Historisch Archief 1877-1940
TO
c
Verschijnt ïederen Zondagochtend.
Uitgevers: ELLERMAN, HARMS & 0°.
Kantoor: Kokin 2.
INHOUD
HOE LAKG NOG? ?EEKLAATSTE WOORD
OVER DS BECffiOOTING VAK OORLOG, door
B. 1. N. ? STAAT SUIÏDÏG OVERZICHT ?
'FEUILLETON: ?EEN PANTOMIME-EXAMEN"
en ?'T PRACHT VARKEN." ?
GEMEENTEZAKEN; Een spaak in 't wiel. ? De tramwav
voordracht. ? De Hoogesluis ? Uit de Maas
stad, door G. ? Uit de. Hofstad door J. A. de
Bergh, ? KUNST: De kiesvereeniging van
Stellendijk. ? Het tooneel te Rotterdam, door
H. ? Struys' Onteerde, door d. J. ? LETTER
KUNDE : Laatste nederlandsche gedichten, door
Cd. B. H ? Eene algemeene taal, enz. ? Het
Panorama, door H. Th. B. ? Schooluren
door L. ? ALLERLEI, ? BRIEVENBUS: D
Portugeesche Leening door L. H. "Weetien.
en Jac. Wertheim. ? OVERZICHT VAN DE
EFPEKTENMARKT. ? Veilingen. - Burger
1ifeT,Stand- ? Te kuur zijnde W0niimen. ?
ADVERTENTIES: Schouwburgen, enz.
Abonnement per 3/m. . . . 60 Cts. fr. p.p. 75 Cts.
Afzonderlijke Nummers 5 Cts. met Bijvoegsel 10 »
Ad vertentiën per regel ISCts.tusschen den tekst 100 »
Hoofdstuk V der Staatsbegrooting is aange
nomen met vijf en veertig tegen dertig stemmen.
De^Minister kan dus tevreden zijn, trots zijn
?spinozisme" en zijn snoodheid om de school
wet in te voeren, bleef hig gespaard voor zijn
verheven ambt.
Voor hoe lang?
Het zal algemeen in den lande met g-enoegen
zijn vernomen, dat het hoofdstuk Binnenlandsche
Zaken werd goedgekeurd. Alleen in de uiterste
noodzakelijkheid mag men het budget verwer
pen om redenen daar buiten gelegen. Een ver
warring, die daarvan het gevolg is moet men
zooveel mogelijk trachten te voorkomen. Wij
achten het daarom goed, dat de Kamer niet
het-vonnis uitsprak, dat haar op de lippen
scheen te zweven.
De aanval van de heeren Insinger, Rutgers,
van Houten, .Oorver .Hooft.bii de onenino- rW
beraadslagingen was zóó hevig, dat men moei
lijk kou- geloöven aan een afwending van den
genadeslag. Nu de liberale partij, als één man
zich over den minister heeft ontfermd om hem
niet tegelijk ais - offer voor zijn spinozisme,
voor de invoering der schoolwet en zijn zwakke
houding tegenover de hoofdstad te doen val
len, gaf zij een doorslaand bewijs van haar af
keer om de tegenpartij ter wille te zijn. Poli
tieke overweging, misschien meer nog dan de
lust om de begrooting tijdig ten einde te kun
nen brengen, was oorzaak "dat de ministrieele
levensdraad niet werd afgesneden.
Voor hoe lang?...
Yergissen wij ons niet, dan zag men zelden
een minister in een neteliger positie, dan die
waarin de heer Six zich thans bevindt na het
gevoerd debat. Beschuldigingen van de ernstig
ste soort zijn hem naar het hoofd geslingerd.
Het faalt u aan eerbied voor de wet, was het
refrein, dat zoo kras mogelijk werd uitgespro
ken. De heer Rutgers had Z. E, zelfs genoemd
de primus inter pares, wanneer er sprake was
van ministers, die regeeringloosheid gedoog
den, ? de Kamer luisterde en toen de
amsterdamsche afgevaardigde voor de derde maal het
woord vroeg, verkreeg hij dat met 56 tegen 3
stemmen.
Bewijs genoeg dat de Kamer, hoe zij ook
over den modus quo oordeelde, waarop de heei
Rutgers zijn- aanval deed, ? dien aanval zei
niet ongegrond achtte.
Het ontbrak den minister niet aan bescher
miüg. Daar was iets parlementair-aandoenlijk
in de verzekering van den heer Patijn, dat de
minister vele vrienden bezat en waarheid en op
rechtheid het kenmerk zijner woorden moesten
heeten; men kan niet anders dan de hulpvaar
digheid van den heer van Gennep waardeeren
die zelfs zijn toevlucht nam tot een verdedi
ging, waaruit men zou mogen afleiden, dat de
rotterdamsche afgevaardigde het zeer wel mo
gelijk achtte, dat iemand minister kan sijn
wiens overtuiging regelrecht in strijd verkeert
met duidelijk door de Kamer uitgesproken
wenschen. Immers den heer van Gennep kwam het
tamelijk verklaarbaar voor, dat de minister een
wetje heeft voorgedragen als het bekende on
der No. 27 in stede van een wet om de ge
volgen te regelen van het vernietigen van een
gemeenteraadsbesluit? ofschoon het Z.E. be
kend was, dat de Kamer van niets anders wilde
weten dan van publiciteit.
Zelfs de vurigste vrienden van den Minister
zullen moeten erkennen, dat Z. E. zich in een
onhoudbare positie bevindt. De Kamer wil,
dat de gemeentewet gehandhaafd zal worden. ?
De minister antwoordt: de macht ontbreekt
mij om. de hoofdstad tot de orde. te roepen.
Vernietigt men het besluit van den
amsterdamschen Raad, dan, 'wanneer de hoofdstad
niet het hoofd in den schoot legt, brengt men
de waardigheid van de kroon in gevaar. In
derdaad .een fraaie rechtstoestand, -waaronder
Ike gemeente de vrijheid heeft, bij wetsover
treding de kroon te trotseeren! Men-zou
zeggen, hier is dan toch waarlijk periculum
n mora; wacht geen dag om een eind te maken
aan die leemte in de wetgeving. ? Veel 'liever
dan daaraan te denken stelt de minister zich
evreden met een wetje voortedra8c«'i ?_<-<?'^^nv
ir. ?"'"+-'" « ~?*«-:?~;*is gebracht zal worden
met den wensduïaB^^^i-.i, . i_. ._._-~?.-??,1
;n spreekt hij van een verschil van gevoelen
usschen de Kamer en den am&terdamschen
laad, waarin de Kamer, ofschoon zelf partij,?
uitspraak zal moeten doen ... m. a. w. richten
over zich zelf en zijn mededinger.
Hoe kan de Heer Sis ooit geraken uit de
verwarring, waarvan hij het slachtoffer is ge
worden ?
Wacht op mijn memorie van beantwoording
neeft hij de kamer, die hem hard viel, geant
woord. Maar hoe zou die memorie van be
antwoording ooit iets anders kunnen bevatten
dan de verdediging van een beginsel, hetwelk
vierkant in strijd 'is met dat, waaraan de
overgroote meerderheid der kamer haar goedkeu
ring heeft gehecht?
Kan door dat antwoord, indien het niet een
voltomen verloochening is van het wetsontwerp zelf
.en oplossing der kwestie worden voorbereid?
De Heer Six moet, dunkt -ons, de innige over
tuiging bezitten, dat er aan geen vrede tusschen
lein en de kamer te denken valt, als hij zich
niet bekeert, en niet, in plaats van het
wijzijingswetje, een voordracht indient tot regeling
der gevolgen van het vernietigen van een ge
meenteraadsbesluit.
Acht hij zich niet geroepen een gemeente,
die zich aan wetsgchennis schuldig maakt, in
het rechte spoor terug te dringen, ? dan moe
hij in ieder geval tegenover^ d?ze kamer, na hè
jongste debat, zich tot heengaan- genoop
gevoelen.
. lang nog? vragen wij met het oog oj
Sis, antwoord: Wacht op mijne memorie...
Na de zaken-zoo hopeloos staan, zaleen
spoedige beslissing den minister het meeste ge
wenscht schijnen, dunkt ons.
' ;De eer van de Kamer, de waardigheid var
de kroon, het' gezag der wet, gedogen geer
uitstel.
Een kwestie als deze, welks thans aan de aan
dacht van geheel Nederland onderworpen is
piaatst men onmogelijk in het vergeetboek
zoolang aan het beleedigd rechtsgevoel geen
recht is geschied.
Een liberale partij, te zwak om te regeeren
is ongetwijfeld beklagenswaardig, doch eene, die
om zekere gevaren te ontloopen, duldt, wat zij bij
een duidelijk uitgesproken votum, wetschennis
heeft verklaard te zijn, móet zichzelf verachte
lijk toeschijnen.
We hopen op des ministers spoedige bekee
ring. Het zal ons aangenaam zijn hem nog
.ang aan de groene tafel te zien. Jammer zou
het wezen, dat rde schier mïraculeuse harmonie
van dit ministerie, dat wezenüyk nuttig
arseidt, voor een oogenblifc. verstoord werd door
iet uitvallen van één der.dignitarissen. Doch
a het eenmaal een feit, dat de heer Sis zich
liet in staat gevoelt aan. den wensch van Ka
mer en vclk te voldoen,, dat hij het dan kort
make en met eigen..hand hetspinragverbreke,
vaaraan zijn ministrieel leven hangt. Het is
?eter zelf te wijken op zijn tijd, ? dan iets
ater tot heengaan gedwongen te worden.
Op het. oogenblik van "hêT~s^hr'ijVSii--aezer
egelen staat het Nederlandsen leger aan den
vooravond van een drama. Binnen kort zal
iet . weer moeten uitzien naar een nieuwen
\Iinister van oorlog, of wel de tegenwoordige
itularis zal zijn hervoriningsarbeid kunnen
ianrangen. Weliicht, ea-d.it zou ons leed doen,
s bij het verschijnen van dit opstel die laatste
lag reeds gevallen. Wij hopan het niet, zoo
vel voor onze volksvertegenwoordiging als voor
iet leger; waarom? zij hier in korte trekken
medegedeeld. .
Eer wij dat echter doen esn paar woorden
naar aanleiding der ?Repliek" in Np. 2 van
iet Militair Weekblad, welks verschijnen wij
^en vorige maal in deze courant bespraken. Met
;enoegen namen wij van die repliek kennis, niet
Heen om de heus.che en joviale wijze waarop de
redactie onze beschouwingen beoordeelde, maar
mdat wij tot de overtuiging-kwamen dat het
jedoelde weekblad, al had het zich dan ook
aten verleiden de plannen des Ministers van
oorlog naar onze meening te rooskleurig voor
e stellen, tpch niet zoo zeer daarmede was
ngenomen, dat zijne redactie het verwijt
vérliende van ?ministrieel" te zijn. Toch blijven
wij het betreuren, dat, was heb dan ook on
willens, het nieuwe militaire orgaan op vele
ezers dien, - ook door ons verkregen, indruk
leeft gemaakt; een indruk, die gelukkig door
verschillende artikelen, o. a. in het laatste
nummer van de Vragen des_ Tyds, het
Vader'and van 13 December als anderszins is
weggenomen. De bedoelde redactie beschuldigt
ons van afbrekende critiek zonder iets
anders m de plaats te geven, maar zij kon
toch onmogelijk willen, dat wij in.een klein
opstel, bij beperkte plaatsruimte en in een
orgaan der pers, dat voor de eerste maal zijne
kolommen voor ons geschrijf wilde openstellen,
eene omstandige opsomming gaven van d
denkbeelden en wenschen van het leger, zooal
wij die ons voorstellen.
Daartoe nu sommeert ons de redactie, zelf
stelt zij daartoe haar blad beschikbaar. Welnu
wij nemen den ons toegeworpen handschoen
op, maar indien wij onze beschouwingen daar
omtrent mededeeleu, hopen wij dat in de Am
sterdammer, te doen. Niet alleen toch, dat wij
nooit zullen handelen met eene militaire redactie
me ons niet bekend is, ma,ar wij achten hè
zelis m het belang van het Militair weekblad
?f i T?jn kulteu af nu en dan de daarin ont
wikkelde theorieën worden besproken en be
oordeeld. Anders toch ? wij deden daarvan
.n vroegere jaren de ondervinding op ? heeft
in. een dergelijk orgaan zoo licht de redactie
zoo niet de hoofdredacteur, alleen gelijk. Zi
loude het ons ten' goede, zoo wij haar eer
oogenblifc vergelijken met een jong,
ongedresseerd paard, dat wij gaarne bruikbaar, zouden
willen zien voor den dienst, en dat wij, niet
om het te plagen, maar om het beter te doen
msehieten, nu en dan eens een tikje geven.
>och ter zake. Zonder al weer in groote becijferin
en of uitgebreide beschouwingen te treden,
wilen wij kort o-nze bez waren tegen de plannen
desMinisters mededeelen. Plaatsruimte, doch vooral
overkroptheid met werk, dat ons nog in de
erste tijden zal beletten onze straks gedane
fte na te komen, noopt ons tot kortheid;
vij hadden daarom liever gezwegen, zoo de
aak niet te belangrijk en te urgent was.
In de eerste plaats de vraag, waartoe dienen
oor ailes onze w e_er middelen, zoo niet tot het
'ehoud onzer nationaliteit? Wij- hebben voor
enige jaren zien uitmaken, .dat daartoe althans
et voortdurend bezit der provinciën Holland
n Utrecht noodig is en sedert is.de Nieuwe
Uollandsche waterlinie aanmerkelijk versterkt
n verbeterd en men legt er thans de laatste
and aan, om daarna eene tweede krachtige
me daarachter te scheppen. Dat denkbeeld
.en..on-..
efend, voldoende sterk en steeds gereed
lar te verdedigen. Met andere woorden:
>jn bezettingsleger samengesteld uit bruikbare,
oed gedisciplineerde infanterie, met de noodige
ven duchtige vestingartillerie, ia hoofdzaak.
'eze Minister maakt daarvan echter bijzaak
n begint de eerste phase der verdediging met.
wakke noodbezettingen, juist dan wanneer
chatten van arbeid noodig zullen zijn om de
aatste hand krachtig aan de linie en haar
oorterrein te leggen. De hoofdmacht der
nfanterie gaat bij hem op in het veldleger en
wanneer deze nagenoeg geheel vóór de liniën
al gestreden hebben, misschien verbrokkeld,
edeéltelijk vernield of gevangen zal wezen,
al op hare overblijfselen de verdediging onzer
nie moeten aankomen. Immers, de depot
ataljons zullen daartoe te zwak zijn, 's
Miisters reservebataljons op papier, zullen
paieren bataljons blijven, althans in den korten
jd, dien wy vóór de linie zullen kunnen
doorrengen. Men geloove daarom niet, dat wij
een veldleger zouden willen, integendeel, wij
renschen dat sterk en voldoende, niet
Heen om door zijn tegenstand tijd te winnen
ot het behoorlijk stellen onzer"
inundalè'n, maar ook om bij bedreiging onzer
nzijdigheid ons vaderland te behoeden voor
e schande van onze integriteit bewaard
,e zien door vreemde bajonnetten. Maar om te
kunnen komen tot onze eisenen, is eene sterke,
geoefende, dadelijk bruikbare legerreserve
noodig .en juist die missen wij in de voorgestelde
organisatie.
Want toezegging van het wijzigen der
miïitie?en schutterijwet is niet voldoende, om thans
reeds eene daarop gebaseerde hervorming van
het leger te wettigen; de volksvertegenwoordi
ging heeft, het recht, is verplicht van den mi
nister te vergen, dat hij het gebouw
^derlandsdeiensie beginne bij de fondamenten en niet
DIJ het dak. De volgende dagen zullen leeren,
ot zij, door het aannemen eener op die te'wij
zigen wetten 'gegronde organisatie, zich handen
en voeten zal laten binden totdat -het den mi
nister zal goeddunken de ontwerpen dier wet
ten m te dienen. - .
Met_ den schrijver van-het aangehaalde ar
tikel m liet Vaderland beamen .wij, dat'vijf
zij het dan ook zwakke, compagnieën in het
bataJ^on bij onzen ?posten oorlog" in de liniën ?
alweer de hoofdzaak ? te verkiezen zijn boven
oe vier sterken, door den Minister voorgesteld
Waartoe nu reeds zoovele officieren bij het
iiooidwapen te supprimeeren, die bij een
degeJyk verbeteren onzer schutterij noodig zullen
blijken, om de vele thans door gemis -aan oe
fening en voorbeeld onbruikbare elementen van
die macht ter zijde te staan en te onder
richten r
Waartoe thans 5een divisiestaf met een
pennestreek door te halen, die bij oorlogsgevaar
als werkend en denkend hoofd der
sehutternmacht^ nieuw zal moeten worden opgericht en
dan mt het leger zal moeten worden gerukt ?
Waartoe de cavalerie, alweer te verminderen
als men het veldleger tot hoofdaaak maakt ea
iet in onze bmtenprovinciën denkt te gebrui
ken, wat door de op te richten 2800 man sterke
ëes tremcompagniën duidelijk bewezen wordt?
Is dat logisch, is dat het werk van eea
de'ehjk organisateur ?
Waartoe het aantal veldstukken bij onze
onge troepen met 16 te verminderen, en de
mogelijkheid thans bestaande om dadelijk uit
*? rukken met 100 vuurmonden (zij het dan
paarden -bespannen)
den uitmarsch -met
ok aanvankelijk met 4
erug te brengen tot
lechts 80?
Waartoe . . ? doch waarom 'meer gevraagd ?
Voor dat alles, voor die organisatie zonder
?asis is het eindcijfer weer verbazend
geklome-a1_eens_geplaatst op de. helling Van dat
eid, om nog grooïere" üitgarven^ce
-wragc. Wij zijn overtuigd, dat de minister, die
iet woord meer dan meester is, in eene boenende
ede zijne plannen zal ontvouwen, dat zelfs
net. hart van-kalme afgevaardigden warm zal
worden, bij het schilderen van de ?liefde tot
iet. vaderland" én van de ?geestdrift in de
des gevaars", moge hun HOOFD koel
blijom wel te bedenken wat het gevolg zal
al zijn van het schenken hunner goedkeuring
an deze begrooting !
B. 1. N.
Op eenmaal werd ds engelsche wereld in rep
n roer gebracht door kabinetsraad op kabi
netsraad, welke het ministerie noodig oordeelde
met het oog op de ontevredenheid, die in
erland heerscht. Wat oorzaak was. van die
Dlotselinge onrust is nog onbekend. De spanning
op het eiland bestaat reeds zoo lang en
uitaarstingen, die van een oproerigen-geest
genïgen werden gedurende de laatste dagen niet
vernomen. Nu en dan een moord op een
andheer "behoort daar sedert geruimen tijd tot
Le gewone orde van zaken.
Den Paiitomime-Elxanieii.
Uit de schetsjes, die Ludovic Halévy onder
den titel Les petttes Cardinal heeft samen
gevat, en die zich onderscheiden door lossen
verhaaltrant en fijnheid van opmerking, geven
wij, als proeve, zijne beschrijving van een examen
in den dans, aan de groote opera.
Da zaal is verlicht, maar zoo good als leeg.
In het midden van'de fauteuils a'orchestre zit
de jury, bestaande uit den directeur en de chefs
van dienst der afdeeliiigen ?töoneel" en ?dans."
In .het orkest, in een hoekje rechts, zit een'
klein gezelschapje moeders, zenuwachtig, koort
sig, met hoogroode kleuren.
Daar ga ik bij zitten. Ik moet bekennen.
dat ik verzot ben op de moeders van danse
ressen. Men leert er altoos iets van. Hun
fesprek is afwisselend, rijk, onvoorzien, vol
eelden en kleuren. Zij staan in verbinding
met allerlei kringen. Overdag fruitvrouwen,
naaisters of waschvrouwen, praten zij 's avonds
in de opera familiaar met de heeren uit de
hoogste kringen.
Juffrouw N. bijvoorbeeld, begint haar dag
's morgens om zes uur, als een dappere fruit
vrouw. Zij klimt op een karretje met een vlug
paardje er voor, en gaat op het plaveisel der
halles haren voorraad kool, wortelen en rapen
weer aanvullen. En 's avonds om acht uur,
treedt er een lakei haar vertrekje binnen, en
aogt:
^Mevrouw wacht. de juffrouw!"
En juffrouw N., op z^jn mooist uitgedost,
Hjscht zich in de victoria van mijnheer de P.,,
en gaat een luchtje 'scheppen met hare dochter
in het bosch van Boulogue. Hoe zou men zich
ooit met zulk een vrouw kunnen vervelen? Ze '
is eene levende encyclopedie, een courant van.
de markt en van het hof. Zij weet waarom '
da aardappelen _ zoo duur zijn, en waarom de
jonge Dinges niet tot onder-secretaris van le
gatie te Madrid benoemd is.
Ik ga dus in 't orkest zitten, tusschen de
moeders; ik heb er .rechts, ik heb er links, ik
heb er van voren en van achteren. Het zyn
de zeer gemengde geuren van worst, van
bleekwater en ook van Eau de Cologne, want
men heeft voor de gelegenheid een beetje toilet
gemaakt, 't Is heerlijk. Ik ben verrukb.
Op het tooneel geen decoratief. Alleen een
oud achterdoek, aan lederen kant van het
tooneel een brandweerman met den helm op
het hoofd. In het midden van het tooneel een
grosp, bestaande .uit den pantomime-leeraar
en zeven danseressen in repetitie-costuuin, ge
decolleteerd, bloote armen, luchtige rokjes van
tarlatan, zijden tricots, een breed gekleurd lint
om de middel. De zeven'danseressen luisteren
eerbiedig naai' den leeraar, die gewapend rnet
zijn viool en strijkstok, zijn laatste inlichtingen
geeft. ledere danseres moet twee kleine scènes
mimeeren, eene liefdesscène en eene
razernijacène .. . blijspel en. drama . , . Maar men moet
beginnen met een soort van ensemblestuk, zoo
iets van eene uitvoering van de hoogere rij
school in de manege.
?Laat ons beginnen," zegt de directeur. En
er wordt begonnen. De .leeraar komt zich voor
op het tooneel plaatsen, bij den linker brand
weerman; de zeven danseressen plaatsen zich
op een rij, met een meter tasschenruimte, op
den tweeden grond. Ook de pantomime-pro
fessor heeft, ean beetje toilet gemaakt. Hij heeft
een wit vest a.tugedaan en eene das van het
teederste hemelsblauw, Hij staat daar glim
lachend, met zija viool op den schouder, den
arm gebogen, gere d ooi op de snaren aau ta
vallen, mei; het rechter been vooruit. Niet be
paald jong.... op zijn minst zestig. Niet mooi
ook, lang, mager, zeer los in de gewrichten,
slingerend in zijn grooten bruinen overjas,.ge
heel misdeeld van gratie en sierlijkheid. Hij
moet die jonge meisjes de gratie en de sierlijk -,
heid leeren, ... hij onderwijst niet door het i
voorbeeld, maar hij geeft desniettegenstaande
zeer kostbare lessen; het is een uitstekend'
man, opgevoed in de oude traditiën; hij heeft
les gehad van den grooten Perrot en brengt
diens leeringen getrouwelijk aan het jongere
geslacht over.
De snaar knarst onder den strijkstok, - en er
komt iets verwondelijk .yreemds uit de viool.
Allerlei herinneringen uit mijn jeugd komen
weer boven., Ik-.denk telkens aan een armen
blindeman die omstreeks 1848 met
bijbehoorenden poedel op den Pont des Arts stond. Iets niet
minder verwonderljjks komt er van de lippen
van den leeraar. . . Hij begeleidt zijn vioolsolo
met een soort recitatief, een verhaal dat de
bewegingen, die op het tooneel zullen voor
vallen, uitlegt Deze kleine redevoering wordt
niet alleen gesproken, maar ook gemimeerd.
De professor kronkelt zich, huppelt, springt,
danst en wijst aan de leerlingen de houdingen
aan die zij moeten aannemen, de glimlachjes
ea de blikken die zij moeten ronddeelen, de
bekoorlijkheden, die zij moeten in 'fc licht
stellen.
De zeven danseressen houden behoorlijk
haren afstand van een' meter, en herhalen
volgzaam de gebaren en glimlachjes van den
meester. De moeders zijn oewogen. Twee of
drie van de habitués der opera zijn bleek. De
twee brandweermannen kijken toe. De leden
der jury hebben een waardige, ernstige, on
wrikbare, onverbiddelijke houding aangenomen.
Zij zijn zich bewast van hunne waardigheid. .
?Daar staat hij, hij is het," zegt de professor.
?Hij is het. Hat is mija herder!"... en zich
zei ven in de rede vallende: ?Wij nemen hem
rechts, den herder."
Nu beginnen de zeven danseressen met
uitgespreida armen, het linkerbeen vooruit, het
lichaam een weinig op zijde gebogen, en het
gelaat met een zaligen dommen glimlach ver
sierd, met hartstochtelijke blikken' een der
brandweermannen aan te staren... Een jong
brandweermannetje, blozend en blond. . . Hij
schijnt verlegen te worden, de arme jongen,
onder de zeven paar oogen die teeder op hem
gevestigd zijn. Hij bloost en keert zich een
weinig af.
?Hij is het," gaat de professor voort,., ?Aeh,
wat is hij schoon!"
En alle zeven, met de armen in de lucht, in
verrukking, met wijd geopenden mond, vallen
bijna in zwijm van bewondering voor den jongen
brandweerman. Deze wordt kersrood, en ge
heel met zijn figuur verlegenj neemt hij net
besluit een toertje door de coulisse te gaan
maken.
?O, wat bemin ik hem!" roept de professor.
De viool doet haar best eeue verliefde me
lodie te spelen. De blik van den
paütominiemeester verliest zich in het oneindige. Dezeven
kleine linkerhandjes van de zeven danseresjes,
komen zich als te gelijk op hare zeven kleine
hartjes plaatsen, en de zeven kleine rechter
handjes komen daarna op de zeven kleine Im
kerhandjes terecht. Daarna gaan al de handjes
op de maat de zeven hartjes wrijven."... Dat
geeft gemoedsbeweging te kennen.
?Maar, helaas! hij ziet mij niet!"
De viool spant zich zooveel zij kan in, om
iets treurige te spelen. Nu is het de beurt van
de zeven kopjes, die regelmatig van rechts naar
links en van links naar rechts schudden.
?Neen, neen... Hij ziet mij niet... Hij ver
wijdert zich... Hij gaat heen.. . Z,ou hy mij
niet meer beminnen?... Ach! welk eene smart!
Een wanhopig uiterlijk ... Komaan, nu het
wanhopig uiterlijk . .. tranen .,. snikken ..."
In een oogwenk zijn nu alle toonbeelden van
stomme wanhoop geworden, terwijl de viool,
even wanhopig, heesche en onbestemde geluiden
voortbrengt. De zeven kopjes zinken, als door
eene veer bewogen, m de veertien kleine hand
jes ... En de arme kopjes, geschokt door
hunne tranen en snikken, beginnen op nieuw
te schudden, maar nu in de andere richting
op en neer.,. Yan rechts naar links is onge
rustheid, van boven naar beneden is wanhoop.
?Maar hij ataat stil... hij keert terug ...
Ea de leeraar, zich zelven in de rede
valende:
?Nu nemen we hem links, den herder, in
den anderen hoek.,. links!"
De kopjes zijn nog verborgen in de vesrtiea
tleine handjes, maar door de uitgespreide vin
gers heen, 'trachten de oogen den herder die
aadert, te ontdekken; en daar men den wuffcen
aerder thans aan den anderen kant gezet heeft,
somen al die blikken thans met volle kracht
:erecht op den tweeden brandweerman. Dat
'.s een man van ondervinding, geblaseerd, ge
bronsd, die den dienst der theaters door en
door kent. Hij wordt niet verlegen. Hij neemt
zelfs, in zekere mate, deel aan de pantomime...
Hij schuift zijn helm wat recht, zijn
gymnastiek^ordel wat in de hoogte, en waagt het zelfs
te glimlachen. Op hetzelfde oogenblik komt
aan den anderen kant de andere brandweer
man weer op, de verlegene. Hij ziet dat het
gevaar niet meer aan zijn kant is, en waagt
het weer te verschijnen.
De herder is dus teruggekomen. Zijn
vértrek was slechts eene list. Maar nu zal hij
ondervinden wat het is, den preutsphe te spelen
en zich te laten bidden. De herderinnen maken
zich gereed hem met gelijke 'munt te betalen.
?Ylucht... vlucht..." roept ds leeraar hef
tig uit.
En de zeven 'danseressen, na twee tikjes'op
hare tarlatanrokjes, maken rechts-om, nemen
haar vlucht, en zijn in vier sprongen bij hst
achterdoek terecht gekomen. . *
?Hij steekt de armen naar u uit... Hij smeekt
u terug te komen,... neen, neen... wij kooien
niet terug .. ."
Da HËSREN JOHAN KOOPMISS Sc Co., A.OJ
Rotterdam, leverdea voor dea Holl. ITserea
Maatschappij, Statioa SamUm, esa Ho w
eene draagkracht vaa 20,030 Kilo^-ata.
die Baaeules raa aware eapaeiteitea'JJAJ v
aaaradea zich tot geawmte Firav, te w^alea.