De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1880 19 december pagina 1

19 december 1880 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

TO c Verschijnt ïederen Zondagochtend. Uitgevers: ELLERMAN, HARMS & 0°. Kantoor: Kokin 2. INHOUD HOE LAKG NOG? ?EEKLAATSTE WOORD OVER DS BECffiOOTING VAK OORLOG, door B. 1. N. ? STAAT SUIÏDÏG OVERZICHT ? 'FEUILLETON: ?EEN PANTOMIME-EXAMEN" en ?'T PRACHT VARKEN." ? GEMEENTEZAKEN; Een spaak in 't wiel. ? De tramwav voordracht. ? De Hoogesluis ? Uit de Maas stad, door G. ? Uit de. Hofstad door J. A. de Bergh, ? KUNST: De kiesvereeniging van Stellendijk. ? Het tooneel te Rotterdam, door H. ? Struys' Onteerde, door d. J. ? LETTER KUNDE : Laatste nederlandsche gedichten, door Cd. B. H ? Eene algemeene taal, enz. ? Het Panorama, door H. Th. B. ? Schooluren door L. ? ALLERLEI, ? BRIEVENBUS: D Portugeesche Leening door L. H. "Weetien. en Jac. Wertheim. ? OVERZICHT VAN DE EFPEKTENMARKT. ? Veilingen. - Burger 1ifeT,Stand- ? Te kuur zijnde W0niimen. ? ADVERTENTIES: Schouwburgen, enz. Abonnement per 3/m. . . . 60 Cts. fr. p.p. 75 Cts. Afzonderlijke Nummers 5 Cts. met Bijvoegsel 10 » Ad vertentiën per regel ISCts.tusschen den tekst 100 » Hoofdstuk V der Staatsbegrooting is aange nomen met vijf en veertig tegen dertig stemmen. De^Minister kan dus tevreden zijn, trots zijn ?spinozisme" en zijn snoodheid om de school wet in te voeren, bleef hig gespaard voor zijn verheven ambt. Voor hoe lang? Het zal algemeen in den lande met g-enoegen zijn vernomen, dat het hoofdstuk Binnenlandsche Zaken werd goedgekeurd. Alleen in de uiterste noodzakelijkheid mag men het budget verwer pen om redenen daar buiten gelegen. Een ver warring, die daarvan het gevolg is moet men zooveel mogelijk trachten te voorkomen. Wij achten het daarom goed, dat de Kamer niet het-vonnis uitsprak, dat haar op de lippen scheen te zweven. De aanval van de heeren Insinger, Rutgers, van Houten, .Oorver .Hooft.bii de onenino- rW beraadslagingen was zóó hevig, dat men moei lijk kou- geloöven aan een afwending van den genadeslag. Nu de liberale partij, als één man zich over den minister heeft ontfermd om hem niet tegelijk ais - offer voor zijn spinozisme, voor de invoering der schoolwet en zijn zwakke houding tegenover de hoofdstad te doen val len, gaf zij een doorslaand bewijs van haar af keer om de tegenpartij ter wille te zijn. Poli tieke overweging, misschien meer nog dan de lust om de begrooting tijdig ten einde te kun nen brengen, was oorzaak "dat de ministrieele levensdraad niet werd afgesneden. Voor hoe lang?... Yergissen wij ons niet, dan zag men zelden een minister in een neteliger positie, dan die waarin de heer Six zich thans bevindt na het gevoerd debat. Beschuldigingen van de ernstig ste soort zijn hem naar het hoofd geslingerd. Het faalt u aan eerbied voor de wet, was het refrein, dat zoo kras mogelijk werd uitgespro ken. De heer Rutgers had Z. E, zelfs genoemd de primus inter pares, wanneer er sprake was van ministers, die regeeringloosheid gedoog den, ? de Kamer luisterde en toen de amsterdamsche afgevaardigde voor de derde maal het woord vroeg, verkreeg hij dat met 56 tegen 3 stemmen. Bewijs genoeg dat de Kamer, hoe zij ook over den modus quo oordeelde, waarop de heei Rutgers zijn- aanval deed, ? dien aanval zei niet ongegrond achtte. Het ontbrak den minister niet aan bescher miüg. Daar was iets parlementair-aandoenlijk in de verzekering van den heer Patijn, dat de minister vele vrienden bezat en waarheid en op rechtheid het kenmerk zijner woorden moesten heeten; men kan niet anders dan de hulpvaar digheid van den heer van Gennep waardeeren die zelfs zijn toevlucht nam tot een verdedi ging, waaruit men zou mogen afleiden, dat de rotterdamsche afgevaardigde het zeer wel mo gelijk achtte, dat iemand minister kan sijn wiens overtuiging regelrecht in strijd verkeert met duidelijk door de Kamer uitgesproken wenschen. Immers den heer van Gennep kwam het tamelijk verklaarbaar voor, dat de minister een wetje heeft voorgedragen als het bekende on der No. 27 in stede van een wet om de ge volgen te regelen van het vernietigen van een gemeenteraadsbesluit? ofschoon het Z.E. be kend was, dat de Kamer van niets anders wilde weten dan van publiciteit. Zelfs de vurigste vrienden van den Minister zullen moeten erkennen, dat Z. E. zich in een onhoudbare positie bevindt. De Kamer wil, dat de gemeentewet gehandhaafd zal worden. ? De minister antwoordt: de macht ontbreekt mij om. de hoofdstad tot de orde. te roepen. Vernietigt men het besluit van den amsterdamschen Raad, dan, 'wanneer de hoofdstad niet het hoofd in den schoot legt, brengt men de waardigheid van de kroon in gevaar. In derdaad .een fraaie rechtstoestand, -waaronder Ike gemeente de vrijheid heeft, bij wetsover treding de kroon te trotseeren! Men-zou zeggen, hier is dan toch waarlijk periculum n mora; wacht geen dag om een eind te maken aan die leemte in de wetgeving. ? Veel 'liever dan daaraan te denken stelt de minister zich evreden met een wetje voortedra8c«'i ?_<-<?'^^nv ir. ?"'"+-'" « ~?*«-:?~;*is gebracht zal worden met den wensduïaB^^^i-.i, . i_. ._._-~?.-??,1 ;n spreekt hij van een verschil van gevoelen usschen de Kamer en den am&terdamschen laad, waarin de Kamer, ofschoon zelf partij,? uitspraak zal moeten doen ... m. a. w. richten over zich zelf en zijn mededinger. Hoe kan de Heer Sis ooit geraken uit de verwarring, waarvan hij het slachtoffer is ge worden ? Wacht op mijn memorie van beantwoording neeft hij de kamer, die hem hard viel, geant woord. Maar hoe zou die memorie van be antwoording ooit iets anders kunnen bevatten dan de verdediging van een beginsel, hetwelk vierkant in strijd 'is met dat, waaraan de overgroote meerderheid der kamer haar goedkeu ring heeft gehecht? Kan door dat antwoord, indien het niet een voltomen verloochening is van het wetsontwerp zelf .en oplossing der kwestie worden voorbereid? De Heer Six moet, dunkt -ons, de innige over tuiging bezitten, dat er aan geen vrede tusschen lein en de kamer te denken valt, als hij zich niet bekeert, en niet, in plaats van het wijzijingswetje, een voordracht indient tot regeling der gevolgen van het vernietigen van een ge meenteraadsbesluit. Acht hij zich niet geroepen een gemeente, die zich aan wetsgchennis schuldig maakt, in het rechte spoor terug te dringen, ? dan moe hij in ieder geval tegenover^ d?ze kamer, na hè jongste debat, zich tot heengaan- genoop gevoelen. . lang nog? vragen wij met het oog oj Sis, antwoord: Wacht op mijne memorie... Na de zaken-zoo hopeloos staan, zaleen spoedige beslissing den minister het meeste ge wenscht schijnen, dunkt ons. ' ;De eer van de Kamer, de waardigheid var de kroon, het' gezag der wet, gedogen geer uitstel. Een kwestie als deze, welks thans aan de aan dacht van geheel Nederland onderworpen is piaatst men onmogelijk in het vergeetboek zoolang aan het beleedigd rechtsgevoel geen recht is geschied. Een liberale partij, te zwak om te regeeren is ongetwijfeld beklagenswaardig, doch eene, die om zekere gevaren te ontloopen, duldt, wat zij bij een duidelijk uitgesproken votum, wetschennis heeft verklaard te zijn, móet zichzelf verachte lijk toeschijnen. We hopen op des ministers spoedige bekee ring. Het zal ons aangenaam zijn hem nog .ang aan de groene tafel te zien. Jammer zou het wezen, dat rde schier mïraculeuse harmonie van dit ministerie, dat wezenüyk nuttig arseidt, voor een oogenblifc. verstoord werd door iet uitvallen van één der.dignitarissen. Doch a het eenmaal een feit, dat de heer Sis zich liet in staat gevoelt aan. den wensch van Ka mer en vclk te voldoen,, dat hij het dan kort make en met eigen..hand hetspinragverbreke, vaaraan zijn ministrieel leven hangt. Het is ?eter zelf te wijken op zijn tijd, ? dan iets ater tot heengaan gedwongen te worden. Op het. oogenblik van "hêT~s^hr'ijVSii--aezer egelen staat het Nederlandsen leger aan den vooravond van een drama. Binnen kort zal iet . weer moeten uitzien naar een nieuwen \Iinister van oorlog, of wel de tegenwoordige itularis zal zijn hervoriningsarbeid kunnen ianrangen. Weliicht, ea-d.it zou ons leed doen, s bij het verschijnen van dit opstel die laatste lag reeds gevallen. Wij hopan het niet, zoo vel voor onze volksvertegenwoordiging als voor iet leger; waarom? zij hier in korte trekken medegedeeld. . Eer wij dat echter doen esn paar woorden naar aanleiding der ?Repliek" in Np. 2 van iet Militair Weekblad, welks verschijnen wij ^en vorige maal in deze courant bespraken. Met ;enoegen namen wij van die repliek kennis, niet Heen om de heus.che en joviale wijze waarop de redactie onze beschouwingen beoordeelde, maar mdat wij tot de overtuiging-kwamen dat het jedoelde weekblad, al had het zich dan ook aten verleiden de plannen des Ministers van oorlog naar onze meening te rooskleurig voor e stellen, tpch niet zoo zeer daarmede was ngenomen, dat zijne redactie het verwijt vérliende van ?ministrieel" te zijn. Toch blijven wij het betreuren, dat, was heb dan ook on willens, het nieuwe militaire orgaan op vele ezers dien, - ook door ons verkregen, indruk leeft gemaakt; een indruk, die gelukkig door verschillende artikelen, o. a. in het laatste nummer van de Vragen des_ Tyds, het Vader'and van 13 December als anderszins is weggenomen. De bedoelde redactie beschuldigt ons van afbrekende critiek zonder iets anders m de plaats te geven, maar zij kon toch onmogelijk willen, dat wij in.een klein opstel, bij beperkte plaatsruimte en in een orgaan der pers, dat voor de eerste maal zijne kolommen voor ons geschrijf wilde openstellen, eene omstandige opsomming gaven van d denkbeelden en wenschen van het leger, zooal wij die ons voorstellen. Daartoe nu sommeert ons de redactie, zelf stelt zij daartoe haar blad beschikbaar. Welnu wij nemen den ons toegeworpen handschoen op, maar indien wij onze beschouwingen daar omtrent mededeeleu, hopen wij dat in de Am sterdammer, te doen. Niet alleen toch, dat wij nooit zullen handelen met eene militaire redactie me ons niet bekend is, ma,ar wij achten hè zelis m het belang van het Militair weekblad ?f i T?jn kulteu af nu en dan de daarin ont wikkelde theorieën worden besproken en be oordeeld. Anders toch ? wij deden daarvan .n vroegere jaren de ondervinding op ? heeft in. een dergelijk orgaan zoo licht de redactie zoo niet de hoofdredacteur, alleen gelijk. Zi loude het ons ten' goede, zoo wij haar eer oogenblifc vergelijken met een jong, ongedresseerd paard, dat wij gaarne bruikbaar, zouden willen zien voor den dienst, en dat wij, niet om het te plagen, maar om het beter te doen msehieten, nu en dan eens een tikje geven. >och ter zake. Zonder al weer in groote becijferin en of uitgebreide beschouwingen te treden, wilen wij kort o-nze bez waren tegen de plannen desMinisters mededeelen. Plaatsruimte, doch vooral overkroptheid met werk, dat ons nog in de erste tijden zal beletten onze straks gedane fte na te komen, noopt ons tot kortheid; vij hadden daarom liever gezwegen, zoo de aak niet te belangrijk en te urgent was. In de eerste plaats de vraag, waartoe dienen oor ailes onze w e_er middelen, zoo niet tot het 'ehoud onzer nationaliteit? Wij- hebben voor enige jaren zien uitmaken, .dat daartoe althans et voortdurend bezit der provinciën Holland n Utrecht noodig is en sedert is.de Nieuwe Uollandsche waterlinie aanmerkelijk versterkt n verbeterd en men legt er thans de laatste and aan, om daarna eene tweede krachtige me daarachter te scheppen. Dat denkbeeld .en..on-.. efend, voldoende sterk en steeds gereed lar te verdedigen. Met andere woorden: >jn bezettingsleger samengesteld uit bruikbare, oed gedisciplineerde infanterie, met de noodige ven duchtige vestingartillerie, ia hoofdzaak. 'eze Minister maakt daarvan echter bijzaak n begint de eerste phase der verdediging met. wakke noodbezettingen, juist dan wanneer chatten van arbeid noodig zullen zijn om de aatste hand krachtig aan de linie en haar oorterrein te leggen. De hoofdmacht der nfanterie gaat bij hem op in het veldleger en wanneer deze nagenoeg geheel vóór de liniën al gestreden hebben, misschien verbrokkeld, edeéltelijk vernield of gevangen zal wezen, al op hare overblijfselen de verdediging onzer nie moeten aankomen. Immers, de depot ataljons zullen daartoe te zwak zijn, 's Miisters reservebataljons op papier, zullen paieren bataljons blijven, althans in den korten jd, dien wy vóór de linie zullen kunnen doorrengen. Men geloove daarom niet, dat wij een veldleger zouden willen, integendeel, wij renschen dat sterk en voldoende, niet Heen om door zijn tegenstand tijd te winnen ot het behoorlijk stellen onzer" inundalè'n, maar ook om bij bedreiging onzer nzijdigheid ons vaderland te behoeden voor e schande van onze integriteit bewaard ,e zien door vreemde bajonnetten. Maar om te kunnen komen tot onze eisenen, is eene sterke, geoefende, dadelijk bruikbare legerreserve noodig .en juist die missen wij in de voorgestelde organisatie. Want toezegging van het wijzigen der miïitie?en schutterijwet is niet voldoende, om thans reeds eene daarop gebaseerde hervorming van het leger te wettigen; de volksvertegenwoordi ging heeft, het recht, is verplicht van den mi nister te vergen, dat hij het gebouw ^derlandsdeiensie beginne bij de fondamenten en niet DIJ het dak. De volgende dagen zullen leeren, ot zij, door het aannemen eener op die te'wij zigen wetten 'gegronde organisatie, zich handen en voeten zal laten binden totdat -het den mi nister zal goeddunken de ontwerpen dier wet ten m te dienen. - . Met_ den schrijver van-het aangehaalde ar tikel m liet Vaderland beamen .wij, dat'vijf zij het dan ook zwakke, compagnieën in het bataJ^on bij onzen ?posten oorlog" in de liniën ? alweer de hoofdzaak ? te verkiezen zijn boven oe vier sterken, door den Minister voorgesteld Waartoe nu reeds zoovele officieren bij het iiooidwapen te supprimeeren, die bij een degeJyk verbeteren onzer schutterij noodig zullen blijken, om de vele thans door gemis -aan oe fening en voorbeeld onbruikbare elementen van die macht ter zijde te staan en te onder richten r Waartoe thans 5een divisiestaf met een pennestreek door te halen, die bij oorlogsgevaar als werkend en denkend hoofd der sehutternmacht^ nieuw zal moeten worden opgericht en dan mt het leger zal moeten worden gerukt ? Waartoe de cavalerie, alweer te verminderen als men het veldleger tot hoofdaaak maakt ea iet in onze bmtenprovinciën denkt te gebrui ken, wat door de op te richten 2800 man sterke ëes tremcompagniën duidelijk bewezen wordt? Is dat logisch, is dat het werk van eea de'ehjk organisateur ? Waartoe het aantal veldstukken bij onze onge troepen met 16 te verminderen, en de mogelijkheid thans bestaande om dadelijk uit *? rukken met 100 vuurmonden (zij het dan paarden -bespannen) den uitmarsch -met ok aanvankelijk met 4 erug te brengen tot lechts 80? Waartoe . . ? doch waarom 'meer gevraagd ? Voor dat alles, voor die organisatie zonder ?asis is het eindcijfer weer verbazend geklome-a1_eens_geplaatst op de. helling Van dat eid, om nog grooïere" üitgarven^ce -wragc. Wij zijn overtuigd, dat de minister, die iet woord meer dan meester is, in eene boenende ede zijne plannen zal ontvouwen, dat zelfs net. hart van-kalme afgevaardigden warm zal worden, bij het schilderen van de ?liefde tot iet. vaderland" én van de ?geestdrift in de des gevaars", moge hun HOOFD koel blijom wel te bedenken wat het gevolg zal al zijn van het schenken hunner goedkeuring an deze begrooting ! B. 1. N. Op eenmaal werd ds engelsche wereld in rep n roer gebracht door kabinetsraad op kabi netsraad, welke het ministerie noodig oordeelde met het oog op de ontevredenheid, die in erland heerscht. Wat oorzaak was. van die Dlotselinge onrust is nog onbekend. De spanning op het eiland bestaat reeds zoo lang en uitaarstingen, die van een oproerigen-geest genïgen werden gedurende de laatste dagen niet vernomen. Nu en dan een moord op een andheer "behoort daar sedert geruimen tijd tot Le gewone orde van zaken. Den Paiitomime-Elxanieii. Uit de schetsjes, die Ludovic Halévy onder den titel Les petttes Cardinal heeft samen gevat, en die zich onderscheiden door lossen verhaaltrant en fijnheid van opmerking, geven wij, als proeve, zijne beschrijving van een examen in den dans, aan de groote opera. Da zaal is verlicht, maar zoo good als leeg. In het midden van'de fauteuils a'orchestre zit de jury, bestaande uit den directeur en de chefs van dienst der afdeeliiigen ?töoneel" en ?dans." In .het orkest, in een hoekje rechts, zit een' klein gezelschapje moeders, zenuwachtig, koort sig, met hoogroode kleuren. Daar ga ik bij zitten. Ik moet bekennen. dat ik verzot ben op de moeders van danse ressen. Men leert er altoos iets van. Hun fesprek is afwisselend, rijk, onvoorzien, vol eelden en kleuren. Zij staan in verbinding met allerlei kringen. Overdag fruitvrouwen, naaisters of waschvrouwen, praten zij 's avonds in de opera familiaar met de heeren uit de hoogste kringen. Juffrouw N. bijvoorbeeld, begint haar dag 's morgens om zes uur, als een dappere fruit vrouw. Zij klimt op een karretje met een vlug paardje er voor, en gaat op het plaveisel der halles haren voorraad kool, wortelen en rapen weer aanvullen. En 's avonds om acht uur, treedt er een lakei haar vertrekje binnen, en aogt: ^Mevrouw wacht. de juffrouw!" En juffrouw N., op z^jn mooist uitgedost, Hjscht zich in de victoria van mijnheer de P.,, en gaat een luchtje 'scheppen met hare dochter in het bosch van Boulogue. Hoe zou men zich ooit met zulk een vrouw kunnen vervelen? Ze ' is eene levende encyclopedie, een courant van. de markt en van het hof. Zij weet waarom ' da aardappelen _ zoo duur zijn, en waarom de jonge Dinges niet tot onder-secretaris van le gatie te Madrid benoemd is. Ik ga dus in 't orkest zitten, tusschen de moeders; ik heb er .rechts, ik heb er links, ik heb er van voren en van achteren. Het zyn de zeer gemengde geuren van worst, van bleekwater en ook van Eau de Cologne, want men heeft voor de gelegenheid een beetje toilet gemaakt, 't Is heerlijk. Ik ben verrukb. Op het tooneel geen decoratief. Alleen een oud achterdoek, aan lederen kant van het tooneel een brandweerman met den helm op het hoofd. In het midden van het tooneel een grosp, bestaande .uit den pantomime-leeraar en zeven danseressen in repetitie-costuuin, ge decolleteerd, bloote armen, luchtige rokjes van tarlatan, zijden tricots, een breed gekleurd lint om de middel. De zeven'danseressen luisteren eerbiedig naai' den leeraar, die gewapend rnet zijn viool en strijkstok, zijn laatste inlichtingen geeft. ledere danseres moet twee kleine scènes mimeeren, eene liefdesscène en eene razernijacène .. . blijspel en. drama . , . Maar men moet beginnen met een soort van ensemblestuk, zoo iets van eene uitvoering van de hoogere rij school in de manege. ?Laat ons beginnen," zegt de directeur. En er wordt begonnen. De .leeraar komt zich voor op het tooneel plaatsen, bij den linker brand weerman; de zeven danseressen plaatsen zich op een rij, met een meter tasschenruimte, op den tweeden grond. Ook de pantomime-pro fessor heeft, ean beetje toilet gemaakt. Hij heeft een wit vest a.tugedaan en eene das van het teederste hemelsblauw, Hij staat daar glim lachend, met zija viool op den schouder, den arm gebogen, gere d ooi op de snaren aau ta vallen, mei; het rechter been vooruit. Niet be paald jong.... op zijn minst zestig. Niet mooi ook, lang, mager, zeer los in de gewrichten, slingerend in zijn grooten bruinen overjas,.ge heel misdeeld van gratie en sierlijkheid. Hij moet die jonge meisjes de gratie en de sierlijk -, heid leeren, ... hij onderwijst niet door het i voorbeeld, maar hij geeft desniettegenstaande zeer kostbare lessen; het is een uitstekend' man, opgevoed in de oude traditiën; hij heeft les gehad van den grooten Perrot en brengt diens leeringen getrouwelijk aan het jongere geslacht over. De snaar knarst onder den strijkstok, - en er komt iets verwondelijk .yreemds uit de viool. Allerlei herinneringen uit mijn jeugd komen weer boven., Ik-.denk telkens aan een armen blindeman die omstreeks 1848 met bijbehoorenden poedel op den Pont des Arts stond. Iets niet minder verwonderljjks komt er van de lippen van den leeraar. . . Hij begeleidt zijn vioolsolo met een soort recitatief, een verhaal dat de bewegingen, die op het tooneel zullen voor vallen, uitlegt Deze kleine redevoering wordt niet alleen gesproken, maar ook gemimeerd. De professor kronkelt zich, huppelt, springt, danst en wijst aan de leerlingen de houdingen aan die zij moeten aannemen, de glimlachjes ea de blikken die zij moeten ronddeelen, de bekoorlijkheden, die zij moeten in 'fc licht stellen. De zeven danseressen houden behoorlijk haren afstand van een' meter, en herhalen volgzaam de gebaren en glimlachjes van den meester. De moeders zijn oewogen. Twee of drie van de habitués der opera zijn bleek. De twee brandweermannen kijken toe. De leden der jury hebben een waardige, ernstige, on wrikbare, onverbiddelijke houding aangenomen. Zij zijn zich bewast van hunne waardigheid. . ?Daar staat hij, hij is het," zegt de professor. ?Hij is het. Hat is mija herder!"... en zich zei ven in de rede vallende: ?Wij nemen hem rechts, den herder." Nu beginnen de zeven danseressen met uitgespreida armen, het linkerbeen vooruit, het lichaam een weinig op zijde gebogen, en het gelaat met een zaligen dommen glimlach ver sierd, met hartstochtelijke blikken' een der brandweermannen aan te staren... Een jong brandweermannetje, blozend en blond. . . Hij schijnt verlegen te worden, de arme jongen, onder de zeven paar oogen die teeder op hem gevestigd zijn. Hij bloost en keert zich een weinig af. ?Hij is het," gaat de professor voort,., ?Aeh, wat is hij schoon!" En alle zeven, met de armen in de lucht, in verrukking, met wijd geopenden mond, vallen bijna in zwijm van bewondering voor den jongen brandweerman. Deze wordt kersrood, en ge heel met zijn figuur verlegenj neemt hij net besluit een toertje door de coulisse te gaan maken. ?O, wat bemin ik hem!" roept de professor. De viool doet haar best eeue verliefde me lodie te spelen. De blik van den paütominiemeester verliest zich in het oneindige. Dezeven kleine linkerhandjes van de zeven danseresjes, komen zich als te gelijk op hare zeven kleine hartjes plaatsen, en de zeven kleine rechter handjes komen daarna op de zeven kleine Im kerhandjes terecht. Daarna gaan al de handjes op de maat de zeven hartjes wrijven."... Dat geeft gemoedsbeweging te kennen. ?Maar, helaas! hij ziet mij niet!" De viool spant zich zooveel zij kan in, om iets treurige te spelen. Nu is het de beurt van de zeven kopjes, die regelmatig van rechts naar links en van links naar rechts schudden. ?Neen, neen... Hij ziet mij niet... Hij ver wijdert zich... Hij gaat heen.. . Z,ou hy mij niet meer beminnen?... Ach! welk eene smart! Een wanhopig uiterlijk ... Komaan, nu het wanhopig uiterlijk . .. tranen .,. snikken ..." In een oogwenk zijn nu alle toonbeelden van stomme wanhoop geworden, terwijl de viool, even wanhopig, heesche en onbestemde geluiden voortbrengt. De zeven kopjes zinken, als door eene veer bewogen, m de veertien kleine hand jes ... En de arme kopjes, geschokt door hunne tranen en snikken, beginnen op nieuw te schudden, maar nu in de andere richting op en neer.,. Yan rechts naar links is onge rustheid, van boven naar beneden is wanhoop. ?Maar hij ataat stil... hij keert terug ... Ea de leeraar, zich zelven in de rede valende: ?Nu nemen we hem links, den herder, in den anderen hoek.,. links!" De kopjes zijn nog verborgen in de vesrtiea tleine handjes, maar door de uitgespreide vin gers heen, 'trachten de oogen den herder die aadert, te ontdekken; en daar men den wuffcen aerder thans aan den anderen kant gezet heeft, somen al die blikken thans met volle kracht :erecht op den tweeden brandweerman. Dat '.s een man van ondervinding, geblaseerd, ge bronsd, die den dienst der theaters door en door kent. Hij wordt niet verlegen. Hij neemt zelfs, in zekere mate, deel aan de pantomime... Hij schuift zijn helm wat recht, zijn gymnastiek^ordel wat in de hoogte, en waagt het zelfs te glimlachen. Op hetzelfde oogenblik komt aan den anderen kant de andere brandweer man weer op, de verlegene. Hij ziet dat het gevaar niet meer aan zijn kant is, en waagt het weer te verschijnen. De herder is dus teruggekomen. Zijn vértrek was slechts eene list. Maar nu zal hij ondervinden wat het is, den preutsphe te spelen en zich te laten bidden. De herderinnen maken zich gereed hem met gelijke 'munt te betalen. ?Ylucht... vlucht..." roept ds leeraar hef tig uit. En de zeven 'danseressen, na twee tikjes'op hare tarlatanrokjes, maken rechts-om, nemen haar vlucht, en zijn in vier sprongen bij hst achterdoek terecht gekomen. . * ?Hij steekt de armen naar u uit... Hij smeekt u terug te komen,... neen, neen... wij kooien niet terug .. ." Da HËSREN JOHAN KOOPMISS Sc Co., A.OJ Rotterdam, leverdea voor dea Holl. ITserea Maatschappij, Statioa SamUm, esa Ho w eene draagkracht vaa 20,030 Kilo^-ata. die Baaeules raa aware eapaeiteitea'JJAJ v aaaradea zich tot geawmte Firav, te w^alea.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl