauwernood den tijd om een aangegeven denk beeld behoorlijk uit te werken, laat staan te volmaken, en altijd wér op nieuw ver dringt de eene samenstelling de andere. Ten slofte geraakt alles in de rommelkamer of op zolder, alles behalve het Japansche por celein ; of 't moet geschonden en gebroken zijn .... en nog, zelfs dan niet: De firma Delaunoy te Amsterdam, legt er zich in de. laatste jaren op t.oe, om porcelein te monteeren." Het geschonden" porcelein vervult daarbij de hoofdrol. Gemonteerd porcelein, vooral met zilver, werd reeds -lang te voren gemaakt.'Ieder kent het ia den vorm van tbeebussen met zilveren dop, van suikervaasjes, trekp.otten en melkkannen, met zilveren tuit of deksel enz. Genoemde firma evenwel werkt met gepolijst of met verguld koper, en bezigt daartoe voor het meerendeel vormen, die aan oud-japansche bronzen zijn ontleend, en voor de rest ook moderne metaal versieringen. Waren het vroeger voornamelijk diepe kommen en schotels, vazen en kannen, die door het aanbrengen van een metalen bovenrand en dito voetstuk tot bloemenbakken, kaartjes-schotels, candela'bers en schoorsteen-garnituren werden gepromoveerd, thans zijn het ook meer samengestelde voorwerpen, ais kamerkrorsen, gaslampen, medaillonspiegel tjes finet Hchtarmeu, enz. waarbij het porselein in vereniging met het gepolijst of verguld koper het materiaal vormen. Het denkbeeld ia nieuw. En dat ia niet de geringste verdienste van het produkt. Het is een protest tegen de verlammende uitspraak, dat men alleen in het 'buitenland in staat is om op kunstnijverheidgebied iets nieuws te vinden, dat aan de eischen van een goeden smaak beantwoordt. Reeds het rapport der Rijks-Commissie tot onderzoek naar den toestand van onze kunst nijverheid, vestigt de aandacht op deze indu strie : daar het in den waren zin des woords : kunstnijverheid is, want uit min kostbaar mate riaal, wordt inderdaad iets moois gemaakt. In eea oud-Delftsch scheerbekken, waaraan een hoek ontbreekt, en dat voor geen ander doel kan gebezigd worden, wordt een montuur in gepoïyst koper gemaakt, die den geheel en als 't war» uitgebeten hoek aanvult, door een masker bv. Uit dat masker ontwikkelt zich een drietal lichtkroon-armen, en de midden ruimte wordt bedekt met een geslepen stuk spiegelglas, dat er eenvoudig met schroefjes op bevestigd wordt. Het onbrui kbare scheer bekken is door die bewerking een bevallig medaillonspiegelfje geworden, als achtergrond voor een wandkroontje. Stel: men heeft een geschonden verzameling van poreeleinen kopjea en schoteltjes, zoogenaamde flesschen" en vaasjes, [lier ontbreekt een schotel daar sen deksel, hier is een stuk uit, daar een hals gebroken; wat met dien onbruikbaren rommel aan te vangen? De firma Delaunoy lost het raadsel op, door de vervaardiging .van een salonkroontje van zoogenaamd blauw por celein," gemonteerd iu gepolijst koper. Al die schoteltjes, die kopjes, die geschonden vaasjes en wat niet al, liet ze een dékoratieve functie vervullen in een gracieu.se lichtkroon. Dus worden incompleete overblijfselen, zonder han delswaarde, nuttig gebruikt, en uit bijna niets wordt iet» schoons geboren, 't geenhetgroote geheim is der kunst-Dij verheid." Sints het voorjaar van '78, waarin dit rap port verscheen, is de firma steeds vooruitge gaan in haar pogen, hetgeen ter Arnhemsche Tentoonstelling bleek, waar 2ij ook een gaslamp met lichtkap, en een Ganton-porceleiaen'' kamerkroontje met verguld koperen montuur exposeerde. Het laatste beviel mij beter dan de eerste, 't Is goed gezien, om het veelkleu rige porcelein niet met gepoïyst doch met verguld koper te montesren. Bij verscheidenheid van kleuren: bij polychrome" samenstelling past verguld, terwijl het zooveel koudere cuivre poli" in overeenstemming is met het, blauw porselein. Mogen ook hier en daar de vormen wat te weuschen overlaten, dan vergete men niet, met welke bezwaren de fabrikant te kampen heeft. Vooreerst door het feit dat: alle begin moeielijk is. En vooral door het niet vrijelijk kunnen beschikken over zijn grondstoffen. De firma moet letterlijk woekeren met bare vormen. Zij heeft geen ateüer, waar tal van artisten steeds nieuwe monturen, ontwerpen., en dat eenvoudig om ,der minkostbaarheid wille van haar fabri kaat. Een nieuw montuur kost veelgeld. Want het model, na geboetseerd te zijn wordt eerst in lood gemaakt; dan wordt een contreform in koper vervaardigd, die van binnen moet worden .geciseleerd en waarvan de reproduc ties evenzeer elk afzonderlijk weer moet wor den afgewerkt. En gesteld zelfs dat het debiet de belangryke kosten dekte, dan toch nog, zou de fabrikant al spoedig in verlegenheid gera ken ~ wanneer hem het porcelein ontbreekt. Men bedenke, dat de vorm van elk voorwerp afhankelyk is van de oude incompleete brokken, die der firma worden aangeboden. Steeds wordt dezelfde mate van vindingrijkheid vereischt, om een gunstig resultaat te verkrijgen. Bij de grootere, meer samengestelde voorwer pen zijn dan ook geen twee exemplaren volko men aan elkander gelijk. 't Kost al^reeds veel moeite, om juist dezelfde soort porcelein, hetzelfde karakter, dezelfde kleur, dezelfde teekening voor alle deelen van een zelfde voorwerp te vinden. "Want en dit is de voornaamste oorzaak, waarom dit fabrikaat tot hiertoe geen grootere vlucht heeft kunnen nemen het publiek wenscht OUD porcelein. Modern? Fidonc, 't zou aan zijn fatsoen te kort doen. Het nieuwe moge even schoon zijn, even goed van materiaal eti com positie als het oude, het moge zelfs den fijnen kenner moeielijk vallen, bij aandachtige be schouwing het verschil te ontdekken, de fa brikant zelfs moge aan de mogelijkheid gcluóven schoon bij 'oooge uitzondering dat hij op 't stuk van datum van herkomst bedot \vovde, ei\ 't publiek dus somtijds zelï's geen ahiumg" hebben van het onderscheid . . , Neen, als 't geen OUD porcelein is, dan kan 't zijn gunst niet verwerven. Wat my betreft, ik bezit liever tien nage maakte DOCH EVEN SCHOONE voorwerpen dan n echt, en beklaag de anderen, die kunstgenot en beurs aan hunne ijdelheid ten offer brengen. Stel de mogelijkheid, dat de fabiïekant ook modern porceleiu of zelfs Delftsch aardewerk, voor zijne samenstellingen kon gebruiken, dan zou liet hem daardoor mogelijk worden, zich een ontwerp te verschaffen, dat in alle opzich ten zijne weuschen bevredigt, en tot in zijn minste détails den toets van een artistieke ontleding zou kunnen doorstaan. Hij kan zich dan de belangrijke kosten ver oorloven, verbonden aan het modelleeren van een geheel nieuw raontuuv en het doen bak ken van porcelein of fayencc naar een expresselijk daarvoor geleverde teekening. Naar dat model kan hij een groot aantal gelijke repro ducties doen vervaardigen. De voordeelen zou den bestaan in min kostbaarheid van liet pro duct, dus grooter debiet bij zorgvuldiger com positie en volkomen overeenstemming tusschen de verschillende détails. Het toevallige onschoone maakt plaats voor een beredeneerde artistieke opvatting, en het fabrikaat treedt in de rei der beste samenstellingen op nijverheidsgebied, alvorens de Jjui-te-nlandsche Jconkurrene zich meester maakt van het denkbeeld en zich haast, om datgene te doen, wat de uit vinder wellicht reeds te lang verzuimde. Bovendien de proef is de moeite waard. Want het fabrikaat is gewild. Zoowel de gemonteerde kamer kroontjes als de wandlustres, de zoogenaamde applique's" | worden door landgenoot en vreemdeling gaarne gekocht en bij ruimere exploitatie en toene mende mi n kostbaarheid, zou het produkt, voor een deel zeker, de dikwijls smakelooze kamer kroontjes kunnen verdringen, waarmede ons uit alle vier windstreken het 'buitenland overstelpt. Nog vond ik in het magazijn der heeren Delaunoy onder meer: een goed geslaagde een voudige samenstelling van gewone vierkante beschilderde tegeltjes tot karaerjardïnière. Bij' ruimere beurs kan men zicb daarbij het genot van fyner beschilderde tegeltjes veroorloven. Ten slotte zij 't mij vergund een kleine aan vulling te geven tot mijn vorig artikel over Email", door de mededeeling,- dat ik. iu het ra eer ver melde magazijn ook mail-cloisonnéop fayence gevonden heb. Het fabrikaat heet Kiuto, is behagelijk van kleur en daarbij niet duur. In zijn uiterlijke verschijning doet het haast niet voor het porcelein-cloisonnéonder. Amsterdam, 14 Jan. II. Geachte Heer Eedacteur! Geen mensen weet het nog, ten minste buiten mijn kleinen kring. Maar het brandt mij op de lippen. En aan wien zou ik het eerder mededeelen dan aan n, geëerde Redacteur, die door mijn vori^en briefte plaatsen getoond hebt dat gij mij op mijnreclite waarde weet te schatten. Misschien kan ik u wel aanraden ook dit schrijven op te nemen in uw Weekblad. Het zal er de waarde ongetwijfeld van verhoogeu. Dit nummer zal bewaard worden als goud. En tijdgenoot en nakomelingschap zullen er u voor zegenes. Want het bevat de oudste oorkonde, de eerste bladzijde der geschiedenis van de later zoo wereldberoemde.... Doch ik vergeet, dat gij nog niets weet. Vergeef do verwarring mijner denkbeelden; ze is licht te begrijpen. Want, ik zal het u maar terstond, zonder noodelooze omwegen zeggen; voortaan mijnheer! heb ik niets meer te benijden aan den man dien ik daar bezig zie het huis van mijn overbuurmaa op te schilderen; even goed als hij heb ik den' hoogsten trap van den ladder beklommen, ik ben een hooggeleerde geworden, in n woord, ik ben Professor II! Professor, gij Jan Oly? Nu dat zal ook zijn een professor bij de gratie..." Gods ? neen mijnheer! beter dan dat, bij mijn eigen gratie, en de gratie mijner vrienden! Maar professor in allen gevallen en-m optima forma. Doch laat mij u de zaak al) ovo verhalen. (Gij ziet, ik haal mijn latijn weder wat op, want k ben nog vau de oude leer : het latijn is de taal der geleerden, en die geen latijn kent is geen geleerde, zelfs geen hooggeleerde). Gij herinnert u zeker, dat Obbes, bijgenaamd Lobbes, verlegen zat niet zijn jongen. Hij wist er niets van te makeu. Hij had dus maar be sloten hem te laten studeeren, en wel ia de theolo gie, en dan zoo orthodox mogelijk, want, zeide hij, vooreerst geeft dat het meeste, en dan verbeeld ik mij, dat daar ook zoo'ngroote ge leerdheid niet toe noodig is, als ik ten minste let pp het gehalte van wat van Doetincbem komt. Maar waarheen hem dan te zenden? Naar Leiden? Brr... die naam alleen was ge noeg om hem een koude rilling op het lijf te halen! Naar Groningen ? Ook daar zal nog wel wat van den ouden zuurdeesem zitten, en dan dat ethisch (of hoe heet het ook ?) ele ment. Te Utrecht is het ook al niet pluis, en daar wordt menig woord gesproken, waarvan de Dordtsche vaderen zouden rillen en heven. En dan die kerkeljjke professoren, aangesteld door een god verzakende Synode! Amsterdam is evenmin te vertrouwen al heeft men er in den laalsten tijd een schrede gedaan op den goeden weg. Wat zal ik doen, mannen broeders," zoo barstte hij onlangs uit tegen Avis en mij, naar Kampen kan ik den jongen toch ook niet zenden, ik wil mijn zoon. wel gereformeerd hebben maar niet Christelijk, dat riekt te veel naar moderne begrippen. "Wat zal ik doen?" Daar schoot mij een lumineus denkbeeld in,, of eerlijk gezegd het schoot mij nu niet eerst in, ik had er al lang over ge dacht en ook wel met het oog daarop mijn vriend gesterkt in zijn gemoedsbezwaren". Obbes, zeide ik, op plechtigen toon en zoo zal vend mogelijk, als wij zelve eens een Universi'eit oprichtten, er zijn er toch veel ie weinig in ons land, voor elk rcülioen inwoners slechts n! Geld maakt geen zwarigheid, professoren zijn licht te vinden, alleen studenten... maar dat is posterions curae" Een eigen Universi teit, goed, hernam Obbes, maar dan moet het een bomvrije zijn." Bomvrije? Wat bedoelt gij daarmede?" Och, dat weet ik zelf niet; is mgelvrye misschien beter?', Neen, maar waar om niet vrije fout court?" Omdat er reeds zoo iets bestaat of ten minste in den maak is, en wij allen schijn van plagiaat moeten ver mijden ; dat mag in de Haagsche hof-orthodosis geoorloofd zijn, hier dulden we het niet; daarenboven die geprojecteerde Universiteit is nog niet vrij genoeg; ik wilde er een hebben die vrijer is dan vrij." Vrijer? Gevonden, mijn vriend! laten wij onae stichting een voudig noemen VRIJER UNIVERSITEIT, dat. is een allerliefste naam en lokt wellicht nog eenige studentinnen, en voor zulk een doel mag men wel eaa beginseïtja opof feren, dat wordt wel meer gedaan." Goed, alzoo vrijer universiteit! natuurlijk op een of anderen istischen grondslag. Maar wat zullen wij voor dat istischen zetten! Zou de oude Kabala hier geen dienst, kunnen doen?" Ben je mal, Obbes? schreeuwde ik het uit, kabalen komen in de poLtiek te pas, in de wetenschap en vooral in de theologie nim mer. Iets theologisch moeten we hebben, iet orthodoxer dan orthodox, ea daarom zou ik wei- voor mpralapsaristïsch zijn, daar ik ge loof dat er slechts weinigen, 200 al ne, onder de meest rechtzinnigen zijn, die' dat nog kun nen slikken." Dit was echter niet in den smaak van Avis, die tot nog toe het stilzwijgen bs waard bad, hij wild^ liever iets positiefs heb

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl