De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1880 25 januari pagina 4

25 januari 1880 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T EK DAM-HERlMWE&KBLAD..VOOft NEDERLAND. Deernen bewogen met het lot van den arme en zullen vele Hunner zusters dat even zoo zijn. Daarom is er geen twijfel aan of de LenteVertelsels, uitgegeven door de HH. Scheltema & Holkema, zullen tegen 25 cents vele koopsters viïiden. Bij den heer J, B. Wolters te Groningen is de Ie aflevering verschenen van het Woor denboek voor Opvoeding en Onderwas, door J. Geluk. De behandeling der onderwerpen is nfet aüeen historisch, maar ook kritisch, en mag, naar de eerste proef te oórdeelen, dege lijk genoemd worden. De librairie Fontaine te Parijs heeft een exemplaar van Yaltaire te koop voor 20,000 fr., èsn ander voor 18.000 ir. Beide exemplaren zijn versierd met bijna al wat ter illustratie van een Voltaire-editie gediend heeft of dienen ka^n, portretten, landschappen, kaarten, plat tegronden, reeksen illustraties van verschilen.de uitgaven, enz. Een Rousaeau met slechts 35, illustraties moet 1800 fr .een andere 3500 fr. opbrengen. Dr. George Brandes, de deensche geleerde, wiens Stroomingen. der wereldlitteratnur, in vele talen overgezet, zooveel opgang maakten, zal dezen winter te Berlijn lezingen houden over ?de romantische school in Frankryk". Bij de .twee candidaturen van de Acad. Fran§aise, die van Labiche en de Mazade, is een derde gekomen, die van Paul de Saint-Yictor, welke door de coterie van de ïsouyelle Eevue schijnt gesteund te worden. Over een jong Duitsch dichter,,Rudolf Baumsbach (een pseudoniem?) en zijn nieuwen bun del: Neue Lieder eines fahrenden G-esellen wordt veel goeds gezegd; frisch, natuurlyk, levendig^ kiesch, vroolijk, vol schitterenden hu mor, eene wereldbeschouwing zoo realistisch. waar en toch zóó innig en warm opgevat... wanneer van dit alles slechts de helft waar is, moet ieder verlangend zijn met het boek ken nis te maken. Nieuwe Uitgaven: Mr. T. M. C. ASSER, Schets Tan bet interna tionaal privaatrecht, ? 3.40. J. D1RKS, "Waarde van het Panama-Kanaal voor den wereldhandel, (Overgedrukt uit het tijdschrift ?De Zee"). Met een kaart, ? 0.60. Dr. A. P.-FOKKER, Be prostitutie-kwestie in de Tweede Kamer en voor de openbare mee nittg. Aanteekeningen. / 0.35. L.ENTE-VERTELSELS, enz. (Met de E-legende ten exempel.) Schetsen enkeier welmeenende Deernen- Een geschenk, Liefdadigheid naar ver mogen" ten zegen. J 0.25. ANNA BIJNS, "Nieuwe refereinen, uitgegeven door Br. W. J, A. Joncbloet en Dr. W. L. van Heiten. Ie stuk. ? 1-50. S. BLAUPOT TEN CATE en G. VAN MILLIGEN, Handleiding tot de kennis der "Wet op 't Lager Onderwijs, met eene geschiedkundige schets der Wetgeving op 't Lager Onderwijs ia Ne derland. 3e druk. Wet van 1878. ? i 25. FEANQOIS COPPÉE, De werkstaking, (la grève dea forgerons). Vertaald door J. L. Wertheim. ? 0.40. Dr. A. H. G. P. VAN DEN ES, Uittreksel uit de Letterkunde der Grieken en Romeinen, ? 0.50 J. GELUK, "Woordenboek voor opvoeding en onderwijs. Ie au. ?1.25. ? J. L. WERTHEIM, A, Francois Coppée. Poésie, dite par Mademoiselle Joséphine de Groot, a la représentation offerte au poête, par la société. ?Het Nederlandsen Tooneel" a Amster dam. Ie 31 Janvier 1880. 0.10, H. WITTE, Floralia. Handboekje voor de kennis in het kweeken van lievelingsbloemen. Ie deeltje; de Tulp. 0.30. Mevwe Aes Aeux monde*. Juïian 'Klaako, Ciiuseries floreatines, ? Fouillce La.fraternité et la jusüce. réparative.'? La Prineesse Caniacuzène AUieri, Poverina. '? Sïcfet, Les démonia qnes d'aajour-d'hui. ?? Ctavé, LaFranceagricole. ? Garrau, L'éducation en France depuis Ie XVIra siècle. Sérenger, Le Brésil en 1879. JTowï'Mttl &es Econotniffcf. CoiiTCette-Seneuil, La morale rationnelle. ? De Mo ^Iwutri, Michel Chevalier. ? Chamin, Les Dernïers serf de Trance. ? Leroy-BeaHlicu* Le Socialisme d'Etat. Sfoavelle Revue. E. Spvlier, Thiers. ? Masseras, La liberté Commeï-ciale et la protection aux Etats Unia. -r- Fbfctó»! Birmame et Tong-Kin. ? Paalïat, La Société dan Homère. ? *Pittiê, Poésies. ? Farcy, La guerre dii pacifique. ien Oorlogskreet in de Tot kenschetsing der toestanden in de Trans vaal volgt onderstaand stuk ons door vrien delijke hand bezorgd: De Volksbijeenkomst te Wonderfontein. ?Het rapport van onzen eigen correspondent beden namiddag ontvangen, bevat o. a. de volgende bijzonderheden. ., -, Op den lOden 's morgens waren de heuvelen kopjes en randjes rondom de plaats der bijeen komst met wagens, karren, paarden en ruiters als bedekt. Omstreeks Uure kwamen meer dan vier honderd paardearuiters, allen gewapend,met de heeren Sehoeman en Scheepers als voorman' nen, en de heer Venter, die de Transvaalsch* vlag droeg, van de zijde van Mooïrivier aan en hielden bij den wagen van den hr. Pau Kr-uger stil. De beer Venter sprak eenige woorden, hoofdzakelijk dat zij allen die vlag trou\v gezworen hadden, en met zouden rusten voor di« vlag weer bare oude regfcen had. De heer Krugër antwoordde, dat hij dat ook h;opfe, uüiar dat men eerst zou zien wat hè Cornmiié gewerkt had. .... Den geheelen dag kwamen nog wagens, kar ren vu paardeniuiters aan. Den volgenden dag waren er omtrent 5,000 egenwoordig. Het Comité doet verslag, inloudende dat zij niets verder kouden doen; dat Sir Garnet Wolseley's machtspreuk was: ?Zoolang de zon schijnt, zal Transvaal Engelsch jlijven," beslissend was. Het v«lk was ver schrikkelijk opgewonden, doch. door het Comité :ot kalmte aangemaand. Het publiek koos voormannen en raadpleeg den met hen, en hier laten wy een deel van ons rapport volgen: 12 DECEMBER, 9 URE. Heden vergaderde de menigte weder om te vernemen wat de voormannen besloten hadden. 3et publiek was veel talrijker dan den vorigeu dag en werd op 6,300 (zes duizend drie hon derd) geschat. De heer Jan' Cronjé sprak na mens de voormannen én zeide, dat hetgeen de leer Paul Kern nu ging voorlezen het antwoord van het publiek aan het Hoofd-comité was. Hij as als volgt : Aan de Wel. Kd. Heeren Voorzitter en Leden van het Volkscomité. ü. HEEK EN HESBKN! Nadat wij gisteren het verslag van UEd. vernomen hebben wenschen wij hierdoor onze oprechten dank aan u toe te brengen voor de werkzaamheden door u gedaan tot op heden voor het geluk en de welvaart van ons land en volk. ? Wij wenschen dan onderdanïgst UEd. door onze voornamen, bekend te maken met onzen gevoelens, en u een' nieuwen weg aan te wijzen oen einde de annexatie te vernietigen en onze onde Regering weder op te rigten. Aangezien het gebleken is dat Harer Majesieits Hooge Commissarissen en .Ministers doof zijn voor regt en geregtigheid ea het das ge bleken is, dat wij onze onafhankelijkheid, ons zoo sluw ontroofd, nooit door memories en smeekschriften terug zullen krijgen, zoo is iet onze besliste en ernstige eisch: 1. Dat de Vice-Presideat onmiddelijk als Staatspreaident zal optreden en de stoel als zoodanig bekleeden. 2. Dat de President onmïddelijk als over eenkomstig Grondwet den Volksraad zal oproepen. 3. Geven wij hierdoor te kennen, dat wij nooit zullen buigen onder de Brits che re geering en met nadruk blijven protesteeren tegen alle proclamaties. 4. Wij begeeren niets anders dan onze on afhankelijkheid en verklaren plegtig daar voor ons leven veil te hebben en ons bloed er voor te zullea storten. 5. Wij eischen onze regeering zoo spoedig mogelijk weer te herstellen volgens de Grondwet der Zuid-Afrikaansche Repu bliek ; 6. Zoo is het dan de nederige, nochthans dringende begeerte van het volk, dat ons volkscomité zoo spoedig mogelijk denoostappen zal nemen tot herkrijging van onze onaf hankelykheid ; 7. Nogthans, zoude het comité eenen beteren weg weten, dan is het onze nederige doch ernstige begeerte dat het Comité zoodadigen weg dadelijk aan het volk aal voorstellen. Wij hebben de eer te zijn, WelEdele heeren, UwWelEdls. Dienstw. Dienaren, (Get.) H. P. MALAN, Namens de voormannen. Het, volk stemde geheel Mermede in en de vergadering werd gesloten, waarna het hoofdco mité vergaderde om de memorie te bespreken. Be U i 1-c ï i t i e k. (LESJE vooa KEUEMEESTERS.) ?Wel Bruin l wie heeft je dat in handen gestopt, 't Verbeeldt ja l een Uil, maar wat ten je gefopt l" Geen antwoord. "Waat Bruin was druk aan het scheren Verdiept in liim kraflt, al de wachtende heeren; Notitie nam niemand van 't geen 't heertje zei, Yeelmin dat een hunner 't Terwijt wederlei. . En Bruin -- bleef maar scheren. /k Begrijp niet vriend Bruin, dat je 't niet dadelijk ziet, ? Jij denkt 't is een Uil ïnaar een Uu is het niet ; ?Het kaa niet door den beugel, ?Zie eens, hoe'n mallen vleugel; ?Zijn kop is te dik, ziju nek is te plat, BWat een onmooglijk soort van een Uil is dat! ?Ik ben geen bluffer, hoor man l ?Maar Uilen weet ik alles Tan, ?In 't nniseum zat ik dagen eü weke», sEn «ie in een oogenblik alle geureken ?Die 't gevolg zij», als een onervaren kwant ?Wil opzetten met een oakuadige baad, ?Toe, Bruin! doe mij 't pleizier . ?En breng dat ding vaa hier, B0f heel de stad zal met je spotten j,Dat je zoo je liet bedotten," "En Bram -- Weef maar acteren, HVan vogels heb 'k altijd mijn studie gemaakt, ?En ben op dat nunt achter 't fijae geraakt, ?En aeg je als zeker en wis, ?Dat dit monster geen Uil is ; ?Nooit zit een .uil. met zijn pooten ?Zoo ver van elkaar, en als 't ware gegoten ?Of geplakt aan zóo'n raar soort van lijf. ?Zijn die zoo vreemde soort vlerken, ' wNederhangend en stijf? ?Mij dunkt eïk die iets weet van aaatom - ?En speciaal van ormthologie ?Zal oogeublikkelijk bemerken ?Dat geen "uil ter -wereld zijn poot ?Zoo krommen kan. Saïkerloot! ?Dat een Uil? Met het grootste gedu ?Bestudeerde ik de vogels. Ik lach mij een buldt ?Beste Bruin! en ik vind het heel gek, ?Dat ge u zoo Het zien in den nek, o En zoo een kool liet stoven, aOm dat'ding een UU te gelooven; 't "Walgt me om er lasg aaar te kijken, ffDiï 't fabriekte, gaf duidelijk Wijken ?Dat Mj 't opzetten is vergeten, ?Of er nooit iets van heeft geweten." En Bruin ? ? bleef maar scheren, ?En zie nu eens, die oogen! ?Daar ben je .ook al mee bedrogen; ?Bekijk 2e eens aandachtig, ?Ze zijn van glas waarachtig! ??Hoor Bruin! doe wat ik je zeg, ?En doe-dat ondier weg! ?Of laat hem d»or een anire.hand, ?Opzetten met wat meer verstand." En Bruin bleef maar seheren. ?'k Neen aan, om vaa een ouden hoed ?Gevuld met zaagsel even goed j,Zelfa in het donker te maken een Uil ? ?Beter dan deze. Gooi gerust bij 't vuil ?Of ter mesthoop, dat ellendig produkt ?Waaraan zelfs de veeren heel zijn misluitl" Maar wat schrik? Juist in dat oogenblik Springt deftig de Uil met een krachtïgen nik En een loeasch-slimmen blik op eens van zijn krak, Stapte rand en bleef vlak voor deu kritiöns staan, Die b.em opgezet waande, en keek dien toen aai, D Met een blik zoo echt guitig, dat men er duidelijk inlas; ?FÜ lompert! je dacht dat ik opgezet was, ?Ea 'k bea waarlijk een Uil, maar met'al je geleerdheid ?Toch niet minder zijtgij 'f ook, met al je waanwijsheid. ?Ik groet je, heer riticus! ga gerust naar je huis, ?En wacht je in 't vervolg voor zoo'n tweede abuis l" Ea Bruin P bleef,maar scheren. HAARLEIT, M. Naar het Engelsch vrij vertaald en nagevolgd uit Harpers Montfaly Juli 1879. Zoo 't waar is, dat de menseb op aarde als iballing zwerft Waar tranen 't vroeger ieven boeten, dat hij derft, Ea harde en zware taak hem hier doet nederbuigen; Zoo 't waar is, dat hij eens m beter lot mocht juichen, Bij 't goudene gesternt, dat fonkelt aan 't azuur, Een leven heeft gelee d van edeler natuur En droeve heugnis va dat heil hem is'gebleven; Dan, kind, heeft u gewis ook eens de glans omgeven Van 't licht waaruit mijn ziel eenmaal haar oorsprong nam, Vanwaar tot.mij door u een flauwe erianrïng kwam; Want, echuchtrs!, blonde maagd, toen 'k n had gaegeslagen, Toen, daar ik trilde, stondt ge vóór me, als vroeger dagen, Ea toen mijn oog uw ziel in uwe blikken xocht Gevoelde ik, hoe ik u, gij mij eens minnen mocht. En sedert dezen dag, ontvlucht mijn droom, bevangen Door 't heimwee, opwaarts, voortgedreven door 't verlangen, Om daat ons Vaderland te ontó<-lskeTi; en mijn oog, Zoodra de nacht in 't Oostea nadert, schouwt omhoog En 'k aoeke, daar ik naar het hemelwelf blyf staren, De sterre, waarvan wij eenmaal bewoners waren. C. L, LÜTKEBÜ.HL JE. De Deutsche Bauzeitnng over Nederlandsche Architektuur. ?In liet No. van l Januari j. 1. deelde het Handelsblad het volgende méé: In No. 97 van het weekblad de Deutsche Bmizeitnng vinden we een beoordeeling over de inzendingen onzer architectsn op de inter nationale tentoonstelling, dit jaar te München gehouden. Wij vestigen de aandacht onzer vak mannen op dit artikel, waarin o. a. veel van de plannen voor ons museurn door den heer Cuijpers zeer wordt geroemd, hoewel omtrent andere punten aanmerkingen worden te berde gebracht. De inzendingen der heeren Muijsken en gebr.v Mengelberg (uit Keulen, thans te Utrecht) werden met eere genoemd" enz. Waarschijnlijk doen wij velen ?vakmannen" en-daarenboven een gróót deel van het publiek dienst met de volledige mededeeling van het geen in een duitsch blad, geheel aan bouw kunst gewijd, o. a. over het museumgebouw, dat thans hier verrijst, wordt gezegd. Over de Nederlandsehe inzendingen vinden wij dan het volgende: Niet slechts wat aantal, maar ook wat de waarde der ingezonden stukken aaogaat, was de nederlandsche inzending van veel belang. De eerste plaats nam, door zijn omvang en het gewicht der opgedragen taak, natuurlijk het ontwerp van het in aanbouw zijnde Rijks museum te Amsterdam, door den heer P. J H, Cuijpers in, hoewel dit ontwerp reeds van meerdere tentoonstellingen en door de photographien, die in den handel zijn, bekend is Wij moeten bekennen, dat wij er in geenen deele enthousiast voor kunnen zijn, en dat wi het als een gevolg van zeer eigenaardige ver houdingen moeten beschouwen, dat eene zoo achoone taak eene zoo gezochte en bizarre oplossing vindt. Reeds een zonderlingen indruk geeft het den plattegrond van het gebouw te aas» a%«fceei:end op een terrein, dat door eene openbare straat doorsneden wordt, het geen dea aanleg van. eea groote tu.nnelachtige doorrit. en van twee hoofdtrappen noo^aJfeeJ^ aas^&kte; zeer gezocht ia ook de voor het grootste gedeelte geheel over bodige hoogte-ontwikkeling van het inwendige welks gewelfvorm ongetwijfeld zeer dikwijls in onoplosbare konfh'kten moet komen met hè stelsel van verlichting. Biaar en toch zondei fantasie is eindelijk de vorm van het uitwen dige, waarbij een groot aantal motieven der nederlandsche renaissance bijeengebracht zijn tot een geheel, waaraan artistieke eenheid ont breekt, en dat in het geheel de bestemming van het gebouw niet weergeeft. De zware plompe torenkappen, waarmede de hoek- en midden-pavillons gekroond zijn, laten zich al leen verklaren ait de voorliefde, welke de architekt bij het restaureer en van. romaanselie ketkei voor dezen vorm heeft opgevat, de beeldhouw werkversiering is op verkeerde plaatsen aan gebracht. Wij. zouden onrecht doen, wan neer wij daartegenover niet erkenden, da vele détails van het ontwerp, met name in de .perspektief-schetsen van het inwendige welke de groote perspektief in keurige schik king omgeven, den ervaren meester toonen en treffend werken. De kunstwaarde echte van de konceptie als geheel, kan door dez< helaas niet verhoogd worden. Met minder pretentie, maar daarom te ver kwikkender, vertoonden zich de werken der overige nederlandsche architekten. C. Muijsken te Amsterdam werd vertegenwoordigd door d teekeningen van het in de laatste jaren vol tooide slot Oud-Wassenaar (bij den Haag} dat een goed, plan, zich- om een twee verdie pingen hooge Vestibule ontwikkelend, toont er lijk uitgewerkte gevels in den daar te lande 'ebruikelij ken renaissancestijl, van bevallige verloudingen en schilderachtige werking voorstelt. '. Gosschalk te Amsterdam had, behalve de reeds genoemde restauratieplannen voor twee 'aadhuizen en meerdere evenzoo weinig afge werkte plannen voor openbare gebouwen, een aantal photograjfhien, naar door hem uitge voerde particuliere werken (huizen, brouwe rijen enz.,) die zijne kracht als kunstenaar in een veel gunstiger licht stelden, dan de rekeningen. Bij voor 't meerendeel goede verhoudingen en juist ingedeelde dé taillee ring, trokken deze. vooral aan, door den ;akt, waarmede de historische vormen en de motieven der nederlandsche renaissanse niet zoozeer slaafsch gekopieerd, als veel meer in overeenstemming met moderne behoeften, gebruikt en juist van pas aangebracht zijn. ? Eindelijk hebben wij nog melding te maken van de Gebroeders Mengelberg te Utrecht, wier grootendeels later Gothische ontwerpen ;er voltooiing van derden in hunne sierlijke aoliditeit goed overeenstemmen met de Keulsche school, waarvan deze kunstenaars afstam men. Blijspelen nit tfe eerste helit der vorige en 't laatst der 17" eeuw. (Vervolg.) Eigenlijk verschrijf ik my, want het zijn blijspelen maar klugtspelen ? zooals zij zich zriven dan ook gewoonlijk betitelen ? welke die tyden ons te aanschouwen geven voor: ?een gulden in de bak, een huisje een dukaton". Maar niet alle ?huisjes" of loges bedongen denzelfden prijs. De bruid, die in de bruidsdagen, die poëtische heerlijke dagen ?door den Bruigom als een gulde os wordt omgeleid" be hoort natuurlijk te zitten op een plaats meer in overeenstemming met die dichterlijke verge lijking. Voor haar, de aangebedene ?doet (men) in den schouwburg de logies huuren, Van 't schaepen en 't kalv'ren hok, daar geen konfituuren, Noch and're lekkernijen ontbreken; (en daar is) zoo vrank en vrij In ''t stoeien en zoenen als in 't Oesterbuis. (Amsterdaiusche dragonade 1715.) Mij dunkt deze welluidende benamingen moe ten behoord hebben aan de loges grillées on der de deftige beelden van Melpomene en Thalia. "Wel deftige muze van 't treurspel is het daarom dat gij met septer en kroon steeds naar 't tooneel wijst? Wilt gij de aandacht af leiden van de pymnastische oefeningen die on der uwe voeten plaats grijpen? Is de Bruigom al te vurig, dan: ?Juffers die in den bak zitten, kunnen zich daarvan bevrijden" hetwelk bewijst dat onze voorvaderen wel de kat in 't donker wilden knijpen, maar in den open ?bak" zich in alle deftigheid wisten te hullen, Als de tooneeidichter over dames spreekt wordt hij een held; de heeren der schepping durft hij minder goed aan. De eenigste pbrase waaruit ik zou kunnen afleiden, dat men in den ouden tijd niet altijd de beste magistraten had is de volgende, waarmede in het ?Leidsch studentenleven*" een verloopen volgeling van Minerva zijn dito medebroeder troost: ?En kunt genoeg een Drost of'teen of't ander 2iju" ?al weet je van geen rechten noch latijn." Dit was van vóór den tijd dat burgemeesters door den koning benoemd werden en ik vrees dus dat het voorstel van het kamerlid van Kerkwijk, die ons tot dien goeien ouden tijd wil terugvoeren, niet het door hem gewenschte effect zal hebben. Een historikus zal beter dan ik, kunnen na gaan wat volgende toespeling in 1686 in de ?Goêvrouw" beduidt: ?Aal hebben we prezident gemaakt, jij zult onze pensionaris zijn, jij hebt veel gelezen; is dat gebruik vervallen, wij zullen het weer her stellen, al was 't met geweld." Maar welk scherpzinnig brein kan het ont brekende uit de volgende regelen aanvullen: ?Wij moeten de exercitie zoo goed doen als de Burgers op de Beurs. Wanneer men zegt Dat is te zeggen Indien het mij vergund is een onderstelling te maken, zoo zoude ik denken dat de dichter van meening was, dat de Burgers op de Beurs precies even mooi en netjes exerceerden als ? onze schutters, en dat hij 't niet zeggen wilde omdat het niet beleefd is de lui in hun aange zicht te prijzen. Maar de vrouwen! Waarmede kan een Hollandscb klugtspel be ter beginnen dan met een grooten schoonmaak, hoewel menigeen die stoffe meer voor een treur spel geschikt acht! ?'t Heeft al een maand geduurd en nog ziet de beste zaal er zoo strepig en nog even kakel bont uit als vroeger, al zouwen ze er noch zss daagen over zitten, 't moet beter worden." Nu deze vrouw wordt terecht een Spilpenning geheeten en de eene stukadoor maakt dan ook de wiskundige opmerking, dat met al de kalk die daar verraorst is, de Goudsche kerk, die zoo lang als een lijnbaan is, wel zou gewit kunnen zijn. Maar als 't dat nog maar alleen was! Doch behalve voor witte kalk heeft de vrouw nog een ruïneuse liefhebberij voor blauw por selein, en is er ergens een kostelijk erfhuis, dadelijk wordt er voor de jufvrouw een stoel met een kussen gezet. Ten einde de harmonie niet te verbreken moet haar maagkost al even fijn als haar oogenkost zijn. Met haar drie kornuitjes zal ze 's avonds zes honderd oesters oppeuzelen, waarvan honderd in beste hoïlandsche boter gebraan, zonder er andere onder te mengen, en verder sinaasappelen van den Dam, amandel taart j es, marsepijn, gekonfijte Oranjeen limoenschiUen, letters, makroiis met nog eenige andere konfituren en klein banket, alles te besproeien met twee ?boteljes" met vin Claret. Al deze laatstgenoemde heerlijkheden komen uit de Nes, en behalve de oesters beloopt den uitgave zoowat zes en twintig gulden. Heel gedistingueerd is dat souper niet, want uit een klugtspel van twee j-aar vroeger da tum, (1724) blijkt dat bij deftige lieden: ?FraEsche wijn komt op de maaltijden niet meer ?? altijd heel zelden. Die's voor 't kanaalje, men durft ze nauwlijks schenken aan een fat soenlijk man." (Gelukkig kanaalje!) Maar voor men dieo. Olaret wijn. drinkt, dient eerst de, thee gebruikt te worden, al was 't alleen om den schijn ?want door dat kruid wordt aan (de vrouwtjes gelegenheid gegeven Om somtijds eens samen te spreken. Voor dat (die edele Thee was bekend Viel der als ze somtijds bij malkander kwamen, (veel op te snappen. Maar nu als de mans vragen: Vrouw, waar (ben je geweest? dan ma^akt het antwoord; Daar (een Tbeedje werd gedronken' alles goed. Edel wordt de thee geroemd en terecht. Als de moeder der spilpenning zich verkleedt als theekoopvrouw om zich met eigen oogen te overtuigen van de lieftallige zonden harer spruit en al een heel hoogec prijs denk-t op te geven, wanneer ze van thee van negen gulden 't pond spreekt, zegt Spilpenuing ver ontwaardigd : ?Daar komt geen thee onder de vijf en twintig gulden in mijn mond" en wat : verder deelt ze mede : i ?Ik heb nog een pondje van dertig gulden in besprek.'* Kan bet verwonderen dat de twintig duizend gulden bruidschat, die ze medekreeg. niet toe reikend zijn, dat haar man ? eerbaar koop man ? o schande, zich tot een maak'laar zal moeten verlagen, dus van Heer tot knecht en dat er eindelijk niets overblijft dan om haar tot steêkind te doen verklaren, d. i.: onder curateele te zetten ? Was de brave man, indien hij dit heroïsch middel niet te baat had genomen, misschien fout gegaan, de ?Hedendaagsche Bankroetier" ? die echter gelukkig ?Achterhaald" wordt (waar uit men zonder verdere omschrijving wel be grijpt dat ?hedendaagscb," beteekeud -, een paar eeuwen geleden) vindt in dat fout gaan juist een vernuftig middel om negentig procent te winnen. In 't vervolg behoeft hij dan niet meer naar de Beurs te gaan, maar kan ? nota bene ? als een ?fatsoenlijk menscli" leven. De wijze waarop hij te werk gaat is echter zoo buitengemeen eenvoudig, dat ik er in deze verlichte eeuw bijna niet mede voor den dag durf komen. Hij maakt nl. nieuwe boekenen brengt ze in nadere kennis met den schoor-1 steeiirook, ten einde u een stemmiger kleur te geven- Zijü toekomstige schoonzoon zorgt echter dat deze gevaarlijke grap bijtijds ge stuit wordt. Het stuk is vooral merkwaardig doordien die valsche boeken ten tooneele ge voerd en nog al nagepluist worden. Voor een amsterdamsch publiek moet dat voorlezen van winst en verliesposten zeer aantrekkelijk zijn geweest, terwijl de minder ontwikkelden zich konden verheugen in de sehehnereiën van de knechten van de Desolate Kamer d. i.: de Kamer door welke de failliete boedels worden beheerd. ? Maar niet alleen kooplieden, ook studenten hebben veel met boeken uit te staan. ?Zie, die registers zijn vau boeken ; Die 'k hier en gins gelijk je ziet ; In alle winkels meest gehaald heb op crediet En om weer balsem voor mijn zieke beurs te (zoeken ' Verkocht ik die bagage strak : Voor een civielen prijs tot voering van mijn zak , Want al dat goore goed gaf mij maar ongemak." l ] Dat de ouweheer eens over komt om 't : Leidsche studentenleven van digterbij te be! kijken en de eigenaar dezer fraaie principes : terstond van de Academie afneemt is niet on: verklaarbaar; dat echter een hospes uit Frane\ ker heel naar Amsterdam zeilt om den vader op de hoogte van 't Franeker studentenleven i te stellen is thans onmogelijk geworden en eer| der zou nu het tegenovergestelde kunnen plaats hebben. Sic transit gloria. Ha, met welk een verademing grijp ik naar de blijspelen van Langendïjkj na het lezen va'n al deze hoofdelooze en zoutelooze grappen. Weet gij die niet te waardeeren, volg dan mijn voorbeeld, doorworstel eenige der klugtea welke omtrent 1700 in zulk een ontzachelijke menigte het licht zagen, dat men in stomme verbazing geraakt over zulk een leesgraagte es zulk een Einaakgebrek. Ik verg niet, dat gij er een tien of twaalftal leze, neen die taak zou te zwaar zijn; na kennismaking met twee of drie dier -vvangsdrochten, zal Nektar en Ambrozijn voor uwe vermoeide en ingedom melde hersenen ontspruiten uit Langendijk's scheppingen en zal de (lichtpen van Quincampoix en Don Quichot Vondeliaaus toeschijnen. Onmogelijk is het na hem, weder tot zijne tijdgenooten terug te keeren, iets te verhalen van ?Latona of de verandering der boeren in Kikvorschen," een soort toover-ballet-blijspel (1703) in boerenspraak, een stuk zoo innig vies, dat ik den auteur er van niet met een tang zou willen aanvatten. Evenmin durf ik een uittreksel te geven uit de zoutelooze Parodie van Jakobus Kosseau: Aran enTitusof Wraak en Weerwraak (1714) dat dezelfde lengte heeft als een treurspel van denzelfden naam door Vos, en welke parodie met de Boeren verande ring in vuilhuid en lafheid wedijvert. 't Was goed, dat de Revolutie aanbrak. Wat te zeggen van Amsterdammers, die ter gele genheid van den brand in den Schouwburg in 1772, tijd en lust hadden om een stapel proza, poëzie en prenten in de wereld te zenden, van welke de 143 stuks in de Amsterdamsche bibliotheek bewaard, ons een denkbeeld kunnen geven. Hadden die lieden dan niets te doen! Wat zouden zij geschreven hebben indien, zoo als voor weinige jaren, een gantscbe stad ware afgebrand! Wij mogen van geluk spreken dat die calamiteit eerst is voorgevallen in een eeuw die hare spaarpenningen offert zonder ?- op een enkelen kikvorsch na ? bij de muzen te borg te gaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl