De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1883 8 juli pagina 3

8 juli 1883 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 815 OVER RUSLAND. ff*«m btadtjldê »U «m IfttibfM* : door H. Wolfgang Mey. Heari J. Sternberg, '? Hage.) Nn b*lf Europa in een zekere spanning den Wik naar bet Oaarenryk wendt en men «eb nog dagelijks met een lekere verwondering afvraagt, hoe het mogelijk wu,d»t de kroningiplecbtigbeid, welke tragitehe gebearteniieen eeneen te voor?pellen. zonder eenige atoorais afliep; nu de dagbladen als om itrfld de verblindende pracht der feeiten beschreven en het straatgejnioh van Mosoou de sombere voorgevoelens van velen schijnt te logenstraffen, nn is wellicht het oogenblik niet elecht gekozen om de aandacht te vestigen op een geschrift, eenige maanden geleden DU de flnni Sternberg te ï-Gravenhege verschenen. De omstandigheid, dat bet van de hand ii een* ?chryvera, die reeds vroeger in Nederland optrad net een werk over Rusland, dat van gron dige studie getuigde -1), doet den jongste uit gave dubbele waarde verkregen, voor allen, die belang stellen in aaken en gebeurtenissen, welke nauw samenhangen met den staatkundigen toe* stand van gebeef Europa. Het nihilisme ? het gedrochteltyke voortbreng sel onzer verlichte negentiende eeuw ? dat eens met bloedige letters in het geiobiedboek der metischheid tal opgeteekend staan, keilt iedereen by_ naam. De ontzettende keiiersmoprd, die eenmaal heel ons werelddeel in opschudding bracht, de inwen dige beroeringen, die een groot rijk op zijn grond vesten deden schudden, de vulkaan die na her haaldelijk een dof onlieilspelleud gerommel te hebben doen hooren, eindelijk dooden vernieti ging uitbraakte, dit alles werd gretig gevolgd; wat de pers dienaangaande openbaar maakte, werd verslonden; maar om een stap verder te gaan, om in het hart der quaestie door te dringen, om de onvermijdelijke resultaten van oorzaak en gevolg na te sporen en zich een zelfstandig oor deel te vormen aangaande feiten, die onze nooggeroemde Euiopeesche beschaving op ruwe wijze ' in het aangezicht slaan, hieraan denken slechts weinigen. liet groote publiek, al leest bet dag bladen en tijdschriftartikelen, is niet op de hoogte van Russische toestanden. Uet is dan ook niet gemakkelijk zich licht te verschaffen in de duis ternis, waarin het Russische Gouvernement zich gaarne hult. De leiddraad van Ariadne wordt schier vereischt om zyn weg te vinden in dat labyiinth van autocratie en machteloosheid, van wonderlijke tegenstrijdigheden en hall onrijpe vrylieidsbegrippen, welke het Rusiiscbo ryk met een ijzeren muur van het verlichte Europa scheidt ? een muur, hooger en hechter dan die waarmede China eanmaal de NVestersohe baibaren poogde buiten to sluiten. Maar dat licht is nu ontstoken, de draad van Ariadne is gevonden. De talentvolle schrijver van -een bladzijde uit de geschiedenis van Husland", hoeft de reuzentaak ondernomen en voortgezet, om uit geloofwaardige bronnen eu authentieke bescheiden, een geheel samen te stellen, dat den lezer een beknopt zakelijk overzicht geeft van het Rusland der negentiende eeuw, en hem zonder eenigo inspanning, sehier^ ongemerkt tot de kern der quaestie dott doordringen. Dat de behoefte bieraan zich steeds sterker zal doen gevoelen, kau aan geen twqfel onderhavig zyn, dit zegt de Bchrjjver in ïjjn ?woord vooraf/' eenigszins sceptisch: ?De tijd is1 voorbij, om ten minste in Nederland een aantal lezers te vinden voor sensatie-berichten uit Rnsland. Deze zucht van niets-weten mag echter niet 200 ver gaan, dat wy, gelukkig in ons vreedzaam levun, do oogen sluiten voor de .onderaardsclie woelingen, Welke in andere lijken plaats grijpen. Geen volk mag zich tegenwoordig langer isoleeren. De toenemende mntcrioelc en geestelijke gemeenschap in Europa maakt nood zakelijk, met aandacht de gebeurtenissen na te gaan, welke in den vreemde voorvallen. Als de Russische Czaar een beroep doet op God en de revolutionnaire party zulks beantwoordt met een, mijn onder zijn voeten te laten springen, dan hebben wij niet uitsluitend partij te kiezen, maar ook rekenschap te houden met de orde en rust in Europa. Er komt een tijd dat de mensch ge noeg heeft van leugen en waan, in ruil waarvoor hij bet welzijn van allen on de rust van het geheel verzekerd wil zien. De Russische revolutionnairen, bun land ontvluchtend, brengen hun negatieve beginselen in alle Europeeicho staten en kweeken eea propaganda, gevaarlijk Voor heel het vaste land. Zoo heeft eenmaal Bakonnin, door de Russische regeering jaren lang opgesloten, alleen met den Bijbel, geheel Europa in onrust gebracht, en beginselen onder het volk verspreid, wier nadeelige werking zich nog thans doet gevoelen. Daarom vorderen onte maatschappelijke orde en . nut ook de orde en rust in het groote ryk der Russische autocraten. Wij moeten weten of de instandhouding dier autocratie ons aller belang is of niet. .Juist door onbekendheid met de wer kelijke toestanden in het Oosten van Europa hebbc» weinigen vermoeden van de bloedige gebeur tenissen, welke daar zullen voorvallen en 'die ook niet zonder invloed zullen blijven op het overige Europa." De waarde van des schrijvers arbeid ligt in dé eerste plaats' in zijn objectiviteit, in de ernstige nauwgezetheid, waarmede' by de feiten opspoorde, jse ouderling vergeleek, alsook in de eigenaardige bouwstoffen, welke, hem ten dien-te stonden. ' ..Eea bijdrage tot de kennis van Russische ge?ehiedenis te leveren," zegt lig", ?Is het doel van dit geschrift. Billijk vraagt uien: bestond daar reden voor na de werken van Mackenzie-Wnllaci en Anatolö Beaulieu-Leroy. Met bescheidenheid aoj aangemerkt, dat mijn arbeid begint, waar de hunne eindigt. Hun werken zijn gebaseerd op oflicieele bescheiden!; aan my n werkje liggen niet ? officieela gegevens ten grondslag. Zij hebben de Russische romedie uit de eerste loges aan?ehonwd; wij, minder bevoorrecht, hebben slechts tnischen de schermen een blik op hst tooneel kannen werpen." . Juist die blik tnstchen de schermen evenwel doet ons de volle waarheid aanschouwen. Het voetlicht is aangebracht om den toeichouwer te misleiden en slaagt hierin maar al tegoed. Hier echter berust het onderzoek niet op schijn, maar aan de hand van den schrijver dringen wij oieper door en zien de onopgesmukte werkelijk heid, de authentieke feiten, welke niet te looche nen >yn en dia de goschiedvonchèn in latere eeuwen eenmaal voor het nageslacht zullen byeenverzamelen. Evenals er nagenoeg een eeuw noodlg is ge weest om den mensch eea juist inzicht' te doen krijgen in en de ware oorzaken te doen opsporen van de groote volksomwentelmgen, welke een nieuw tijdperk in de geschiedenis der menechheid ontsloten, evenzoo achtfnt ook nu nog het ?prestige van tijd en afstand do oude macht uit te oefenen en valt dengene, die ons gewichtige weinig bekende feiten uit onze dagen wil ont sluieren, veelal het lot te beurt eens roependen in de woestijn. .Europa weet immers zoo weinig v»n Rnsland ar," aegt de schrijver terecht; -het kent niet de Russitche taal, bet heelt geen lite raire gemeenschap met het intelligente deel van BusUnds bevolking. Vanwaar dit gemis aan belangstelling? Rusland b voor Europa een hoogst belangrijk leerzaam modern gesohiedboek, dat een ieder wien de voor* uitgang en beschaving van het menschdom ter harte gaat, moet opslaan; en wanneer men dan, u den algemeenen staat van verdorvenheid aldaar te hebben aanschouwd, des buk wendt naar het krachtige vrije Amerika, tiet men de resultaten ran bet ' absolute en democratische beginsel in onuiiwiwhbare reozentrélücdn geschetst. fiet guehiift dat oni deze regelen in de pen geeft, vangt aan met een kort boeiend overticht van de regeering van Alexander II. Met meesterhand wordt bet portret van den vont uit de reedfgenoem.de bouwstoffen geboetseerd; het «lier eerste ontstaan van het nihilisme geschetst .? hoe h»t werd te voorschijn geroepen door de nood* lottige av«reeht»ohe maatregelen van bet door een paniachen schrik bevangen gouvernement. W{) sien hoe de politieke proceseen, in plaats van het kwaad te keeren, de revolutionaire hartstochten meer eo meer opzweepten, en eindeiyk toetUnden in het leven riepen, welke in de jaarboeken der geschiedenis een somberen weerschijn «uilen werpen op de laatste helft der negentiende eeuw. Een ieder die licht in de duisternis ontsteekt en de afzichtelijke kenkerplek aanwijst, die een groote Europeesche mogend heid verteert, heeft recht op onze erkentelijkheid. De beschaving en verlichting der volkeren moet worden verkregen door onderlinge solidariteit Men moet dus voortdurend den blik gericht houden op een rijk, dat een staatkunde volgt, in strijd met alle mensoheiyke en historische wetten ? een licbtschuwende reactionnaire anti-beschavende staatkunde, die het revolutionnaire beginsel inde hand werkt en eindelijk ook buitenaf een noodlottigen verderfeltjken invloed zal uitoefenen. Autooratie is de bydra, die aan de levenskrachten van het Ozarenr«k knaagt. ?Wat wij wensohen," ?egt de schrijver van ?Karakaiof ', ?en wat ieder ontwikkeld mensch moet verlangen, is niet de zegepraal van de negatieve .beginselen der uihilisten, maar de vrije ontwikkeling van het Ruasüche volk." Zijn doel is dus niet een pleidooi te leveren voor de revolutionnairen, die ?een propaganda kwecken, gevaarlijk voor geheel het vasteland," maar de banier te ontplooien van waarheid, gerechtigheid en wetenschap, een lans te breken voor de heiligste rechten van eane natie, aan welke de gezegende vruchten der Westersche beschaving worden onthouden. Wat betreft Alcxander III, den onlangs ge zalfde, de ttyd zal ons loeren welke toekomst het Rnwisohe rijk, onder «ijne regeering te gemoet gaat. Ons schijnt die duisterder toe dan ooit. Den begaafden schrijver, wiens arbeid de AlgemMne belangstelling verdient, ligt nog een onmetelijk arbeidsveld open. Moge hy dit ook verder betreden. Elke bludnyle ssyner wei-ken getuigt dat de hoedanigheden van den. denker zich bü hem met de nauwgezetheid van den ge schiedschrijver vereenigen, getuigt van grondige studie, alsook van die innerlijke, bezielende over tuiging, die eiken arbeid, op welk gebied ook, een blijvende waardo verzekert Horatio. 1] ?BaiUnd en liet BERICHTEN EN MEDEDEELDEN. Madame Dorian zal weldra ren Franscbe prozavertaling van Sticlley's tragedie ?The Cenci" te Parijs in het licht gaten. Steinounie heeft er, ook in de Fi'anschn taal, eeu inleiding nan toegevoegd over Shelley's poëzy in het algemeen. BÜ Trübner zal liinuen kort uitkomen een brochure, getiteld: ?ültiikespcttre's loncs" waarin de schrijver dr. Ingleby er op aandringt oin Shakespea'-e'a graf te onderzoeken, ten einde eenige twijfelingen omtrent 's dichters buste en portret op te lossen. Evcnzop beweert professor Wekkers van Hallo, dat Schiller'* schedel, zooals die te Weimar in den hertogeiykeu grafkelder wordt bewaard, niet overeenstemt met den gipsafdruk, dien men na 's dichters dood van zijn ge laat heeft genomen; en h'O tracht nu machtiging te krijgen, om het particuliere graf te openen, waarin Scnillar's doodkut eerst weid bijgezet. Het eerste nummer van een nieuw Zwcedsch literair tijdschrift, dat om de veertien dagen zal uitkomen, is dezer dagen to Upsala verschenen, onder den titel vau Nor disk Itcvy. Redacteur is de heer Nureen. BÜ Launette te Parus zal in Februari a.s. een édition delluxe van Slcrne's Sentimental joarncy verschijnen. Twee honderd exemplaren zullen er gedrukt worden en de prijs zal 300 a 330 francs bedragen: terwijl ieder exemplaar een teekening in waterverf door M.iurice Leloir zal bevatten, welke alle verschillend zullen siju. De broeder van den Kliedief, Prins Ibrahim Hilmi, heeft een bibliographie t«r perse (in Lon den) van alle boeken, handschriften, periodieken, etc. die op Egypte betrekking hou beu, van de vroegste tijden tot heden. B(j Firmin-Didot zag een verkorte uitgave het licht van den laa t sten druk van den LHctionnairo do l'Académie, voorzien van ecu appendix met al de algemeen gebruikte woorden, aio de Aca demie nog niet heeft erkend. INHOUD VAN TIJDSCHRIGTEN VOOR JULI.De Gids. Prof. B. Simons. Een rcvolutionna iro thaprie op het gebied der Gernmansche invtlioloffie. ? Mr. M. I', du Haan. Een Othello-stndie. ? Prof. A. Picrson. Oudere tydgenooten III. (Groen van Prinstercr, Capadose, de Liefde, van drr Bruggheh e. n.) J)r. K. J). Pijsnl. Richnrd Wagner II. - Prof. A. A. W. Uitrecht. Eea verwaarloosd volksbelang. ? Letterkundige kroniek. ? Prof. U'. G. Er UI. Eeno roctificftlio. Wetenschappelijke Maden. G, donkwasrdighsden op letterkundig gebied.??. Een onopgelost historisch raadsel. ? Een blik in de werkplaats der natuur. ? Jonathan Svvift. ? Hoe ontplooiingen in fitoumketels te voorkomen. ? Overzicht van binuuuen buitenland. ? Tijdspiegel H. G. Soonhujjten. De geschiedenis en de pedagoog. ? Vr. W. Koster. Nog t>en woord over Kant. ? A, J.Domda Nieuicerttntis. Pruisische verkiezingen. ? Sf. C. U. Ilubcr. Frankiyks strijdkrachten L ? Letterkunde. ? Mengelwerk. ?Brunings. De Indische kapitein. Fortniahtly Review. The future of theradicalparty. ?'The stage in relation to literature. by the Earl of Lylton. ? Nonpolitieal control in Ej/ypt by Sfajor General Str F. J. Goldswid. ? l'he international position of the Suez-canal by T. S. Holland. ? A chapter of autobiógraphy by Charles Wvrdmortn. ? Tho limit» of Euglish revolution by the. marquis of Blandford. ? Remarka on «ome of my reviewers, by n. G. Wilberforce. ? The fate of the London-bill by J. F. B. Firth. ? HeUenitmin «outh-kensington tou a dialoque by H. D. Traill. ? The Array Hospital service by Captain Douglas Galton. ? Gave 'tombs in Qalilee by L, Olifant, Home and fo-reigu affaire. . Cornhill Magatine. The Gianfs rolt.. Cliapter I?III. The lay figure. The old woman of the sea. The ürit warning. My tiger wat eb. ? Eing Pepin and «weet Clive. Slackwoodt Edinburgh Magaslnt. The great Ethiopean Trap. The Milliooaire IV. The Uinaldo of Tasso. ? Three days with juvenile offenden in Franc*.? Redhot roform. ? The little world, a story of Japan. (Concluaion). A sketch from South* Warwirkshire. Lord Hipon's sniall measure. The Dyspeptic mystery. Nineteenüt century. Tlie Spoliation of India by f. #tym0Mr Keay.? The whigi :a rejo'mdnr by E*rl Coicper. ? Houselfghtingby EUctricity: ? The coming of the Friars by Dr. Jj New Öttineaty Gotte Treiter. in ancunt literature and art, by W. 0. Perry. Why aend mor* Irilk ont of Ireland by A. **., Suüwan. ? Oheap fith for London by 8. Ptimsou. ? The critica] condition of the army, by General Sir Lintorn Simmoni. Inhoud van den Nederlanfacht* Spectator voor deze weck: Berichten en raededeelingen. ? Een Armhnis ? Idylle, slot, door Piet Vluchtig.? Vlugmaren en Gedichten, door Prederik van Eeden. ? Pluksel. Tfieuwe uitgaven i» Engeland, Sanfs ProleSïmena translated by Bax. f3.80. ? Gardiner. istory of England 1603-42. Vol I. f3.90. ? Pnayrt. History of Burma f9.10. ? Aristotlft Pohtios, translated by Weildon " 1.50 0.10 uitgaven in Nederland: A. H. L. Badings, Uollandsoh-Maleiiehe en Maleiach-Hollandsche Samensiiraken . . f 1.90 Dr. A. H. G. P. van den Es, Üricksoh woordenboek. Onder medewerking van C. M. Francken. 4e geheel herziene en verbeterde druk ....... . . . ? 9.75 Hugo de Groot herdacht in de Konink lijke Akadomte van w«t0nschupppn. . . F. G. Lagen, De kloosters in Nederland. 2o vorm. nitg. met een kloosterkeart van Noord Urabaut eu Limburg ..... Verslagen en Mededeel ngen rler Kon. Akademie van Wetenschappen. Afdevling Letterkunde. 2e reeks, 12e deel, 3e stuk ? 1.20 (Indie) 3. 3. M. de Groot, Jaarljjksche feesten en gtbvuiken v,m do Emoy-Chineczcn. Eene vorffelrjkeude bijdrage tot de kennis van onae Chineesche medeburgers op Java, met uitgebreide uono4raiiËu van godhe den, die te Emoy worden vereerd. 2d!n. ? 8.? IVllHtHlre Zuken. ""^~~ and clfttócal by W- SlJMiy. ? .yfhjth.r I tend my SOD, by Major'Geittral W* feï EEN WELGEMEEND PLEIDOOI. (Iet is voorzeker als een bijzonderheid pan te merken, dat »een burger" uit be langstelling in het Nedurlandscho leger, en in het bijzonder in het lot zijner oflicieren, de pen opvat om anderen te overtuigen, dat de toestand van onze subalterne officieren onhoudbaar en een lotsverbetering van hen dringend noodzakelijk is, en allen, die het met hem eens zijn, aan te sporen tot mede werking in de vootzlening van dien onlioudbaren toestand. Vooral opmerkelijk is deze handeling, omdat het gehouden pleidooi leidt tot een bezvyaring van de Begrooting van Oorlog met niet minder dan / 713.400; dra gelijke Onandeele mildheid ten zijnen op zichte is de officier niet gewoon door zijne mede-staatsburgers betoond te zien. De schrij ver dur bij de firma firoese & Go. te Breda in 't licht verschonen brochure: iDe toe stand van onze subalterne officie ren," verdient dus wel in de aüereeersle plaats daarvoor onzen dank, maar nog meer voor de door hem gedane aanwijzingen van zaken en bepalingen, welke een ongunstigen invloed oefenen op~~de positie van den of ficier, als: de stiefmoederlijke bedeeling, wat hel traktement betreft, het niet toeken nen aan de officieren hier te lande vaneene som tot bestrijding der kosten, verbonden aan hunne eerste uilrusting, de geringe tege~ moelkoming ten behoeve van het aanschaffen van een paard en h&rnachement, het ont houden der schadeloosstelling voor uniform verandering bij overplaatsing, welke met rnngsverhooging genaard gaat. Iets dergelijks vindt men bij de toekenning van verhuiskosten bij garhizoeosverandering, daar men, met rangsvcrhooging verhuizende, slechts de helft der som krijgt, welke anders zou worden uitbetaald, als het oude garnizoen tegen het nieuwe wordt verwisseld in denzelfden rang. Zoo zijn er nog meer zaken op te noemen, o. a. dat een officier der artillerie, die van het onbereden bij het bereden gedeelte van het wapen overgaat of bij den generalen staf wordt geplaatst, de / 500 voor het koopcn van een paard niet ontvangt, als hij vroeger reeds een paard heelt gehouden, zelfs al heeft hij toen niet in die gunstige bepaling kunnen deelen, om de eenvoudige reden, dat zij destijds niet bestond. Toch gelooven wij, dat de schrijver in zijn ijver voor de zaak m quaestie ietwat te ver is gegaan. Hoewel toegevende, dat vele jongclieden uit vaderlandsliefde de militaire loopbaan kiezen, komt het ons echter voor, dal de moesten aan de betrekking van officier boven een andere de voorkeur schonken, omdat zij op een jeugdigen leeftijd kan worden ver worven, aan die betrekking een vast inkomen is verbonden en, wat niet het minste te achten is, door haar toegang wordt verkregen tot alle kringen in de maatschappij. Moge de betrekking van officier al niet geldelijk voordcelig zijn, zoo zijn toch aan haar maat schappelijke voorrechten verbonden, welke niet zoozeer bij een burgerlijke betrekking worden aangetroffen. Op grond daarvan achten wij het minder goed gezien een verhooging te verlangen van het traktement, dat den officier? bij zijne aan stelling tot 2en luitenant wordt toegekend, tegelijkertijd met het hem geven eener in demniteit voor eerste uitrusting «n aankoop van het vereischte getal paarden. Dit is, onzes inziens, een te hooge eisch aan den Staat gesteld. Daarentegen is hel niet anders dan billijk te vragen, dat het traktement met het aantal dienstjaren in denzelfden rang ver meerdert. Volgens de bestaande bepalingen toch kan een olflcier 8 jaren lang net 2e luitenantstraklement van f 1000 genieten, als wanneer hem een gratificatie van f 100 wordt uitge keerd; wordt hij Ie luitenant, dan ontvangt hij f 1200 en na l ft en 20 jaren dienst als ollirier f 1400 en M500; tot.kapitein aancesleld zijnde geniet hij een jaarlljksch in komen van f 2UUO, dat na 25- en 30 jarigen dienst verhoogd wordt tot f 2200 en f2400, alzoo heeft hij zeker van het 20e tot het 28e levensjaar f 1UOO; op zijn 30e t 1200, 3De f 1400. 40e f 15UO, 45e f 2200 en 50e jaar f 2400, om eindelijk als mijoor-f 3000 te ontvangen. j : Zulk onvoldoend traktement en zoodanige 'tlechit protnofy moeien een ontevredenttwst by liet officiergkorps teweegbrengen; 20 jaren lang luitenant op een traktement vanjl_000 A f 1500, is ook niet alles; na hel JOejaèr eerst kapitein te kunnen zyn en wellicht eerst na het 50e den majoorsrang te behalen, voorwaar geen schitterend vooruitzicht, vooral met het zwaard van Damocles ? de 55* B' irige ouderdom ? weldra boven hel hoofd. een, loo'n toestand mag niet blijven bestaan; de Koning en het Nederlandscbe volk kunnen niet verlangen noch willen, dat zij, aan wie de verdediging van het vaderland wordt toe vertrouwd en voor het behoud daarvan in de allereerste plaats hun leven zullen moeten geven, een leven Ityden, niet overeenkomstig de eischen van de positie als o^icter. Niet alleen moet de officier zyn een beschaafd en veelzijdig ontwikkeld man, maar ook den noodigen lust en ijver bezitten, om zijn plicht naar behooren te vervullen ; hoe is dat alles mogelijk bij geringe bezoldiging en trage bevordering! Wij hadden dan ook liever gezien, dal de schrijver aangedrongen had op een zoodanige regeling der traktementen, waarbij aan eiken rang een vast traktement verbonden wordten met het aantal dienstjaren een verhooging wordt toegekend. Dit beginsel wordt reeds nu, maar op zef.- gebrekkige wijze, gehuldigd en in praktijk gebracht. Volgens Art. l der wet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad No. 128) moet in l ij d van vrede de officier, om tot den rang van kapitein te kunnen worden bevorderd, ten minste acht jaren, in den rang van luitenant (tweeden en eersten) hebben gediend ; de kapitein moet ten minste vier, en de majoor en de officier van lederen hoogeren rang, ten minste twee jaren, in zijn rang hebben gediend, alvorens tot bevordering in aanmerking te kunnen komen. Een geluksvogel zou derhalve op zijn 28e jaar kapitein, op zijn ttëe majoor, 34e luitenanl-kolonel, 36e kolonel, 38o gencraal-mnjuor en 40e luitenant-gcneraal kunnen wezen en dezen laatsten rang 15 jaren mogen behouden, alvorens» op zwart zaud" te kunnen worden gezet; dat zou iets wezen ! In t ij d van oorlog wordt slechts de helft van de vorengenoemde aantallen dienstjaren vcreischt; alzoo zou hel mogelijk kunnen zijn van op het 24e jaar kapitein, 20e majoor, 27e kiitenant-kolonel, 28e kolonel, 2üo generaal majoor en 3üe luitenant- generaal te wezen? Neen, zoo iets is te mooi ; laat ons er maar niet aan den ken, want anders zouden wij nog meer gaan » mopperen;" op zijn 40e jaar luitenant-generaal ie kunnen wezen en nu slechts luite nant te moeten zijn! Men zou den oudste der luitenants op de ranglijst besl generaalluïtenant kunnen noemen en hem alzoo den litel geven (in omgekeerde volgorde), welke hem anders zou toekomen; wij zijn over tuigd, dal de gelukkige gaarne dien titel wil omvangen, mits hel traktement van f G500 daaraan verbonden worde, en dat nu, gaat zoo gemakkelijk niet. Doch, badinage u part. Zal er goede promotie zijn, dan behoort deze zoodanig geregeld te worden, dat er steeds afvoer en toevoer van personen plaats heeft; over toevoer van officieren is er gelukkig in de laatste juren niet te klagen, maar wel over afvoer, waardoor de vooruitzichten der ove rigen zoo slecht worden. Naar onze mee ning moei bij het regelen van de bevorde ring hel beginsel op den voorgrond staan, om de verschillende betrekkingen zooveel mo gelijk door personen van denzelfden leeftijd te doen waarnemen en dezen op een bepaal den leeftijd, gepaard aan een zeker aantal dienstjaren, den dienst met pensioen te doen verlaten. Zoo zou o. i., bij aannernjng van 40 dienstjaren en van het 20e joar als aan stelling tot officier , de bevordering zooda nig behooren te worden geregeld, dat men gemiddeld op zijn 24e jaar luitenant, 30e kapitein, 40e luitenant-kolonel, 45e kolonel, 50e generaal-majoor, en 55e luitenant-generaal kon wezen; wordt men nu op zijn 60e jaar gepensioneerd, dan behoeft men zich waarlijk niet te beklagen. In verband met eene zoodanige promotie, welks alzoo rekening houdt met het aantal dienstjaren, zou hel vaste traktement aan eiken rang verbonden gesteld kunnen wor den als volgt: 2e luitant f 1 000; Ie luite nant f1500; kapitein f 2000; luitenant-kolo nel f3000; kolonel f4000; generaal-majoor f5000 en luitenant-goneraal f6000. Wordt nu tevens bepaald, dat voor elk jaar, dat men na het vastgestelde aantal dienstjaren den huogeren rang bereikt f 50 en verder na elke twee jaren, dat .men dien rang heeft bekleedt, jaarlijks eene verhooging van f 1 00 ontvangt, dan gelooven wij, dat ook de ünancieele quaestie zal zijn opgelost op een zoodanige wijze, welke ieder tevreden moet stellen. ? Ter verduidelijking zullen wij dit aangegeven stelsel toepassen op den levens loop van onzen eenigsien Luitenant-Genéraal, den Inspecteur der Infanterie. Deze werd, vclgens de Naam- en ranglijst der officieren, ? op zijne 22e jaar 2e Luitenant, 33e Ie lul } tenant 40e kapitein, 50e majoor, 53e luite nant-kolonel, 55e kolonel, 59e generaal-ma joor en 62e luitenant-generaal, welken ranghij sedert l Juli 1879 bekleedt. Genoemde opperofficier verbleef alzoo 18 jaar luitenant (waarvan 11 jaar. 2e en 7 jaar ie luitenant), 10 jaar kapitein, 5 jaar majoor en luitenantkolonel, 4 jaar kolonel 3 jaar generaal-ma joor en is thans 4 jaar luitenant-generaal ; hij zou alzoo aan traktement genoten hebben : «ts 2» luiton»nt 11000 - f 1BOO, in 't g»h»el f 13.500 la' ? flBSO-fïlBO, MS.8SO kapitein (2400-faSOO, mal. (luiten..1(01011.) fUlOO-f 3000, kolonel f4100-f 4300, etmorul-iuijnor i 5330 ? ? 54SO, luitentut-gttaeuk»! f CÜO - f6330, f36.000 f17.400 f 17.800 f 10 100 (25,100 toUftl f 189.9*0 Volgens de beslaand* bepalingen zeu het traktement habben bedragen: ala l* luUenaikt ? >?. f 1000 - f 1100, fUOO-fU , , mij. (ln!Un.-koloB.) i 3000 - ( 5iOO, . kolonel f tSOO , , B«n«rUl-imJoor f5500 , » Iult«a»nt-g«a«r»»l f6600 . tptul f117 UU het bovenstaande ziet men, daL h wel in de hoogste rangen Hol genoten tF tement iets geringer is, het in dtó t(jd van 44 jaren meerdere genotene eene som van f 12.700 zou hebhen vertegen woórdig£ welke juist in de luitenants- en kapiteins'jaren ? de slechte jaren ? zou ïljn ont vangen. Om de voordeelen van het aangegeven stelsel nog meer te doen uitkomen, diene het volgende overzicht: N» aan dltniHyd nn 4 Itron 10 . ao , 35 Volg»n« oas st»l*«l. Ie lattenint ma t f 1500 kapitein , .3000 luiton.-koloQ»! . ? 8000 kolonel ? ?1000 Volgeni d* toffon; «oordtge promoti». 3« laltmnt m. f 1000 l» . . 1900 !? . . 1500 ofk»pit»ln ?2000 LiuiteÏQ . 1300 80 Igener,-majoor ? , 5000 of'mnjoor luit.-kolonel 31 [lult-genarsM . . 6000 of kolonel 40 {gepensioneerd gcnerMl-maJ .2900 ,3000 ,3100 .4500 5500 of gopomionoord Wel is waar is aan ons stelsel hel nadeel verbonden, dat er meer penisoenen zullen moeten worden betaald, maar dit geldelijk nadeel wordt geheel overschaduwd door het niet genoeg te waardeeren voordeel, dat in het leger met lust en ijver zal worden ge diend «a dat de verschillende betrekkingen zullen worden waargenomen door mannen, in de kracht van hun leven. Wat betreft het door den schrijver ver langde, om den officier bij zijne indienslstelling eene som tot bestrijding der kosten voor zijne eerste uitrusting te geven en hem den vollen remonteprijs voor de aanschaffing zijner dienstpaarden toe te kennen, in dit op zicht zijn wij het geheel met hem eens. Al leen komt het ons voor, dat de ee'/si ge noemde som voor de officieren van hel leger hier te lande minder dan t 1000 zou kunnen bedragen, en wellicht f 500 reeds voldoende zouden zijn, behalve voor de be reden officieren, aan wie ? naar onze meening ? ook een rchadeloosslelling voor het aan te schaffen hnrnachement zoude be hooren te worden toegekend. Wij hopen met het vorenstaande voldaan te hebben aan den in het slot der brochure geuiten wensch, dat een ieder die /belang stelt in het Nederlandsche leger en zijne officieren, het zijne er toe moge bijdragen om aan den onhoudbarcn toestand van de subalterne officieren van het Nederlandsche leger een einde te maken. Wellicht zullen onze beschouwingen anderen aansporen ook hunne meening omtrent deze zaak te zeggen. Wie weet of er onder hen ook geen personen zijn, die in staat zijn ons mede te deelen, op welke wijze de meerdere uitgaven zouden kunnen worden bezuinigd! Aan den schrijver van het welgemeend pleidooi ten behoeve van onze subalterne officieren, die veronderstelt, dat dergelijke bezuiniging mogelijk is, doen wij langs dezen weg het verzoek hieromtrent, een onderzoek te willen instellen en den uitslag daarvan, eveneens door middel van de pers of van dit orgaan, ia ruimer kring bekend te maken. ARES. SCHAAKSPEL. NO. ao. TAB den oud-red, van »0iM»." ZWAKT. Na. 815 DE AMSTERDAMMER, -WEEKBLAD VOO B, NEDERLAND. WIT. Wik speelt voor «n geeft In 3 »»tt»n mat. (Wit S, Zw»rt l ?tokken met JC i 8). Oplossing van Sohaakproblera Ne. 24, l O 8 ? H 31 D * nt O 3 (» . 3 03 ? ES mat. (») l . . . . . D 3 nt E t (b 9 D. of Pd. eet mst. (b) l ..... S. nt E 4 (o 2 H 3 ? G 4 m»t. (0) l ..... E a speoU (d 3 O 7 ? B 6 m»t. l ..... 3 T. zet rait, B 6 ip««H (e (9) l ..... D 3-E 5 ff 9 G S - F 3 m»t. O ' l ..... Pd. D 8 tndere. ' 3 H 3 ? H 8 mtt. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Jnlit werd Ma. 24 opgelost door W. v. B. te Dol A; _>. te Utree&t; L. 8. te Huppel; Henri; W. de V. te AmitettUm; t. C, te 'sH*ge 98, «Umede E. B. H. M Lmsterdim. BQIEFWIB8ELINO. Uet c'a vieren. MoeieltJk l* ner«aoplouiag te Tergde* eo. Bllr. l H 3 ? G ' 3 +; 3 O 9 ? F8 ens. of - Ö «t B 6 -B8ofB-»l;3B-G* of G 9. Gwrne «ton we nw endenoek-te gemoet W. v. H. to D. I* l F 8 ? F 3 wel JnUtt Hit uêrtt 'mof in tt ttndt* OfltHinatn Iti SPUISTRAAT JTe. »U, HET GEHEIM DEFICIT, TWEEDE HOOFDSTUK. Een kreet van ontzetting, ging in den kleinen kring der Nouberger bank op. Op de vroegere onrust volgde een algemeene opgewondenheid. Salbach was door al zyn leed ziek geworden en was op den dag dat Blankwitz zijn tekort ontdekte te huis ge bleven. Nadat de hoer Dlankwitz iedere som die hij in de boeken genoteerd had, nog eens nauwkeurig had nagazlen, was hij over tuigd, dat hij het geld onmogelijk in overliaasüng had kunnen uitbetalen, dus moesten de banknolen gestolen zijn. De brandkast werd nu naauwkcurig nagezien; er was geen spoor van gewold aan een der sloten te be kennen. Ouk de deuren en vensters van het kantoor werden in goede orde bevonden en de dienstboden die het kantoor schoon hiel den, waren sinds tien jaren in dienst bij den heer Reichel en boven alle verdenking ver heven. Het werd nu zoak de directeuren op nieuw van het noodlottig geval te onder richten; men antwoordde op koelen toon dat men geen verder deficit kon goedmaken en verwees don heer Reichel daarbij naar den Tüiigen brief, die over dezelfde zaak gehan deld had. De heer Reichel begon mi «aast aan tooTenarlj te gelooven. Hoe en op welke wijze het geld echter verdwenen mocht zijn, het moest teruggegeven worden. Hel verlies der ontzettende, op zoo geheimzinnige wijze ver dwenen som, beliep nu in minder dan drie maanden tijds 28,000 gulden! Hel geheim was des te onverklaarbaarder, daar op den dag dat Blank wilz zijn verlies ontdekte, in ' het geheel geen bedrag van 10,000 gulden voorgekomen was. Allerlei geruchten kwamen in omloop en de politie begon er reeds over te denken dat in de omstreken een Zigeuneriroep zich ophield, lieden aan wie het bij geloof een bovennatuurlijke macht om sloten open te breken, toeschreef. Hel was echter een bepaalde onmogelijkheid om de brand kast der Centraalbank te openen, zonder dat iemand in huis er iets van vernam en haar weder te sluiten, zonder dat er een spoor van inbraak zichtbaar bleet. De brandkast was op een steenen funda ment van acht voet ingemetseld en aan de lijmuren, van boven en van onderen met twee duim dikke stalen platen voorzien. De deuren waren eveneens van staal, en ieder daai-ran-rer waren er vier ? had twee sleutels «n aparte ploten. Van uit de slaapkamer van den heer Reichel kon voor hel slol der bui tenste deur nog een Ijzeren grendel geschoven worden, zoodat geen sleutel ter wereld liier iets zou kunnen uitrichten, daar men allereerst in de slaapkamer van den heer Reichel zou hebben moaten dringen om dezeu grendel weg te schuiven en later weer te sluiten. Het was zeer onwaarschljlijk, dat er zich iemand te Neuberg kon bevinden die in slaat was, zelfs wanneer hij de sleutels machtig had kunnen worden, in de kast, al was zij ook volslrekt niut bewaakt, door te dringen. De heer Reichel kon voortaan niet meer, zoonis hij het een twintig jaar lang gedaanhad, met een gerust liart legen etenstijd het kantoor verlaten. Hij werd uiterst waakzaam, en toch had hij geenerlei recht om achterdoditig te zijn. Slechts vrees en mismoediglieid was op de gezichten van al zijn onderlioongen te lezen. De heer Reiene! moest in zich zelf zeggen dat het nog verstandiger zou geweest zijn, zijn geld te verspolen of bij de races te verliezen. Dan ? afgezien nog van de kans op winst, had hij ten minste geweten, waar het gebleven was. Zijn scheepje had tot nu toe een kalme zee bevaren, was in raenigen haven vreedzaam en niet zonder voordeel binnen geloopen, was nimmer aan linaicieele zorgen blootgesteld geweest; hij had nu echter een lek van het gevaarlijkste soort gekregen en de heer Reichel gal het op, den haven te bereiken en zag zijn on dergang op de open zee klaar en duidelijk voor oogen. Hij was in korten tijd een volmaakt ander mensch geworden. Hij werd mager en bleek en ziek van zorg en slapeloosheid. Allen hiel den nu een waakzaam oog op elkander. Blankwitz hield Salbach in het oog, Salbach sloeg de leerlingen gade en deze weder 'varen altent op alles wat rondom hen voor viel. Toch wilde de heer Reichel de politie er nog niet inhalen, want hij wist dat de verdenking het eerst op zijn beambten zou vallen en de geschiedenis dan spoedig tot een stadspraafje zou wórden. In stilte ge looide de heer Reichel niet anders dan dal net kantoor en de brandkast betooverd waren. Daar zijn compagnon, de heer Herman ujankwitz voor de helft der laatst vermiste ben duizend gulden op moest komen, zoo besloot hij, het koste wat het wilde, den dief op te sporen. Hij had zijn bed in de | werkkamer van den bankier laten opslaan en zich voorgenomen, daar zijn nachten door te brengen, tot hel raadsel opgelost zou zijn. Men mag nu niet vergeten dat de sleutels er brandkast, acht in getal, iederen nacht, zoodra de laatste nagezien en de grendel de slaapkamer van den heer Reichel er voorgeschoven was, in een kasselie nard werden waarvan die heer altijd de sleutel bij zich droeg. Herman Blankwitz gapende zich met een revolver, ofschoon [Maria dit voor 'overvloedig hield en de heer IJJeicliel hem uitlachte ea richtte nadat zyn ted opgericht was, zich huisselijkin; daarop l jer wachtte hij onverschillig den verderen Uloop. De beide eerste nachten sliep hij geen dief vertoonde zien om zHn rust te verstoren. Oe leege uren gingen zonder het minste avomuur voorby en het eenize wat Blankwitr er bil won, was ^ajL hij den volgenden dag slaperig en vervelend was. De bankiers gaven btyna allen moed op om den dief te ontdekken. Toch bleef de heer Blankwiu zijn nadoen op het bureau doorbrengen, ofschoon de heer Reichel hem zeer verstandig uiteenzette dat de dief aan de tienduizend gulden nu wel genoeg zou hebben en geen tweede of derde poging tot diefstal zou wagen. Zoo was weder een week verstreken, toen Blankwitz, die een zeer lichten slaap had, op zekeren morgen, toen het reeds begon te sche meren, plotseling ontwaakte en niet weinig ver schrikte, toen hij den grendel achter het slot der buitenste deur haastig hoorde terugschuiven. Hij1 vertrouwde in den beginne zijn ooren niet en meende dat hij gedroomd had. Maar neen I Het gedruisch weerkaatste nog in zijn ooren en was in de stille van den nacht duidelijk verneembaar. Was do grendel inderdaad teruggeschoven, zoomoest hij, die dit deed, zich in dezelfde kamer be vinden waar de* heer Reicliel sliep, filaukwitz was volstrekt niet bang; toch sidderde hij, terwijl hij al tastend naar zijn revolver zocht. Op dat eerste gerucht volgde een oogenblik van doodelijke stilte. Toen meende hij in de verte een deur te hooren open gaan en schreden op de trap te vernemen. Uet schijnsel van een licht viel door een reet in de -deur; oogenblikkelijk daarna werd zij geopend en er trad een man binnen die iu de eene hand een brandende kaars, in de andere een bos sleutels hield. Blankenwitz greep met vaste hand den revolver en wilde juist voor hij hem afschoot een waarschuwenden kreet doen hooren, toen hij bemerkle dat de indringer volstrekt geen notitie van zijn tegenwoordigheid nam, maar rakelings langs hem en op de deur der brandkast toeging. Tot zijn groote verbazing herken de hy in de schemering de onbeweeglijk slijve trekken van zijn vriend en compag non Reichel. Zijne oogen waren wijd open en hij bewoog zich met zijn gewone be dachtzaamheid; toch hadden zijn trekken een uitdrukking van vastberadenheid en bijna van toorn, die vreemd met zijn overige gebaren in overeenstemming was te brengen. Clankwitz zag in een oogwenk dat hij hier rnel een slaapwandelaar te doen had. Zijn eerste gedachte was, hem tegen te houden en wakker te roepen. Na eenig overleg echter vond hij beter om bedaard af te wachten wat er op volgen zou. De heer Reichel zoclit zonder lang airzclen of nadenken den sleutel voor de buitenste deur en maakte haar, nadat hij een grendel terug had geschoven, langzaam open; daarop de volgende sluiting, de stalen deur en zoo ver der tot hij zwijgend in de duistere schaduwen van het scha(ge>velf verdween. Toen hij lot de binnenste geldltasl was voori gedrongen nam hij van de daar opgestapelde banknoten ? Blankwitz beschouwde hem van zijn bed uit nauwkeurig ? een pakje dat tienduizend gulden bevatte. Daarop -stool en grendelde hij de deur en nam den terugtocht weer aan. Hij ging weer rakelings langs Blankwilz heen met den bundel banknoten in de hand, benevens de sleutels en het licht, en toen hij de kamer door en langzaam naar zijn slaapkamer ging, volgde zijn vriend hem en zag toe, hoe hij den grendel voorzichtig op zijn plaats terug schoof en de sleutels, die hij eerst natelde, zorgvuldig op hun plaats, in de daarvoor bestemde, in den muur inge metselde kassetle, legde. ClankwUz verwachtte nu dat de slaapwandelaar zich weder te bed zou begeven, doch naar het scheen, had hij zijn nachtelijken arbeid nog niet ten einde gebracht. Nadat hij de sleutels veilig gebor gen had, nam hij de kaars weer ter hand en ging nu mei de banknoten in de hand de trap weer af. Blankwitz volgde hem de keuken door en de binnenplaats over. Met dezelfde omzichtigheid, die hij bij de brand kast ten toon had gespreid ging hij nu ? o romaneske lezer, wij mogen de waarheid niet verzwijgen ? naar het varkenshok l Daar aangekomen, lichtte hij een losse stroomat op, waarmede de afgebrokkelde vloersteenen bedekt waren, verborg daar den bundel banknoten, dekte de mat zorgvuldig daarover heen eu' ging .met een zucht van verlichting naar huis terug. Blankwilz stoorde hem niet,.hij gaf zich ook geen moeite om zijn compagnon to volgen en toe te zien of hij zijn bed veilig bereikte; maar hij -sprong haastig op de mat toe, waaronder hij, veilig bewaard, de som van acht en dertig duizend gulden in banknoten vond liggen. Hij moest hartelijk lachen toen hij daar in de morgenschemering, nauwelijks half ge kleed in het varkensschot de banknoten stond na te tellen. »Welk een schat voor Reichel's varkens" zeide hij, terwijl hij de verschillende pakjes bljeengaarde en zich daarop door de koude morgealucht naar huis terug begaf. ? ?* ?'.? ? ?»*,»* e ? ej * »lk meen nu met zekerheid te kunnen zeggen, mijn goede vriend," zeide Blankwitz ernstig, toen de beide heeren zich na het ontbijt op Reichel's privaatkantoor hadden teruggetrokken,*»dat geen dief, geen heks of geen geest zich in den nacht aan onze kas heeft durven vergrijpen, en dat wij beter zouden doen van nu aan, niet alleen des avonds maar ook des morgens den inhoud daarvan na te tellen; dat zou ons zekerheid kunnen geven, of het geld overdag of des nachts uit de kas verdween." De heer Reichel vond dat zijn compagnon gelijk had. ? Komaan, laat ons dan nu dadelijk aan het werk gaan." . De neer Reichel gaf op nieuw zijn toe stemming; en niet zonder eenig tegenstreven want zijn compagnon had hem achterdochtig gemaakt, telde hy het geld na. s!' riep hy, >ik biyf geen dag oHls. Nu-bntbrAen er alwèV 'm de tó»T >AIle duiyplf langer in dit tien duizend Ijldjen de h"e^LReicM. giet Jp 't oog pend kaal .vyjJjfeweesT, zou Hy waarschyi vol wanhoop zyn'haar hebben uitgerukt > Hoeveel zouden uw varkens u jaarlijks wel kosten*? Reichel,1' rraagSe fönk.w%> naar de heer Reichel meende, niet zonder beteekenis. »Mljn varkens? Naar den duivel met mijn varkens l Naar den duivel met de gelieeje bank! Ik ui my uit de zaak terugtrekken. Ik ben niet van zins hier te blijven om uilgeplunderd te worden en my te laten rui neeren!" *>Ik zag, dat gij een nieuwe vloer in het schot laat leggen en het wilt laten behan gen," vervolgde Blankwitz schaJksclii >Niet waar, gij wilt er geen kosten «an sparen en alles in stijl houden." . »Zljt gij krankzinnig. Blankwilz?" i Laat ik het u eens voorrekenen. Ge taxeerd op veertig duizend gulden in den tijd van drie maanden zal het *nrkensylcesch u en mij ongeveer honderd <m zestig dui zend gulden 'sjaarr, kosten." Blankwitz sprak naar het scheen zeer ernstig: lEen beschei den genoegen, niet waar?" «Arme Blankwitz! Het verlies van zijn {reld heeft hem van zijn verstand berooid. Welk een booze geest zweeft over dit huis!" zuchtte de liter Reichel, op hei zien van esn wanhoop die de zijne nog ver overtrof. »Zie eens hier, oude vriend!" riep Blank wilz plotseling en barstte daarbij in een vroolijk gelach uit. »Zie eens hier, dit pakje vond ik heden morgen op den vloer van een varkensschot; nog erger, ik zag hoe gij het er in eigen persoon hebt weggestopt!" ?Maar dal is onmogelijk!" En toch, daar lag al het vermiste geld weer voor hem op tufel. Do bankier gaf nog dien zelfden avond aan zijn gelukkige ondergeschikten een souper, waarbij de cham pagne niet gespaard werd. Zijn gezondheid nad echter zeer onder dit alles geleden. Eenige maanden later trok hij zich uil dé zaak terug en betrok een lieve villa in de buurt; om Salbach voor al het geleden onrecht schade loos te stellen, verzocht hij de directeuren als laatste persoonlijke gunst hem den heer Blankwitz als compagnon toe te voegen, een voorslag die terstond vriendelijk werd toe gestaan. Ue beide jonge lieden namen hunne betrek king trouw en ijverig waar; zij werden bin nen korten lijd zwagers, want ieder van hen huwde een der dochlers van den liefir Reichel. Salbach stond spoedig alleen aan het hoofd der bank, daar Btunkwitz ook af spoedig een villa betrok en daardoor de naaste buurman werd van zijn schoonpapa. Wafrteüe betreft, de landlucht, dogelijksche beweging, visscherij en verdere sport, die zijn dokter hem ter versterking van zijn gezondheid had aange raden, hadden hem geheel van zljnsomnambulismc genezon. SCHOOI*. DIDASKALIA. XXVI. Waar moet het heen, waar moet het heen, vaarde redacteur, als het met onze'studenten zoo voortgaat? In Utrecht slaan ze een oude vrouw dood, in Den Haag breken ze eea hotel binnen en vernielen den gencelen rommel, tot zelfs eene fontein in den tuin, te Amsterdam leveren ztf slag in de American Bar op onze vreedzame tentoonstelling, te... doch laat ik maar niet meer van die schandalen opsommen die der ouders grijze haren en ledige beurzen, en den politie handen vol vverks geven;' 't is oin van te (jzen en te beven; maar zouden al die zaken niet schrik kelijk vergroot ZUD, en zouden ome tegenwoor dige penny-a-liners, die tule zyti op een berichtje, waarvoor zy bij de bladen, welke zy de eer hebben van als correspondent te dienen, item zooveel kry'gen, die meestal onbetcekenende feiten niet wat opsmukken? Hoe 't zy, 't U in den laatsten tüd maar al te veel verteld, hoeveel schandalen aan de Academie gebeuren, waarom het eens hoog tyd wordt dat die heertjes, hooggeboren of niet, eens exemplair gestraft worden als z\j het ?noblesse oblige" niet in het oog houden, meer studenfje spelen dan atudeeren. en zich sbms aanstellen als navolgers van Silenus, Saters en Bacchanten, en dan het air aan'nemèn van een Don Juan, Faullas of zelfs van een Aballino, of Cartouche. Onze Universiteiten bevatten veel te veel goede en edelo elementen, onze studenten te veel eergevoel, vaderlandsliefde en gehechtheid aan de wetenschap om onverlaten in hun midden te dulden, 't Is Goddank dan ook al bewezen te Utrecht, waar op eene corps-vergadering be sloten werd, als antwoord op een brief van den Rector magnificus liet leedwezen van bet corps te betuigen over bet beruchte leit vau het Munster kerkhof. Ik kom nog eeni terug op hetgeen ik n in mijn vorig schrqven over eene zaak mededeelde, welke de Luitenon W. de Meester dezen zomer op de algemeene vergadering van leeraren by het Mid. ondorwü* bespreken zal, en wal om reden dat de inleiding van of' toelichting op z^Jn onder werp dezer dagen ? in drnk yeraolioen in No. 8 van de Berichten en Mededeelingen van genoemde vereenigiug. Het motto dat er boven staat is van den Dekenden militairen schrijver Joacbitn Arabest en luidt: ?Les ücolea ne sont ni lei pierren, ni lel poutres de l'édifice militaire: elles en lont U base." De inleider betpreekt eerst den toestand van het militair ondcrwQf, en deelt vrij uitvoerig mede boe de aansluiting van middel baar en militair onderwas, in 18C9, 1877 en 1882 geregeld is, en komt tot het resultaat dat die toestand niet deugt, omdat noch het middelbaar onderwijs, noen het leger er mede gebaat wordt. Hfj acht eene regeling wenscbelljk. zooals de kapitein Van Dam van Isselt, die indertijd in de VcreenigiDg ter beoefe ning van de krfjgawetenwbap, en, zoo ik my niet bedrieg, ook in de Vereeniging van leeraren M. O."" besprak, waarvan hot bekende Kamerlid, de kapitein Kool, verklaarde dat ?wanneer bü het voor het oogenblik niet aannam, by alleen zwichtte voor de bezwaren der uitvoering", een regeling eindeljjk, waarmede twee andere militaire specialiteiten, de loit.-kol, Hojel en d» kapitein van Tueredhont, kunne sympathie betuigden. Die regel kont hierop neder dat de Meeiter verlangt: a adipinnt-oadftttenBcholen, b een» oadettenichool, en «.één of twee militaire Aan de met a genoemde tcholen met tweejarigen coma, van welke er een aan bet inAntetle* Utaillon te Kampen verbonden moeit zte, aal bet onderwijl overeenkomen met -? igen eorsiu, loodai deie laatste inrichtingen daarvoor kunnen gebruikt worden, evenab net vermoedelijk in de bedoeling van dan vooriteller ligt om ook dieselfde klassen der H. B. ?oholen met 5-jarigea oursos daarvoor aan te wtyun. leerlingen nemen Bedarende den daar van cornu aan de militaire oefeningen van het garnizoen van d* plaat* hunner inwoning deel, zonder daarom echter gebonden te «on later «iob in krjjgsditnst U verbinden. De oadettenichool U Breda met 2-Jarigen cunu* zon uit twee klaoen moeten bestaan, van welk de eene Overeenstemt met de 4e en öe klaas* eener H. B. school met 5-jarigen cursus, de andere met de twee hoogste klauen van een gymnasium; zonder examen worden tot deze school toegelaten zy\ die met voldoenden uitslag het onderwijs aan tte adspirant-cadettenscholw» hebben bijgewoond, of de drie klassen eener H. B. school of de vier eerste Manen van een gymnasium hebben doorloopen; de beide laatste soorten van jongens moeten echter vóór hunne toelating eerst drie maanden in het leger dienen. Dei stomers moeten de leerlingen der cadettenschool bij een der korpsen van bet leger dienst doen. Hebben zij den cursus afgeloopen, dan zyn zy vrjj om al of niet in dienst te bleven; zoo zy niet in dienst willen blijven, kragen e(j een diploma, dat hun dezelfde rechten geveu zou als een diploma van eindexamen van een H. B. school uut Ö-jorigen cursus, of van een gymna sium geven moet, maar moeten later dienst doen als militie-officier; uit het laatste blijkt reeds voldoende dat een algemeene dienstplicht op het programma van den heer De Meester voorkomt Do voorstellen zyu to weinig uitgewerkt om juist te kunnen beoordeelen, boe het onderwijs aan de cadettenschool moet worden ingericht, doch het komt aai minst genomen vreemd voor dat een abituiit'ottm diploma van die school gelyke rechten geven zou als een van het eindexamen der gymnasia; worden er dus aan die cadettenschool ook klassieke talen onderwezen? 't Klinkt zeker vreemd, doch h«t staat gedrukt; iets min der vreemd is het dat een leerling, die de 4de klasse van een Gymnasium heeft afgeloopou aan du cadettenschool zou worden toegelaten; het on.derwiji in wiskunde, h.v. zal er dan wel veel min der eischcnd zijn, dan tegenwoordig te Breda het geval is, of de heer De Meester moet zich eene utopie van uitstekend knappe jongens vormen, zooals er maar .weinigen zijn. 't Zon my niet ver wonderen of hy had er zelf zoo een, «la hij ge huwd is. of hy ziet de proef in zijn onmiddellijke nabijheid met den zoon vau een zijner vrienden uctueii. In de laatste plaats stelt de heer De Mei-ster voor, om twee militaire vaksscbolen te Delft, en te Leiden te vestigen; zonder examen worden hier toegelaten zij, die met goed gevolg het onderwüs aaa du cadotteiuchool, de aspiraDt-cadi-tteDschool, de H. B. scholen met D-jarigen cursus of eeu gym nasium hebben afgeloopen; de beide laatste«óort van leerlingen moeten vóur hunne toflatin^ echter een-t zes maanden in het leger dieuen. Ovsv de inrichting enz. dier laatste inricht.iagen wil ik niet verder uitweiden, doch alleen nog den wcusch er bijvoegen, dut al moge htt blijkeu dat het ver vullen van al do verwachtingen van den liser De Meester eene onmogelijkheid b, hij door de be spreking vau deze aangelegenhaid mede een steentje aandrage om het doel te bereiken, \vaavnnar «Hm streven, ai« het goed met psderwijs e>i va derland meeden, om meer óéiilieid te brenpeu in het onderwüs, en dit te clotubtiekken om wakkere burgera eu landsvérdedigers te kwecken! Ev is in ons land een soort van onderwas, het welk men jareu geleden, ook voor iets onmogeUjks of onbereikbaai's hield en toch is het er ge komen, ik bedoel het Bijks Landbouw-ondcnvijj; men tracht dit thafis zelfs op zooveel mogelijk doelmatige -wjjze uit te brt-ideu en met twee wak kere maimcu als Salverda en Jonckiodt Coninck als leiders van die zaak, kan het ook i iet missen. of de inrichting t« \Vageuingen zal spoedig een model-inrichting zijn; dezer dagen H er weder een leeronr benoemd, in een vnk, waniïn DOR geen onderwas werd gegeven, nl. houtteelt en bojchcultnnr; gelukkig heeft men daarvoor een Ne derlander kunnen vinden: de beroemde Tutein Nolthenius heeft zy'ne opleiding in dat vak wel in Duitschlaud gehad, doch by behoort niet tot het volk van onze Oostgrens. In Deventer schijnt men eindelijk klaar te komen met een leeruar m de Nedtrlandsclie taal voor de H. B. School, na al de onaangenaamheden, welke deze zank reeds verwekt heeft; althans de bladen deelden dezer dagen mede, dat zekere heer Siliakus te 's-Oravenhage voor die betrek king was voorgedragen. Wat scharrelen die lui toch zonderling aan sommige- II. B. scholen; vroeger wees ik u wel eens op Breda, doch die school kost zeker eene aanmerkelijke som op de gemeeutebegrootinti aan advertentien: hoe dikwijls daar wel lee raren gevraagd worden is niet bu benadering te berekenen, nu zelfs vraagt men er drie tegelijk: wat zal het onderwijs daar goed zijn als het per soneel zóó afwisselt! De Deventer rector, eigenaar en redacteur van het Overvclitwseft Weekblad, heeft in dat blaadje een stukje geschreven over den komkommertijd bij 't onderwijs, d. i. den zomer, waarin gedurende het achoone jaargetijde de examenwoede ons land heheerscht: 't is met al het sarcasme, dat er weder als gewoonlijk in doorstraalt, een behartiugswaardig stukje; enkele groote bladen namen het reeds over, ik kan het u zeer ter lezing aanbevelen. Op de derde jaarlyksche bijeenkomst der Vereeniging voor hooger onderwijs op gereformeerden grondslag dezer dagen te Arnhem gehouden, wa ren ongeveer 400 personen tegenwoordig; behalve eenige andere punten werd er door Dr. Herroanidcs als onderwerp ingeleid: de opleiding tot Christelijke artsen, hetwelk nog al diacussiën uitlokte. Dr. P. I. Hoedemaker .leidde het debat in over de vraag; .Geldt het anti-revolutionnaire beginsel, dat bijzon der onderwijs regel en hot onderwüs van over heidswege slechts aanvulling behoort te afin ook voor het hooger onderwijs, en in welke mate?" Hot volgende jaar zullen de heeren te Utrecht ?bij elkander komen. Het eerste jaarverslag (óver 1882) van hetftchool fonds voor schipperskindoren in I-'riosland is ver schenen; daaruit blijkt dat er 280 eontribmntnn zijn, dat er f 000 voor het voste fonds opgebracht werd, dat er 12 kinderen geplaatst zijn en dat 16 aanvragen tot plaatsing by gebrek aan geld moes ten geweigerd worden. Na de inspectie van onze bewaarscholen door Mademoiselle Matrat, over wie ik u reeds schreef, zeide zij dat, wat zü van onze scholen gezien had, haar met die van haar eigen land verzoende: 't i» te hopen dat bet geschenk, hetwelk de Maat schappij tot Nut van het Algemeen, het volgende jaar als een herinnering aan het honderdjarig be staan van de Maatschappij aan bet Ned. Volk wil doen, «en model worde voor inrichtingen van voorbereidend onderwijs, en de regeering dan ook die zaak zoo ter harte neemt, dat het voorberei dend en bewaarschoolonderwijs ook het voor werp worden van aanhoudende staatszorg t t Ziel er althans bedroefd uit, zooals ik u voor eanige weken naar aanleiding van enkele provinciale verslagen schreef. Al» dni de inipeetrioe de l'en ?eigoement préparatoire in Frankrijk over een jaar of wat ons weder eens komt opzoeken, dat hopen Wij ten zeerste dat de toestand allen lof verdient en zij eene andere nitipraak doe. Ten itotte deel ik n nog de volgende aardig. beid mede. welke, dunkt mij, ook op echoolterrein te huis behoort. In een der aohoolbladen «ea bericht TOOT vu «en ondenrijzw, dj» bet onderzoek TOB ü» lekke» Ma et* t$Mt ' m daafln het volgeed* vond: een port». met veertien bttyen, tt* verroeefasi «n jrriïel met houten omkleedeel, «M de bob van een patroon gestoken, etM nttinkje, een koperen kettiakj*. een stukje . . oen voet van een wQnglaj, «en kopers* ?ohroet MvenUen keraepitten ea tsree aohoengeepen in eea itak yjn het N. v.d. Dag gevocwen, «en blad van eei toheorkalender, een *fc»k stokvert een potlood, eed roods kei, e'ènttec om griffeli op te liften, 57 pOpenitelen, 141 Ö*M|e*, Ifc «Qt. ft Vnikieri, U .kjoopea M i8 eikela, een halve eierschaal, Jen eind gevToeB; Mn tonw vu 1% IL lang, een balein van eM tonet, eene breinaald, een Ijzeren achroef én eea ?öpepeuter, twee bikkels in een blauwe «akdoek, een varkenibeentye, een stuk van een lepeltje ea een gedeelte van «en peperbnt, een paardenaresi itrik, een kinwen paardebaar aoo groot all eea jüjartbal, eea tweede aakdoek, eeniigarenpQpj*, een eindje draagband van een broek, dertig par relmoeren itakjee, 47 grifleltjee, eenige paard*» wonen, een groote maat* knoopjes, e«n eindje ranje van een mantel, een gebarsten kopje, een' eindje kaar», een bijna geheel lampeglat, twee, zakje* voor knikken, een tabaksdoos vol fijn' fetneden eindjes vaa sigaren, een tabakspjfö waarvan de dop aan den steel was verbonden met een eindje elastiek van eene ?aigfleseb, eea torst brood, een halsdoek, een stuk elastiek, eenige klnwentjes touw, seren blokjes hout en; ast nof least... een pet. De Hollandsche jongen van Hildebrand wordt lusvolgens de opmerking van bedoelden onderwijzer. loor dit individu nog ver achter zich gelaten, di» zeker nimmer verlegen wil litten als bjj wat noodig heeft. Vermoedelijk zon by echter wel verlegen citten al* hom, evenals den Samarang; schen schooljongen, waar dezer dagen de Couranten van vertelden, werd opgegeven om zes rfjmwoorf, den op ieiite te zoeken, 't Heeft wel iets vaa een aardigheid, evenals het zoeken naar hél ryra op aardappel of bliksem. tieloof mij steeds gaarne. v. tt l Juli 1883. Q. N. N. B. In mijn vorigen brief «g ik da( de drukker ee&e fout gemaakt had in den naam via Luix, dit moet zQn: Directeur van de Han3«j»> academie van L\nz, (in Oostenrijk). AsLsLEBsLKI. HET ROZEKEILAND VAN EEN KONING. Den terugweg van den Herzogstand ondw* nam hy bjj nacht; hy liet niet toe dat men uem voorlichtte; h\j beval den jager die dit mét een fakkel doen trilde, hem te volgen, daar kff den weg zeer goed kende en daarop nep hu steedsi cugdig en welgemoed den berg af, zoo vlug, lat hy eeumaal bijna onder de nekken die den neg insloten, naar beneden «are gsvallcn. Een ondeugd hc?ft koning Lodewijk de tweede met bijna olie mannen gemeen, lijj is een hart** «cbtelijk rooker en^veraeelt zijn rookgenot tusschcn sigaren en Nargüeb. of ïurksehe tabals uit watevplJLCD. Als vvivnd van lichaamsbeweging is h$ ook een even hartstochtelijk zwemmer, en van uit eeu zeer eenvoudig, buduuisje op het meer, dat. iij van het slot park uit bereiken kan, en waar :ijj op verschillende uren van den dag, vooral dej avond') een bnd fffbroitrt, zwemt ht) dikw^jlt o heldere nachten nog tegen negen of tien uar op de verleidelijke watervlakte van het meer rond. Veel weelderiger dnn het badluiisje moet een Turksclie kiosk ingericht zijn, dien de kouiuWyka duizenaar m een verborgen hoekje van het p*rk iet bouwen en die, wanneer hij des nachts verIcht is, eeu fantastisch schoon schouwspel moet aanbieden. Indien de koning nu on dan iemand inviteert om dit, anders voor ieder geslopen en geheim zinnig heiligdom, waarin hy zich enkel in gozelschap van zijn boeken en geschriften uren I»ng ophoudt, met hem te betreden, geldt dit al* een bijzondere gunst en hy die haar deelachtig wordt als persona grati aima. Uij de hewoncis der omstreken is de koning zeer gczion; want hoe waardig en afgemeten ?r een heerschei- van het hoofd tot de voeten.? htj daar optreedt, waar hy oiienlijk als vorst verschijnt, zoo vriendelijk en ongedwongen is hy in zijn per soonlijk verkeer met ieder; hy spreekt gaarno den visscher bij zijn werk aan en informeert d in bel&ngite'Ieud njar 2yn omstandigheden. Hier mede g^ann 's konings manier om weldaden ta verspreiden hand in hand, aoodat een paar hon derd gulden, die hu gewoonlijk tot dit doel by. zich draagt, zelden voldoende zyn. Zyn omgeving heeft den vorst zonder uitzon? dering lief; slccMs klaagt men er algemeen over} dat hij er niet naar streeft zich populair te maken én daardoor de waarde van zijn goede eigen schappen nog te verhoogen. Onder deze eigen schappen behoort de enorme zucht tot zelf be schaving die hem bezielt en zy'o ijzeren vlijt en vol harding, waardoor hy aich lelden voor midder nacht ter rust begeeft en meestal des morgein tegen drie of vier uur weer bezig ismetschryvea en lezen. Wanneer hy een uitstapje van ver* scheidêno dagen, b\j voorbeeld naar den Lindenhof maakt, bestaat zyn bagage dan ook meestal uit bonken, die by aankomst op de plaaU zijner bestemming het eerst moeten worden uit gepakt. Op. deze wijze, en daar looals het aan meer hoven gebruik is, dat ieder dio om audiën tie verzoekt de reden daartoe moet opgeven, wordt het duidelyk dat de koning op elke audiëntie, welke zaken het ook betreft, goed voorbereid ia en in elk vak een keania ten toonspreidt, waar over ty, die voor de eerste maal door hem ont vangen werden, niet weinig verbaasd staan. Da koning «preekt bij een audiëntie gewoonlijk veel; by verdiept aich dan geheel in tgn onderwerp en met warmte noeróem deze bevoorrechten OOK da groote welwillendheid, waarraedo hfl ieder to gemoet komt en die allo harten voorpem opeut. Een karaktertrek van den Koning, dion wij, Beieren, in de tegcnwoordigen tijd van hiërarchi sche aanmatiging niet genoeg kunnen waardceren, is cyn besliste tegenzin tegen die soort van prlost erheerschappy, dia zich soo vaak ten doel stelt den stroom van wetenschap en goestbeschaying tot de engste grenzen terug te leidon, ja soms geheel t« verbannen. BQ moet bij zulk eon gelegenheid herhaaldelijk gezegd hebben: G (j mengt u in ukan die niet tot uw ambt behooren en wat tot nw ambt behoort, dat verzuimt rf." Door per sonen die reeds meermalen aan 'f komngs tafel werden toegelaten is het verder niet onopgemerkt Reblefen, dat de aartabi-schop van MOnchen, *oo dikwöbj hy by 3en vorat te gast kwam, nimmer in ?'konings onmiddellijke nabijheid wordt geplaatat; dat hfl echter, hierdoor aan t gevaar ontrukt door den vont te worden aangesproken, aich met des te grooter ijver en genot aan de veelde der spuien overgeeft, die bij r^n Hoo, waarde dan ook ? voortreffelijk schijnen te L De stoomboot des Komngs ligt niet, zooals men gelooven konde in Berg, maar in oen Kropte icheepshnt to Slaruberg en wanneer do Koning haar wil gebruiken moet er eerst naar Sternberg getelegrafeerd worden. Zy is coo to teffaen een miniatuur stoomboot, een-eieriyk slank en licht ? gebouwd schip, ongeveer dertig tot veertig voet long, «mal van kiel, ea van buiten aan debovcny «üde groen, aan-den onderkant wit. De,runt,van , den «Savel ie venrierd met een verguld Betor»a wapen at* kroon ** deWfroud*. bootfva»4a..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl