Historisch Archief 1877-1940
.3*v/-.1.a ;-..
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND-.1
No. 294
DE AMSTERBAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
? :*'
viV ?
'.i ??
vroedschappen der sleden om, daardoor de
soevereiniteit van dat Collego erkennende.
Oo hcrrinncring aan het gebeurde van 1650
doel ons hul oog valten op eene phraso in
hel opstel des heeren Nabers, die
eenceni»rins valsch licht werpt op de toestanden der
Republiek: »Twee malen," cegt hy, «werd
hei staaische leger tegen de Slaled zelve
Sckeerd, in 1618 en in 1650." Deio
uitruLking is bcdriegelljk; de heer Naber
vergeet dat dit .,slaatsche leger" volgens de
Inic van 1579 bestond uit troepen der Sta
ten-Generaal, eerst na de Groot e Vergadering
van i 050 en tegen den zin der meeste pro
vinciën besloot Holland, dal voortaan het
lege i- behoorde aan hen, die de soldij betaal
den, dus aan de Provinciale SlaUn; dat hel'
geen er geschiedde in 1618 op iast en det
van 1650 met goedkeuring dier Sla ten-Gene
raal voorviel, dat het dus geenszins de Prin
sen van Oronja waren, die het leger tot eigen
verheffing misbruikten.
Nergens blijkt het, dal de Oranjepariij eene
monarchie grondvesten wilde; zij beschouwde
echter eon stadhouder uil het huis van Oranje,
als <le ecnige peasoon, dio liet evenwicht in
de Ucpubliek bewaren en de te grootc
machtsuUbi'ciding der Arislocmlie legen gaan kon;
terecht meenden de landprovincien, dal een
stadhouder alleen in staat was de
heersdizucht en het egoisme van Holland te brei
delen en dat slechts een Kapitein-Generaal
uit het Oranjehuis het leger, waar hunne
veiligheid op berustte, in orde en staal van
tegemveer kon houden.
Hier raakt men do «wakke plek van de
Wiu's staatkunde; hij had slechts oog voor
de belangen van Holland.
Holland was sterk genoeg om den vijand,
die over land tol zijne verovering oprukte,
door inundatiCn en het bezetten en versperren
oer groote wegen builen zijne grenzen te
honden; hiertoe behoefde hel geen grool
leger; wanneer hel dus zorgde, dal de kusten
beschut waren liep hel weinig gevaar. De
oorlog van 1072 leverde hel bewijs, dal de
raadpensionaris juist geredeneerd had.
Hoe weinig de Wilt voor de belangen der
Jtendprovinciün over had. Wijkt uit zijn ge
drag tegenover Munster. Had hij die stad in
1660 krachtdadig bijgestaan in haren strijd
tegen den bisschop en volgens hanr verlan
gen opgenomen in de Unie, dan had hij
zich een bevrienden staat op de Oostelijke
grenzen verworven, wiens belang mede ge
bracht zou hebben zich steeds met de
llepubliek tegen hare vijanden ie verbieden. Door
dit te verzuimen, ja, erger, door onvoldoende
hulp te verleenen, schiep hij zich in Eernard
'fön Galen, een wraakgierig vijand, die het
in 1664 en in 1672 wel bewees, hoe go-.
Baarlijk hij voor de Republiek worden kon.
Diezelfde misslag beging de Wilt niet Keulen
ej» met Üremen. Dit en de vehvaarloozing
ian het leger zijn zeker de grootste fouten,
me de Wilt in zijne staatkunde gemaakt
Heeft. Zij zijn grooter en onvergeeflijker,
qan die men doorgaans als zijn rerkeerdsie
daad aanmerkt, n. 1. zijn dubbel verbond
«au 1603. Een geionde staatkunde toch moest
hem doen gelooven, dat het Engelschc en
Fransche volk, wier belangen lijnrecht over
elkander stonden, nimmer hand aan hand
zouden gaan. Dal de Wilt geen rekening
heeft gehouden met een zoo verachtelijk en
onstaalkundig karakter als dal van K-are! H
mag hem niet zoo zwaar worden aangere
kend. De heer Naber verdedigt (bl. 187 en
volgende) of beter verontschuldigt eerstge
noemde fouten van de Will door de bewering,
dat zoo spoedig na den vrede van Weslrainster
en met het oog op een dreigenden oorlog
mei Engeland de Republiek zich niet wagen
mocht in Duitsche aangelegenheden, ie meer
daar ecnige Duilsche vorsten reeds verklaard
hadden dat zij de aanmatigingen der
flollandcis niet dulden zouden. Die verontschul
diging gaat echter niet op. In 1GliÜ bloedde
de rijke en slerk bevolkte Republiek niet
meer aan een oorlog, die zes jaar geleden
geGindigd was, getuige de bemoeiingen in
de Oostzee. Bovendien rekende men in dat
S* r nog volstrekt niet op een krijg met
geland, integendeel, men hoopte Karel II
door leesten, door het intrekken der acte
van seclusie, door het toegeven in zake het
doorzoekingsrecht der Engelschen op zee en
het strijken der vlag genoegzaam gewonnen
te hebben. De vrees voor de, door den
derliyjsrigen oorlog geruïneerde, door inwen
dige onlusten en onderlinge twisten veront
rustte Duilsche vorsten, zal wel zoo groot
niet zijn geweest. Dat men den oorlog niet
vreesde, blijkt uit den strijd met het zeker
machtiger Zweden ia 1659. Bovendien verhaalt
Naber zelf dat de Republiek in 1666, ge
durende den 2den Engelschen oorlog dus,
Breinen tegen de aanvallen der Zweden hielp
verdedigen; terwijl, toen Frankrijk zich tegen
ons wapende, de Wilt den raad gaf
Slaatsche bezetting in Keulen Ie leggen. Toen
echter was het te laat.
?Het gaat niet aan," heet hét in
dediser. latje, >een groot man te beoordeelen naar
httgeen hij niet deed," doch hoe wil de
historicus, die in de eerste plaats onpartijdig
moet wezen, een juist oordeel over zulk een
ip-ool man uitspreken, wanneer hij zich door
het groote zoo verblinden laat, dat hy het
verkeerde niet meer ziet. Het verzuimen van
plichten heelt dikwijls erger gevolgen en is
even misdadig als slecht handelen. Men dient
dus bij de beoordeeling van een groot man
even goed te letten op hetgeen hij naliet,
?te op het goede en kwade, dal hy deed.
Vreemd Is de meening, die door zeer velen
Bedeeld wordt, dat de Witi te veel op ver
dragen rekende en een oorlog met
Frankrtylt als iets onmogelyks beschouwde. Ten
etrate zou da t rekenen op perkamenten weinig
vpot ityne raenscfaen-.en geschiedkannu plei
ten ;' voorbeelden té over- levert toon de
ge«bh&Mu ron.geschonden vetdragea en
bedregen bondgenooten»
Onaanneemelljk is het, dat de Wilt een
oorlog tnet Frankrijk als ondenkbaar be
schouwd heeft. De Raadpensionaris wist zeer
goed, dat Lodewyk XIV aasde op de
Spaansche Nederlanden en dal het belang der
Republiek medebracht den Franscben Koning
hierin niet te wille te c()n. Het verbond niet
Engeland tegen Frankrijk in 1662 bewijst
reeds voldoende, dat hij volstrekt niet in den
waan verkeerde, dat er eeuwig vrede tusschen
hel land, dat h(J begluurde en hel rijk van
Eiiropa's machtigden monarch zou zijn. Zoo
hel lot dien strijd kwam, zou dan Engeland
den vijand belet hebben zijne troepen naar de
Nederlanden te sturen? Dti kon hot niet; de
Engelschen hadden ons slechts ter zee be
schermd en een hulpcorps gezonden om zich
met het eiaaische leger te vcreenigen; dit
staatsche leger was er niet of nagenoeg niet
en de Wilt zorgde er voor dat het niet ont
stond. Men behoeft dus niei eens een diplo
maat als de Wilt te zya om in te zien, dat
de Republiek, omgeven van vijanden, bij een
rechlstreekschen aanvat van Frankrijk ver
loren was, In plaats dus van Ie gelooven nan
hel naicf goed vertrouwen van de Wilt, dat
door Lodeivijk XIV-en Karel H zoo schan
delijk bedrogen werd, kan men aannemen
hetgeen ik Boven reeds aanstipte, dat de
Wilt op de verdedigbaarheid van Holland
vertrouwde, en hel hem minder schelen kon,
wat er met de andere provinciën gebeuren
zou. Zijn aanbod aan Lodewijk XIY in 1672
om de Generaliteitslanden aan hem af te
staan, bewijst nogmaals, hoe weinig hij zich
over hetgeen Holland niet dadelijk raakte,
bekreunde.
Overigens is het werk van den heer Nnber
zeer verdienstelijk en geschikt om geplaatst
(e worden tegenover de partijdige wei-ken
der vijanden van de Will en der overdreven
aanhangers der Oranjes.
Een opmerking moei mij nog van hel liart.
Op bladzijde 102 staat: »Nog heden, nu
een rijke voorraad der belangrijkste
slnatslukken ons de geheel e wording van dat
verbond (verdrag van Dover) als met
photographische nauwkeurigheid voor oogen stelt,
zal de uitspraak van Dalrymplc moeten gel
den: in plaats dat Frankrijk, met hel doel
om de Tiiplc Alliantie te vernietigen. ?
Karel II in hei geheim verbond «c:rokken
heelt (zooals de aïgemeene opinie schijnt ie
zijn), moet men veeleer erkennen dal bet
Karel is, die Frankrijk daarin getrokken heeft."
Voorls beweert hij dat Karel H reeds bij
den vrede van Ureda in 1 ü07 besloten was den
oorlog tegen do Republiek te hervatten, dat
hij haar echter niet aan durfde alleen en daarom
naar een bondgenoot omzag. Aan Lodewijk
schreef hij: »Aan mi) de zee, aan u hel land."
Toen de Fransche koning hier naar niets hooren
wilde.bcsloot Karel de Hollanders in vijandschap
met Frankrijk te brengen en noodzaakte hij
de Wilt (ot de Triple Alliantie. Daardoor
verkreeg hij meer dan .hij had durven hopen.
Frankrijk moest thans deelnemen aan den
oorlog tegen Holland, dien Karel II zou be
ginnen; het moest subsidien betalen, een deel
van den buit afstaan enz.
Hoe geleerd en behendig dit nieuwe ge
zichtspunt in de disertatie ook verdedigd
worde, er rijzen een aantal bezwaren tegen op.
Ten eerste is het een Engelsch schrijver,
die aangehaald wordt, en liet zou zoo vreemd
niet wezen, dat hij Karel H minder onbe
duidend maken wilde, dan hij werkelijk was.
Bovendien zoo Karel de ontwerper van hel
geheim verdrag van Dover was, woarloe
zond Lodewijk- don llenriette van Orléans
naar Engeland; waartoe bleef LOUÏSQ de
Ouéronaillc dan te Londen aan het
Engelsche Hof, waarom betaalde .Lodewijk dan
subsidien aan den Engelschen Koning? De
Tripln oUianlie dwong hem daartoe, /egt de
heer Naber, doch volgens Dr. Philippson
was dal verbond slechts eene komedie, door
de staatslieden en vorsten gespeeld om de
publieke opinie ie misleiden. Volgens Groen
van Prinsterer, Nuyens e. a. is hel drievoudig
verbond van do 'Wilt uitgegaan. Zulk een
dwang zou de irolsche Lodewijk zeker niet
van den Engelschen Koning, dien hij ver
achtte, geduld hebben.
Het karakter van Karel is ook geheel in
strijd mei de opvalling van den heer Naber.
Koning Karel II leefde slechts voor zijn
genot, hij haatte'den oorlog, even als alle
Stuarts, omdat hij zich dan in de armen
van zijn parlement moest werpen. Liever
overdekte hij zich met schande en onteerde
bij zijn rijk, dan dat hij zich onder den wil
van zijn volk gebogen had. Hij had te weinig
eerzucht om zich te willen wreken; met
politiek hield hij zich liefst niet op. Boven
dien'wat zou die politiek dom geweest zijn.
Zoo Lodewljk by de rijke hulpbronnen van
zijn eigen land, nog die der Spaansche Neder
landen en der Republiek gevoegd had, wie
zou hem dan weerstaan hebben? De Fransche
vloot begon reeds geducht te worden. Hoe
dreigend zou dia geworden zijn, als zij was
vereenigd met de Hollandsche! Wat zou de
Fransche handel eene vlucht genomen heb
ben, waaneer hij over de Hollandsen e
koloniGn beschikken kon. Wie zou deEngclsche
bezittingen aan de monden van Maas en
Schelde; wie bet rijkje, dal Karel aan zijn
neef' wUde afslaan, beschermd hebben tegen
Fransche heersen- en veroveringszuchl? Karel
II heeft hel geheim verdrag geteekend, doch
juist dit is een bewijs voor zijn weinig staal
kundig doorzicht of van zijne volkomen on
verschilligheid jegens de macht en de groot
heid van zijn eigen rijk.
Niet eens behoeft men nieuwe bronnen
te doorzoeken om te bewijzen van wie het
Doversch Verdrag is uitgegaan; de kennis
van het karakter der beide vorsten en de
loop der gebeurtenissen bewtjsen genoeg, dat.
-de talgeiheeae opinie" het in deze by het
SCHttOL.
rechte etade'-freeft gehad.
A,.!. L.
DID18KALIA*
VL
Zeer rand ik ieder onbevooroordeelde aan om
net laatste No. v MI uw Weekblad eeni te lezen,
waarde Hedncteur, want 't t« belangrijk de «tuk.
ken van de heeren A. P. Fokker en Vitus
liruinsma over het rapport van den geneeskundigen
Raad van Friesland en Groningen over de
overlad ? gikwettie eeni na te lecen. Ik kon niet
zeggen dat de romantische voorstellingen van
den heer Dien'jea er schitterend afkomen, doek
daarom niet getreurd cal deze «eggen, hoe méti
er om de sank geschreven eu gewreven wordt,
des te beter, witüt op dio wfjse wordt' d* kwestie
populair en hebben d« Oljr rapiamannen kttoi van
«lagen in hun pogingen. Bü veel paedagoaen
komt evenwel de vraag op of, nu er zooveel hy
giënisten ea vakmannen hunne opinie bepaald
te» gnnite van hel; middelbaar onderwij*, ca van
de overladinpskwojtiB hebben uitgesproken, de
«aak door de Olynipia-vcreenigiug niet
scbromemelylc overdreven of te hoog opgevoerd wordt.
De vorige uiaal vermelde <k dat de studenten
in de rechten to Leiden o. n verzoykschrilt aan
'L. E. van Urn. Zaken hadden iuireüicnd over hun
examens; thans declen de binden ons raedo dat
thans de hoogleeraren der juridische faculteit van da
drie Rijksuniversiteiten gezamenlijk vorzocht heb
ben om wijziging van het Koninklijk Besloit van
27 April 1S77, zoodat zy nu aanvragen akcfoftlFmg
van «cliriftelljk werk by de doctorale eximens,
en facultatief stellen van het schrgrrn eeoer dis
sertatie. Uo Minister heelt dit stuk in hnndoo
gestrld der diie curatoi'ciicolegcs om raad on
advies.
Prof. P. do Geer to LMilen ai»l deze weck den
308itea verjaardag der Alm* raftter herdenken ;
volgens art. 80 der wet 11.0. draugt de rector mag
nificus zy'u waardighuid iu het openbaar aan zijn
opvolger over: dit gcschiudde vroeger ia
Ecbvu«ri, Muatt en Augustus respectievelijk t« Leiden
Utrecht en Urooiogoo. Thans op hetzelfde
tüdstip, doch bij geen der Universiteiten wordt
do oude eerwaarde dies vergeten, zelfs to Am
sterdam wendt men pogingen aan om dieu feest
dag in cero te houden.
Ei' wordt in den laatsten tij | nosr al eens
afjreCevcn op het vroegere troetelkind dei1 natie, itet
ilid.' Onderwys, aïsof dnarnnn al heel weinig goeds
uieer kleefde, doch dergelijke pruttclanrs en
btdillei-s vcr/.oek ik eershet, nomraer van 11 Januari
van liet l)Jtlsebi-ift rTho Nature" to lezen, waar
op b). 248 en vlgg. cén redevoering staat te leüen
van professor J. Kotraan Lockycr, die bij bij ge
legenheid van het uit de tien dor prezen in
Coventrycollcge hield, 't Is merkwaardig hoeveel goeds
do beroemde geleerde by ons vindt en hoo bij
Holland benijdt om 't Been bier op bet gebied
vnn het AI. O. geschied ia eu nog geschiedt. Zegt
het voort!
Op het gebied van 't lajer onderwas verdam
ik in de afgeloopou week ectiige . . . aardigheden,
had ik haast gezegd, als er niet zooveel treurig*
onder liep. In Hout, gem. Oosterhout:, N. Brabant,
staat bet hoofd dfr school sinds enkele maanden
reeds alleen voor ± 200 leerlingen, die nog wel
in twee lokalen gezeten zyn. Bij de oproeping
die tot tweemalan geschiedde meldt zich geen
enkel sollicitant aan. Gemeenten waar zulke op
roepingen teven^ te vergeefs plaata vinden tijn
er verscheiden ; 't ligt niet alléén aan do
tractementeu, vooral ook aan gebrek aan personeel, dat
volgens de nieuwe wet poodzakely'k is.
Ie Jutrijp, gem. Wimbritscradeel, is tegen 12
Mei aan den hoofdonderwijzer T. H.'ï'aber ontslag
Uit zijao betrekking al» hoofd der openbare schuol
verleend, en waarom? Omdat de kerkvoogden
aan het gemeentebestuur het gebruik van de
.school hebben opgezegd, en er eene christelijk
nationale zal wpraen opgericht om do openbare
te vervangen!
Te Adnard in Groningen zaten de drie open
bare scholen te vol ; een nieuwe school te bouwen
was te duur, daarom nam het gemeentebestuur
een afdoenden maatregel; het nam namelijk met
4 tégen 3 stemmen bet besluit om in de
verordeninneu op het schoolgaan, waarin gelezen werd
dat de leeftijd der schoolgaande kinderen in de
gemeente van 5 tot 15 jaren was, dit laatste cijfer
te veranderen en er l- v-<n te maken. De patres
conscripti van Aduard hebben daarmede ongeveer
een vfjidn v.in <lo kindcrnn van de school ... ge
jaagd: of üeduputeerde Staten by don Minister
van Bia. Zaken in dtzen zullen tustcbcnbeide
treden ia nog niet bekend, doch in allen gevalle
zeer ?nrenscbelyk.
Te St. Geertvuida in Limburg is dezer dagen
eeno nieuwe school ingewijd; dkarbü wiiren gc>
nïeei.tebc»tuur en publiek «oed vcitegenwoordigd:
op plechtige wüzo is bjj die gelegenheid het
kruiibeeld dat in de oudo school hiug, in de_ nieuwe
weder opgehangen onder groote toejuiching van,
alle aanwezigen, zelfs, naar men zegt, van het
onderwijzend personeel. _
In een der couranten las ik dat te Rozenburg
voor ecnige dagen in de kerk het volgend
schaudaalt ja was voorgevallen: do voorganger -der
Christelijke gereformeerde gemeente, tevens hoofd
der bijzondere school, Vertelde aan de gemeente
dat binnen kort op zeker vrouwelijk lid van het
kerkgenootschap de kerkelijke censuur zon wor
den toegepast. Aanstonds «tond er een man m
het kerkgebouw open riep; noem dennaam maar,
ieder weet dat het müne vrouw is, en zeg er dan
b j dat het ia omdat zQ jou onderweg heeft dur
ven afkeuren, en haar kinderen naar do openbare
school zendt . . ." Om den Woordenstroom te
keeron, ]jet dn voorganger de gemeente eenvoudig
een psalm zingen!
Te 't Hertogcnbosch heeft de meerdeheid van den
gemeente rnad aan de openbare meisjesschool een
gevoeligcn slag willen toebrengen door gelden
.te weigeren voor eene noodzakelijk gevor
derde vervulling van eene plaats als hulpon
derwijzeres aan die inrichting; tot tweemalen
toe stuitto men bij den Ilaad roet het goede plan,
hoewel er vroeger in pricipe besloten was in de
vacturo te voorxicn. Gedeputeerde Staten hebben
cicb met een schrijven aan den raad gericht om
er op aan to dringen dat men vroegere besluiten
zon uitvoeren, tnaar jawel ... de raad besloot heel
kalm den brief voor kennisgeving aan to nemen!
'tOaat er toch vrcl Aardig toe in N- Brabant!
Uit Assen verhaalt men ona wat fraais; daar
moest een' nieuw lid zijn voor de plaatselijke
schoolcommissie; de commissie droeg iemand
voor, en het dagelijksch bestuur ontraadt den
gemeenteraad den voorgedragene te benoemen,
omdat, waarachtig, waarde redacteur, gij zoudt
het nooit raden iüs ik het u niet schreef, omdat
de te benoemen persoon .... een man van het
vak was; tegen den man zei ven had men niets,
maar men wilde het onderwijs-element iu de com
missie niet versterken, liever moest er een leek
in komen. In die ?stad der paleizen" denkt men
wker (altgd als 't verhaal waar is), dat het ver
stand dao ook wel met het ambt zal komen.
Te Amsterdam is er in de laatste weken door
de vereeniging JHjionder onderwijs" een bureau
opgericht, waar leeraren, onderwazen, vakonder
wijzers, zoowel heeren als dames, zich kunnen
aanmelden als «U aan bifcoadereccholen les geren
willen een andere betrekking bij 't onder wijf
on
hebben, of als ejj voor 'teerst eefl plaatsing Ma
ken; allts gaat daar volgeni van tarief; 't pal
wel eene inrichting Bftaaaaals tten M in Eng
era vreemde secondanten kreg*a,*a minohiennog
kriijpn.
Oewr dagen verscheen er ia Zuid-Holland «en
uitvoerig va merkwaardig rapport omtrent de
onderwjp«n»*ea op de lagere scholen. De
afdeeling Groningen van het Ned.
OaderwUiersgenootschap had een voorstel ia de algvmeene vergade
ring gedaan out door een oommtw» te doen
onderzoeken welken invloed de invoering van het
vrouwelijk personeel tot nog toe in de lagere
school had; hot bestuur meende dat dit onderzoek
thans nog ontijdig wai, m Groningen trok het
voorstel is; hot gaweaÜjjk bestuur in Zuid Holland
echter vatte voor aiju gowest de taak op en sond
tal van circulaires in de provincie rond; er kwa
men 96 antwoorden, waaronder vier van
algemeenen aard. Do 92 andere antwoorden gavea
mbcütingen omtrent 224 onderwtysereaMn, naar
wier gezondheid, lutt, ijver, geschiktheid, stand,
enz. gevraagd was. Over het algemeen zijn die
opgaven zeer voldoende, zoodat de oijferi voor
uon «elven spreken; de algemeene indruk van dit
rapport u deze, dat hulpoadettttyweueu zeer
geschikt cQn als men maar niet te voel van haar
krachten vergt, eu ztf bjj het werk in school, maar
niet to veel voor zich zelven studesren. Vooral
in de laagtto klassen der lagere school zijn »ij
nan te bevelc». 't Is te hopen dat men in andere
gewestelijke bcsturc» dcz* zaak aan df orde
zal brengen.
Ik heb gezien dat de bekende socialist t.
Uomcla Nieuwenhuig aan dea gemeenteraad tö
» IJage een adres heeft ingediend om te ver
zoeken eeno «om op de begrooting voor '33 uit
te trekken, waaruit aan kinaeren op bewaar- eu
armenscholen warm voedsel kan worden verstrekt;
velen trekken daartegen to velde en het zou
inü ceer verwonderen als het toegestaan werd,
maar ais men de zaak op den keper beschouwt
is het nog zoo verkeerd niet; wat toch krijgen
dio kleinen to huis, en welke staatsbnrgertjes
leveren Jater die ziekelijke klierachtigo kinderen V
Het bekende «ic»is sana in corpore sano mag
hier wel een» overdacht worden.
Ik eindig ditmaal mijn schryveu met te
vormelden dat in België de volksvertegenwoordiging
bet besluit heeft genomen om in de vlaamsche
gewesten in de Yoofbcrt-id"nde en lagere klassen
der middelbare scholen de lessen in het
Nederlandsch te geven, en dat ook de leergang op
de eigenlijke middelbare uchool in die taal zal
worden onderwezen.
Deze voorschriften zijn ook toepasselijk op de
Athenae« in dezelfde Rewc-sten, De technische
termen bij wis- natuurkunde en andere vakken
zullen in het Nederlandüch. en Fransch worden
opgegeven; geschiedenis en aardrijkskunde worden
in 't Nederlandsen en Fransch onderwezen.
Eindelijk zal er een noi-monl-school worden in
gericht waar leerlingen worden gevormd die
bekwaam zijn in het Nederlandsen te onderwijzen.
llravo! een ware triomf voor Julius Hoste en de
l'laminganten.
Aardig ttaan doarregenovcr do berichten in
clericalo JiulgUche bladen, dat de manoeuvres van het
leger dozen zomer niet kunnen plnats heblien om
dat er geen geldjvoor is, ?wegens de razernij" (sic)
die in de uitgaven van bet onderwijs heerscht.
Geloof rnü steeds. Q. N.
militaire Zaken.
DE LNDEELING DER ZEËMILITIE.
Herhaaldelijk heeft men aangetoond, dat
onze zeemilitie onvoldoende geoefend wordt,
dal de duur der oefeningen ie kort is, en
er geen herhalingsoefeningen plaais hebben.
Een der redenen waardoor onze zeenüiiiie
niet is, wal zij wezen moest, heeft bovendien
haar ontslaan te danken aan do wijze waarop
zij wordt ingedeeld.
De zeemiliciens zijn bestemd lol bemanning
onzer verdedigingsvaartuigen. Zij worden
niet naar de Koloniën en bezitlingen van het
rijk in andere werelddeclen gezonden, tenzij
in gevallen van zeer buitengewone omstan
digheden, waartee bij een wet machtiging
wordt verleend. Deze buitengewone omstan
digheden hebben zich lol nu loe niet voor
gedaan. Als regel kan men dus aannemen,
dal zij binnenslands dienen op schepen, die
zich bevinden in onze havens, of op cnze
zeegaten, rivieren en stroomen. De gevaren
waaraan een zeemilicien gedurende zijn dienst
tijd is blootgesteld komen ons, in lijd van
vrede, niet heel groot voor. Het vergaan van
de Adder, waarbij cenige milicien-stokers
zijn omgekomen, is toch een geheel op zich
zelf slaand Feil. Tegenover deze misschien
beslaande gevaren heeft men de volgende
voordeden: één jaar minder diensttijd dan
bij de landmacht; vrijstelling van
schutlerlijken dienst; tegenwoordig hoogstens zes
maanden oefeningslijd; geen herhalingsoefe
ningen; betere voeding dan by de landmacht.
De zëemililio wordt samengesteld uil
loieliogen en vrijwilligers der militie, die zich
hebben aangemeld om bij de zeemacht te
dienen. Tengevolge der voordeelen, die er
voor militie-plichligen aan verbonden zijn
om bij de marine ingedeeld ie worden, is
het geen wonder, dat zich jaarlijks een groo
ter aanlal liefhebbers hiervoor aanmelden,
ZooaU arL 5 der wel van 19 Augustus 1801
bepaali, mogen slechls 600 loielingen by de
zeemilitie worden toegelaten; uit de perso
nen, die zich vrijwillig hebben aangemeld,
moet dus een keuze gedaan worden. Hier-,
mede werden vroeger officieren der mari
niers belast; verleden jaar echter geschiedde
de indeeling voor 't eerst door eigenlijke
zee-ó(flcieren. Voor deze officieren is net be
paald lastig, dat er groole vowdeelen gepaard
gaan met het worden van zeemilicien. Tal
van hoog en laag geplaatste personen hebben
toch hun gunslelingen of familieleden voor
wie zij verzoeken, dat deze in bet voorrecht
mogen deelen. In vroeger jaren ontvingen
de officieren, met de indeeling belast, van het
departement van marine een brielje waarop
eenige namen stonden van personen, die z(j
bij voorkeur moesten inlijven. Het uitreiken
van zoo'n briefje was in strijd .niet de hun
gegeven insirucües, daar volgens deze de
keuze geheel aan hen werd overgelaten, doch
zij bij voorkeur zeevarenden, visschers en
binnenvaarders moesten kiezen, terwijl er
per honderd zeemiliciens mochten voorkomen
acht smeden, bankwerkers of vuurstokers,
een a twee schoenmaker*, een è twee tim
merlieden, een & twee koks, twee
riekenoppassers, en een enkele schrijver. In de laatste
jaren is hel tritreikett -van genoemde briefjes
achterwege gebleven, en wordt er pok geea
acht meer geslagen oo fttooertea, dieaaaden
verzoek om by de zeemilitie ie mogen dionci 4
De mogeiykhetd om onze ««omililie blina
geheel uit varensgezelten samen te «ellen
wordt benomen door de bepaling, dal de 6 O
loteliogen, [die men er bij inlijft, provincie^,
en weder plaaisgewljie verdeeld worden in
verhouding tot het aantal personen, die zich
per provincie, en per plaats van indeeling,
vrijwillig hebben aangemeld om er bij ie
dienen, wodoende moeten in de eone plaati
varenseoceUen worden afgewezen; terwyi in
de andere daarentegen personen worden in
gedeeld, die nimmer een voet aan boord van
een schip gezet hebben, noch een beroep
uitoefenen, dat aan boord te benutten is.
Vooronderstel dat dit jair zich eens allé loie
lingen uit Noord-Brabant, Limburg en Drente
opgeven om by de zeemilitio te dienen, dan
krfygen we een achting, die grootendeels
getrokken is uil de niet aan zee gelegen
provinciën.
Naar -onze meening moet ook bij de in
deeling der zeemilitie 's lands belang voor
gaan. Dit brengt mede een zeemilitie te
nebben, die in hoofdzaak bestaai uit
varensgezellen, en verder uit eenige personen wier
beroep aan boord te benuiten is. Bij haar
moeten dus onherroepelijk worden ingelijfd
alle zeevarenden, vervolgens binnenvaarders
en visschers (geen hengelaars), en eindeiyk
zooveel personen van een ander beroep ais
er voor den dienst aan boord noodig zijn.
Hebben zich meer dan 600 loielingen aan
gemeld, door hun beroep geschikt om
zeemilicien te worden, dan kan er
provinciesen beroepsgewijie een evenredige verdeeling
plaats hebben in verhouding tot hen, die
per provincie de eigenschap bezitten om bij
de zeemilitie te kunnen dienen.
Algemeen bekend is het, dat delótelingen
soms knoeien bij het opgeven van hun be
roep. Iemand, die door de grachten van
Amsterdam wel eens op een zolderschuit
gevaren heeft, geeft zich bijvoorbeeld uii
voor een zeeman. Dergelijke handelingen
zouden bij de wet strafbaar gesteld kunnen
worden; terwijl men dan tevens een mini*
mum van tijd kon bepalen, dat ieder per
soon een beroep moest uitgeoefend.hebben,
alvorens het recht te bezitten, om té kun
nen opgeven, dit beroep uit te oefenen.
Indien de indeeling der zeemililie plaats
heeft, zooals door ons wordt voorgestel,
zulten toch enkele personen zeemilicien wor
den, die hiervoor minder geschikt zijn. Dit
kwaad is niet te verhelpen. Bij de wijze van
indeelen, die men tot nu toe volgde, worden
er echter, willens en wetens, een aantal per
sonen ingelijfd, die men vooraf reeds kan
zeggen, dat ongeschikt zijn voor den dienst
ter zee. Bloemisten, veldarbeiders, koetsiers,
vergulders, koekbakkers, enz. enz. behooren
niet aan boord van een oorlogschip te dienen.
Wij gelooven daarom, dat net nuuig zon
zijn, indien er verandering kwam in de wijze
vaa indeelen der zeemililie. ' J.
17e Militaire Spectator. No.2.
Aan de lezers van het Bijblad van De Mili
taire Spectator;
Kvjkjcs in een Dagboek, dóór F. de Bas. (Wordt
vervolgd);
Iets over de weduwen- en weezenkai van de
officieren der landmacht, door T. 0. Broekstna,
late luit.-kwartiermeester;
De kenmerken van desertie, door C. J. W.
Koolemana Bejjnen, 1ste luit. der infanterie;
Een en ander naar aanleiding van h et door den
Isten luitenant A. L. de Blauw in De Militaire
Spectator No. 12 ingezonden stukje over: De
aardrijkskunde als leervak bij het Militaire onder
wijs, door H. Nusink, late luit. Onderw. bij do
Uoofdcursus-compagmo;
De ramp bü Muiden. (Met een schets op Plaat I);
Aan do Wet getoetst, door Kleij,
kapiteinkwartiermeester bij hot Ned.-Ind. leger;
Een monument voor Indische krijgsbedrijven;
Militaire sprokkelingen, door Sprokkelaar:
Boekaankondiging;
Overzicht van buitenlandsche tijdschrfteu
SCHAAKSPEL.
HO. e.
Y»n A.C8 Ferdu te M&dretto,
ZWABT.
a b ft d e f ' v» '"-ti
WIT.
Wit speelt voor «n ge«(l la 2 cetten nut
(Wit 7, en «wart S «tokken met K O 4).
OptottMg vu SchaakprobleiB Ni. 4.
l H 4-~O 811 K Of P speelt.
t D ? E 8 of G 6 of E 3 of Pd. d 6 mi*.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
No. 4 is juist opgelost door W. d. V. éto Henri l*
Amstordara.' (Zie verder de Ingetonden oplossing0* is
bet vorig nommar vermeld).
Later ontvingen wij nog van Ho. S Jnlsto oplossing*»
van A. E. to H. A.; G. A. B. te A.; A. E. B. UNÖd«*!
E. to V*.; Ernst; Henri; V. d. T.; Met rt vtown; *?
P. A. L. H., all«n to Amttorda»; slsweds W. v. H. tt
Delft; B, to Helder t en ft »n V. H. op TeMl Ho. *?
BBTJBTWISSEIilNG.
Benige oplossen van problemen meen** awatyds «j*
kortere oploMlnj gevonden to hebbm dM gtvtMgd *
In den regelüidlt e«ne dvallng welke to ..wWem Is *»
on}ttUt tegenspel van, *ieari. BÖ elk, probleem wort<
venadtistold w t*ft neftiyke «trMigitif ton
»«'<»yB*u>t. TecsMMdtujir «tl» *? M Uat teiMwd»«, o«
aor v»fu*l« *? kaane». worden, «.
?;'.,_?jr, * f. Ia .dank 0nt«**gé» Wsldi» aa»>a"ir| «
lut iwftUtal vaa alt eodarMK WtdédMIm. ^
vit
tt r<«ii«*»«A,
H i AR
VITTOBIO DBR8EZIO.
VII
Bel geweien der schrijvers; gelooit gij daar
\vaatlijk aan? Gij zijl zeker genoodzaakt, ja
te antwoorden, omdat gij zelf wel eens hij het
gebruik ccncr pen met inkt hebt gemorsd.
||cn begint met rAjn geweien te raadplegen,
s\} g]} hei geluk hebt er oen te bezUten;
maar dan? Voor welk schrijver is het gebruik
of het misbruik van elk woord niet hetzelfde?
Zou kunnen wij ook het ware vnn hel valsche
onderscheiden, by deze verwarring van zaken,
van menschcn en vnn gedachten, die wij het
ma'atótlwppclijliC leven noemen, terwijl hoofd
en hart samen werken om ons eigen be
lang lo bevorderen? Wol gij eersivoor een
apostelambi heb aangezien, wordt ten laatste
sjechlü een vak. Gij hebt u voorgenomen
uitdrukking to geven, aan uw grootste edel
ste gedachten, maar gij moet leven en uw
ijdelheid staat op het spel en gij iaat u
omkoopen.
»Ja, de pen, die belachelijke en gevreesde
schepier van den denker, heeft al heel wal
op' naar geweten, en gü vreest haar niei?
Hebt gU er nooit over nagedacht, hoeveel kwaad
er door haar gebruik kan onslaan, hoeveel
leed een gedachte, een halve gedachte, een
tiepdo part van een gedachte in een
menschctylic ziel kan te weeg brengen? Een
vonk die wegwaait schijnt u de onschuldig
ste zaak ter wereld. Laat die echter op een
vaatje buskruit neerkomen, en hel geheeld
huis zal in de lucht springen. Eenvoudiger
nog schijnt u een greinto plalina, maar leg
dal eens in een mengsel van zuurstof en wa
terstof, en de ontploffing kan vreese! ijk zijn.
De geheimzinnige menschelljke ziel is zoo
ingericht dat voor een door smart en harts
tocht gefolterd wezen, slechts een uwer ge
dachten, wal zeg ik, een uwer eenvoudige
woorden voldoende is, om den vonk aan het
buskruit te brengen of het plaünaplaatje met
de beide gassen te vereenigen. Én die ge
dachte doet u niet moedeloos de pen ter
neer leggen? ... Of kunt gij er kalm onder
blijven, omdat gij geen gedachten hebt? Er
zijn er genoeg die al maar door schrijven en
elgcnUjk niets te zeggen hebben ! Maar dan
vertójoeit gij uw lijden berooft gedeongelukkigen
die u fezen ook nog van den hunne.. .Hoe
zorgetoos zyn de menschen toch; noch nooit beeft de
wreedheid van den liran of van
denlnquisifeör, noch' de grimmige fantasie van den zan
ger der (iel, zulk een strat weien uit te
denKen en uit te oefenen. Hoe nu? Gij
marjtell uw hersenen, gij doel uw ziel lijden, gij
Brengt uw leven in koortsachtig waken door,
ter wille v.in een werk dat gij wilt schrijven,
aal uw hartebloed bevat en niemand be
grijpt u, en uw stem sterft weg als die van
een gevangene in een onderaardsch hol, zon
der zelfs een echo achter ie laten l . . . Wie
heelt u veroordeeld lot deze pijniging? Gij
zult mij misschien antwoorden, dal een
gehejine aaadrifi u drong lot schrijven, en dat
gij dit noodlottig leeken moest volgen. Geef
met toe aan die dwaze gedachte. Maar gelooft
gij dan niet aan 's menschen vrijen wil?
Wilt gij u dan met alle geweld belachelijk
en ongelukkig maken?
Hl) was onder het praten warm en opge
wonden geworden; zijn gelaal was rood, zijn
"aren levendig en zijn oogen schitterden
zonderlinge wijze. Men kon het hem
aanSen dat de opwinding van den wijn hem voor
oogenblik aan de di "
doffe onverschilligheid
ad onttrokken, waarin zijn ziel
geweoniyk bevangen was. Terwijl hij meteen
onstuimigheid sprak, die ik mocielijk kan
beschreven, scheen vader Fosco zijn dans
muziek steeds vroolijkcr en opgewondener te
snelen, en het opgewekte gezang der dansers
abt zich nu, volgens landelijk gebruik aan
de muziek paarde, was een vreemd
accompagcment voor de opgewonden woorden van
meester Ambrosio,
Toen deze een oogenblik zweeg,
ontweordde ik:
»Uw woorden verlangen een gedetailleerde
bespreking, maar daarvoor is hier de plaats
Biel, als gU het mij echter toe wilt slaan,
zid ik u later mijn antwoord niet schuldig
blijven."
Zijn opgewondenheid was nu plolseling
verdwenen; hij ging haaslig een paar
schredea aclitemit, strekte als verschrikt de han
den uit, als wilde hij mij terugdringen en
vci'vojgde toen ontsteld:
»0, neen, geen bespreking, geen woord
zelfs meer over deze argumenten, geen
énHele sjlabe.... ik bid er u om! Denk niet ver
der aan alles wat ik u zeide,.... Ik weet
immers zelf niet wat ik met u besprak....
»Gy hebt wel eens geboord, dal mijn
verstand mij soms in densteek laat? Welnu,
dat was een van die vlagen.... Adieu, laat
mij met rust, en herinner my nimmer aaffal
wui ik daar straks zeide."
Hij verwijderde zich, naar zijn weg
lastende, misschien nog uit opgewondenheid,
misschien ook door het overmatig gebruik
vajn den wijn, waaraan hy zich dien avond
wel zeer had schuldig gemaakt.
vin.
Verscheiden dagen later was het m|J
onmogelyk den meester wéér te zien. Het kwam mij
vjwr, dat hy my opzettelijk ontweek, daar
: It^.bêcéuw gevoelde mij deelgenoot te hebben
gomaakf vip de gedachteavlacht die
onge. Ujd zijn brein vervulde..
gastheer begon ongerust to
ten zyaen opiicH w, goedhartig al» altyd,
stelde by ray reeds voor in eigen persoon
naar hem te gaan tien, toen op zekeren dag
? tegen het einde van ons middagmaal, dat
wy volgens oudo Piemonteescbe gewoonte
midden op den dag gebruikten ? men ons
kwam zeggen, dat meesier Ambrosio beneden
was, om den baron te spreken.
?Verzoek hem boven te komen;" zeide
de heer des huizes. Maar de knecht antwoordde,
dal Ambrosio wlfs niet in de vestibule wilde
komen, maar met tranen in de oogen den
slptheer liet verzoeken of hy even henedeo
wilde komen om hem alleen te spreken, daar
hij slechts hem en niemand anders wenschte
te ontmoeten.
Myn vriend ging naar het venster dat op
den tuin uitzag, en ik volgde hem. Wij sagen
'den schoolmeester daar met onzekere schre*
den op en neer gaan nog waggelender dan
gewoonlijk, en met het ruwe hoofd op zijn
zwak' lichaam heen en weör schuddende.
Hij 23g er zoo mistroostig uil dat de heer
des huizes er bewogen van werd,
»Er is hem zeker iets droevigs overkomen,"
zeido hij. ? c Wie weel wal hij mij ie ver
tellen heeft?" Hij ging van het venster weg
en naar beneden om Ambrosio te spreken.
Ik bleet aan het venster geleund naar hem
zien. Ik hoorde geen van zyn woorden, maar
zag elk zijner gebaren en de uitdrukking
van zijn gelaat.
Nauwelijks zag Ambrosio den slotheer de
trappen afkomen, of hij ging hem ie gemoet,
terwijl hij de handen nnar hem uitstrekte,
als naar iemand, die juist bij tijds kwam om
hem te redden, en hij uilte daarbij een kreet,
die op zich zelf reeds een gebed bevatte.
Daarop begon hij te spreken mei zulk een
levendigheid en warmte, mei zulk ccn over
vloed van woorden, dal bij mij dadelijk deed
vermoeden dal zijn opgewondenheid zijn top
punt had bereikt. 10} nam zyn hoed af,
streek zijn vaal ruw haar, dat reeds grijs be
gon ie worden, naar achteren, sloeg zijn vuist
tegen het voorhoofd, en hief de handen als
smeelicnde in de hoogte. Toen hij mij een
maal zijn volle gelaat toewendde zag ik hoe
alle lijnen en spieren vertrokken waren en
hoe twee grootc tranen langs zijne holle
wangen gleden.
Arme man! ? dacht ik, door zulk een
sraarl bewogen, ? welk vreeselijk ongeluk
mag hem overkomen zijn?
Ik zag hoe mijn vriend hem met woorden
en daden zocht te kalmceren, en hem zijn
hulp beloofde. Toen de meester eindelijk
gezegd had, waarom hij eigenlek gekomen
was, hief mijn vriend den arm op en knikte
met hei hoofd, als wille hij zeggen:
? Welnu? en is dat alles wal gij mij komt
vragen? Natuurlijk beloof ik u dal en daar
mee uit.
Ambrosio greep nu in zijn overvloedige
erkentelijkheid de hand van mijn vriend en
drukte er, zich bukkende, een kus op.
De slotheer trok die levendig terug; de
meester scheen zich daarop over zijn al te
onderdanige gebaren te schamen, en verhief
voor een oogenblik vol fierheid zijn hoofd;
maar het was slechts voor een oogenblik;
daarop werd hij -weer zoo demoedig als in
hel begin en vertrok al spoedig met haas
tige schreden.
Mijn vriend ging de trappen weer op en
loen ik hem binnen zag komen, bemerkte ik,
dat hij met tranen in de oogen glimlachte.
«Welk een man!" riep hij. »llij is wel
waarlijk krankzinnig en ik geloof dat hij mij
met zijn dwaasheid ook heeft aangestoken.
Gij zult niet raden wat hij mij daareven zoo
wanhopig kwam vragen?"
»En wat was dat dan?"
» Van nacht is zijn hond gestorven."
»AcU die arme man, ik begrijp zijn smart."
?nEn hij wilde hem een g rui' geven dat
niet ullecn geüvenredigd ia aun zijn trouw,
maar ook elke pntheiliging uitsluit. Hij zeide
rnlj dut het dier zich nliijd het liefst had
opgehouden in mijn deonulaun."
>En wilde hij liem daar begraven?"
» Juist. Hij kwam mij verlof daartoe vra
gen, en zeide dat hij dit als een grootc gunst
zou beschouwen, Hij zeide dal de begrafe
nis dezen nacht zou plaats hebben; en dat
hij jjcheel olleen wenschte te blijven."
En waarlijk, dien zelfden avond tegen elf
uur zagen wij van uit de vensters van net ka
steel een licht schitteren in het dichtst van
de dennelaan, en dat duurde ongeveer een
uur of zells iets langer. Den volgenden dag
vonden vnij daar pp de omgewoelde aarde
een zwaren steen liggen, dje vroeger op ze
keren afstand van daar gelegen had. Het
scheen onmogelijk dat de arme zwakke
meevier dien had kunnen versjouen.
Wij begrepen nu dat de overblijfsels van
zijn hond daar zouden vergaan.
«Onder de hoede van den zwaren steen."
En weer gingen ettelijke dagen, voorbü
eer wij den meester terug zagen
Op zekeren morgen, toen ik vroeg wakker
werd, zag ik door mijn vensters, waarvan ik
de jalouziön open had gelaten, de bergen
door zulk een prachtig licht beschenen, dat
ik moedig besloot dit heerUjk natuurverschijn
sel te gaan genieten. Ik ging dus zachtjes
den tuin in, en richtte mijn schreden dwars
door de dennelaan naar één kleine hoogte
vanwaar ik een beier uitzicht meende te
hebben, op dit verrukkelijk tooneel. Daar
hoorde ik plotseling een klagende, zachte
en dan weer duidel(fker stem die versen
scheen te dèkJameeren. Verschrikt ging ik
zachtjes verder en volgde heel voorzichtig
den klank der stem.
Een weinig verder «g ik ia d*
raorg«n.schemering de donkere kleederen yan meester.
Arabrosipj . djè .meer geknietd dan gezeten 'op
den grool«n sieeo, die Jhwt. paf van i^a hond
bedekte, met een wetliaéepa» stem eo
kjank;n TO! uitdrukking, zooals ik ze nog nim
mer van hem had gehoord, een stroom der
waargto, reinste en zuiverste pofitie van rijn
lippen liet vloeien. Bewogen en verwonderd,
verschool ik mij achter een boomslam en
bleef hem daar beschouwen en naar hem
luisieren.
Ambrosio steunde de ellebogen op de knieën
en het hoofd op de handen; zyn hoed lag
voor zijn voeten on zyn haar woei door de
morgeokoelte gedreven, heen en weder.
Wanneer ik d(* dichtregelen, die op dit
oogenblik hartstochtelijk van de lippen van
dezen vromen dorpsschool meester vloeiden,
had kunnen onthouden en ncderschrljven, dan
zou ik onze poëzie met een aantal heerlijke
versen verrijkt hebben, zooals d&tegenwoordige
lijd er maar weinig weet aan te toonen,
Iiy sprak van liefde ? van die Heide die
het goddelijk feit der schepping is, die de
hoogste en reinste wet vnn het heelal uit
maakt, die de grootste gedachte van het leven
lot waarheid miakt, die, de eindigheid van
ons bestaan uitmaakt, ca alle begrip te boven
gaat ? van die liefde die de hoogste
drljlveer der zedelijke maatschappij is, waarmede
zich in de fysieke wereld de ether, de grond
stof, vereenzelvigt, die nog niet erkend, maar
vermoed en gevoeld wordt door de moderne
wetenschap en waarin allo krachten der
natuur haar oorsprong hebben; ?die liefde,
die van nu aan, als algemecne levensader,
alles zul doordringen, zich in alle wezens
zal voortplanten op zuiver geestelijk zoowel
als op lichamelijk gebied, die alle stof zal
beheersehen en ieder verstand en elk gevoel
van het levend heelal zal leiden en verheffen.
De twee hoofddrijfvecren van hel leven zijn
de gedachte en de liefde. Volmaakt zijn de
hemellingen, d-j rcinen, die niet door do slof
worden neergedrukt; nog volmaakter is de
menscti, die door de stof wordt behecrscht,
maar toch rein en goed blijft; al is de
mensch zelf vergankelijk toch blijft zijn geest
voortleven, zoodra hij daarin plaats vond voor
denken en beminnen. Daarop ging hij plot
seling over tot de herinnering aan zijn liond
op wiens graf hij zat en wijdde hem zijn
verzuchtingen.
»Ik heb dit Icdijke dier toch lief gehad.
hij was zoo verstandig en zoo trouw en had
mij meer lief dan de meeste menschen, hun
medeschcpsclen. Ilij mat zijne liefde niei
af volgens de regelen van praclisch nut, of
de ijdelheid van uilerlijkcn schijn. Overal el
ders zou het -arme dier witter brood en rij
ker herberg gevonden hebben, en misschien
beter weder en zachter klimaat, om nog niet
eens te spreken van den ondank, van
zoovelen die mij verlieten. Welke vriend zou in
zijn plaats bij mij gebleven zijn?
Ja, hel arme zieke, alleenstaande dier had
hem liefgehad, zonder een enkele voorwaar
den te stellen, zonder bijoogmerk. Waarom
moest hem ook dit wezen ontnomen worden,
door wiens dood hij oog sterker in zijn zon
derling individualiteit verviel? Waarom had
het arme dier zyn gedachten nimmer kunnen
uitdrukken daar dit toch het eenige bewijs
van de onsterfelijkheid eener ziel is? O, in
dien hy. de dichter, hem, een deel van zijn
denken had kunnen inblazen, van zijn ge
dachten, die telkens zoo sterk te voorschijn
traden, dat zij zijn hersens dreigden te doen
barsten!
Hoeveel maal had hij niet te vergeefs ge
droomd, ? zoojls de liomuneulus, die Goethe
door Wagner laat scheppen in het retort
van Faust ? om, door een wonder van ken
nis en geloof, een onsterfelijke ziet te kun
nen opwekken in den levensgeest die dezo
leelijke stof doordrong? Ilij had dan van den
mensch slechts de liefderijke en verstandige
vermogens bezeten; niet den trots, niet de
mifgunst, niet de zwakheden, die hel evenbeeld
van God, den mensch, zoo vaak ontsieren.
De mensch miskent en misbruikt de wel der
liefde zoo dikwijls. Het goddelijk offer bracht
de menschheid van het ergste terug, maar
haat en nijd bleven bestaan en de adem van
Satan, die do maatschappelijke dwalingen en
de verleiding van een dwaas eigenbelang
aanvuurt, houdt zijn rijk nog slaande.
Hoevelen op aarde kunnen even weinig de liefde
als de gedachte? de boozcn zijn de uitver
korenen, slechts de parias der maatschappij
erkennen de waarheid.
Toch zal die opstand van den mensch legen
zijn noodlot niet eeuwig duren; en de dichter
ging. nu mei waarlijk profetische bezieling
over van de beslaande toestanden, naar die
toekomstige verbeterde verheerlijkte maat
schappij, wanneer alle meusclieltjke betrek
kingen onderling zouden, geregeld worden
volgens de wellen der liefde en der aardsche
zaligheid, die dan waarlijk voor ons geslacht
ontsloten zouden zijn; hij schilderde zoo be
zield, zoo levendig én met zulke verrukkelijke
kleuren, dat ik niets van alles wat de
moderne dichters ons bieden, daarmede
kon vergelijken ; hij eindigde mei een loflied
vol vreugde, ik mag wel haast zeggen vol
triomf, wel geschikt om door de geheele
menschheid Ie worden aangehoord, waaneer
het uur der verlossing uit hun lijden
eindedelijk geslagen was. ...
Toen zijn bezieling haar toppunt bereikt
had, was hij opgestaan en terwijl Wj het
hoofd ophief fladderden zijn woeste haren
in den wind.. Zij vormden als U ware een
heiligen schijn om zijn hoog breed voorhoofd,
en de zon die toon juist haar eerste stralen
schoot, legde er een gouden gloed over
heen. Zijn uiterlijk scheen mij op dat oogen
blik verhevener en edeler. Zyn ten hemel
gerichte oogen straalden van een bijzonder
vuur; op zijn voorhoofd had het genie zyn
stempel gedrukt. Als vuur straalden zijne
wangen, als vuur zijne bevende lippen.
, Pa stem van den profeet trilde van onbe
schrijfelijke harmonie,' als in antwoord op
dé duitend stemmen, dé duizend opwekkin
gen, op het gezang der vogelen, op hel
geiraisch ran den wloi; 'op het gegons jer
«sekten, waarmede de aarde op dit oogen
blik de verschijning der ten begroette. Hen
<ou zeggen dat de machtige dichtregelen
van den poëet ineen smoken, en dit eeuwig
nieuw en wonderbaar loflied ia woorden
bracht, dat eiken morgen met' de stemmen
der natuur de aarde tot roem van dea
Schepper begroet.
Ik moet bekennen dat ik vergeten had,
waar, en tegenover wien ik m(f bevond; in
zulk een toestand van opgewondenheid ver
keerde ik.
Het zal u wel eens overkomen zljo» dat
een verrukkelijke muziek u zoozeer bezielde,
dat zy uw geest met zulk een zalige aan
doening vervulde, en aan uw ziel
eenonmeteiykecn vage wereld van verwarde en onbepaalde,
maar verhevene gedachten ontsluierde; kwam
het u dan niet voor als waren die gedach
ten u toegevlocid uit een hoogere sfeer, als
of het de uwe waren en zij toch ver boven
u stonden ; steeg uw ziel dan niei als op
adelaamleugclen om zich later te vernede
ren in hel gevoel uwer onmacht? Gljdroegt
zooveel mogelijk zorg een der vele
gedachlen die uw ziel doorkruisten vast te nouden
en er gestalte aan te geven, maar gij kondt
dat niet ; een siddering voer u door de leden;
gü ge voel del er behoefte aan en dé geschikt
heid lot edele gebaren; en uw geest was
machtig aangegrepen door de krachtige hand
der bezieling.
Welnu, in zulk een toestand bevond ik
mij op dit oogenblik,
Ik ging op dien man loe en zeide, terwijl
ik zijn buide handen vatte :
» Wie zijl gij ? ... Maar wie zijl gij dan
toch, dien God het voorrecht van zulke
groolsche en diepe gedachten schonk?"
Zijn bezieling was te groot om dadelijk
te kunnen wijken. Mija plotselinge verschij-,
ning, scheen hem geenerlei schrik aan te
janen. Hij zag mij trotsch en vol waardig
heid aan, schudde het hoofd en hernam met
stralende oogen:
* Wie ik ben? Wie ik ben?... Ik ben
een man die veel geleden heeft, die zelfs
geen naam meer bezit, die zich hier levend
be- raven heeft, nog moediger dan Karel de
Vijfde, die afstand deed van de kroon eerst
nadat hij haar zooveel jaren roemrijk had
gedragen! ---- En toch had God ook mij
een kroon gegeven! De schoonste aller kronen,
bezaaid met sterren en c delges t een ten en
met stralen die van zija kroon uitgaan. De
kroon van den poëet. Ik zag haar voor mij
ui tz we ven, zoo dicht, dat ik haar gemakkelijk
kou bereiken ; ik voelde mijn voorhoofd waar
dig die kroon te dragen en mijn borst van
heilig vuur gloeien. O, hoc dweepte ik voor
haar in mijn jonge jaren ! Hoe schoon stond
ze mij in mijn droomen en hoe voelde ik
in mijn eenzame nachtwaken haar lichten
druk op mijn slapen ! Dan hief ik niettegen
staande de aardache nevelen mij neder wilden
drukken, mijn hoofd met fierheid op, en mijne
ziel vloog dan pp de vleugelen der gedachte
naar de oneindigheid.
Maar lussehen deze kroon en mij. zag ik
al spoedig een huichelachtig, afgunstig,
spotziek menschelijk wezen treden, en ik schrikte
terug, alsol zich daar voor mij, op den weg
dien ik nog ie bewandelen had, hel hoofd
der hydra vertoonde?.... Ach* geloof niet,
dat ik" niet streed! Ik had moed, ik had ge
duld, ik gevoelde een edele verontwaardiging,
en toch bekroop mij een angstig voorgevoel...
Op zekeren dag ondervond ik, dal haal haat
verwekt, dat de nijd als de tanden van hel
monster van Cidmus steeds aangroeit, en
door eiken verslagen vijand legioenen en
legioenen lasteraars doet ontstaan. Gewond, :
mishandeld en verslagen, vluchtte ik wan
hopig." 'l
11 ij werd nu een weinig kalmer, hij maakte
zijn beide handen los, die ik nog altijd in
de mijne geklemd hield, en liet ze langzaam
o\vr zijn voorhoofd en zija gelaal glijden;
daarop legde hij ze op mijn schouders en
zag mij in de oogen terwijl zijn geheele ge
stalte scheen te groeien en zich boven mij
te verheffen. '
>Gi| hebt het geheim van mijn leven ont
dekt," zcidc hy; »dit groote geheim, dat ik
jaren lang met zooveel zorg in het diepst
van mijn nart bewaarde. Soms komt de demon
mij nog. eens bestormen en dan tergt en
bespot hij mij en woedt hij ia mijn bin
nenste!... Ik strijd tegen hem.... ik heb
hom bijna overwonnen. Gij hebt een dezer
aanvallen bijgewoond die mijn leven verduis
teren. Vergeet hel! .... vergeet mijl .... in
den naam van uw ziel, uw liefde en uw God".
Ik wilde spreken, hij gunde er my den
tijd niet toe. » O spreek geen woord... zwijg...
ik smeek er u om l"
Hij liet zich op den steen vallen en zat
daar een oogenblik in gebogen houding en aan
alle leden bevende. Daarop hief hij zijn hoofd
op, streek zijn woeste lokken glad, nam zyn
hoed op. die nog ter aarde lag, en zeue dien
op. Hij was nu weer de verlegen, half idiote
verschijning van vroeger; zya gelaat was
weer aschgtouw en zijn lippen vaalbleek
zooals altijd. Gij hebt de afdwalende gedach
ten vaa een armen krankzinnige gehoord,
hernam hij met zyne gewone hoüe «tem,
zonder uitdrukking. Ik hoop dat gU er met
niemand over spreken zult.... Ik bid.'...
zwijg over alles wal (rü gehoord hebt!'' ....
»lk zal zwijgen;" zeide ik, ? maar ik heb
behoede met u te spreken." Hij sidderde en
zeide met een afwerend gebaar,,doodelijk ver
moeid:
»Nu niet, nu niet, ik bid er n om."
En zonder, verder naar mij te luisteren,
verwijderd» hij zich mét iwiche schreden,
toen hy reeds een eind weg «ras/ keerde by
zich om en zeide. met gevouwen banden:
>Ik reken op uw stilzwijgen t"
.. Dus ve'rvoWe h/j" mét " wankelende
sohfeden zijn weg. Twee dagen lang was bet mf
onmogetyk hem weder te tien; den derde*
dag kwam Ambrosio op het slot zooaü ge
woonlijk; hu nam een oogenblik waar, toen
niemand acht op ons sloeg en zeide:
?Gij wildot my spreken, ik gevoel ook be
hoefte om u te zien. Kom dan, als het «
schikt, morgen ochtend by my."
Ik wachtte met angstige bezorgdheid dea
volgenden morgen ar, en toen de ion nog
nauwelyka op was gegaan, sloeg ik haastig
den weg naar het dorp in.
AmbrtMo stond op den drempel van zite
woning. Hy groette my met zekere
plechtigheia en verzocht my zyn eenvoudig ver
blijf binnen te treden.
(Wordt vervolgt.)
DISSOLV1NQ VIEUWS,
II.
uutm uwc.'
Wannéér wij, op l»ter*n leeftijd, bet I{jvi|t
boek onces tevens opslaan, dan vilt ons oog op
menim bUdzijde, waar het schrift compacter, do
indrukken levendiger, de herinneringen aangrij
pender «UB, en waarby wy du ook, met eenen
glimlach van vergenoegen ot met eenen drosven
trek van imerte om den mond, langer stil blijven.
Menige dier pagina's welke ik thins bedoel, feaea
en herlezen wjj BOO dikwijls, dat wjj ze van het eer
ste tot het laatste woord van buiten kennen, ener
tot onder de gröie baren van wel den inhoud ont
houden zullen. Op enkele dezer bladzijden staat, met
een zwart fcrnii anDgeteekend, onder de rubriek R.
I. P. de naam van eeneo vriend, vaneenen broe
der, misschien van eenen vader of eene moeder
vermeld; op eene andero heeft een door liefde be
stuurd stift een duurbcmind profiel, miuchien van
fmar, met enkele spaarzame doch juiste trekken
neergeworpen;.... op eene derde roept het ééne
woord gepromoveerd eenen -gansenen stoet
rtudiegezelk'B, te midden van een recht orkaan van
losspringende knrken en klinkende glazen, dat allea
welwillend gehuld in een mysterieus waas van
tabakswulmen, voor de oogcn onzes geestes terug!
Docb, geen van al die memoranda Iaat wellicht
eenen levendiger en aangenameren indruk achter,
dan drio of viev schijnbaar onbeduidende
voorvalletjes uit ons kw&jorigensleven, bfl allen dezelfde,
die door allen wel nagenoeg op dezefde tijdstippen
beleefd, by allen ook met dezelfde
ongeduldige'oegeerlikbeid te gemoet gezien en met hetzelfde
enthusiasmc verkregen werden.
In drie voorname tijdstippen of étapea kan
men do kindsheid nagenoeg indeelen. Het derde,
waarmode het eigenlijk kwujongcnneizoen be
slot eu of bekroond wordt, omdat tn en dan bei*6iki
heeft wat men heet ?de jaren vnn discretie of
verstand", eindigt op den dag waarop men, buiten
moeders wete, doch wellicht geholpen door eene
oude dienstmeid bonae votuntatit, vaders blin
kend scheermes uit de tóilettafel te voorschijn
haalt; züno bnardlooze kin, met het talent van
eenca anderen Barbier tk Sevillcingezeept, heeftin
twee of drie maal het mes over züne kaaksbeenen
wandelen laat, zonder er iets anders af te halen
dan het blanke zeepschuim gelukkig zoo vader
niet juist te goeder ure verschijnt om den jeug
digen Artiste-oarbier flagrante aelicto te betrap
pen ; gelukkig nog meer, soo men er van afkomt
Bonder eene ureeae wonde in dé kaak, eene 'snede
onder den neui.of eenen ^eampateerden wijsvinger!
De tweede étape ? vergeef my dat ik op
Chineesche wij* van achter begonnen beb ?
eindigt op den heugelijken dag, waarop men uit
een van vaders kledingstukken eene b{j toeval
vergeten aarden pijp en een blaasje met tabak
triomfantelijk heeft te voorschQn gehaald, en
eindelijk als ?een groote" zal mogen ?smooken!"
Tot dap toe heeft men op allerlei manieren dit
gewichtige privilegie der meer bejaarden nage
bootst. Alen heeft begonnen met eene cigaar in ,
chocolade, of met. een pijpje in suiker, dio men ?
na behoorlijke consummntie, vervangen heeit door .
eene eigenhandig uit een stukje hout of eenen
wortel gebeeldhouwde pjjp, die men geheele dagen
in deu mond houdt, en die men bij etenstijd of
op het uur van nanr bed te gaan, na.tr 't voor
beeld van Pauw, den werkman of Robe, den knecht*
zorgvuldig in zyn klak heeft weggeborgen!
Weldra echter heeft men bet systeem verbeterd
eu verder geperfectioaneerd... Dan heeft men den
baardbrander van deu werkman na veel smeekens
van den goeden Pauw ter leen ontvangen, hen met
drooge boombladerea gevuld en dat lekker meng- ;
«cl gerookt voor onvervalscht Obourg.
Het ideaal is echter tot dan nog niet bereikt
gewordeu!....cadat ideaalisen blyft: 's Vaders n{fp,
gevuld met Vaders tabak, aangevuurd met een
van Vaders eigen duiveltjes l
Eu ziel heden is het mogen welgelukkent
?Daar U zij, <>* PÜP! Ut hon<1 h"r 'vast....
Ea lut h»ir KOU licht niet Bohicton!
Oy, houten «oldtitjea, vrij berge n da k»st!
Wie een pop heeft, w»t «ou dien verdrieten?'
Fier sla Uolumbus, toen uit den mast do stem;
der matrozen ?land had geroepen, heeft men
met iljnen schat het geheimste piekje van deü
hof opgezocht en daar, ?gerekt en gestrekt" itt
het hoogschieteude gras, heeft men gedampt al«
een ateamer t..
De eerste cJttpc elndelik, die op den dag
uwer voorspoedige geboorte heeft aanvang g*.
nomen, wordt bekroond net op den onverfet£
lijken dag, waarop men..., ja..
?Nunc est bibendum! uunc pede libero
pnlsanda tellus! nunc saliaribus" enz.
waarop men 'te meisjesrokken der eerste kinds
heid mag verwisselen tegen.... ? hoed af Iwer,
voor dit eerbiedwaardig woord,.» ? tegen», wat
onn vooronders, schijnt het, een» braeca, wtf
erae broek gedoopt hebben! ?
Voorwaar, een gewichtig en
plechtigxoogenblik! De ontroering, die zich alsdan van ons ?
vier- of vijfjarig hart meester maakt, moetstelüjT
iet* hebben vaa de vreugde dei romei*
Bchon sermt, wanneer deze, 't moge dan door
nuHtmnissio justa, of ? minus jusia, 't mono
vindieta, cetuti, tettanento, of, plechtiger noy,
saerofanctis cceUtia geschieden, ? aan de
vrijheid wordt teruggeschonken!
Voorwaar, coo men op dat oogenblik der eerste
jeugd, aan den aardschen sterveling de plechtig
heid kon uitleggen, die, in het onde Rome, hét
claatieke vaderland utrtusqve juris, deo «ver
gane dos filiusfamilias, van den nedwigen rang
der kindsheid tot de waardigheid der juventt»
vooraf gaat, aan eerst zonden wjj allen eeu
gedachte hebben van de ?aupénorUe d« to
ligitUüion romoine...!"
Niet onverschillig was het, den Romein, op
welk tijd«tip van het jaar men zou overgaan wc
jwo gewichtig eene plechtigheid? men kooi er ge
woonlijk de feesten van 17.afnart, de litteraup
toe uit... Dan wijdde de jongeling aan de de?
Larea i ? t a -insignia pucritioe" de ouftc, eooate
Propertio* V., l, 131, «egt: hjf legtde torn prtytoct*
af en trekt de toga «iriKf aan, teeken, «Ut K»
voortaan voor eenen ?heelen man" zal tellen.
Danleidt zijn .vader hem naar het forvm, en.:.
b het niet waar, lezer, dat die Romeinen toe»
andere bazen waren?....
..Wat ik ga «eggen >, ik moet hft bekaanen
09 voerhanLhetl «n al ?tó«^....T)e
i* het, d* flt geene andere hftimvBring
kindsheid kan oproepen', tfin Op '
die nrtfner «entte bmeici '
&':