Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T EK DAM-HERlMWE&KBLAD..VOOft NEDERLAND.
Deernen bewogen met het lot van den arme
en zullen vele Hunner zusters dat even zoo zijn.
Daarom is er geen twijfel aan of de
LenteVertelsels, uitgegeven door de HH. Scheltema &
Holkema, zullen tegen 25 cents vele koopsters
viïiden.
Bij den heer J, B. Wolters te Groningen is
de Ie aflevering verschenen van het Woor
denboek voor Opvoeding en Onderwas, door
J. Geluk. De behandeling der onderwerpen is
nfet aüeen historisch, maar ook kritisch, en
mag, naar de eerste proef te oórdeelen, dege
lijk genoemd worden.
De librairie Fontaine te Parijs heeft een
exemplaar van Yaltaire te koop voor 20,000 fr.,
èsn ander voor 18.000 ir. Beide exemplaren
zijn versierd met bijna al wat ter illustratie
van een Voltaire-editie gediend heeft of dienen
ka^n, portretten, landschappen, kaarten, plat
tegronden, reeksen illustraties van
verschilen.de uitgaven, enz. Een Rousaeau met slechts
35, illustraties moet 1800 fr .een andere 3500 fr.
opbrengen.
Dr. George Brandes, de deensche geleerde,
wiens Stroomingen. der wereldlitteratnur, in
vele talen overgezet, zooveel opgang maakten,
zal dezen winter te Berlijn lezingen houden
over ?de romantische school in Frankryk".
Bij de .twee candidaturen van de Acad.
Fran§aise, die van Labiche en de Mazade, is een
derde gekomen, die van Paul de Saint-Yictor,
welke door de coterie van de ïsouyelle Eevue
schijnt gesteund te worden.
Over een jong Duitsch dichter,,Rudolf
Baumsbach (een pseudoniem?) en zijn nieuwen bun
del: Neue Lieder eines fahrenden G-esellen
wordt veel goeds gezegd; frisch, natuurlyk,
levendig^ kiesch, vroolijk, vol schitterenden hu
mor, eene wereldbeschouwing zoo realistisch.
waar en toch zóó innig en warm opgevat...
wanneer van dit alles slechts de helft waar is,
moet ieder verlangend zijn met het boek ken
nis te maken.
Nieuwe Uitgaven:
Mr. T. M. C. ASSER, Schets Tan bet interna
tionaal privaatrecht, ? 3.40.
J. D1RKS, "Waarde van het Panama-Kanaal
voor den wereldhandel, (Overgedrukt uit het
tijdschrift ?De Zee"). Met een kaart, ? 0.60.
Dr. A. P.-FOKKER, Be prostitutie-kwestie in
de Tweede Kamer en voor de openbare mee
nittg. Aanteekeningen. / 0.35.
L.ENTE-VERTELSELS, enz. (Met de E-legende
ten exempel.) Schetsen enkeier welmeenende
Deernen- Een geschenk, Liefdadigheid naar ver
mogen" ten zegen. J 0.25.
ANNA BIJNS, "Nieuwe refereinen, uitgegeven
door Br. W. J, A. Joncbloet en Dr. W. L. van
Heiten. Ie stuk. ? 1-50.
S. BLAUPOT TEN CATE en G. VAN MILLIGEN,
Handleiding tot de kennis der "Wet op 't Lager
Onderwijs, met eene geschiedkundige schets
der Wetgeving op 't Lager Onderwijs ia Ne
derland. 3e druk. Wet van 1878. ? i 25.
FEANQOIS COPPÉE, De werkstaking, (la grève
dea forgerons). Vertaald door J. L. Wertheim.
? 0.40.
Dr. A. H. G. P. VAN DEN ES, Uittreksel uit
de Letterkunde der Grieken en Romeinen, ? 0.50
J. GELUK, "Woordenboek voor opvoeding en
onderwijs. Ie au. ?1.25.
? J. L. WERTHEIM, A, Francois Coppée. Poésie,
dite par Mademoiselle Joséphine de Groot, a
la représentation offerte au poête, par la
société. ?Het Nederlandsen Tooneel" a Amster
dam. Ie 31 Janvier 1880. 0.10,
H. WITTE, Floralia. Handboekje voor de
kennis in het kweeken van lievelingsbloemen.
Ie deeltje; de Tulp. 0.30.
Mevwe Aes Aeux monde*.
Juïian 'Klaako, Ciiuseries floreatines, ? Fouillce
La.fraternité et la jusüce. réparative.'? La Prineesse
Caniacuzène AUieri, Poverina. '? Sïcfet, Les
démonia qnes d'aajour-d'hui. ?? Ctavé, LaFranceagricole. ?
Garrau, L'éducation en France depuis Ie XVIra siècle.
Sérenger, Le Brésil en 1879.
JTowï'Mttl &es Econotniffcf.
CoiiTCette-Seneuil, La morale rationnelle. ? De Mo
^Iwutri, Michel Chevalier. ? Chamin, Les Dernïers serf
de Trance. ? Leroy-BeaHlicu* Le Socialisme d'Etat.
Sfoavelle Revue.
E. Spvlier, Thiers. ? Masseras, La liberté
Commeï-ciale et la protection aux Etats Unia. -r- Fbfctó»!
Birmame et Tong-Kin. ? Paalïat, La Société dan
Homère. ? *Pittiê, Poésies. ? Farcy, La guerre dii
pacifique.
ien Oorlogskreet in de
Tot kenschetsing der toestanden in de Trans
vaal volgt onderstaand stuk ons door vrien
delijke hand bezorgd:
De Volksbijeenkomst te Wonderfontein.
?Het rapport van onzen eigen correspondent
beden namiddag ontvangen, bevat o. a. de
volgende bijzonderheden. ., -,
Op den lOden 's morgens waren de heuvelen
kopjes en randjes rondom de plaats der bijeen
komst met wagens, karren, paarden en ruiters
als bedekt. Omstreeks Uure kwamen meer dan
vier honderd paardearuiters, allen gewapend,met
de heeren Sehoeman en Scheepers als voorman'
nen, en de heer Venter, die de Transvaalsch*
vlag droeg, van de zijde van Mooïrivier aan
en hielden bij den wagen van den hr. Pau
Kr-uger stil. De beer Venter sprak eenige
woorden, hoofdzakelijk dat zij allen die vlag
trou\v gezworen hadden, en met zouden rusten
voor di« vlag weer bare oude regfcen had. De
heer Krugër antwoordde, dat hij dat ook
h;opfe, uüiar dat men eerst zou zien wat hè
Cornmiié gewerkt had. ....
Den geheelen dag kwamen nog wagens, kar
ren vu paardeniuiters aan.
Den volgenden dag waren er omtrent 5,000
egenwoordig. Het Comité doet verslag,
inloudende dat zij niets verder kouden doen;
dat Sir Garnet Wolseley's machtspreuk was:
?Zoolang de zon schijnt, zal Transvaal Engelsch
jlijven," beslissend was. Het v«lk was ver
schrikkelijk opgewonden, doch. door het Comité
:ot kalmte aangemaand.
Het publiek koos voormannen en raadpleeg
den met hen, en hier laten wy een deel van
ons rapport volgen:
12 DECEMBER, 9 URE.
Heden vergaderde de menigte weder om te
vernemen wat de voormannen besloten hadden.
3et publiek was veel talrijker dan den vorigeu
dag en werd op 6,300 (zes duizend drie hon
derd) geschat. De heer Jan' Cronjé sprak na
mens de voormannen én zeide, dat hetgeen de
leer Paul Kern nu ging voorlezen het antwoord
van het publiek aan het Hoofd-comité was. Hij
as als volgt :
Aan de Wel. Kd. Heeren Voorzitter en
Leden van het Volkscomité.
ü. HEEK EN HESBKN!
Nadat wij gisteren het verslag van UEd.
vernomen hebben wenschen wij hierdoor onze
oprechten dank aan u toe te brengen voor de
werkzaamheden door u gedaan tot op heden
voor het geluk en de welvaart van ons land
en volk. ?
Wij wenschen dan onderdanïgst UEd. door
onze voornamen, bekend te maken met onzen
gevoelens, en u een' nieuwen weg aan te wijzen
oen einde de annexatie te vernietigen en onze
onde Regering weder op te rigten.
Aangezien het gebleken is dat Harer
Majesieits Hooge Commissarissen en .Ministers doof
zijn voor regt en geregtigheid ea het das ge
bleken is, dat wij onze onafhankelijkheid, ons
zoo sluw ontroofd, nooit door memories en
smeekschriften terug zullen krijgen, zoo is
iet onze besliste en ernstige eisch:
1. Dat de Vice-Presideat onmiddelijk als
Staatspreaident zal optreden en de stoel
als zoodanig bekleeden.
2. Dat de President onmïddelijk als over
eenkomstig Grondwet den Volksraad zal
oproepen.
3. Geven wij hierdoor te kennen, dat wij
nooit zullen buigen onder de Brits che re
geering en met nadruk blijven protesteeren
tegen alle proclamaties.
4. Wij begeeren niets anders dan onze on
afhankelijkheid en verklaren plegtig daar
voor ons leven veil te hebben en ons
bloed er voor te zullea storten.
5. Wij eischen onze regeering zoo spoedig
mogelijk weer te herstellen volgens de
Grondwet der Zuid-Afrikaansche Repu
bliek ;
6. Zoo is het dan de nederige, nochthans
dringende begeerte van het volk, dat ons
volkscomité zoo spoedig mogelijk
denoostappen zal nemen tot herkrijging van
onze onaf hankelykheid ;
7. Nogthans, zoude het comité eenen beteren
weg weten, dan is het onze nederige doch
ernstige begeerte dat het Comité
zoodadigen weg dadelijk aan het volk aal
voorstellen.
Wij hebben de eer te zijn,
WelEdele heeren,
UwWelEdls. Dienstw. Dienaren,
(Get.) H. P. MALAN,
Namens de voormannen.
Het, volk stemde geheel Mermede in en de
vergadering werd gesloten, waarna het
hoofdco mité vergaderde om de memorie te bespreken.
Be U i 1-c ï i t i e k.
(LESJE vooa KEUEMEESTERS.)
?Wel Bruin l wie heeft je dat in handen gestopt,
't Verbeeldt ja l een Uil, maar wat ten je gefopt l"
Geen antwoord. "Waat Bruin was druk aan het scheren
Verdiept in liim kraflt, al de wachtende heeren;
Notitie nam niemand van 't geen 't heertje zei,
Yeelmin dat een hunner 't Terwijt wederlei. .
En Bruin -- bleef maar scheren.
/k Begrijp niet vriend Bruin, dat je 't niet dadelijk ziet,
? Jij denkt 't is een Uil ïnaar een Uu is het niet ;
?Het kaa niet door den beugel,
?Zie eens, hoe'n mallen vleugel;
?Zijn kop is te dik, ziju nek is te plat,
BWat een onmooglijk soort van een Uil is dat!
?Ik ben geen bluffer, hoor man l
?Maar Uilen weet ik alles Tan,
?In 't nniseum zat ik dagen eü weke»,
sEn «ie in een oogenblik alle geureken
?Die 't gevolg zij», als een onervaren kwant
?Wil opzetten met een oakuadige baad,
?Toe, Bruin! doe mij 't pleizier .
?En breng dat ding vaa hier,
B0f heel de stad zal met je spotten
j,Dat je zoo je liet bedotten,"
"En Bram -- Weef maar acteren,
HVan vogels heb 'k altijd mijn studie gemaakt,
?En ben op dat nunt achter 't fijae geraakt,
?En aeg je als zeker en wis,
?Dat dit monster geen Uil is ;
?Nooit zit een .uil. met zijn pooten
?Zoo ver van elkaar, en als 't ware gegoten
?Of geplakt aan zóo'n raar soort van lijf.
?Zijn die zoo vreemde soort vlerken,
' wNederhangend en stijf?
?Mij dunkt eïk die iets weet van aaatom
- ?En speciaal van ormthologie
?Zal oogeublikkelijk bemerken
?Dat geen "uil ter -wereld zijn poot
?Zoo krommen kan. Saïkerloot!
?Dat een Uil? Met het grootste gedu
?Bestudeerde ik de vogels. Ik lach mij een buldt
?Beste Bruin! en ik vind het heel gek,
?Dat ge u zoo Het zien in den nek,
o En zoo een kool liet stoven,
aOm dat'ding een UU te gelooven;
't "Walgt me om er lasg aaar te kijken,
ffDiï 't fabriekte, gaf duidelijk Wijken
?Dat Mj 't opzetten is vergeten,
?Of er nooit iets van heeft geweten."
En Bruin ? ? bleef maar scheren,
?En zie nu eens, die oogen!
?Daar ben je .ook al mee bedrogen;
?Bekijk 2e eens aandachtig,
?Ze zijn van glas waarachtig!
??Hoor Bruin! doe wat ik je zeg,
?En doe-dat ondier weg!
?Of laat hem d»or een anire.hand,
?Opzetten met wat meer verstand."
En Bruin bleef maar seheren.
?'k Neen aan, om vaa een ouden hoed
?Gevuld met zaagsel even goed
j,Zelfa in het donker te maken een Uil ?
?Beter dan deze. Gooi gerust bij 't vuil
?Of ter mesthoop, dat ellendig produkt
?Waaraan zelfs de veeren heel zijn misluitl"
Maar wat schrik?
Juist in dat oogenblik
Springt deftig de Uil met een krachtïgen nik
En een loeasch-slimmen blik op eens van zijn krak,
Stapte rand en bleef vlak voor deu kritiöns staan,
Die b.em opgezet waande, en keek dien toen aai,
D Met een blik zoo echt guitig, dat men er duidelijk inlas;
?FÜ lompert! je dacht dat ik opgezet was,
?Ea 'k bea waarlijk een Uil, maar met'al je geleerdheid
?Toch niet minder zijtgij 'f ook, met al je waanwijsheid.
?Ik groet je, heer riticus! ga gerust naar je huis,
?En wacht je in 't vervolg voor zoo'n tweede abuis l"
Ea Bruin P bleef,maar scheren.
HAARLEIT, M.
Naar het Engelsch vrij vertaald en nagevolgd
uit Harpers Montfaly Juli 1879.
Zoo 't waar is, dat de menseb op aarde als iballing zwerft
Waar tranen 't vroeger ieven boeten, dat hij derft,
Ea harde en zware taak hem hier doet nederbuigen;
Zoo 't waar is, dat hij eens m beter lot mocht juichen,
Bij 't goudene gesternt, dat fonkelt aan 't azuur,
Een leven heeft gelee d van edeler natuur
En droeve heugnis va dat heil hem is'gebleven;
Dan, kind, heeft u gewis ook eens de glans omgeven
Van 't licht waaruit mijn ziel eenmaal haar oorsprong nam,
Vanwaar tot.mij door u een flauwe erianrïng kwam;
Want, echuchtrs!, blonde maagd, toen 'k n had gaegeslagen,
Toen, daar ik trilde, stondt ge vóór me, als vroeger dagen,
Ea toen mijn oog uw ziel in uwe blikken xocht
Gevoelde ik, hoe ik u, gij mij eens minnen mocht.
En sedert dezen dag, ontvlucht mijn droom, bevangen
Door 't heimwee, opwaarts, voortgedreven door 't verlangen,
Om daat ons Vaderland te ontó<-lskeTi; en mijn oog,
Zoodra de nacht in 't Oostea nadert, schouwt omhoog
En 'k aoeke, daar ik naar het hemelwelf blyf staren,
De sterre, waarvan wij eenmaal bewoners waren.
C. L, LÜTKEBÜ.HL JE.
De Deutsche Bauzeitnng over
Nederlandsche Architektuur.
?In liet No. van l Januari j. 1. deelde het
Handelsblad het volgende méé:
In No. 97 van het weekblad de Deutsche
Bmizeitnng vinden we een beoordeeling over
de inzendingen onzer architectsn op de inter
nationale tentoonstelling, dit jaar te München
gehouden. Wij vestigen de aandacht onzer vak
mannen op dit artikel, waarin o. a. veel van
de plannen voor ons museurn door den heer
Cuijpers zeer wordt geroemd, hoewel omtrent
andere punten aanmerkingen worden te berde
gebracht. De inzendingen der heeren Muijsken
en gebr.v Mengelberg (uit Keulen, thans te
Utrecht) werden met eere genoemd" enz.
Waarschijnlijk doen wij velen ?vakmannen"
en-daarenboven een gróót deel van het publiek
dienst met de volledige mededeeling van het
geen in een duitsch blad, geheel aan bouw
kunst gewijd, o. a. over het museumgebouw,
dat thans hier verrijst, wordt gezegd.
Over de Nederlandsehe inzendingen vinden
wij dan het volgende:
Niet slechts wat aantal, maar ook wat de
waarde der ingezonden stukken aaogaat, was
de nederlandsche inzending van veel belang.
De eerste plaats nam, door zijn omvang en
het gewicht der opgedragen taak, natuurlijk
het ontwerp van het in aanbouw zijnde Rijks
museum te Amsterdam, door den heer P. J
H, Cuijpers in, hoewel dit ontwerp reeds van
meerdere tentoonstellingen en door de
photographien, die in den handel zijn, bekend is
Wij moeten bekennen, dat wij er in geenen
deele enthousiast voor kunnen zijn, en dat wi
het als een gevolg van zeer eigenaardige ver
houdingen moeten beschouwen, dat eene zoo
achoone taak eene zoo gezochte en bizarre
oplossing vindt. Reeds een zonderlingen indruk
geeft het den plattegrond van het gebouw
te aas» a%«fceei:end op een terrein, dat door
eene openbare straat doorsneden wordt, het
geen dea aanleg van. eea groote
tu.nnelachtige doorrit. en van twee hoofdtrappen
noo^aJfeeJ^ aas^&kte; zeer gezocht ia ook
de voor het grootste gedeelte geheel over
bodige hoogte-ontwikkeling van het inwendige
welks gewelfvorm ongetwijfeld zeer dikwijls in
onoplosbare konfh'kten moet komen met hè
stelsel van verlichting. Biaar en toch zondei
fantasie is eindelijk de vorm van het uitwen
dige, waarbij een groot aantal motieven der
nederlandsche renaissance bijeengebracht zijn
tot een geheel, waaraan artistieke eenheid ont
breekt, en dat in het geheel de bestemming
van het gebouw niet weergeeft. De zware
plompe torenkappen, waarmede de hoek- en
midden-pavillons gekroond zijn, laten zich al
leen verklaren ait de voorliefde, welke de
architekt bij het restaureer en van. romaanselie ketkei
voor dezen vorm heeft opgevat, de beeldhouw
werkversiering is op verkeerde plaatsen aan
gebracht. Wij. zouden onrecht doen, wan
neer wij daartegenover niet erkenden, da
vele détails van het ontwerp, met name in
de .perspektief-schetsen van het inwendige
welke de groote perspektief in keurige schik
king omgeven, den ervaren meester toonen
en treffend werken. De kunstwaarde echte
van de konceptie als geheel, kan door dez<
helaas niet verhoogd worden.
Met minder pretentie, maar daarom te ver
kwikkender, vertoonden zich de werken der
overige nederlandsche architekten. C. Muijsken
te Amsterdam werd vertegenwoordigd door d
teekeningen van het in de laatste jaren vol
tooide slot Oud-Wassenaar (bij den Haag}
dat een goed, plan, zich- om een twee verdie
pingen hooge Vestibule ontwikkelend, toont er
lijk uitgewerkte gevels in den daar te lande
'ebruikelij ken renaissancestijl, van bevallige
verloudingen en schilderachtige werking voorstelt.
'. Gosschalk te Amsterdam had, behalve de
reeds genoemde restauratieplannen voor twee
'aadhuizen en meerdere evenzoo weinig afge
werkte plannen voor openbare gebouwen, een
aantal photograjfhien, naar door hem uitge
voerde particuliere werken (huizen, brouwe
rijen enz.,) die zijne kracht als kunstenaar
in een veel gunstiger licht stelden, dan de
rekeningen. Bij voor 't meerendeel goede
verhoudingen en juist ingedeelde dé taillee
ring, trokken deze. vooral aan, door den
;akt, waarmede de historische vormen en de
motieven der nederlandsche renaissanse niet
zoozeer slaafsch gekopieerd, als veel meer
in overeenstemming met moderne behoeften,
gebruikt en juist van pas aangebracht zijn. ?
Eindelijk hebben wij nog melding te maken
van de Gebroeders Mengelberg te Utrecht,
wier grootendeels later Gothische ontwerpen
;er voltooiing van derden in hunne sierlijke
aoliditeit goed overeenstemmen met de
Keulsche school, waarvan deze kunstenaars afstam
men.
Blijspelen nit tfe eerste
helit der vorige en 't laatst der
17" eeuw.
(Vervolg.)
Eigenlijk verschrijf ik my, want het zijn
blijspelen maar klugtspelen ? zooals zij
zich zriven dan ook gewoonlijk betitelen ?
welke die tyden ons te aanschouwen geven
voor:
?een gulden in de bak, een huisje een
dukaton".
Maar niet alle ?huisjes" of loges bedongen
denzelfden prijs. De bruid, die in de
bruidsdagen, die poëtische heerlijke dagen ?door den
Bruigom als een gulde os wordt omgeleid" be
hoort natuurlijk te zitten op een plaats meer
in overeenstemming met die dichterlijke verge
lijking. Voor haar, de aangebedene
?doet (men) in den schouwburg de logies huuren,
Van 't schaepen en 't kalv'ren hok, daar geen
konfituuren,
Noch and're lekkernijen ontbreken; (en daar is)
zoo vrank en vrij
In ''t stoeien en zoenen als in 't Oesterbuis.
(Amsterdaiusche dragonade 1715.)
Mij dunkt deze welluidende benamingen moe
ten behoord hebben aan de loges grillées on
der de deftige beelden van Melpomene en
Thalia. "Wel deftige muze van 't treurspel is
het daarom dat gij met septer en kroon steeds
naar 't tooneel wijst? Wilt gij de aandacht af
leiden van de pymnastische oefeningen die on
der uwe voeten plaats grijpen?
Is de Bruigom al te vurig, dan:
?Juffers die in den bak zitten, kunnen zich
daarvan bevrijden" hetwelk bewijst dat onze
voorvaderen wel de kat in 't donker wilden
knijpen, maar in den open ?bak" zich in alle
deftigheid wisten te hullen,
Als de tooneeidichter over dames spreekt
wordt hij een held; de heeren der schepping
durft hij minder goed aan. De eenigste pbrase
waaruit ik zou kunnen afleiden, dat men in
den ouden tijd niet altijd de beste magistraten
had is de volgende, waarmede in het ?Leidsch
studentenleven*" een verloopen volgeling van
Minerva zijn dito medebroeder troost:
?En kunt genoeg een Drost of'teen of't ander
2iju"
?al weet je van geen rechten noch latijn."
Dit was van vóór den tijd dat burgemeesters
door den koning benoemd werden en ik vrees
dus dat het voorstel van het kamerlid van
Kerkwijk, die ons tot dien goeien ouden tijd
wil terugvoeren, niet het door hem gewenschte
effect zal hebben.
Een historikus zal beter dan ik, kunnen na
gaan wat volgende toespeling in 1686 in de
?Goêvrouw" beduidt:
?Aal hebben we prezident gemaakt, jij zult
onze pensionaris zijn, jij hebt veel gelezen; is
dat gebruik vervallen, wij zullen het weer her
stellen, al was 't met geweld."
Maar welk scherpzinnig brein kan het ont
brekende uit de volgende regelen aanvullen:
?Wij moeten de exercitie zoo goed doen als
de Burgers op de Beurs. Wanneer men zegt
Dat is te zeggen
Indien het mij vergund is een onderstelling
te maken, zoo zoude ik denken dat de dichter
van meening was, dat de Burgers op de Beurs
precies even mooi en netjes exerceerden als ?
onze schutters, en dat hij 't niet zeggen wilde
omdat het niet beleefd is de lui in hun aange
zicht te prijzen.
Maar de vrouwen!
Waarmede kan een Hollandscb klugtspel be
ter beginnen dan met een grooten schoonmaak,
hoewel menigeen die stoffe meer voor een treur
spel geschikt acht!
?'t Heeft al een maand geduurd en nog ziet
de beste zaal er zoo strepig en nog even kakel
bont uit als vroeger, al zouwen ze er noch zss
daagen over zitten, 't moet beter worden." Nu
deze vrouw wordt terecht een Spilpenning
geheeten en de eene stukadoor maakt dan ook de
wiskundige opmerking, dat met al de kalk die
daar verraorst is, de Goudsche kerk, die zoo
lang als een lijnbaan is, wel zou gewit kunnen
zijn.
Maar als 't dat nog maar alleen was!
Doch behalve voor witte kalk heeft de vrouw
nog een ruïneuse liefhebberij voor blauw por
selein, en is er ergens een kostelijk erfhuis,
dadelijk wordt er voor de jufvrouw een stoel
met een kussen gezet. Ten einde de harmonie
niet te verbreken moet haar maagkost al even
fijn als haar oogenkost zijn. Met haar drie
kornuitjes zal ze 's avonds zes honderd oesters
oppeuzelen, waarvan honderd in beste
hoïlandsche boter gebraan, zonder er andere onder te
mengen, en verder sinaasappelen van den Dam,
amandel taart j es, marsepijn, gekonfijte
Oranjeen limoenschiUen, letters, makroiis met nog
eenige andere konfituren en klein banket, alles
te besproeien met twee ?boteljes" met vin Claret.
Al deze laatstgenoemde heerlijkheden komen
uit de Nes, en behalve de oesters beloopt den
uitgave zoowat zes en twintig gulden.
Heel gedistingueerd is dat souper niet, want
uit een klugtspel van twee j-aar vroeger da
tum, (1724) blijkt dat bij deftige lieden:
?FraEsche wijn komt op de maaltijden niet meer ??
altijd heel zelden. Die's voor 't kanaalje,
men durft ze nauwlijks schenken aan een fat
soenlijk man." (Gelukkig kanaalje!)
Maar voor men dieo. Olaret wijn. drinkt,
dient eerst de, thee gebruikt te worden, al
was 't alleen om den schijn
?want door dat kruid wordt aan
(de vrouwtjes gelegenheid gegeven
Om somtijds eens samen te spreken. Voor dat
(die edele Thee was bekend
Viel der als ze somtijds bij malkander kwamen,
(veel op te snappen.
Maar nu als de mans vragen: Vrouw, waar
(ben je geweest?
dan ma^akt het antwoord; Daar
(een Tbeedje werd gedronken'
alles goed. Edel wordt de thee geroemd en
terecht. Als de moeder der spilpenning zich
verkleedt als theekoopvrouw om zich met eigen
oogen te overtuigen van de lieftallige zonden
harer spruit en al een heel hoogec prijs denk-t
op te geven, wanneer ze van thee van negen
gulden 't pond spreekt, zegt Spilpenuing ver
ontwaardigd : ?Daar komt geen thee onder de
vijf en twintig gulden in mijn mond" en wat
: verder deelt ze mede :
i ?Ik heb nog een pondje van dertig gulden
in besprek.'*
Kan bet verwonderen dat de twintig duizend
gulden bruidschat, die ze medekreeg. niet toe
reikend zijn, dat haar man ? eerbaar koop
man ? o schande, zich tot een maak'laar zal
moeten verlagen, dus van Heer tot knecht en
dat er eindelijk niets overblijft dan om haar
tot steêkind te doen verklaren, d. i.: onder
curateele te zetten ?
Was de brave man, indien hij dit heroïsch
middel niet te baat had genomen, misschien
fout gegaan, de ?Hedendaagsche Bankroetier" ?
die echter gelukkig ?Achterhaald" wordt (waar
uit men zonder verdere omschrijving wel be
grijpt dat ?hedendaagscb," beteekeud -, een paar
eeuwen geleden) vindt in dat fout gaan juist
een vernuftig middel om negentig procent te
winnen. In 't vervolg behoeft hij dan niet
meer naar de Beurs te gaan, maar kan ? nota
bene ? als een ?fatsoenlijk menscli" leven.
De wijze waarop hij te werk gaat is echter
zoo buitengemeen eenvoudig, dat ik er in deze
verlichte eeuw bijna niet mede voor den dag
durf komen. Hij maakt nl. nieuwe boekenen
brengt ze in nadere kennis met den schoor-1
steeiirook, ten einde u een stemmiger kleur
te geven- Zijü toekomstige schoonzoon zorgt
echter dat deze gevaarlijke grap bijtijds ge
stuit wordt. Het stuk is vooral merkwaardig
doordien die valsche boeken ten tooneele ge
voerd en nog al nagepluist worden. Voor een
amsterdamsch publiek moet dat voorlezen van
winst en verliesposten zeer aantrekkelijk zijn
geweest, terwijl de minder ontwikkelden zich
konden verheugen in de sehehnereiën van de
knechten van de Desolate Kamer d. i.: de
Kamer door welke de failliete boedels worden
beheerd.
? Maar niet alleen kooplieden, ook studenten
hebben veel met boeken uit te staan.
?Zie, die registers zijn vau boeken
; Die 'k hier en gins gelijk je ziet
; In alle winkels meest gehaald heb op crediet
En om weer balsem voor mijn zieke beurs te
(zoeken
' Verkocht ik die bagage strak
: Voor een civielen prijs tot voering van mijn zak
, Want al dat goore goed gaf mij maar ongemak."
l
] Dat de ouweheer eens over komt om 't
: Leidsche studentenleven van digterbij te
be! kijken en de eigenaar dezer fraaie principes
: terstond van de Academie afneemt is niet
on: verklaarbaar; dat echter een hospes uit
Frane\ ker heel naar Amsterdam zeilt om den vader
op de hoogte van 't Franeker studentenleven
i te stellen is thans onmogelijk geworden en
eer| der zou nu het tegenovergestelde kunnen
plaats hebben. Sic transit gloria.
Ha, met welk een verademing grijp ik naar
de blijspelen van Langendïjkj na het lezen va'n
al deze hoofdelooze en zoutelooze grappen.
Weet gij die niet te waardeeren, volg dan mijn
voorbeeld, doorworstel eenige der klugtea
welke omtrent 1700 in zulk een ontzachelijke
menigte het licht zagen, dat men in stomme
verbazing geraakt over zulk een leesgraagte
es zulk een Einaakgebrek. Ik verg niet, dat
gij er een tien of twaalftal leze, neen die taak
zou te zwaar zijn; na kennismaking met twee
of drie dier -vvangsdrochten, zal Nektar en
Ambrozijn voor uwe vermoeide en ingedom
melde hersenen ontspruiten uit Langendijk's
scheppingen en zal de (lichtpen van
Quincampoix en Don Quichot Vondeliaaus toeschijnen.
Onmogelijk is het na hem, weder tot zijne
tijdgenooten terug te keeren, iets te verhalen
van ?Latona of de verandering der boeren in
Kikvorschen," een soort toover-ballet-blijspel
(1703) in boerenspraak, een stuk zoo innig
vies, dat ik den auteur er van niet met een
tang zou willen aanvatten. Evenmin durf ik
een uittreksel te geven uit de zoutelooze Parodie
van Jakobus Kosseau: Aran enTitusof Wraak
en Weerwraak (1714) dat dezelfde lengte heeft
als een treurspel van denzelfden naam door
Vos, en welke parodie met de Boeren verande
ring in vuilhuid en lafheid wedijvert.
't Was goed, dat de Revolutie aanbrak. Wat
te zeggen van Amsterdammers, die ter gele
genheid van den brand in den Schouwburg in
1772, tijd en lust hadden om een stapel proza,
poëzie en prenten in de wereld te zenden,
van welke de 143 stuks in de Amsterdamsche
bibliotheek bewaard, ons een denkbeeld kunnen
geven. Hadden die lieden dan niets te doen!
Wat zouden zij geschreven hebben indien, zoo
als voor weinige jaren, een gantscbe stad ware
afgebrand! Wij mogen van geluk spreken dat
die calamiteit eerst is voorgevallen in een eeuw
die hare spaarpenningen offert zonder ?- op
een enkelen kikvorsch na ? bij de muzen te
borg te gaan.