De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1883 11 februari pagina 3

11 februari 1883 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

.3*v/-.1.a ;-.. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND-.1 No. 294 DE AMSTERBAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. ? :*' viV ? '.i ?? vroedschappen der sleden om, daardoor de soevereiniteit van dat Collego erkennende. Oo hcrrinncring aan het gebeurde van 1650 doel ons hul oog valten op eene phraso in hel opstel des heeren Nabers, die eenceni»rins valsch licht werpt op de toestanden der Republiek: »Twee malen," cegt hy, «werd hei staaische leger tegen de Slaled zelve Sckeerd, in 1618 en in 1650." Deio uitruLking is bcdriegelljk; de heer Naber vergeet dat dit .,slaatsche leger" volgens de Inic van 1579 bestond uit troepen der Sta ten-Generaal, eerst na de Groot e Vergadering van i 050 en tegen den zin der meeste pro vinciën besloot Holland, dal voortaan het lege i- behoorde aan hen, die de soldij betaal den, dus aan de Provinciale SlaUn; dat hel' geen er geschiedde in 1618 op iast en det van 1650 met goedkeuring dier Sla ten-Gene raal voorviel, dat het dus geenszins de Prin sen van Oronja waren, die het leger tot eigen verheffing misbruikten. Nergens blijkt het, dal de Oranjepariij eene monarchie grondvesten wilde; zij beschouwde echter eon stadhouder uil het huis van Oranje, als <le ecnige peasoon, dio liet evenwicht in de Ucpubliek bewaren en de te grootc machtsuUbi'ciding der Arislocmlie legen gaan kon; terecht meenden de landprovincien, dal een stadhouder alleen in staat was de heersdizucht en het egoisme van Holland te brei delen en dat slechts een Kapitein-Generaal uit het Oranjehuis het leger, waar hunne veiligheid op berustte, in orde en staal van tegemveer kon houden. Hier raakt men do «wakke plek van de Wiu's staatkunde; hij had slechts oog voor de belangen van Holland. Holland was sterk genoeg om den vijand, die over land tol zijne verovering oprukte, door inundatiCn en het bezetten en versperren oer groote wegen builen zijne grenzen te honden; hiertoe behoefde hel geen grool leger; wanneer hel dus zorgde, dal de kusten beschut waren liep hel weinig gevaar. De oorlog van 1072 leverde hel bewijs, dal de raadpensionaris juist geredeneerd had. Hoe weinig de Wilt voor de belangen der Jtendprovinciün over had. Wijkt uit zijn ge drag tegenover Munster. Had hij die stad in 1660 krachtdadig bijgestaan in haren strijd tegen den bisschop en volgens hanr verlan gen opgenomen in de Unie, dan had hij zich een bevrienden staat op de Oostelijke grenzen verworven, wiens belang mede ge bracht zou hebben zich steeds met de llepubliek tegen hare vijanden ie verbieden. Door dit te verzuimen, ja, erger, door onvoldoende hulp te verleenen, schiep hij zich in Eernard 'fön Galen, een wraakgierig vijand, die het in 1664 en in 1672 wel bewees, hoe go-. Baarlijk hij voor de Republiek worden kon. Diezelfde misslag beging de Wilt niet Keulen ej» met Üremen. Dit en de vehvaarloozing ian het leger zijn zeker de grootste fouten, me de Wilt in zijne staatkunde gemaakt Heeft. Zij zijn grooter en onvergeeflijker, qan die men doorgaans als zijn rerkeerdsie daad aanmerkt, n. 1. zijn dubbel verbond «au 1603. Een geionde staatkunde toch moest hem doen gelooven, dat het Engelschc en Fransche volk, wier belangen lijnrecht over elkander stonden, nimmer hand aan hand zouden gaan. Dal de Wilt geen rekening heeft gehouden met een zoo verachtelijk en onstaalkundig karakter als dal van K-are! H mag hem niet zoo zwaar worden aangere kend. De heer Naber verdedigt (bl. 187 en volgende) of beter verontschuldigt eerstge noemde fouten van de Will door de bewering, dat zoo spoedig na den vrede van Weslrainster en met het oog op een dreigenden oorlog mei Engeland de Republiek zich niet wagen mocht in Duitsche aangelegenheden, ie meer daar ecnige Duilsche vorsten reeds verklaard hadden dat zij de aanmatigingen der flollandcis niet dulden zouden. Die verontschul diging gaat echter niet op. In 1GliÜ bloedde de rijke en slerk bevolkte Republiek niet meer aan een oorlog, die zes jaar geleden geGindigd was, getuige de bemoeiingen in de Oostzee. Bovendien rekende men in dat S* r nog volstrekt niet op een krijg met geland, integendeel, men hoopte Karel II door leesten, door het intrekken der acte van seclusie, door het toegeven in zake het doorzoekingsrecht der Engelschen op zee en het strijken der vlag genoegzaam gewonnen te hebben. De vrees voor de, door den derliyjsrigen oorlog geruïneerde, door inwen dige onlusten en onderlinge twisten veront rustte Duilsche vorsten, zal wel zoo groot niet zijn geweest. Dat men den oorlog niet vreesde, blijkt uit den strijd met het zeker machtiger Zweden ia 1659. Bovendien verhaalt Naber zelf dat de Republiek in 1666, ge durende den 2den Engelschen oorlog dus, Breinen tegen de aanvallen der Zweden hielp verdedigen; terwijl, toen Frankrijk zich tegen ons wapende, de Wilt den raad gaf Slaatsche bezetting in Keulen Ie leggen. Toen echter was het te laat. ?Het gaat niet aan," heet hét in dediser. latje, >een groot man te beoordeelen naar httgeen hij niet deed," doch hoe wil de historicus, die in de eerste plaats onpartijdig moet wezen, een juist oordeel over zulk een ip-ool man uitspreken, wanneer hij zich door het groote zoo verblinden laat, dat hy het verkeerde niet meer ziet. Het verzuimen van plichten heelt dikwijls erger gevolgen en is even misdadig als slecht handelen. Men dient dus bij de beoordeeling van een groot man even goed te letten op hetgeen hij naliet, ?te op het goede en kwade, dal hy deed. Vreemd Is de meening, die door zeer velen Bedeeld wordt, dat de Witi te veel op ver dragen rekende en een oorlog met Frankrtylt als iets onmogelyks beschouwde. Ten etrate zou da t rekenen op perkamenten weinig vpot ityne raenscfaen-.en geschiedkannu plei ten ;' voorbeelden té over- levert toon de ge«bh&Mu ron.geschonden vetdragea en bedregen bondgenooten» Onaanneemelljk is het, dat de Wilt een oorlog tnet Frankrijk als ondenkbaar be schouwd heeft. De Raadpensionaris wist zeer goed, dat Lodewyk XIV aasde op de Spaansche Nederlanden en dal het belang der Republiek medebracht den Franscben Koning hierin niet te wille te c()n. Het verbond niet Engeland tegen Frankrijk in 1662 bewijst reeds voldoende, dat hij volstrekt niet in den waan verkeerde, dat er eeuwig vrede tusschen hel land, dat h(J begluurde en hel rijk van Eiiropa's machtigden monarch zou zijn. Zoo hel lot dien strijd kwam, zou dan Engeland den vijand belet hebben zijne troepen naar de Nederlanden te sturen? Dti kon hot niet; de Engelschen hadden ons slechts ter zee be schermd en een hulpcorps gezonden om zich met het eiaaische leger te vcreenigen; dit staatsche leger was er niet of nagenoeg niet en de Wilt zorgde er voor dat het niet ont stond. Men behoeft dus niei eens een diplo maat als de Wilt te zya om in te zien, dat de Republiek, omgeven van vijanden, bij een rechlstreekschen aanvat van Frankrijk ver loren was, In plaats dus van Ie gelooven nan hel naicf goed vertrouwen van de Wilt, dat door Lodeivijk XIV-en Karel H zoo schan delijk bedrogen werd, kan men aannemen hetgeen ik Boven reeds aanstipte, dat de Wilt op de verdedigbaarheid van Holland vertrouwde, en hel hem minder schelen kon, wat er met de andere provinciën gebeuren zou. Zijn aanbod aan Lodewijk XIY in 1672 om de Generaliteitslanden aan hem af te staan, bewijst nogmaals, hoe weinig hij zich over hetgeen Holland niet dadelijk raakte, bekreunde. Overigens is het werk van den heer Nnber zeer verdienstelijk en geschikt om geplaatst (e worden tegenover de partijdige wei-ken der vijanden van de Will en der overdreven aanhangers der Oranjes. Een opmerking moei mij nog van hel liart. Op bladzijde 102 staat: »Nog heden, nu een rijke voorraad der belangrijkste slnatslukken ons de geheel e wording van dat verbond (verdrag van Dover) als met photographische nauwkeurigheid voor oogen stelt, zal de uitspraak van Dalrymplc moeten gel den: in plaats dat Frankrijk, met hel doel om de Tiiplc Alliantie te vernietigen. ? Karel II in hei geheim verbond «c:rokken heelt (zooals de aïgemeene opinie schijnt ie zijn), moet men veeleer erkennen dal bet Karel is, die Frankrijk daarin getrokken heeft." Voorls beweert hij dat Karel H reeds bij den vrede van Ureda in 1 ü07 besloten was den oorlog tegen do Republiek te hervatten, dat hij haar echter niet aan durfde alleen en daarom naar een bondgenoot omzag. Aan Lodewijk schreef hij: »Aan mi) de zee, aan u hel land." Toen de Fransche koning hier naar niets hooren wilde.bcsloot Karel de Hollanders in vijandschap met Frankrijk te brengen en noodzaakte hij de Wilt (ot de Triple Alliantie. Daardoor verkreeg hij meer dan .hij had durven hopen. Frankrijk moest thans deelnemen aan den oorlog tegen Holland, dien Karel II zou be ginnen; het moest subsidien betalen, een deel van den buit afstaan enz. Hoe geleerd en behendig dit nieuwe ge zichtspunt in de disertatie ook verdedigd worde, er rijzen een aantal bezwaren tegen op. Ten eerste is het een Engelsch schrijver, die aangehaald wordt, en liet zou zoo vreemd niet wezen, dat hij Karel H minder onbe duidend maken wilde, dan hij werkelijk was. Bovendien zoo Karel de ontwerper van hel geheim verdrag van Dover was, woarloe zond Lodewijk- don llenriette van Orléans naar Engeland; waartoe bleef LOUÏSQ de Ouéronaillc dan te Londen aan het Engelsche Hof, waarom betaalde .Lodewijk dan subsidien aan den Engelschen Koning? De Tripln oUianlie dwong hem daartoe, /egt de heer Naber, doch volgens Dr. Philippson was dal verbond slechts eene komedie, door de staatslieden en vorsten gespeeld om de publieke opinie ie misleiden. Volgens Groen van Prinsterer, Nuyens e. a. is hel drievoudig verbond van do 'Wilt uitgegaan. Zulk een dwang zou de irolsche Lodewijk zeker niet van den Engelschen Koning, dien hij ver achtte, geduld hebben. Het karakter van Karel is ook geheel in strijd mei de opvalling van den heer Naber. Koning Karel II leefde slechts voor zijn genot, hij haatte'den oorlog, even als alle Stuarts, omdat hij zich dan in de armen van zijn parlement moest werpen. Liever overdekte hij zich met schande en onteerde bij zijn rijk, dan dat hij zich onder den wil van zijn volk gebogen had. Hij had te weinig eerzucht om zich te willen wreken; met politiek hield hij zich liefst niet op. Boven dien'wat zou die politiek dom geweest zijn. Zoo Lodewljk by de rijke hulpbronnen van zijn eigen land, nog die der Spaansche Neder landen en der Republiek gevoegd had, wie zou hem dan weerstaan hebben? De Fransche vloot begon reeds geducht te worden. Hoe dreigend zou dia geworden zijn, als zij was vereenigd met de Hollandsche! Wat zou de Fransche handel eene vlucht genomen heb ben, waaneer hij over de Hollandsen e koloniGn beschikken kon. Wie zou deEngclsche bezittingen aan de monden van Maas en Schelde; wie bet rijkje, dal Karel aan zijn neef' wUde afslaan, beschermd hebben tegen Fransche heersen- en veroveringszuchl? Karel II heeft hel geheim verdrag geteekend, doch juist dit is een bewijs voor zijn weinig staal kundig doorzicht of van zijne volkomen on verschilligheid jegens de macht en de groot heid van zijn eigen rijk. Niet eens behoeft men nieuwe bronnen te doorzoeken om te bewijzen van wie het Doversch Verdrag is uitgegaan; de kennis van het karakter der beide vorsten en de loop der gebeurtenissen bewtjsen genoeg, dat. -de talgeiheeae opinie" het in deze by het SCHttOL. rechte etade'-freeft gehad. A,.!. L. DID18KALIA* VL Zeer rand ik ieder onbevooroordeelde aan om net laatste No. v MI uw Weekblad eeni te lezen, waarde Hedncteur, want 't t« belangrijk de «tuk. ken van de heeren A. P. Fokker en Vitus liruinsma over het rapport van den geneeskundigen Raad van Friesland en Groningen over de overlad ? gikwettie eeni na te lecen. Ik kon niet zeggen dat de romantische voorstellingen van den heer Dien'jea er schitterend afkomen, doek daarom niet getreurd cal deze «eggen, hoe méti er om de sank geschreven eu gewreven wordt, des te beter, witüt op dio wfjse wordt' d* kwestie populair en hebben d« Oljr rapiamannen kttoi van «lagen in hun pogingen. Bü veel paedagoaen komt evenwel de vraag op of, nu er zooveel hy giënisten ea vakmannen hunne opinie bepaald te» gnnite van hel; middelbaar onderwij*, ca van de overladinpskwojtiB hebben uitgesproken, de «aak door de Olynipia-vcreenigiug niet scbromemelylc overdreven of te hoog opgevoerd wordt. De vorige uiaal vermelde <k dat de studenten in de rechten to Leiden o. n verzoykschrilt aan 'L. E. van Urn. Zaken hadden iuireüicnd over hun examens; thans declen de binden ons raedo dat thans de hoogleeraren der juridische faculteit van da drie Rijksuniversiteiten gezamenlijk vorzocht heb ben om wijziging van het Koninklijk Besloit van 27 April 1S77, zoodat zy nu aanvragen akcfoftlFmg van «cliriftelljk werk by de doctorale eximens, en facultatief stellen van het schrgrrn eeoer dis sertatie. Uo Minister heelt dit stuk in hnndoo gestrld der diie curatoi'ciicolegcs om raad on advies. Prof. P. do Geer to LMilen ai»l deze weck den 308itea verjaardag der Alm* raftter herdenken ; volgens art. 80 der wet 11.0. draugt de rector mag nificus zy'u waardighuid iu het openbaar aan zijn opvolger over: dit gcschiudde vroeger ia Ecbvu«ri, Muatt en Augustus respectievelijk t« Leiden Utrecht en Urooiogoo. Thans op hetzelfde tüdstip, doch bij geen der Universiteiten wordt do oude eerwaarde dies vergeten, zelfs to Am sterdam wendt men pogingen aan om dieu feest dag in cero te houden. Ei' wordt in den laatsten tij | nosr al eens afjreCevcn op het vroegere troetelkind dei1 natie, itet ilid.' Onderwys, aïsof dnarnnn al heel weinig goeds uieer kleefde, doch dergelijke pruttclanrs en btdillei-s vcr/.oek ik eershet, nomraer van 11 Januari van liet l)Jtlsebi-ift rTho Nature" to lezen, waar op b). 248 en vlgg. cén redevoering staat te leüen van professor J. Kotraan Lockycr, die bij bij ge legenheid van het uit de tien dor prezen in Coventrycollcge hield, 't Is merkwaardig hoeveel goeds do beroemde geleerde by ons vindt en hoo bij Holland benijdt om 't Been bier op bet gebied vnn het AI. O. geschied ia eu nog geschiedt. Zegt het voort! Op het gebied van 't lajer onderwas verdam ik in de afgeloopou week ectiige . . . aardigheden, had ik haast gezegd, als er niet zooveel treurig* onder liep. In Hout, gem. Oosterhout:, N. Brabant, staat bet hoofd dfr school sinds enkele maanden reeds alleen voor ± 200 leerlingen, die nog wel in twee lokalen gezeten zyn. Bij de oproeping die tot tweemalan geschiedde meldt zich geen enkel sollicitant aan. Gemeenten waar zulke op roepingen teven^ te vergeefs plaata vinden tijn er verscheiden ; 't ligt niet alléén aan do tractementeu, vooral ook aan gebrek aan personeel, dat volgens de nieuwe wet poodzakely'k is. Ie Jutrijp, gem. Wimbritscradeel, is tegen 12 Mei aan den hoofdonderwijzer T. H.'ï'aber ontslag Uit zijao betrekking al» hoofd der openbare schuol verleend, en waarom? Omdat de kerkvoogden aan het gemeentebestuur het gebruik van de .school hebben opgezegd, en er eene christelijk nationale zal wpraen opgericht om do openbare te vervangen! Te Adnard in Groningen zaten de drie open bare scholen te vol ; een nieuwe school te bouwen was te duur, daarom nam het gemeentebestuur een afdoenden maatregel; het nam namelijk met 4 tégen 3 stemmen bet besluit om in de verordeninneu op het schoolgaan, waarin gelezen werd dat de leeftijd der schoolgaande kinderen in de gemeente van 5 tot 15 jaren was, dit laatste cijfer te veranderen en er l- v-<n te maken. De patres conscripti van Aduard hebben daarmede ongeveer een vfjidn v.in <lo kindcrnn van de school ... ge jaagd: of üeduputeerde Staten by don Minister van Bia. Zaken in dtzen zullen tustcbcnbeide treden ia nog niet bekend, doch in allen gevalle zeer ?nrenscbelyk. Te St. Geertvuida in Limburg is dezer dagen eeno nieuwe school ingewijd; dkarbü wiiren gc> nïeei.tebc»tuur en publiek «oed vcitegenwoordigd: op plechtige wüzo is bjj die gelegenheid het kruiibeeld dat in de oudo school hiug, in de_ nieuwe weder opgehangen onder groote toejuiching van, alle aanwezigen, zelfs, naar men zegt, van het onderwijzend personeel. _ In een der couranten las ik dat te Rozenburg voor ecnige dagen in de kerk het volgend schaudaalt ja was voorgevallen: do voorganger -der Christelijke gereformeerde gemeente, tevens hoofd der bijzondere school, Vertelde aan de gemeente dat binnen kort op zeker vrouwelijk lid van het kerkgenootschap de kerkelijke censuur zon wor den toegepast. Aanstonds «tond er een man m het kerkgebouw open riep; noem dennaam maar, ieder weet dat het müne vrouw is, en zeg er dan b j dat het ia omdat zQ jou onderweg heeft dur ven afkeuren, en haar kinderen naar do openbare school zendt . . ." Om den Woordenstroom te keeron, ]jet dn voorganger de gemeente eenvoudig een psalm zingen! Te 't Hertogcnbosch heeft de meerdeheid van den gemeente rnad aan de openbare meisjesschool een gevoeligcn slag willen toebrengen door gelden .te weigeren voor eene noodzakelijk gevor derde vervulling van eene plaats als hulpon derwijzeres aan die inrichting; tot tweemalen toe stuitto men bij den Ilaad roet het goede plan, hoewel er vroeger in pricipe besloten was in de vacturo te voorxicn. Gedeputeerde Staten hebben cicb met een schrijven aan den raad gericht om er op aan to dringen dat men vroegere besluiten zon uitvoeren, tnaar jawel ... de raad besloot heel kalm den brief voor kennisgeving aan to nemen! 'tOaat er toch vrcl Aardig toe in N- Brabant! Uit Assen verhaalt men ona wat fraais; daar moest een' nieuw lid zijn voor de plaatselijke schoolcommissie; de commissie droeg iemand voor, en het dagelijksch bestuur ontraadt den gemeenteraad den voorgedragene te benoemen, omdat, waarachtig, waarde redacteur, gij zoudt het nooit raden iüs ik het u niet schreef, omdat de te benoemen persoon .... een man van het vak was; tegen den man zei ven had men niets, maar men wilde het onderwijs-element iu de com missie niet versterken, liever moest er een leek in komen. In die ?stad der paleizen" denkt men wker (altgd als 't verhaal waar is), dat het ver stand dao ook wel met het ambt zal komen. Te Amsterdam is er in de laatste weken door de vereeniging JHjionder onderwijs" een bureau opgericht, waar leeraren, onderwazen, vakonder wijzers, zoowel heeren als dames, zich kunnen aanmelden als «U aan bifcoadereccholen les geren willen een andere betrekking bij 't onder wijf on hebben, of als ejj voor 'teerst eefl plaatsing Ma ken; allts gaat daar volgeni van tarief; 't pal wel eene inrichting Bftaaaaals tten M in Eng era vreemde secondanten kreg*a,*a minohiennog kriijpn. Oewr dagen verscheen er ia Zuid-Holland «en uitvoerig va merkwaardig rapport omtrent de onderwjp«n»*ea op de lagere scholen. De afdeeling Groningen van het Ned. OaderwUiersgenootschap had een voorstel ia de algvmeene vergade ring gedaan out door een oommtw» te doen onderzoeken welken invloed de invoering van het vrouwelijk personeel tot nog toe in de lagere school had; hot bestuur meende dat dit onderzoek thans nog ontijdig wai, m Groningen trok het voorstel is; hot gaweaÜjjk bestuur in Zuid Holland echter vatte voor aiju gowest de taak op en sond tal van circulaires in de provincie rond; er kwa men 96 antwoorden, waaronder vier van algemeenen aard. Do 92 andere antwoorden gavea mbcütingen omtrent 224 onderwtysereaMn, naar wier gezondheid, lutt, ijver, geschiktheid, stand, enz. gevraagd was. Over het algemeen zijn die opgaven zeer voldoende, zoodat de oijferi voor uon «elven spreken; de algemeene indruk van dit rapport u deze, dat hulpoadettttyweueu zeer geschikt cQn als men maar niet te voel van haar krachten vergt, eu ztf bjj het werk in school, maar niet to veel voor zich zelven studesren. Vooral in de laagtto klassen der lagere school zijn »ij nan te bevelc». 't Is te hopen dat men in andere gewestelijke bcsturc» dcz* zaak aan df orde zal brengen. Ik heb gezien dat de bekende socialist t. Uomcla Nieuwenhuig aan dea gemeenteraad tö » IJage een adres heeft ingediend om te ver zoeken eeno «om op de begrooting voor '33 uit te trekken, waaruit aan kinaeren op bewaar- eu armenscholen warm voedsel kan worden verstrekt; velen trekken daartegen to velde en het zou inü ceer verwonderen als het toegestaan werd, maar ais men de zaak op den keper beschouwt is het nog zoo verkeerd niet; wat toch krijgen dio kleinen to huis, en welke staatsbnrgertjes leveren Jater die ziekelijke klierachtigo kinderen V Het bekende «ic»is sana in corpore sano mag hier wel een» overdacht worden. Ik eindig ditmaal mijn schryveu met te vormelden dat in België de volksvertegenwoordiging bet besluit heeft genomen om in de vlaamsche gewesten in de Yoofbcrt-id"nde en lagere klassen der middelbare scholen de lessen in het Nederlandsch te geven, en dat ook de leergang op de eigenlijke middelbare uchool in die taal zal worden onderwezen. Deze voorschriften zijn ook toepasselijk op de Athenae« in dezelfde Rewc-sten, De technische termen bij wis- natuurkunde en andere vakken zullen in het Nederlandüch. en Fransch worden opgegeven; geschiedenis en aardrijkskunde worden in 't Nederlandsen en Fransch onderwezen. Eindelijk zal er een noi-monl-school worden in gericht waar leerlingen worden gevormd die bekwaam zijn in het Nederlandsen te onderwijzen. llravo! een ware triomf voor Julius Hoste en de l'laminganten. Aardig ttaan doarregenovcr do berichten in clericalo JiulgUche bladen, dat de manoeuvres van het leger dozen zomer niet kunnen plnats heblien om dat er geen geldjvoor is, ?wegens de razernij" (sic) die in de uitgaven van bet onderwijs heerscht. Geloof rnü steeds. Q. N. militaire Zaken. DE LNDEELING DER ZEËMILITIE. Herhaaldelijk heeft men aangetoond, dat onze zeemilitie onvoldoende geoefend wordt, dal de duur der oefeningen ie kort is, en er geen herhalingsoefeningen plaais hebben. Een der redenen waardoor onze zeenüiiiie niet is, wal zij wezen moest, heeft bovendien haar ontslaan te danken aan do wijze waarop zij wordt ingedeeld. De zeemiliciens zijn bestemd lol bemanning onzer verdedigingsvaartuigen. Zij worden niet naar de Koloniën en bezitlingen van het rijk in andere werelddeclen gezonden, tenzij in gevallen van zeer buitengewone omstan digheden, waartee bij een wet machtiging wordt verleend. Deze buitengewone omstan digheden hebben zich lol nu loe niet voor gedaan. Als regel kan men dus aannemen, dal zij binnenslands dienen op schepen, die zich bevinden in onze havens, of op cnze zeegaten, rivieren en stroomen. De gevaren waaraan een zeemilicien gedurende zijn dienst tijd is blootgesteld komen ons, in lijd van vrede, niet heel groot voor. Het vergaan van de Adder, waarbij cenige milicien-stokers zijn omgekomen, is toch een geheel op zich zelf slaand Feil. Tegenover deze misschien beslaande gevaren heeft men de volgende voordeden: één jaar minder diensttijd dan bij de landmacht; vrijstelling van schutlerlijken dienst; tegenwoordig hoogstens zes maanden oefeningslijd; geen herhalingsoefe ningen; betere voeding dan by de landmacht. De zëemililio wordt samengesteld uil loieliogen en vrijwilligers der militie, die zich hebben aangemeld om bij de zeemacht te dienen. Tengevolge der voordeelen, die er voor militie-plichligen aan verbonden zijn om bij de marine ingedeeld ie worden, is het geen wonder, dat zich jaarlijks een groo ter aanlal liefhebbers hiervoor aanmelden, ZooaU arL 5 der wel van 19 Augustus 1801 bepaali, mogen slechls 600 loielingen by de zeemilitie worden toegelaten; uit de perso nen, die zich vrijwillig hebben aangemeld, moet dus een keuze gedaan worden. Hier-, mede werden vroeger officieren der mari niers belast; verleden jaar echter geschiedde de indeeling voor 't eerst door eigenlijke zee-ó(flcieren. Voor deze officieren is net be paald lastig, dat er groole vowdeelen gepaard gaan met het worden van zeemilicien. Tal van hoog en laag geplaatste personen hebben toch hun gunslelingen of familieleden voor wie zij verzoeken, dat deze in bet voorrecht mogen deelen. In vroeger jaren ontvingen de officieren, met de indeeling belast, van het departement van marine een brielje waarop eenige namen stonden van personen, die z(j bij voorkeur moesten inlijven. Het uitreiken van zoo'n briefje was in strijd .niet de hun gegeven insirucües, daar volgens deze de keuze geheel aan hen werd overgelaten, doch zij bij voorkeur zeevarenden, visschers en binnenvaarders moesten kiezen, terwijl er per honderd zeemiliciens mochten voorkomen acht smeden, bankwerkers of vuurstokers, een a twee schoenmaker*, een è twee tim merlieden, een & twee koks, twee riekenoppassers, en een enkele schrijver. In de laatste jaren is hel tritreikett -van genoemde briefjes achterwege gebleven, en wordt er pok geea acht meer geslagen oo fttooertea, dieaaaden verzoek om by de zeemilitie ie mogen dionci 4 De mogeiykhetd om onze ««omililie blina geheel uit varensgezelten samen te «ellen wordt benomen door de bepaling, dal de 6 O loteliogen, [die men er bij inlijft, provincie^, en weder plaaisgewljie verdeeld worden in verhouding tot het aantal personen, die zich per provincie, en per plaats van indeeling, vrijwillig hebben aangemeld om er bij ie dienen, wodoende moeten in de eone plaati varenseoceUen worden afgewezen; terwyi in de andere daarentegen personen worden in gedeeld, die nimmer een voet aan boord van een schip gezet hebben, noch een beroep uitoefenen, dat aan boord te benutten is. Vooronderstel dat dit jair zich eens allé loie lingen uit Noord-Brabant, Limburg en Drente opgeven om by de zeemilitio te dienen, dan krfygen we een achting, die grootendeels getrokken is uil de niet aan zee gelegen provinciën. Naar -onze meening moet ook bij de in deeling der zeemilitie 's lands belang voor gaan. Dit brengt mede een zeemilitie te nebben, die in hoofdzaak bestaai uit varensgezellen, en verder uit eenige personen wier beroep aan boord te benuiten is. Bij haar moeten dus onherroepelijk worden ingelijfd alle zeevarenden, vervolgens binnenvaarders en visschers (geen hengelaars), en eindeiyk zooveel personen van een ander beroep ais er voor den dienst aan boord noodig zijn. Hebben zich meer dan 600 loielingen aan gemeld, door hun beroep geschikt om zeemilicien te worden, dan kan er provinciesen beroepsgewijie een evenredige verdeeling plaats hebben in verhouding tot hen, die per provincie de eigenschap bezitten om bij de zeemilitie te kunnen dienen. Algemeen bekend is het, dat delótelingen soms knoeien bij het opgeven van hun be roep. Iemand, die door de grachten van Amsterdam wel eens op een zolderschuit gevaren heeft, geeft zich bijvoorbeeld uii voor een zeeman. Dergelijke handelingen zouden bij de wet strafbaar gesteld kunnen worden; terwijl men dan tevens een mini* mum van tijd kon bepalen, dat ieder per soon een beroep moest uitgeoefend.hebben, alvorens het recht te bezitten, om té kun nen opgeven, dit beroep uit te oefenen. Indien de indeeling der zeemililie plaats heeft, zooals door ons wordt voorgestel, zulten toch enkele personen zeemilicien wor den, die hiervoor minder geschikt zijn. Dit kwaad is niet te verhelpen. Bij de wijze van indeelen, die men tot nu toe volgde, worden er echter, willens en wetens, een aantal per sonen ingelijfd, die men vooraf reeds kan zeggen, dat ongeschikt zijn voor den dienst ter zee. Bloemisten, veldarbeiders, koetsiers, vergulders, koekbakkers, enz. enz. behooren niet aan boord van een oorlogschip te dienen. Wij gelooven daarom, dat net nuuig zon zijn, indien er verandering kwam in de wijze vaa indeelen der zeemililie. ' J. 17e Militaire Spectator. No.2. Aan de lezers van het Bijblad van De Mili taire Spectator; Kvjkjcs in een Dagboek, dóór F. de Bas. (Wordt vervolgd); Iets over de weduwen- en weezenkai van de officieren der landmacht, door T. 0. Broekstna, late luit.-kwartiermeester; De kenmerken van desertie, door C. J. W. Koolemana Bejjnen, 1ste luit. der infanterie; Een en ander naar aanleiding van h et door den Isten luitenant A. L. de Blauw in De Militaire Spectator No. 12 ingezonden stukje over: De aardrijkskunde als leervak bij het Militaire onder wijs, door H. Nusink, late luit. Onderw. bij do Uoofdcursus-compagmo; De ramp bü Muiden. (Met een schets op Plaat I); Aan do Wet getoetst, door Kleij, kapiteinkwartiermeester bij hot Ned.-Ind. leger; Een monument voor Indische krijgsbedrijven; Militaire sprokkelingen, door Sprokkelaar: Boekaankondiging; Overzicht van buitenlandsche tijdschrfteu SCHAAKSPEL. HO. e. Y»n A.C8 Ferdu te M&dretto, ZWABT. a b ft d e f ' v» '"-ti WIT. Wit speelt voor «n ge«(l la 2 cetten nut (Wit 7, en «wart S «tokken met K O 4). OptottMg vu SchaakprobleiB Ni. 4. l H 4-~O 811 K Of P speelt. t D ? E 8 of G 6 of E 3 of Pd. d 6 mi*. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. No. 4 is juist opgelost door W. d. V. éto Henri l* Amstordara.' (Zie verder de Ingetonden oplossing0* is bet vorig nommar vermeld). Later ontvingen wij nog van Ho. S Jnlsto oplossing*» van A. E. to H. A.; G. A. B. te A.; A. E. B. UNÖd«*! E. to V*.; Ernst; Henri; V. d. T.; Met rt vtown; *? P. A. L. H., all«n to Amttorda»; slsweds W. v. H. tt Delft; B, to Helder t en ft »n V. H. op TeMl Ho. *? BBTJBTWISSEIilNG. Benige oplossen van problemen meen** awatyds «j* kortere oploMlnj gevonden to hebbm dM gtvtMgd * In den regelüidlt e«ne dvallng welke to ..wWem Is *» on}ttUt tegenspel van, *ieari. BÖ elk, probleem wort< venadtistold w t*ft neftiyke «trMigitif ton »«'<»yB*u>t. TecsMMdtujir «tl» *? M Uat teiMwd»«, o« aor v»fu*l« *? kaane». worden, «. ?;'.,_?jr, * f. Ia .dank 0nt«**gé» Wsldi» aa»>a"ir| « lut iwftUtal vaa alt eodarMK WtdédMIm. ^ vit tt r<«ii«*»«A, H i AR VITTOBIO DBR8EZIO. VII Bel geweien der schrijvers; gelooit gij daar \vaatlijk aan? Gij zijl zeker genoodzaakt, ja te antwoorden, omdat gij zelf wel eens hij het gebruik ccncr pen met inkt hebt gemorsd. ||cn begint met rAjn geweien te raadplegen, s\} g]} hei geluk hebt er oen te bezUten; maar dan? Voor welk schrijver is het gebruik of het misbruik van elk woord niet hetzelfde? Zou kunnen wij ook het ware vnn hel valsche onderscheiden, by deze verwarring van zaken, van menschcn en vnn gedachten, die wij het ma'atótlwppclijliC leven noemen, terwijl hoofd en hart samen werken om ons eigen be lang lo bevorderen? Wol gij eersivoor een apostelambi heb aangezien, wordt ten laatste sjechlü een vak. Gij hebt u voorgenomen uitdrukking to geven, aan uw grootste edel ste gedachten, maar gij moet leven en uw ijdelheid staat op het spel en gij iaat u omkoopen. »Ja, de pen, die belachelijke en gevreesde schepier van den denker, heeft al heel wal op' naar geweten, en gü vreest haar niei? Hebt gU er nooit over nagedacht, hoeveel kwaad er door haar gebruik kan onslaan, hoeveel leed een gedachte, een halve gedachte, een tiepdo part van een gedachte in een menschctylic ziel kan te weeg brengen? Een vonk die wegwaait schijnt u de onschuldig ste zaak ter wereld. Laat die echter op een vaatje buskruit neerkomen, en hel geheeld huis zal in de lucht springen. Eenvoudiger nog schijnt u een greinto plalina, maar leg dal eens in een mengsel van zuurstof en wa terstof, en de ontploffing kan vreese! ijk zijn. De geheimzinnige menschelljke ziel is zoo ingericht dat voor een door smart en harts tocht gefolterd wezen, slechts een uwer ge dachten, wal zeg ik, een uwer eenvoudige woorden voldoende is, om den vonk aan het buskruit te brengen of het plaünaplaatje met de beide gassen te vereenigen. Én die ge dachte doet u niet moedeloos de pen ter neer leggen? ... Of kunt gij er kalm onder blijven, omdat gij geen gedachten hebt? Er zijn er genoeg die al maar door schrijven en elgcnUjk niets te zeggen hebben ! Maar dan vertójoeit gij uw lijden berooft gedeongelukkigen die u fezen ook nog van den hunne.. .Hoe zorgetoos zyn de menschen toch; noch nooit beeft de wreedheid van den liran of van denlnquisifeör, noch' de grimmige fantasie van den zan ger der (iel, zulk een strat weien uit te denKen en uit te oefenen. Hoe nu? Gij marjtell uw hersenen, gij doel uw ziel lijden, gij Brengt uw leven in koortsachtig waken door, ter wille v.in een werk dat gij wilt schrijven, aal uw hartebloed bevat en niemand be grijpt u, en uw stem sterft weg als die van een gevangene in een onderaardsch hol, zon der zelfs een echo achter ie laten l . . . Wie heelt u veroordeeld lot deze pijniging? Gij zult mij misschien antwoorden, dal een gehejine aaadrifi u drong lot schrijven, en dat gij dit noodlottig leeken moest volgen. Geef met toe aan die dwaze gedachte. Maar gelooft gij dan niet aan 's menschen vrijen wil? Wilt gij u dan met alle geweld belachelijk en ongelukkig maken? Hl) was onder het praten warm en opge wonden geworden; zijn gelaal was rood, zijn "aren levendig en zijn oogen schitterden zonderlinge wijze. Men kon het hem aanSen dat de opwinding van den wijn hem voor oogenblik aan de di " doffe onverschilligheid ad onttrokken, waarin zijn ziel geweoniyk bevangen was. Terwijl hij meteen onstuimigheid sprak, die ik mocielijk kan beschreven, scheen vader Fosco zijn dans muziek steeds vroolijkcr en opgewondener te snelen, en het opgewekte gezang der dansers abt zich nu, volgens landelijk gebruik aan de muziek paarde, was een vreemd accompagcment voor de opgewonden woorden van meester Ambrosio, Toen deze een oogenblik zweeg, ontweordde ik: »Uw woorden verlangen een gedetailleerde bespreking, maar daarvoor is hier de plaats Biel, als gU het mij echter toe wilt slaan, zid ik u later mijn antwoord niet schuldig blijven." Zijn opgewondenheid was nu plolseling verdwenen; hij ging haaslig een paar schredea aclitemit, strekte als verschrikt de han den uit, als wilde hij mij terugdringen en vci'vojgde toen ontsteld: »0, neen, geen bespreking, geen woord zelfs meer over deze argumenten, geen énHele sjlabe.... ik bid er u om! Denk niet ver der aan alles wat ik u zeide,.... Ik weet immers zelf niet wat ik met u besprak.... »Gy hebt wel eens geboord, dal mijn verstand mij soms in densteek laat? Welnu, dat was een van die vlagen.... Adieu, laat mij met rust, en herinner my nimmer aaffal wui ik daar straks zeide." Hij verwijderde zich, naar zijn weg lastende, misschien nog uit opgewondenheid, misschien ook door het overmatig gebruik vajn den wijn, waaraan hy zich dien avond wel zeer had schuldig gemaakt. vin. Verscheiden dagen later was het m|J onmogelyk den meester wéér te zien. Het kwam mij vjwr, dat hy my opzettelijk ontweek, daar : It^.bêcéuw gevoelde mij deelgenoot te hebben gomaakf vip de gedachteavlacht die onge. Ujd zijn brein vervulde.. gastheer begon ongerust to ten zyaen opiicH w, goedhartig al» altyd, stelde by ray reeds voor in eigen persoon naar hem te gaan tien, toen op zekeren dag ? tegen het einde van ons middagmaal, dat wy volgens oudo Piemonteescbe gewoonte midden op den dag gebruikten ? men ons kwam zeggen, dat meesier Ambrosio beneden was, om den baron te spreken. ?Verzoek hem boven te komen;" zeide de heer des huizes. Maar de knecht antwoordde, dal Ambrosio wlfs niet in de vestibule wilde komen, maar met tranen in de oogen den slptheer liet verzoeken of hy even henedeo wilde komen om hem alleen te spreken, daar hij slechts hem en niemand anders wenschte te ontmoeten. Myn vriend ging naar het venster dat op den tuin uitzag, en ik volgde hem. Wij sagen 'den schoolmeester daar met onzekere schre* den op en neer gaan nog waggelender dan gewoonlijk, en met het ruwe hoofd op zijn zwak' lichaam heen en weör schuddende. Hij 23g er zoo mistroostig uil dat de heer des huizes er bewogen van werd, »Er is hem zeker iets droevigs overkomen," zeido hij. ? c Wie weel wal hij mij ie ver tellen heeft?" Hij ging van het venster weg en naar beneden om Ambrosio te spreken. Ik bleet aan het venster geleund naar hem zien. Ik hoorde geen van zyn woorden, maar zag elk zijner gebaren en de uitdrukking van zijn gelaat. Nauwelijks zag Ambrosio den slotheer de trappen afkomen, of hij ging hem ie gemoet, terwijl hij de handen nnar hem uitstrekte, als naar iemand, die juist bij tijds kwam om hem te redden, en hij uilte daarbij een kreet, die op zich zelf reeds een gebed bevatte. Daarop begon hij te spreken mei zulk een levendigheid en warmte, mei zulk ccn over vloed van woorden, dal bij mij dadelijk deed vermoeden dal zijn opgewondenheid zijn top punt had bereikt. 10} nam zyn hoed af, streek zijn vaal ruw haar, dat reeds grijs be gon ie worden, naar achteren, sloeg zijn vuist tegen het voorhoofd, en hief de handen als smeelicnde in de hoogte. Toen hij mij een maal zijn volle gelaat toewendde zag ik hoe alle lijnen en spieren vertrokken waren en hoe twee grootc tranen langs zijne holle wangen gleden. Arme man! ? dacht ik, door zulk een sraarl bewogen, ? welk vreeselijk ongeluk mag hem overkomen zijn? Ik zag hoe mijn vriend hem met woorden en daden zocht te kalmceren, en hem zijn hulp beloofde. Toen de meester eindelijk gezegd had, waarom hij eigenlek gekomen was, hief mijn vriend den arm op en knikte met hei hoofd, als wille hij zeggen: ? Welnu? en is dat alles wal gij mij komt vragen? Natuurlijk beloof ik u dal en daar mee uit. Ambrosio greep nu in zijn overvloedige erkentelijkheid de hand van mijn vriend en drukte er, zich bukkende, een kus op. De slotheer trok die levendig terug; de meester scheen zich daarop over zijn al te onderdanige gebaren te schamen, en verhief voor een oogenblik vol fierheid zijn hoofd; maar het was slechts voor een oogenblik; daarop werd hij -weer zoo demoedig als in hel begin en vertrok al spoedig met haas tige schreden. Mijn vriend ging de trappen weer op en loen ik hem binnen zag komen, bemerkte ik, dat hij met tranen in de oogen glimlachte. «Welk een man!" riep hij. »llij is wel waarlijk krankzinnig en ik geloof dat hij mij met zijn dwaasheid ook heeft aangestoken. Gij zult niet raden wat hij mij daareven zoo wanhopig kwam vragen?" »En wat was dat dan?" » Van nacht is zijn hond gestorven." »AcU die arme man, ik begrijp zijn smart." ?nEn hij wilde hem een g rui' geven dat niet ullecn geüvenredigd ia aun zijn trouw, maar ook elke pntheiliging uitsluit. Hij zeide rnlj dut het dier zich nliijd het liefst had opgehouden in mijn deonulaun." >En wilde hij liem daar begraven?" » Juist. Hij kwam mij verlof daartoe vra gen, en zeide dat hij dit als een grootc gunst zou beschouwen, Hij zeide dal de begrafe nis dezen nacht zou plaats hebben; en dat hij jjcheel olleen wenschte te blijven." En waarlijk, dien zelfden avond tegen elf uur zagen wij van uit de vensters van net ka steel een licht schitteren in het dichtst van de dennelaan, en dat duurde ongeveer een uur of zells iets langer. Den volgenden dag vonden vnij daar pp de omgewoelde aarde een zwaren steen liggen, dje vroeger op ze keren afstand van daar gelegen had. Het scheen onmogelijk dat de arme zwakke meevier dien had kunnen versjouen. Wij begrepen nu dat de overblijfsels van zijn hond daar zouden vergaan. «Onder de hoede van den zwaren steen." En weer gingen ettelijke dagen, voorbü eer wij den meester terug zagen Op zekeren morgen, toen ik vroeg wakker werd, zag ik door mijn vensters, waarvan ik de jalouziön open had gelaten, de bergen door zulk een prachtig licht beschenen, dat ik moedig besloot dit heerUjk natuurverschijn sel te gaan genieten. Ik ging dus zachtjes den tuin in, en richtte mijn schreden dwars door de dennelaan naar één kleine hoogte vanwaar ik een beier uitzicht meende te hebben, op dit verrukkelijk tooneel. Daar hoorde ik plotseling een klagende, zachte en dan weer duidel(fker stem die versen scheen te dèkJameeren. Verschrikt ging ik zachtjes verder en volgde heel voorzichtig den klank der stem. Een weinig verder «g ik ia d* raorg«n.schemering de donkere kleederen yan meester. Arabrosipj . djè .meer geknietd dan gezeten 'op den grool«n sieeo, die Jhwt. paf van i^a hond bedekte, met een wetliaéepa» stem eo kjank;n TO! uitdrukking, zooals ik ze nog nim mer van hem had gehoord, een stroom der waargto, reinste en zuiverste pofitie van rijn lippen liet vloeien. Bewogen en verwonderd, verschool ik mij achter een boomslam en bleef hem daar beschouwen en naar hem luisieren. Ambrosio steunde de ellebogen op de knieën en het hoofd op de handen; zyn hoed lag voor zijn voeten on zyn haar woei door de morgeokoelte gedreven, heen en weder. Wanneer ik d(* dichtregelen, die op dit oogenblik hartstochtelijk van de lippen van dezen vromen dorpsschool meester vloeiden, had kunnen onthouden en ncderschrljven, dan zou ik onze poëzie met een aantal heerlijke versen verrijkt hebben, zooals d&tegenwoordige lijd er maar weinig weet aan te toonen, Iiy sprak van liefde ? van die Heide die het goddelijk feit der schepping is, die de hoogste en reinste wet vnn het heelal uit maakt, die de grootste gedachte van het leven lot waarheid miakt, die, de eindigheid van ons bestaan uitmaakt, ca alle begrip te boven gaat ? van die liefde die de hoogste drljlveer der zedelijke maatschappij is, waarmede zich in de fysieke wereld de ether, de grond stof, vereenzelvigt, die nog niet erkend, maar vermoed en gevoeld wordt door de moderne wetenschap en waarin allo krachten der natuur haar oorsprong hebben; ?die liefde, die van nu aan, als algemecne levensader, alles zul doordringen, zich in alle wezens zal voortplanten op zuiver geestelijk zoowel als op lichamelijk gebied, die alle stof zal beheersehen en ieder verstand en elk gevoel van het levend heelal zal leiden en verheffen. De twee hoofddrijfvecren van hel leven zijn de gedachte en de liefde. Volmaakt zijn de hemellingen, d-j rcinen, die niet door do slof worden neergedrukt; nog volmaakter is de menscti, die door de stof wordt behecrscht, maar toch rein en goed blijft; al is de mensch zelf vergankelijk toch blijft zijn geest voortleven, zoodra hij daarin plaats vond voor denken en beminnen. Daarop ging hij plot seling over tot de herinnering aan zijn liond op wiens graf hij zat en wijdde hem zijn verzuchtingen. »Ik heb dit Icdijke dier toch lief gehad. hij was zoo verstandig en zoo trouw en had mij meer lief dan de meeste menschen, hun medeschcpsclen. Ilij mat zijne liefde niei af volgens de regelen van praclisch nut, of de ijdelheid van uilerlijkcn schijn. Overal el ders zou het -arme dier witter brood en rij ker herberg gevonden hebben, en misschien beter weder en zachter klimaat, om nog niet eens te spreken van den ondank, van zoovelen die mij verlieten. Welke vriend zou in zijn plaats bij mij gebleven zijn? Ja, hel arme zieke, alleenstaande dier had hem liefgehad, zonder een enkele voorwaar den te stellen, zonder bijoogmerk. Waarom moest hem ook dit wezen ontnomen worden, door wiens dood hij oog sterker in zijn zon derling individualiteit verviel? Waarom had het arme dier zyn gedachten nimmer kunnen uitdrukken daar dit toch het eenige bewijs van de onsterfelijkheid eener ziel is? O, in dien hy. de dichter, hem, een deel van zijn denken had kunnen inblazen, van zijn ge dachten, die telkens zoo sterk te voorschijn traden, dat zij zijn hersens dreigden te doen barsten! Hoeveel maal had hij niet te vergeefs ge droomd, ? zoojls de liomuneulus, die Goethe door Wagner laat scheppen in het retort van Faust ? om, door een wonder van ken nis en geloof, een onsterfelijke ziet te kun nen opwekken in den levensgeest die dezo leelijke stof doordrong? Ilij had dan van den mensch slechts de liefderijke en verstandige vermogens bezeten; niet den trots, niet de mifgunst, niet de zwakheden, die hel evenbeeld van God, den mensch, zoo vaak ontsieren. De mensch miskent en misbruikt de wel der liefde zoo dikwijls. Het goddelijk offer bracht de menschheid van het ergste terug, maar haat en nijd bleven bestaan en de adem van Satan, die do maatschappelijke dwalingen en de verleiding van een dwaas eigenbelang aanvuurt, houdt zijn rijk nog slaande. Hoevelen op aarde kunnen even weinig de liefde als de gedachte? de boozcn zijn de uitver korenen, slechts de parias der maatschappij erkennen de waarheid. Toch zal die opstand van den mensch legen zijn noodlot niet eeuwig duren; en de dichter ging. nu mei waarlijk profetische bezieling over van de beslaande toestanden, naar die toekomstige verbeterde verheerlijkte maat schappij, wanneer alle meusclieltjke betrek kingen onderling zouden, geregeld worden volgens de wellen der liefde en der aardsche zaligheid, die dan waarlijk voor ons geslacht ontsloten zouden zijn; hij schilderde zoo be zield, zoo levendig én met zulke verrukkelijke kleuren, dat ik niets van alles wat de moderne dichters ons bieden, daarmede kon vergelijken ; hij eindigde mei een loflied vol vreugde, ik mag wel haast zeggen vol triomf, wel geschikt om door de geheele menschheid Ie worden aangehoord, waaneer het uur der verlossing uit hun lijden eindedelijk geslagen was. ... Toen zijn bezieling haar toppunt bereikt had, was hij opgestaan en terwijl Wj het hoofd ophief fladderden zijn woeste haren in den wind.. Zij vormden als U ware een heiligen schijn om zijn hoog breed voorhoofd, en de zon die toon juist haar eerste stralen schoot, legde er een gouden gloed over heen. Zijn uiterlijk scheen mij op dat oogen blik verhevener en edeler. Zyn ten hemel gerichte oogen straalden van een bijzonder vuur; op zijn voorhoofd had het genie zyn stempel gedrukt. Als vuur straalden zijne wangen, als vuur zijne bevende lippen. , Pa stem van den profeet trilde van onbe schrijfelijke harmonie,' als in antwoord op dé duitend stemmen, dé duizend opwekkin gen, op het gezang der vogelen, op hel geiraisch ran den wloi; 'op het gegons jer «sekten, waarmede de aarde op dit oogen blik de verschijning der ten begroette. Hen <ou zeggen dat de machtige dichtregelen van den poëet ineen smoken, en dit eeuwig nieuw en wonderbaar loflied ia woorden bracht, dat eiken morgen met' de stemmen der natuur de aarde tot roem van dea Schepper begroet. Ik moet bekennen dat ik vergeten had, waar, en tegenover wien ik m(f bevond; in zulk een toestand van opgewondenheid ver keerde ik. Het zal u wel eens overkomen zljo» dat een verrukkelijke muziek u zoozeer bezielde, dat zy uw geest met zulk een zalige aan doening vervulde, en aan uw ziel eenonmeteiykecn vage wereld van verwarde en onbepaalde, maar verhevene gedachten ontsluierde; kwam het u dan niet voor als waren die gedach ten u toegevlocid uit een hoogere sfeer, als of het de uwe waren en zij toch ver boven u stonden ; steeg uw ziel dan niei als op adelaamleugclen om zich later te vernede ren in hel gevoel uwer onmacht? Gljdroegt zooveel mogelijk zorg een der vele gedachlen die uw ziel doorkruisten vast te nouden en er gestalte aan te geven, maar gij kondt dat niet ; een siddering voer u door de leden; gü ge voel del er behoefte aan en dé geschikt heid lot edele gebaren; en uw geest was machtig aangegrepen door de krachtige hand der bezieling. Welnu, in zulk een toestand bevond ik mij op dit oogenblik, Ik ging op dien man loe en zeide, terwijl ik zijn buide handen vatte : » Wie zijl gij ? ... Maar wie zijl gij dan toch, dien God het voorrecht van zulke groolsche en diepe gedachten schonk?" Zijn bezieling was te groot om dadelijk te kunnen wijken. Mija plotselinge verschij-, ning, scheen hem geenerlei schrik aan te janen. Hij zag mij trotsch en vol waardig heid aan, schudde het hoofd en hernam met stralende oogen: * Wie ik ben? Wie ik ben?... Ik ben een man die veel geleden heeft, die zelfs geen naam meer bezit, die zich hier levend be- raven heeft, nog moediger dan Karel de Vijfde, die afstand deed van de kroon eerst nadat hij haar zooveel jaren roemrijk had gedragen! ---- En toch had God ook mij een kroon gegeven! De schoonste aller kronen, bezaaid met sterren en c delges t een ten en met stralen die van zija kroon uitgaan. De kroon van den poëet. Ik zag haar voor mij ui tz we ven, zoo dicht, dat ik haar gemakkelijk kou bereiken ; ik voelde mijn voorhoofd waar dig die kroon te dragen en mijn borst van heilig vuur gloeien. O, hoc dweepte ik voor haar in mijn jonge jaren ! Hoe schoon stond ze mij in mijn droomen en hoe voelde ik in mijn eenzame nachtwaken haar lichten druk op mijn slapen ! Dan hief ik niettegen staande de aardache nevelen mij neder wilden drukken, mijn hoofd met fierheid op, en mijne ziel vloog dan pp de vleugelen der gedachte naar de oneindigheid. Maar lussehen deze kroon en mij. zag ik al spoedig een huichelachtig, afgunstig, spotziek menschelijk wezen treden, en ik schrikte terug, alsol zich daar voor mij, op den weg dien ik nog ie bewandelen had, hel hoofd der hydra vertoonde?.... Ach* geloof niet, dat ik" niet streed! Ik had moed, ik had ge duld, ik gevoelde een edele verontwaardiging, en toch bekroop mij een angstig voorgevoel... Op zekeren dag ondervond ik, dal haal haat verwekt, dat de nijd als de tanden van hel monster van Cidmus steeds aangroeit, en door eiken verslagen vijand legioenen en legioenen lasteraars doet ontstaan. Gewond, : mishandeld en verslagen, vluchtte ik wan hopig." 'l 11 ij werd nu een weinig kalmer, hij maakte zijn beide handen los, die ik nog altijd in de mijne geklemd hield, en liet ze langzaam o\vr zijn voorhoofd en zija gelaal glijden; daarop legde hij ze op mijn schouders en zag mij in de oogen terwijl zijn geheele ge stalte scheen te groeien en zich boven mij te verheffen. ' >Gi| hebt het geheim van mijn leven ont dekt," zcidc hy; »dit groote geheim, dat ik jaren lang met zooveel zorg in het diepst van mijn nart bewaarde. Soms komt de demon mij nog. eens bestormen en dan tergt en bespot hij mij en woedt hij ia mijn bin nenste!... Ik strijd tegen hem.... ik heb hom bijna overwonnen. Gij hebt een dezer aanvallen bijgewoond die mijn leven verduis teren. Vergeet hel! .... vergeet mijl .... in den naam van uw ziel, uw liefde en uw God". Ik wilde spreken, hij gunde er my den tijd niet toe. » O spreek geen woord... zwijg... ik smeek er u om l" Hij liet zich op den steen vallen en zat daar een oogenblik in gebogen houding en aan alle leden bevende. Daarop hief hij zijn hoofd op, streek zijn woeste lokken glad, nam zyn hoed op. die nog ter aarde lag, en zeue dien op. Hij was nu weer de verlegen, half idiote verschijning van vroeger; zya gelaat was weer aschgtouw en zijn lippen vaalbleek zooals altijd. Gij hebt de afdwalende gedach ten vaa een armen krankzinnige gehoord, hernam hij met zyne gewone hoüe «tem, zonder uitdrukking. Ik hoop dat gU er met niemand over spreken zult.... Ik bid.'... zwijg over alles wal (rü gehoord hebt!'' .... »lk zal zwijgen;" zeide ik, ? maar ik heb behoede met u te spreken." Hij sidderde en zeide met een afwerend gebaar,,doodelijk ver moeid: »Nu niet, nu niet, ik bid er n om." En zonder, verder naar mij te luisteren, verwijderd» hij zich mét iwiche schreden, toen hy reeds een eind weg «ras/ keerde by zich om en zeide. met gevouwen banden: >Ik reken op uw stilzwijgen t" .. Dus ve'rvoWe h/j" mét " wankelende sohfeden zijn weg. Twee dagen lang was bet mf onmogetyk hem weder te tien; den derde* dag kwam Ambrosio op het slot zooaü ge woonlijk; hu nam een oogenblik waar, toen niemand acht op ons sloeg en zeide: ?Gij wildot my spreken, ik gevoel ook be hoefte om u te zien. Kom dan, als het « schikt, morgen ochtend by my." Ik wachtte met angstige bezorgdheid dea volgenden morgen ar, en toen de ion nog nauwelyka op was gegaan, sloeg ik haastig den weg naar het dorp in. AmbrtMo stond op den drempel van zite woning. Hy groette my met zekere plechtigheia en verzocht my zyn eenvoudig ver blijf binnen te treden. (Wordt vervolgt.) DISSOLV1NQ VIEUWS, II. uutm uwc.' Wannéér wij, op l»ter*n leeftijd, bet I{jvi|t boek onces tevens opslaan, dan vilt ons oog op menim bUdzijde, waar het schrift compacter, do indrukken levendiger, de herinneringen aangrij pender «UB, en waarby wy du ook, met eenen glimlach van vergenoegen ot met eenen drosven trek van imerte om den mond, langer stil blijven. Menige dier pagina's welke ik thins bedoel, feaea en herlezen wjj BOO dikwijls, dat wjj ze van het eer ste tot het laatste woord van buiten kennen, ener tot onder de gröie baren van wel den inhoud ont houden zullen. Op enkele dezer bladzijden staat, met een zwart fcrnii anDgeteekend, onder de rubriek R. I. P. de naam van eeneo vriend, vaneenen broe der, misschien van eenen vader of eene moeder vermeld; op eene andero heeft een door liefde be stuurd stift een duurbcmind profiel, miuchien van fmar, met enkele spaarzame doch juiste trekken neergeworpen;.... op eene derde roept het ééne woord gepromoveerd eenen -gansenen stoet rtudiegezelk'B, te midden van een recht orkaan van losspringende knrken en klinkende glazen, dat allea welwillend gehuld in een mysterieus waas van tabakswulmen, voor de oogcn onzes geestes terug! Docb, geen van al die memoranda Iaat wellicht eenen levendiger en aangenameren indruk achter, dan drio of viev schijnbaar onbeduidende voorvalletjes uit ons kw&jorigensleven, bfl allen dezelfde, die door allen wel nagenoeg op dezefde tijdstippen beleefd, by allen ook met dezelfde ongeduldige'oegeerlikbeid te gemoet gezien en met hetzelfde enthusiasmc verkregen werden. In drie voorname tijdstippen of étapea kan men do kindsheid nagenoeg indeelen. Het derde, waarmode het eigenlijk kwujongcnneizoen be slot eu of bekroond wordt, omdat tn en dan bei*6iki heeft wat men heet ?de jaren vnn discretie of verstand", eindigt op den dag waarop men, buiten moeders wete, doch wellicht geholpen door eene oude dienstmeid bonae votuntatit, vaders blin kend scheermes uit de tóilettafel te voorschijn haalt; züno bnardlooze kin, met het talent van eenca anderen Barbier tk Sevillcingezeept, heeftin twee of drie maal het mes over züne kaaksbeenen wandelen laat, zonder er iets anders af te halen dan het blanke zeepschuim gelukkig zoo vader niet juist te goeder ure verschijnt om den jeug digen Artiste-oarbier flagrante aelicto te betrap pen ; gelukkig nog meer, soo men er van afkomt Bonder eene ureeae wonde in dé kaak, eene 'snede onder den neui.of eenen ^eampateerden wijsvinger! De tweede étape ? vergeef my dat ik op Chineesche wij* van achter begonnen beb ? eindigt op den heugelijken dag, waarop men uit een van vaders kledingstukken eene b{j toeval vergeten aarden pijp en een blaasje met tabak triomfantelijk heeft te voorschQn gehaald, en eindelijk als ?een groote" zal mogen ?smooken!" Tot dap toe heeft men op allerlei manieren dit gewichtige privilegie der meer bejaarden nage bootst. Alen heeft begonnen met eene cigaar in , chocolade, of met. een pijpje in suiker, dio men ? na behoorlijke consummntie, vervangen heeit door . eene eigenhandig uit een stukje hout of eenen wortel gebeeldhouwde pjjp, die men geheele dagen in deu mond houdt, en die men bij etenstijd of op het uur van nanr bed te gaan, na.tr 't voor beeld van Pauw, den werkman of Robe, den knecht* zorgvuldig in zyn klak heeft weggeborgen! Weldra echter heeft men bet systeem verbeterd eu verder geperfectioaneerd... Dan heeft men den baardbrander van deu werkman na veel smeekens van den goeden Pauw ter leen ontvangen, hen met drooge boombladerea gevuld en dat lekker meng- ; «cl gerookt voor onvervalscht Obourg. Het ideaal is echter tot dan nog niet bereikt gewordeu!....cadat ideaalisen blyft: 's Vaders n{fp, gevuld met Vaders tabak, aangevuurd met een van Vaders eigen duiveltjes l Eu ziel heden is het mogen welgelukkent ?Daar U zij, <>* PÜP! Ut hon<1 h"r 'vast.... Ea lut h»ir KOU licht niet Bohicton! Oy, houten «oldtitjea, vrij berge n da k»st! Wie een pop heeft, w»t «ou dien verdrieten?' Fier sla Uolumbus, toen uit den mast do stem; der matrozen ?land had geroepen, heeft men met iljnen schat het geheimste piekje van deü hof opgezocht en daar, ?gerekt en gestrekt" itt het hoogschieteude gras, heeft men gedampt al« een ateamer t.. De eerste cJttpc elndelik, die op den dag uwer voorspoedige geboorte heeft aanvang g*. nomen, wordt bekroond net op den onverfet£ lijken dag, waarop men..., ja.. ?Nunc est bibendum! uunc pede libero pnlsanda tellus! nunc saliaribus" enz. waarop men 'te meisjesrokken der eerste kinds heid mag verwisselen tegen.... ? hoed af Iwer, voor dit eerbiedwaardig woord,.» ? tegen», wat onn vooronders, schijnt het, een» braeca, wtf erae broek gedoopt hebben! ? Voorwaar, een gewichtig en plechtigxoogenblik! De ontroering, die zich alsdan van ons ? vier- of vijfjarig hart meester maakt, moetstelüjT iet* hebben vaa de vreugde dei romei* Bchon sermt, wanneer deze, 't moge dan door nuHtmnissio justa, of ? minus jusia, 't mono vindieta, cetuti, tettanento, of, plechtiger noy, saerofanctis cceUtia geschieden, ? aan de vrijheid wordt teruggeschonken! Voorwaar, coo men op dat oogenblik der eerste jeugd, aan den aardschen sterveling de plechtig heid kon uitleggen, die, in het onde Rome, hét claatieke vaderland utrtusqve juris, deo «ver gane dos filiusfamilias, van den nedwigen rang der kindsheid tot de waardigheid der juventt» vooraf gaat, aan eerst zonden wjj allen eeu gedachte hebben van de ?aupénorUe d« to ligitUüion romoine...!" Niet onverschillig was het, den Romein, op welk tijd«tip van het jaar men zou overgaan wc jwo gewichtig eene plechtigheid? men kooi er ge woonlijk de feesten van 17.afnart, de litteraup toe uit... Dan wijdde de jongeling aan de de? Larea i ? t a -insignia pucritioe" de ouftc, eooate Propertio* V., l, 131, «egt: hjf legtde torn prtytoct* af en trekt de toga «iriKf aan, teeken, «Ut K» voortaan voor eenen ?heelen man" zal tellen. Danleidt zijn .vader hem naar het forvm, en.:. b het niet waar, lezer, dat die Romeinen toe» andere bazen waren?.... ..Wat ik ga «eggen >, ik moet hft bekaanen 09 voerhanLhetl «n al ?tó«^....T)e i* het, d* flt geene andere hftimvBring kindsheid kan oproepen', tfin Op ' die nrtfner «entte bmeici ' &':

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl