De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1883 22 juli pagina 3

22 juli 1883 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, tfo. 8iV toe, loodat Areaigalloef onttroond ra verbannen wordt, waarop onder «en w«*rdif vont «en ge* 'IttUÜMr tijdperk voor bat volk aanbreekt. Weldra ?eator ontmoet Elydnre iga verbannen broeder 4b een haveloos aeaooler en woseer de Koning 'door *tjn broeden vernedering en berouw ge* troffen, dat aty beat de kroon weder elitMt en de Lord» weet te bewegen ArohigalloM opnieuw al* Koniag te erkennen. Kort u» atyn herstelling ?terft de laatste, waarop natuurlek Elvdure ten tweede male den troon Metttgt, naar thans dooi wettige opvolging. Naawelou evenwel beeft b| ie regeecng aanvaard, of s^n beide andere faooden Pendure en VigenUu «veren tamen tegen bem, onttronen hem en werpen hem in de ge* vangen!*. Zjj besluiten te mamen te regeeren doch weldra geraken sty na^verig op elkander* gtsaff in twist en in het daarop volgende tweegevecht dooden tty elkander. Than* wordt Elyoore voor de derde maal Koning en weet aue parttyen te vewcenad. lunchen dece zoogenaamd litroriwhe verwikkeling loopt de intrige van Nobody en Somebody, die de hoofdpenonen sjjn ?van een verwikkeling, aan de- eerite onderge«ohikt. Hoewel het stuk voornamelijk aan de vernersoonlyking van de» abstractie* zg'o popu lariteit te danken heeft, bljjft de geaohiedenis van Elydnre toch de hoofdzaak. Het eenigite verband tntschen de lotgevallen van Nobody en Somobodf en de geschiedenis der hoofdpenonen ii te vin den in net tooneel, waarin beiden aan het bof komen en eenigen tyd later hunne zaak voor Koning Elydure bepleiten, waarvan het gevolg is, dat Sountbody ontmaskerd en Nobotla in eyn eer hersteld wordt. Het Eugelsehe stuk is derhalve een vereenigmg van twee stukken, een zoogenaamd historisch gedeelte en o»n biyspol van satirische strekking, dat timchen het eerste dooi loopt. Nobody is de algemeen be kende mythische persoon die, overal zoowel als in dit stuk, do schuld krijgt van al bet kwade, dat wordt uitgevoerd, terwyl Somebody alle booze ? streken jn werkelijkheid uitvoert, maar zich weet . schuil te houden om Nobody voor alles te laten opdraaien, die dan ook overal wordt uitgeworpen. Ziedaar de satire op des schrij vers tfjd en den toestand dw wereldsche zaken. Aan het einde vin het stak treedt Somebody als aanklager van Nobody voor Koning Elydure op en werpt hem de schandelijkste vergr" pen naar het hoofd. Daarop weet Nooo zich te verdedigen en elk te overtuigen, dut integendeel de schitterendste daden van menBchelqkheid en liefde door hem verricht worden, geluk trouwens heel de wereld dagelijks en in alle streken erkent Ook in het historische gedeelte van het Engelsche stuk jt de satirische strekking aan bet blijspel eigen niet te miskennen. In de rste plaats komt eüuit in de twee koningin ren, de echtgenooten van Archignlloes en Elydure. Al naar beurtelings de macht m handen der loataten, is, plagen zu elkander en doen 2jj in hanr vrouwelijke vinnigneid elkander de bitterste ver nedering m aan. Als Koning- Elydure ten slotte als overgeblevene de beheerscher van het rijk is, toont zich zyn gade edelmoedig genoeg om zich met haar vijandin en tnededingster te verzoenen. In de tweede plaats vinden wu. het kotnisch-satirische vertegenwoordigd in Lord Sicophant, den weerhaan, wiens intrigantenstnken gepaard paan met een buitengewone gemakkelijkheid om iedere bovendrijvende patij te dienen en te vleien. Hbt is een vermakelijk karakter dat afwis selend als zyn vorstelijke m-esters, alleen z\jn hovelingen-aard ten einde toe getrouw blijft. Aan het slot wordt zjjn verstandhouding met Somebody bewezen en wurdt hu natuurlek naar behooren gestraft. De HoUandscne dichter vond dit karakter min of meer gewijzigd in het Duitsche stuk, doch fn plaats van het geheel over te nemen, wat b\j bet weglaten van het historische gedeelte niet mocelyk was, laat hy zijn plaats gedeeltelyls vervullen door een Uooffdmtschen Jonker, die aan het zwet sen valt, mot Kiemand twist krijgt en zich tenslotte moet losfcoopen. Ofschoon dit karakter slechts in het voorbijgaan optreedt en niet zoo door loopend als Sicophant verschijnt, is het toch een handigen greep van den Hollandschen dichter, die toont z\jn Hollandsch publiek zeer goed te kennen, nu hjj den een door den ander laat vervangen. Dat overigens de merkwaardige toespeling in het Hollandsche stuk op het verschijnen van de eerste actrices op het tooneel niet voorkomt in het Engelsche stuk. spreekt van zolf. EiudelQk nog komen de allegorische karakters van het IIollandiche stuk, zooals WaerJicyt en Gercchtighcyt, iu het Engel scha ttuk niet voor, dat echter weder een vrij belangrijke rol aan den Clown toekent, die voortdurend Nobody ter aujde staat. Dat dece allego rische personen optreden, is in het Hollaudsche stak minder te laken, daar het geheel op een ?woordspeling met abstracte karakters gebouwd is: zelfs moet men zeggen, dat de rol van Eygenselfs" allei-handigst ea op vermakelijke wyze wordt i'ige'ascht, ?Nolody and Smntboiy is een anoniem stuk. Men kan het jaar der vervaardiging niet opgeven. "Wel beweert Gohn dat al de stukken m de Hoogduitche verzameling van 1620 in of omBÏreeks bet jaar 1600 waren vertoond en dat bijgevolg genoemd stuk reeds in dat jaar móet bestaan hebben, doch enkele toespelingen schjjnen dit tegen to spreken. Zoo wordt in de vertaling zelf Elidure koning genoemd van Engeland, Schotland en Ierland, waaruit men zon moeten besluiten, dat zg na de voreeniging der beide kronen moet geschreven zy'n (161037. Nog een andere toespeling in het stuk zou echter w ijzen op bet jaar 1592 als dat der vervaardiging van het oorspronkelijke. De h&telyke uitval namelijk tegen de jEeldbeiasting tot opbouw van den toren der St. Pauls-kerk, met welke gelden al heel wonderlijk werd omgesprongen, wyzen op gebeur tenissen van bet genoemde jaar. Wederom ver meldt do eerst-bekende editie op don titel: the troe cqpy, as it hath been acted by the Qaeen's Majestjrs servants'Vat de spelers vanfcontagin Anna \an Jacobus I waren, welk gezelschap in 1603 van den Earl of Worceiter tot de koningin was overge gaan. Ongetwijfeld moet ook hier au by zoo menig «ttd»r stok de verklaring van enkele toespellingen op de tydsgebeurtenitwn gezocht worden in bijvoegselen of kleine wijzigingen in de ver* schillende jaren der vertooning aangebracht. Het ?tak kan du in 1592 vervaardigd en later uit gebreid en gewijzigd zj}n, wat te .vermoeden n uit den vorm, waarin het stuk totjonsjis gekomen. In bon» en strekking herinnert Nobody and Somebody aan het meer bekende, maar daarom niet betere stuk: A merry fotack to know a Snave," wat weder aanleiding heeft gegeven tot het mede anonieme stuk: Knack to know cm honest man." In beide stukken is de hoofd verwikkeling ontleend aan de legendarische ge schiedenis van BrittanniS, terwijl zo tevens Eet voertuig wordt van een .underplot," half komisch, haJf ntiriscb, waarin bet gemunt was op de ?vraagstukken van den dag en enkele personen of standen uit de maatschappty ten tydo van Elizabeth. Het historisch gedeelte van Nobody tmd Somebody is gevolgd^ naar Qeoffrey van Monmouth's kroniek; bei verbaal wordt in de hoofdzaak ook gevolgd door Spenser in t^a Fairy Queen, 2e boek, couplet 44 en 45 ven het 10e hoofd«tnk, en was niet geheel onbekend onder de volksoverleveringen. Het stuk is overtom aanw verwant aan de oude moraliteiten, wat sjjn komiwhe en abstracte fcaraktors betreft Toch -riea w<{ dat er een annrnerkebjke afstand ligt tnssohen die van eene halve eeuw vroeger en dat van .Wbèwfi/ and Somebody. Het komische ft van Ener gehalte en beeft oOat gróótendeel* gewonnen door de sa tirische kracht, waarvan men vroeger tyfaa geen denkbeeld bad. Verschillende andere gedichten hekelden toenmaali maaUcfaappeitfke kwalen en mUbraiken en waren «eer populair voor korter of langer, even alt genoemd stuk, om detelfde reden. Bekend ajfn de TArec Lords and ttire* Ladiet of Londen", later weder gevolgd door de ,Tkrtt Ladies of London". Allerlei vergrijpen en toestanden werden er in gegispt en op bet tooneel gebracht, ook die van den dag en het hof, waar door bet stuk aan actualiteit «on en in den smaak van bet publiek viel. Nu eeus wal het het verval der gastvrijheid oi van andere oudvaderbudMbe deugden'7 (we ztyn in 1600, leaer!), dan weder gel(fk in het bedoelde stak het op* drijven en afpersen der laudrente, of de knerelarijen der woekeraars, of selfs de hekeling van protectie-wetten, waarbüalle uitvoer van ruwe materialen, wol, koren of metaal verboden werd. vraag niet naar den invloed van het tooneel in die dagen l HU was in croote steden van meer beteekenia dan die der dag- ea weekbladen uit onzen tijd. De geestige of althans grappige woordspeling van den aard als van bedoeld stuk was intussohen vrij oud in den tyd toen het geschreven werd, gelijk Simpson aantoont in zyn werk over de School van Shak«speare. De Stationer's Registers van 1561 spreken van A letter of Nicholcu Nemo", dat mode een karakter was in het blijspel The thrte Ladies of Londen". In 1568 was ver lof gegeven tot het drukken v«n: The return Of ola well-tpoken Nobndi/", verder verschenen noa Sir Edtrard Dyer's Prni*e of Nothino" (1585), en Wüliara Ltsle'a: Nothing for a HCICyear's Gift" (1003) met het motto: Niehil ent ex omni parte beatum", terwijl in de Pedlar's Prophecy i lang voor 15UO uitgekomen, dezelfde stof voorkomt. Als een bewijs van de populariteit van ZVo&ody and Somtbodt/ moet ik noc nnnvoeren een toespeling van niemand minder dnu Sbakegncave op genoemd stuk. In de Tempest" namelijk komt met het OOK op do prent voiir het exemplaar van don eeniqsten ons bekenden druk van Nolody and Somebodi/ de toespeling vnor in dn woorden, waarin gezegd wordt, dat Ariel's muziek gespeeld wordt door Hihc picture of Nolody'' een plaats die meuigen lezer onrerstoanbanr moet voor komen. Al heeft nu Vos het oorspronkelijke Kogelsclie stuk niet gekend, het is gceu wumer, dat liüzich door de Duitscho verziimcling voelde aangetrokken tot de belmudcliuR van een stof, die een spreekwoordelijke bekendheid had verkregen , niet alleen in Engeland mnnr Zeker overal elders; de liefde tot woordspelingen en daarop een geestig blijspel te bouwen lag in den aard dier rijden. In de dagen dat Nolotly and Sontelody in London werd gespeeld, moet bovendien het publiek dor Engehclio hoofdstad in do rol van Lord Sicophant bijzonder veel behagen gehad hebben. l)e meeste Engelsche schrijvers houden namelijk die rol voor ecu satire op Lovd Cobhatn, den tegenstander van den E.irl of Kssex. De laatste genoot de volle gunst des volks nog jaren na zijn dood, en onderscheiden dramaschrijvers van zyn tijd vierden zijn naam met de ra t est 9 ingenomenheid. Es^ex, die anders goedhartig en welwillend jegens allen was, koesterde een pnvor* winnelijkeu' afkeer jegens Lord Cobhani, dien hy zelfs in tegenwoordigheid van do koningiu nooit anders dan don Sycophtrot noemde, oen verre toespeling op zyn naam. Ook iu Duitschland schijnt het stuk bctrokkelijk populair geweest te zyn, althans voor ennigen tijd. Albert Conn deelt ons een lust mede van de stukke», die in 1626 aan het hof te Ureaden zijn ytrtoond en daarop komt onder anderen voor: Jmiiiis 20. Ist eine Trayicomedia von JemantU nnd yieman<Jt fftspfa! worden. Nobody and Somëbody behoort in ieder gaval tot de merkwaardigste stukken, die op het too neel zijn gebracht. Op hot laatste gedeelte der 16e eenw ontstaan en Fpoedig van algaraeene bekendheid in Engeland, werd het weiara vortoald en onder de jKnglischc Comcdien und Truycdien opgenomen. Da Hollaudsche tooneelspeler Isaac Vos leverde naar het HoogJuitsche ttuk eene geheel zelfstandige bewerkioff, waarbij LU en dit is geen geringe vardienste, gelijk wy opmerkten de satiriscue klucht uitsluitend tot Brondslag nam. Deze bewcrkicp, ia 1645 voor act eerst gespeeld, beleefde achtereenvolgens zeven drukken, voor zoover den heer Worp bjkend is; de laatste verscheen in 1729, terwijl nog in 1763 Nomsz werd uitgcnoodi^d het stuk voor het toenmalige scbouwburgpublick om to werken. Zyn eigen zinspel lemant en Niemand" zag nog ;n 1776 voor de tweede man! het licht. N:».enocg wee eeuwen dus heelt zich de Rodraraatiaeerd satire in verschillenden vorm staande gehouden. Alweder een bewijs, voor zoover (nis land betreft, dat onze voorouders vau een geestige klucht niet afkeeriz waren, vooral inclieu vermakelijke scU rtifwisselde met puntige nitvalleu, wnavby dn saitrische strekking vreemd bleef a;m de pedanterie van den gewaanden zedemeester. Wn s die schei t s lomtyds plat en ruw, zij oefende geen bedcnkeyken invloed uit op het volkskarakter. Breda, Juni 1883. A. S. KOK. THERE3E SCtlWARTZE. Jong en beroemd te zijn, het Scboone te vertolken 3oor pracht van klenr on lijo, _ . die taal van alle volken, De taal des harten mee, die ieder menscli verstaat, Seeldspraak van 't wel of wee ia houding en gelaat! )oor taai geduld en moed kanatvaardigheid veroovrend, )er ziele diohtergloed in kleurengloed hcrtoovrend, l Werd n abj toebedeeld; wat geestdrift stort ge ons in, >oor't wöJgovonden beeld verdichtsel rijk van zin! tenjjd'bre, wie natuur haar schoonste schoon ontvouwde, 2n in beaielings uur haar teerst geheim vertrouwde! )f is de mentcb den menscli niet Schcppings hoogste sier? fa, aller kunstnaars wensch eu kracht vereent zich hier. Wat gaaf, door 't oog allén, n geest «u hart te roeren, oor keur van zinujkheên, tot 't geestlijke op te voeren'. Vie de «erplaats ook bezett' in aller kunsten ry. Streeft hier niet 't klourrmTet des dichters lier voorby V 'riestresse, gü, der kunst, die vroeg reeds lauwren gaarde, d worstlende om haar gunst, wat kroon heeft hooger waarde? Vat vraagt ge aan 't leven meer, bQ onspoed zelfs en smart? 't niet genoeg voor de Eer u 't niet genoeg voor 't Hart? C. £. Broms. BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN. In October a. i. «al er by Trübuer en Co. een ieuw Indiioh gedicht van Edwin Arnold het ebt sien, en wel een vertaling van vjjf brok?takkjn uit de Mahabharata; te welen: Ie Savitrt r Love anAWPeath;. 2e Nala and Damayanti; 8« The-enöhanted bilce; 4* The Saint's Temp* , . , -v. ., tation; 8e The Birth of Death. CKastreeks de» l leest mea o.a. het! volgende: ?elfden tyd *al er ook een geïllustreerde ditlo van the Light of Asia" b|f dezelfd» nitgavan verschenen. BüMorgand is thans uitgekomen een woor delijke herdruk van XocMefoucauld's JfaxtiMSi zooals die in 1664 to '? Oravenhage voor het eerst het licht iag«o, met opgXve der varianten in .'s «chriivors mantueript eu in de edities vaa 1665 en 1678'gevonden. Het unieke exemplfai dezer editio prinoeps, wier bestaan lang betwijfel* is, werd ontdekt door Professor A. WiUemt, van Brussel. £eu appendix, by deze belangrijke nitR ave, bevat, behalve een onuitgegeven orief van i Rochefoncanld, een uittrekteluit het werk van een Engelsch geestelijke, in slecht Fransen over gebracht. Hieraan nJ., volgens de bewering van een handschrift van dien tijd, zou La Kochefoncauli bjjna al zijn Maximes ontleend hebben, n'y agan' aajouatéque Ie beau franfois. ?De zelfde uitgever kondigt aan, dat hu in October a. s. de inschrijving zal openen op een serie van 58 ilhu-trfttiea voor de werken van Alfred de Musset, geëist door Lalaiue, naar de oorspronkelijke waterverf-teekeningen van Eugène Lnuiu Ekkehard a naar de 50ste duit'che iühet Frausch vertaald. Deze vertaling verscheen lij Uenda, te Lansacne. Evenzoo heeft Ferd. Antoine, een studie over Grimnttlsliauscn's Simplicissimun het. licht doei zien (bg Klinchsieck, Parijs), die nis inleiding moet dienen tot e?n spoedig te verschijnen Franjche vertaling van dienzclt'den roman door dezelfde hand. Voor ons Nederlanders is van bijzonder belang de verschijning van Louis XIVet Guillattme IÏI over de Spaansche successie handelende en ge schreven door den heer U. lleynatd. Daarin ko men brieven voor van Lodewijk XIV van Willom III, van granf Portland (Deutink) en van Tniilard over de toide trncUt>?n vnn verdeeling en over het testameut van Karel II. Wij vestigen de aandacht op een nieuw werk van mevrouw Olympe Audouard, de talentvollo redactrice vnn Ie Papilion (een blad, wa.irin op scherp zinnige wijzo de vrouwen vraag be handeld wordt.) Les Escompteitscs, waarbij een zestal lliftoiri's d' wnfw gevoegd zij a. De moe dige en krachtige schrijfster teekent daarin de ruwheid vau het natuurlijke even juist, als z'u den vaan vau het ideale daarboven verheft. Te Haarlem bij Tjeenk Willink is de 24o afl. vorschencn van Friedrich van Ilellwalds. Natuurlijktu gosehicdenis vnn den menach, vrij vertaald door Dr. P. Harfing. JDe AarUe en Iiaar Volken. Afl. 7. Tjeen ^Ytllink 18S3, bevat vervolg van Reizon nnar Ked^jd, bet stamland der Arauioren, en Friesland, met een aantal g nvuren. LNIIOÜD VAN TIJDSCHRIFTEN. Westcrmann's illustrierte Monat$1icf!-> >?' Angnst.) Hieronymus Lorm. Der fahrende Gei»..-. Lrziiblung l (Fortsptzung. Alfred Stern. Der Ursprung der Bartholomuus-nncht nav.h den ucuesten Vjntcrrachungen. Heinrich A, Brunkt. Sumatra und die neucn koloniën dor HollUiuler in Deli. Mit oli1 Illustrationen. Karl Muller. Unscro echonenswerlèn Tiere. Konrad Malse. Das Kap von Sorrent. Eine archüologifche Studio Mit einer Illustration. Gustav Flocriïe. Frogmepte aus den Röraiichen Bergen I Max Goldstein. llichard Wagner. Uit einen Portriit Kichard Wagner's und zwei Illuatiationen. Robcrt FalcL Don Josó Clavyo y Faxardo. Korresuondenzen. lltlcn Zimmern. Aus London. Ijittei-arische Mitthciluogen. Hcrtnann Ktichcr. Ein russischer Dichter. Der Ursprang des Magyarischen Volkes. LitterarisclieNotizen. Litterarischo Ncuigkciten. Algemcine Anzeigen. Da WacJiter. Ncderlandsch D-ote-orcaan, No 4 en 5. Inhoud Dante's Paradijs Zang X-XIV. OniC Wachter. Fcbruari-Maart: 1. l'aulus III on zijn tijd II. (Uit de nalatenscliap van Prof. I. II. Wcnsing) II. De verIceerde tekst van Maximus in de navolging. III. Het volksonderwijs in Frankrijk gedurende de grootu revolutie, IV. Bijna," een antwoord aan den hooglccraar Dr. W. Koster door Dr. Schaapman. De Dagera-ad. Juli. Internationaal Trüdonkerscongres. Statuten. Iv.int's kiitiek of hot bestaan vau God gehandinafd door Dr. J. Métiers. De godsdienst in verband niet het hedendaageche volksleven door Ardiur Corncitc, Jong Holland door Dr. H. J. Müer, Een bygeloovige hond, door Eugcne N. S. Uiugueberg vertaald ooor Hartogh fleys. Iet? over Politiek door A. G1. R. iJcricbten en Mcdedeelingtn. Westit.inster Sevicw. (Juli.) 1. Blasphemy, 2. Lord Cbancellor Hatherley. 3. Youiig L-oland: four years of trish lïistoiy. 4. Claü'ii: conceptions of Heaven and Heil. . Charles Pelham Villicrs, and the Repeal of the C'ornliuvs. C. UoinpiiL'oi'j- Compensalion fit agri* cult.ut-al Improvementj. 7. Wal lens tein in tb o Drama. 6. Payment of Memlwrs aid Colonial ciiompiion. 0. Contemporory Litcrature. 10. In dia aud our Coloiiial empire; a critical Snrvey. Inhoud van den Ifedtrlanctsche Spectator voor loj!« weck: Berichten on mndfideelingan. ??Een kriti«che uitgave vau Villon, door A. &. Hamel, Out Chefa-iVouvri.', door mr. C. Vosmaei' op do TcntconBtelling, NIKÜWE UITGAVEN. fïicinec nifgaven in Engeland: AH3 u* t in?'s Gonfesaions, translated bif W. tf. Ifiitchir.c» . . . ' . ? 105 Cntitehavli (G.) Lifo b« U. Jerrold . . 4.90 Uades.nf Aulenue (The). A vait to the cnviis ot Ilnn . . . . 3.30 Two friend.i in Holland and Delgium bij M. A. W. . . . B 3.30 A. l'Jielp, Euglish style in public disB S.90 l 2.30 27.30 3.00 couisa llrastey. The British Navy. Vol IV . Corpus Poeticum Borcale, büG. Vigfus ?on 2 Vol» . . . . . . . . . . , K. D. Cotes, Aiiatotle's Ethics. . , Nictttce Htlfjavan in Nederland: Mr. J. C. do Marcz Ovens, Do beginse len vixn liet hedftndasaschefa'llietonrechr, naar aanleiding der .Konkursordmtng für do* Deutsche Ueich" van l October 1879 f 4.90 A. A. Vorsterman van Oyen. Het Vor stenhuis Oratije-Nassau van da vroegste tijden tot op heden. Afl. B en 7. Per au. 4.50 Militaire Zaken. Overijling of halve wanrlietdT In het zittingverslag van 27 September 4882 ter 2e Kanjer, van de Slaieh-Generaal wien. en in 88riëjan wy: >%e Majesteit, willende dat ddjBr e$n «KetiNfyt) *°o^portydi^) oDagfoek Qo mogelijk de oorzaken worden nttejjwln en opgespoord, waaraan de «eeraffip, Z. M.Tammonitor Adder onlangs overkomen; moet worden toegeschreven, heeft by besluit van 31 dezer No. l eene commissie benoemd, bestaande uit: (volgen de namen). »De eisch was dos allereerst een deskun dig onderzoek. Vreemd klinkt het dan als men de namen van alle leden dercommissje hoort en daaronder niet een vindt, die met een rammpnitor heeft gevaren. De leden der commissie zyn in dezen dus niet meer deskundig dan elk willekeurig bekwaam zeeman. ».... De tweede efech was een onparty dig onderzoek. ».... Nu staan al de door my genoemde leden der commissie terecht zeer hoog aan geschreven (de genoemde leden zyn: de viceadmiraal 8. L. de Ilaes, do kapitein ter zee \V. Enslie en de heer D. L. Wouson, oud directeur van de Nederlandsche stoomboot maatschappij) en ik zal do laatste zijn om hunne capaciteiten gering te schatten of hun karakter te verdenken; maar toch vraag ik: zullen deze personen door hun stand in de maatschappij de meest mogelijke waarborgen opleveren voor onpartijdigheid. «...Daarom betreur ik het dat de minister, ofschoon bezield met de beste bedoelingen, er toe gekomen is, om tot leden van die commissie voor te dragen personen, die evenmin deskundig als onpartijdig zyn." In het vervolg der zitting verzocht de minister den heer van der Hoop om zijn oordeel omtrent de keuze van de leden der commissie op te schorten, totdat hij kennis zul genomen hebben van het door haar in te dienen rapport. Het Adder-rapport der Regeeringscomroissie was verschenen. Hooren wij nu hoe daarover wordt ge oordeeld. Zitting van 15 December 1882 van de Tweedo Knmer dor Staten-Generaal. De heer vnn der Hoop: ~» .... Eindelijk het betreurenswaardigste dat ons lieden kan bezig houden: de Adderzaak. Ik had reeds de eer bij liet Adres vau Antwoord op de troonrede daarover eon en ander in het midden te brengen en elk woord '), toen door mij gezegd, doe ik neg 'Jttden ') gestand." Dit was zeer kras gezegd. Weder het woord voerende, zegt de heer van der Hoop : » ... en daar het gebleken is, dal het rapport niet alles behandelt en niet de volle waarheid in het licht stelt, heb ik de eer aan de Vergadering het voorstel te doen, liet rapport te stellen in handen van cenc commissie vnn vijf leden, ten einde de zaak nog nader kunne worden onderzocht.... De commissie werd benoemd en bestond uil de heei'cn Blussé, Mees, Kool, Reekei's en van der Hoop. De verwachting was hoog gespannen en niet ten onrechte: van deze commissie zou het') stuk bij uitnemendheid ontvangen wor den, zou de") waarheid gehoord worden, zou een onpartijdig en deskundig *) oordeel het " itfer-rapport in de schaduw stellen. Had do lieer van der Hoop bij het ant woord op do troonrede niet reeds vooraf verklaard, dat de leden der commissie niet deskundig noch onpartijdig waren? lla>i hij na kennis genomen te hebben van iet Adder-rapport bij do behandeling der begrooting niet gezegd, dat hij e?*') woord gestand deed over de Adderzaak in vorige zili ing gesproken? Had hij niet eene commissie van vijf leden npodig geacht, die een nader onderzoek zou nslelleo, omdat de commissie niet de volle waarheid in het licht stelde? Het lang verbeide verslag der Commissie uit de Kamer is thans gekomen. De comnissie heeft de noodige bescheiden voor iaar onderzoek van het Departement van iiarine ontvangen, bovendien gewerd haar eene nadere memorie van het toenmalige hoofd van het Departement en eenige betoogen van den directeur en commandant der marine e Hellevoelsluis. En wal is nu het resultaat? Wanneer wij de antwoorden op de ver schillende door haar gestelde vragen nagaan, dan blijkt dat zij het gevoelen der Reg enngscomrnissièdeelt. (. Was het verantwoord met den rammonitor Adder eene zeereis buitenom van Ymuiden naar Ilellevoetsluis te doen onder nemen? Het antwoord luidt bevestigend; echter wordt opgemerkt, dat een commandant van een rammonitor vertrouwd moei zijn geraakt mei zijn onderhebbendea bodem. De Regee rings-commissie sprak in denzelfden zin. II. Bestaan er bepalingen om de veiligheid van rammonitors bij tochten van de eene mven naar de andere te verzekeren? Er wordt gewezen op onvoldoende bepaingen en op noodzakelijke aanvulling. Dit deed ook de Regeerings-commissie. Hl. Zijn de bepalingen nageleefd? De Kamer-commissie verklaart, dat er geen stellig bericht is gezonden Aulto Adder naar zee was; dat ook de directeur en comman dant te Amsterdam de bestaande voorschriften, wat de bemanning betreft, niet heeft nageleefd. De Regeerings-commissie maakte op al deze zaken opmerkzaam, maar wees de schuldigen niet aan; dit lag ook niet op haren weg; nel aanwijzen, der schuldigen moest o. i. aan anderen worden overgelaten, IV. Was de commandant van de Adder verantwoord 5 Juli 1882 zee te kiezen? De Kamer-commissie tegt dat, ofschoon de weerkundige. Mnduidiogda tot nadenken an gen vlii 5 ^ steekt (oen tfdft, commissie in tiet weder geen hinderpaal omüittegian. - *. T. Ware ifet mogelijk geweest het schip in nood of ajffiani (fe ijpschap ie rïdden? De codutttiieüVan oordeel dat nut"ft! bleken, is dat in dit opzicht verzuim ten laJte is te leggen aan een der personen» die dei monitor gedurende zyn reis nebben «ttwaard; met uitzondering van de bemanning ierboraschuit «Twee gezusters". . ? Zy wijst verder op gebrekkige dienslre* geling. , % f De RegeeriDgs-comm\ssje weerspreekt deze meeniogen nergens, DUW laat haar veeleer duidelijk in het oog springen. '^ De Kamer-commissie verdedigt eindóiyk nog aan Jiet slot van hajr verslag ceSIe voor* stellen van de R,ègeorings-eoigi$sSe t geoover den afgetreden minister. ' In hoeverre heeft nu'3e Nedejlondschc natie door het velfSteg vlh de lêifclfliiafcr ver tegenwoordiging meer licht ontvangen? Is het indertyd; naar oflilèiSÏng van de Regeerings-comraissie en haar r&p^ort in de Kamer gemaakt rumoer door het Kamerver* slag gerechtvaardigd geworden? .' Wij constateeren, dat het Kamorversltó ons zeer heeft teleurg&teld; hét ontsteekt geen licht; met dot verslag wStpn wïj niejj meer dan de Regeêtiflgscommjssie 009 reeds te verslaan bad gegeven- " '? Zou het dan toch ton slotte geglekeq zijn, dal de Regeeriijgscommissie dësk'q dig en onpartijdig was en de waarheid heeft gezegd? Indirect wordt deze vraag door de Kamercommissie bevestigend beant\Voor|T. Of is in dezen weder de onderstelling i$ maken, dat ook in liet Kaïnörvërslag de volle waarheid niet is gezegd? f Dat het de samenstellers aan onpartijdig heid of kennis ontbroken zou lïbbenj mogen wij niet gelooven: de heer van qgjr Hoop toch, de ontwerper der commissie, gal zeker zijne voorlichting op nautisch göbieft Wij kunnen dan ook met volle recht vragen, wat er overblijft van het laakbare stelsel van verdachtmaking. Er zijn leden der Kamer, die zich in 's lan.djj Vergaderzaal en daarbuiten beklögen v^r onwaardige verdenkingen, waaraan zij buiten de Kamer blootstaan. Maar hebben leden dierzelfde Kamer lp de Adderzaak niet onverdiend .een smet lrfiöht|ii te werpen op Staatsdienaars, die z'ichpeè: onbevlekten naam hadden weten te bewaren'? Het antwoord op deze vragen kan niét twijfelachtig zyn. ., Een volksvertegenwoordiger moet ztii onschendbare positie niet misbruiken op hoogen loon in het paflêmenl uit^, kingen te bezigen, waarvoor h\j zjch' ijf' gewone leven wel zou wachten en'ït'* te meer, wanneer later blijkt dat Z» deelvellingen een vasten grondslag nj Wij willen aannemen dat döjpr s kamerleden in de Adderzaak oveMil deld is, hoewel dit van de ó!jjg%an land's bekwame burgers bijna hiel ., verwacht worden; de commfs;to ha|l ec| een ridderlijken plicht kunnen ? vervu?, wanneer zij de Regeeringscomraissie in ha?e eer had hersteld. " Niet alleen toch door het benoemen der Kamercommissie, maar hoofdzakelijk 'door de daarvoor aangevoerde redenen, is gétrach't aan de waardigheid en rechtschapenheid van de leden der Regeeringscommisie te kort to doen. De commissie van 5 leden voldeed aan dien plicht niet; voor de eer en waardigheid onzer Volksvertegenwoordiging hopen wij, dat de Kamer deze fout herstelle. ?J Wij cxirslvoaren. ? SCHAAKSPEL NO. as. Tan 0. J. W. to BennekOD, ZWAHT. a b o d et «A WIT. Wit sptelt voor en geeft ia 3 zetten mak (Wit B, Zmrt 5 «tokken met E P i). Oplouing van Schaakprebloem N». 26. Al-A 81 O 8 nt A 8 (» E5-F7+ H8-H7 O 8 - Q 7 m»t. BS G i (b A 8 Hl -t. O. zet nut (b) A 8 H I + Dun* geeft vuA. ti. ipeolt. S. speolt. Oodwougen. NIET BEGREPEN. UU M Dwittch NAAR W, HE I MB U R G.' INÖEZONDES OPLOSSINGEN. Wy ontrlngtn goede eploningen van No. 36 vin W. d. V, te Anwtenbm; VI W. v. S. te Delft; P. te utrecht (Pe opioMlag T»U 35 met D. ? i 8 fuU btf «vir> C J Bil), et») Frieda was ongeduldig geworden. >Kom k ook?" riep zy en liet den yzèrenklopper Sér deur op den metalen plaat' vallen, zoo* dat het geluid door het geheele huis dreunde. Een zwerm raven vloog van den toren," en jchoot dan schreeuwend naar de blauwe lucht cahoog; in huis hoorde men echter een schor bonJengeblaf en toen een verheugd snuffelen tchter de deur. »Diana t Diana!" riep het meisje zacht, > jen ouden man halen. Er is visite voor. deur!" Wij hoorden nu spoedjgslepende schreden, toen werd er een sleutel omgedraaid en opende een oude kromme man met zilver wit haar en bijzonder scherpe oógen, die dadelijk in hem den jager kenschetsten, de deur. i Dit is mijn neef Ulrich, Wendenburg l Hij wil hel Roodo Huis zien," begon Frieda, tevwyi zy den drempel overschreed. »Vader laat u verzoeken vóór hem de kamer van den ouden heer te willen ontsluiten. Ik ga naar je vrouw; ze is toch niet erg ziek?" i Niet zoo heel erg," antwoordde de oude man b'rommerig, zonder mij een blik te ver vaardigen; hij opende de deur iets verder om ook mij te laten binnengaan. Wy waren nn in een breêden gang gekomen die aan allp zyden met hertekoppen versierd was; tnven eéh hoogen schoorsteen hing een por trei in olioveil van een iier-uitzienden man in een jachtcostuum der middeleeuwen; hon dekoppen en een snuivende paardekop met vKegende manen hingen naast het portrei. »Dat is .Hakelerberg, de wilde jager," verUaaide Frieda in het voorbijgaan, en ver télde my dat ik den ouden man maar moest volgen. De hond sprong dol om hem heen, tÖn myn geleider «laan bleef om in een gewelfde nis van den ouden muur een lage deur open te sluiten. Ik trad gebukt achter Frieda binnen. »Zie zoo, nu heb ik u hierheen gebracht, lobals ik papa heb moeten belooven. En nu Wendenburg, ga ik mede naar uw vrouw; ik breng baar de druppeltjes; zeker weer de oude geschiedenis, niet waar?'1 De oude man antwoordde niet; hij schoof een paar stoelen dichter bij en veegde niet den mouw van zijn jas over hel ingelegde blad van "de massieve tafel. iWanóJer mijnheer mij noodig heeft, ben lik in Hel achterkamertje," mompelde Klj, iroijh vrouw slaapt nu juist en ik zou baar u§l graag wekKcn, ik zal de juffrouw roe pen wjnmecr zij wakker is." Toen vloog de deur ticiifer hem dicht en wy waren alleen. ' In het eerste oogenblik maakte het jonge moifje'ee'n haastige beweging, alsof zij hem wilde volgen; ik zag hoe hel bleeke gezichlje ils met een purperen gloed overgoten werd; tóen kv;am zij terug en nam plaats in een lêuastpel, die bij de kachel stond. Zij sloot da objêa en iedere trek op haar gelaat scheen ,te zeggen: »God, hoe onaangenaam en vervelend, maar ik ben niet bang om met alleen te zijn; integendeel, bet is mij ge heel onverschillig." Dit was een vreemd geval, en het zou nu stellig wel een goede gelegenheid geweest zijn om te vragen: «Frieda, waarom ge draagt ge u zoo vreemd jegens mij? Wat heb ik u gedaan? Hebt ge mij dan niet rocerjief?" Dit alles zweefde mij op de lip pen, niïar toch zweeg ik en wendde mij ge krenkt af; zy zag er zoo.koud, zoo ongenaakbiar uit en ik had toch een goed geWeten. Bovendien had een vriend mij nog kort geleden geraden dat men een vrouw voor net huwelijk meest opvoeden, n nu hier IvU eerste woord te spreken dan zou ik het wel voor altijd verbruid hebben, mocht lij nog ooit mijn vrouw worden. Mijn vrouw I Ik zuchtte diep en wierp toen oog eens weer een blik op haar, en zij zag ook even onder haar lange wimpers uit, maar slcsi verschrikt haar oogen, toen onze blik ken elkander troffen. »Nu ik zal maar doen, «Isuïik alleen hier was," nam ik mij voor. Wij bevonden ons in een tamelijk groot ge welfd vertrek; door de smalle vensters viel ilechts een flauw licht naar binnen. Een een voudig bed tegen den ztfmuur, een schrijfta fel voor het raam, eon leunstoel naast de kachel, een pljpenrek en een tafeltje met scltuakfiguren, een klok in ouderwetsch geoeoldapuwden kast, dejplompe eikenhouten tafel en eenige stoelen maakten hei eenvoudise ameublement der kamer uit. Ik rilde in dat koude en vochtige vertrek, ik deed een venster open en liet de warme herfstlucht naar binnen; toen nam ik een beker Jan den schoorsteen en vulde dien met wijn, die tante my in den zak gestopt had. Het was een schoon geslepen glas met jachtfiguftn; het opschnft luidde aldus: >Aan zyn vrónd Henderik Mardefeld. Prins Christiaan v. S. B." Wuür waren de handen die dit glas gedra gen, waar de lippen die daaruit gedronken hadden? «Gestorven even als de vriendschap, die het den vriend vereerd had l" Wat kan Die; alles sterven en vergaan op deze wereld l Ik aarzelde om te drinken; het was mij alsof ik den mond van een doode zon aanra ken ; toen dronk ik den inhoud in n teug '««ï- Met den vurigen wijn kwam een bijna plechtige stemming over mij; de poëzie was binnengekomen, plaatste een stoel voor de ^Itcijfiafel en breidde de oude geel gewor den papieren voor mij uit. Reeds wride ik te lezen toen ik achter mg een lichte beweging hoorde; ik «ag om en keek .Fneaa 'aan. Een siitóWygende bede was m naar oogen te lezen, maar zy hield den trotschea mond saamgeklemd; toch verstond ik haar,en vroeg: »Kent "gij dei) inhoud dezer bladzijden?" ZlTschudde ontkennend het blonde hoofd. »ZaI ik je voorieten?" Zij antwoordde niet dadelijk; ik zag, hoe zy met zichzelf in tweestryd was. Toen knikte zy bevestigend en byna kwam het my voor, alsof zy my hoogst ongaarne de gunst verleende, nnar my te luisteren.; zij vleide zich weder in baar leunstoel en zag, terwyi zfj sleeds myn blik ontweek naar het donkere woud; in de schemering trad baar slanke, witie gestalte bevallig te voorschijn; rrige dennenlucht drong door het venster; schaduw der bladeren speelde, door den herfstwind bewogen over het papier; rondom heerschte een plechtig slilzwUgen; roen hoorde slechts het tikken van den houtworm en het krlJschen van een rooi vogel in bet woud. Myn oogen vielen nu op het papier en ik las wat volgt: Zondag den 11 Jan. Anno D 1726. Beste Johannes. Voor my ligt uw brief, en uit iedere pennestreok straalt de liefde en vriendschap my tegemoet, die gij voor de vrouw koestert, die u zoo vele jaren niet gezien heeft. Gij schrijft ook over uw vrouw en kinderen en dat u w oudste dochter u tot groptpapa verheven heeft en dat uw zoon candidatus theologiae geworden is en gij zoudt gaarne weten hoc hel my tegen woordig gaat. Dit kan ik u in twee woorden zeggen; »ik .heb nooit begrepen, boe men gelukkig kon "worden." Maar zie, mijn oude Jobn. heeft een blondlokkig meisje gelogeerd, zijn kleindochter, die zit in de avondzon onder de linden en zingt: Dat zijn de licd'rcn die ik verloor, B|j 't eenzame klimmca der jaren, Nu hoor ik do woorden eu klanken weer, Nu keert my de jeugd, het geluk van weleer Ea kussen myn gry/o haren." Gij hebt het zeker nooil gedacht, Johannes, dat ik ook dichten kon, aangezien er wel menigen jagersvloek over mijn lippen kwam, maar nooit een poëtisch versje; ik geloof ook niet dat ik het zou kunnen opzeggen; want mijn tong is nooit zeer buigzaam ge weest. Maar daarbinnen in mijn hart zong en klonk het dikwijls wonderbaar; daar bloeiden ook bloemen en luidden de klokken, maar zien en liooren kon men hel niet; ja, ware dil anders geweest, had ik kunnen lachen en vleien, dan " »Gij vraagt mij naar den dood van prins Chrisüaan, van onzen Ghrisliaan, zooals wij hem voorheen noemden. Ja Johannes, in zijn stervensuur, by het alscheid zijn wij weer vrienden geworden; bij zijn leven waren wy lange, bange jaren gescheiden geweest en wat ons scheidde was een graf, en het geluk van Onze jeugd was daarin begraven." >De wilde duif kirt nog.steeds, dat haar de duivel hale! Ik wilde juist opstaan en haar vertellen, dat zij zich gerust naar den Dloksberg begeven kon.'1 Daar klonk vol liefde en trouw een lied, Hóe zoet, hce schoon is de liefde mot, Een lied, ach van minne doorweven. By 't stralende maanlicht, n lindeoboom ?', Daaronder tweo oogcu.?Het was ccn droom En eenzaam ben ik gebleven t" »Dat is het juist Johannes; eenzaam, een zaam! Geen vrouw en geen vriend mér, en zij willen beweren dat ik het niet voel, dat ik een hart heb dat harder is als de rots in onze bergen. Ja, waar is het Johannes, dat ik niet weeklagen kon in dien tijd, myn smart was te groot. > Hoe hel gebeurd is!" «Welnu, Johannes, gij herinnert u nog wel dat wij drieën, prins Christiaan, gij en ik voor den laalsten keer bij elkander waren. Gij stondt reeds ia een toga op den drempel van een rijke pastorie en had reeds iets zalvends over u gekregen; ik droeg nog niet lang het groene jachthuis, als opperhoutvesler in de dislriclen van] onzen hertogelljkcn heer, waarlijk, onze vorstelijke vriend had voor ons gezorgd als een echte vriend; want wij waren nog jong genoeg voor deze betrek kingen, hij zelf wilde den anderen dag zijn grooton riddertocht naar vreemde hoven on dernemen." »Glj weet stellig nog wel, hoe ntj het ;las, waaruit wij den a fscbeidsteug gedronken tadden met een zwaai in het water wierp. en daarbij zeide dat niemands lippen het weder zouden aanraken, hoe wij elkander toen kusten en eeuwige vriendschap zwoeren, opdat niets ter wereld ons zou scheiden. «Gij moet het u nog herinneren, Johannes; ik verbeeld mij ten minste nog zijn jeugdig gelaat te aanschouwen, dat van geesidritt straalde; later is het mij nooit meer zoo opgevallen, dat hij zulk een schoon man was. Hoe zaagt gy er £uil naast hem, Jo hannes l Als een weldoorvoed ezeltje naast een edel ros. En ik? Spaar mij een ver gelijking. Schoonheid was in onze familie niet erfelijk. Haar genoeg hierover l Dien avond hebben wtj elkander voor het laatst met ware vriendschap de hand gedrukt, ver loren, vergaan l Waardoor? Door een vrouw l" tEen vrouw. Gij kunt de geschiedenis der wereld nagaan, van Adam tot op den dag van heden de oorzaak van al het kwade op de wereld was en is de vrouw; en de schoonheid der vrouw is vergif dat de zinnen benevelt en het hart ongelukkig maakt. Wanneer vrienden van elkander vervreemden, huiselijk geluk bedorven, hu welljken ontbonden worden en de krygsfakkel over de landen ontstoken wordt cherchez la femme?ou est la femme ? En voile, is steeds tejvrnden; schuldig of onschuldig^ het kwade op de wereld komt door de vrouw. Ea oia bet waar ia, waaraan vast gelooft,, 'dat AT een duivej is die in de wereld rondgaat en'zoekt wien Ky yèrainden 'kan, dajovenchUnt hy stellig injan.vrouwelyk'e gestalte. Gy kunt dwi." gerust orMS en"een paard«nj;oet achterwege laten, Johannes l in de kerstdagen zag "ik haar voor het eerst. liet weder was verschrikJMltyk, het scheen wel *l*3i de wilde jacht nog nooit zoo inde böiscnen van den Hart had huisgehouden. Alles huilde en brulde om myn oud uilen nest als zongen alle booze geesten een triumOied; de regen sloeg tegen de luiken van myn kamer; ik was juist met de buks en de honden naar buis gekomen, en was verdrietig gestemd, dat ik geen enkelen kogel had behoeven te gebruiken. Er werd op de deur geklopt, en daar niemand 's avonds my bezocht, vooral in zulk een noodweer niet, zoo beval ik den honden rustig te blyven en ging naar de gang om de deur te openen. Daar stond zy nu op den drempel. Johannes had ik toen slechts geweten, wie ik binnen liet! Daar stond zulk een koninklyke, slanke, fiere vronw die toch zoo weemoedig het hoofd gebogen hield en de wind blies door haar kleederen en waaide den sluier van haar gelaat, waardoor ik in een paar prachtige blauwe oogen zag. Zy vroeg om hulp en een onderkomen. Haar rijtuig was omgevallen en gebrokcn.de koetsier was bij de paarden gebleven. Ik opende mijn kamerdeur en verzocht haar binnen te komen, zij bukte zich onder het lage gewelf, maar toen zij naast mij stond, kwam haar blonde hoofd slechts tot aan mijn kin. Ik was altijd verlegen in de tegenwoordig heid van dames en ik zag hoe een gHmach om haar lippen speelde, toen zij bemerkte dat ik haar eenige beleefdheid wilde be wijzen. »lk dank u, mijnheer," zeide zl| en deed haar mantel af; toen nam zij den natten sluier van het hoofd, nam plaats in den leunstoel bij de kachel en haalde Ccsar pan, die vertrouwelijk zijn kop op haar knieën legde en zich geduldig door haar liet lief* kozen. Ik stond ia gedachten verzonken voor haai' en zag haar aan; het kwam mij zoo zonderling voor dat zich in mijn eenzaam vertrek een vrouwelijk wezen bevond. Ik vond het vreemd en toch zoo gezellig, zoodat ik alles oni mij heen vergat, totdat zij, mij verzocht haar koetsier hulp te doen toekomen. Ik spoedde mij toen verschrikt en verlegen naar buiton en beval Jobst dat bij de vreemde paarden gbed verzorgen en den'koetsier van bier en brood moest voorzien en verder dat zij, Jobst's vrouw op de eerste verdieping een kamer in orde moest maken voor deze dame, daar haar rijtuig te zeer beschadigd was en zij bij dit noodweer niet verder kon. En zoo gebeurde het, dat ik mijn eigen kamer niet zonder hartklopping en verlegen heid kon binnentreden, en toen ik eindelijk moed gevat had en voor haar stond, be dankte zij mij met vriendelijke woorden en zagen haar oogeu mij liefderijk aan, tot zij ze voor de mijne neersloeg en haar bleek gelaat met een blos overtogen werd. Zoo zaten wij sprakeloos bij elkander en buiten gierde do wind door de takken der booge linden. Ik was een onbeholpen jongmensch; ik kon niet spreken maar zag haar slechts aan en weerde den hond af, die niet van haar af te slaan was en zich eindelijk aan haar voeten uitgestrekt bad. Zij bemerkte dit nauwelijks, zij hield hare oogen gesloten en een pijnlijk nadenken riep een rimpel op haar blank voorhoofd te voorschijn. Toen kwam de vrouw van Jobst met wijn en een avondmaal, maar zij gebruikte bijna niets en verlangde zich ter rusl ie begeven. Ik kon echter de rust niet vinden, ik liep in storm en regen naar buiten en staarde naar boven naar haar helder verlicht venster en toen kon ik tol haar spreken, ja halfluid lange redevoeringen tot haar houden, zoodat de honden mij verwonderd en verlegen aan staarden. Don volgenden morgen was het schoonevogeltje reeds voor dag en dauw gevlogen, boe vroeg ik ook -opstond. Op de tafel op haar kamer vond ik een open briefje, waarin de volgende woorden sierlijk geschreven te lezen stonden: ? Frederika von Dabenberg dankt u voor uw gastvrijheid en hoopt nog eens in de gelegenheid te komen, haar te vergelden." Dat brielje ligt nog in een lade van mijn schrijftafel met andere snuisterijen, lakken, linten en gedroogde bloemen, die reeds half vergaan zijn. Ik wisi nu dat zij de dochter van den ouden generaal Babenberg von Mansdorp was, die een klein uurtje van hier woonde, en van Jobst hoorde ik, dal zij van de begrafenis van baar broeder huiswaarts keerde, die een twistzoekër was en in een duel zijn dood gevonden had. Het uitgestrekte landgoed zou na den dood van haar reeds hoogbejaarden kindschen vader in een zijtak der familie overgaan; dan zou zij Mansdorp moeten ver laten. De koettier die dit alles verteld had, had er nog bijgevoegd, dat zij wel gaarne zon weten, wat er van haar nog eens worden moest; want om een arme freule liepen de: vrijers zich ook niét het vuur uit de sloffen. van toen aan had ik geen rustig oogen blikje meer. Waarheen ik mij ook wendde, overal stond de slanke jonge dame in haar donker rouwgewaad mij voor oogen; waar ik ook ging was zij by my en zag mij met haar diepe blauwe oogen aan, des nachts zelfs scheen haar bleek gelaat zich over mij heen te buigen. . De liefde met haar toovermacbt was m mij ontwaakt; ik was toen vier en twintig jaar, Johannes, en bad nog nooit mijn blik op een vrouw laten rusten. .. Eu bet kwam «r toe; het ongelooflijke, van waarvan ik nauwlUks bad .durven droomen, gebeurde! Frederm fRT Babenfaerg werd, mUn verloofde» 'Aflos ging gerafeld in zUn werk; er fös geen tóovéTy büin het spel, maar $ scheen roy bét 1| "^J" vaders ziekbed in,éOrnwn >Frederika, myn geheelei...... nu aan u," verder kon Ik niets acg»""'.». het andere zou my in dat plechtige uur zoo arm en onbeduidend voorgekomen zyh. En zy moest bet óók wel gevoelen, dat ik gaarne mUn leven voor haar gegeven zou hebben. Dit meende ik ten minste. Ik kwam nu weer tot rust; ik wist het immers dat zy my toebehoorde. Zoo werd ik dagen lang door het woud gedreven steeds met de gelukkige gedachte, dat ik slechts een kwartier behoefde te loopen, om in haar schoone oogen te staren. Zy zat aan het ziekbed van haar ouden vader en wanneer ik in het donkergemaakte vertrek trad, schit terden baar oogen en strekten zich twee fijne, slanke handen naar my uit. Voorbij! mijn vriend, voorbij! Ik heb nooit grooten aanleg voor itntiments gehad, zooals de mode het toen meebracht, dat lag niet in my; het leven in Gods vrije natuur liet zulks ook niet in mij opkomen; myn ge dachten hadden haar oorsprong in mijn hart, zij waren zoo frisch en gezond afa onze kostelijke bergluch', en ik zeide alles duidelijk en klaar zonder om wegen.. De berglucht kan iemand wel eens scherp in hel gezicht waaien, maar ik merkte het niet, ik was er aan ge wend; hy verfrischte mijn hoofd en hart. De oude generaal Babenberg stierf ein-. delijk; acht dagen later geleidde ik Frederika als mijn vrouw mijn woning binnen. Waarom zouden wy langer wachten? Do dood van den ouden man was een verlossing uit zyn lijden on Frederika verlangde naar een te huis, daar zij niet langer in het huis harer vaderen vertoeven kon. (Wordt vervolgd). SCHOOL* DIÜASKALIA. XXVIII. liet buitenland begint ons voorbeelden te geven, ?waarde redacteur, ten opzicht e van schoolplicht". Urn ma.ir xootur mogelijk uit de buurt te Rnan deel ik u mede dat in de kolonie Victoria (op Nicnwilollaiid) hot onderwijs verplichtend ge steld, wet boeten, zelf* gevangenisstraf voor. ouders en voogden bübewezen nalatigheid, doch tevens is er een bepaling aan toegevoegd dat het openbaar (geheel ueutntal) ouderw^js kosteloos moet gegeven worden. De rechtzinninge lui, die men m den Inude van Overzee1' ook talrijk aan treft, zijn nu druk aan het tyvéren tegen die nieuwigheid en hopen die maatregelen to dooo herroepen; er is echter een firopte troost voor de goedgezinden in het bekende feit, dat de anders denkenden het alles behalve eeus ondel'olkai:dtr zou. Temt comme chce nous, zou men haast ge negen zijn uit te roepen, minus de schoolplicht. Ook iu BelgiëU op 3 Juli 11. door den Minis ter van Onderwas, Van Hnmbeeck, een ontwerp van Wet op verplicht onderwtf t bg het Wetgevend lichaam ingediend. Deze wee bestaat uit 13 ar tikelen, en bepaalt dat de ouders verplicht zijn hun kinderen van G?12 jaien onderwijs te ver schaffen; jaarlijks moeten daarom tusschen l en 15 Auga. door de ge meent ebeetursn lij: ten worden opgemaakt van de kinderen in hunne gemeente, die in de termen vallen; het onderwijs dat die kin deren genieten kan zijn openbaar of bijzonder, doch staat natuurhjk oudor controle. Slechts in zeer enkele gevallen wordt schoolverzuim toege staan. Ouders, die weigeren aan do wet te vol doen worden eerst gewaarschuwd, dan met boe ten van l tot 5 frs. gestraft en bij herhaling tot boeten van 5 tot 10 ir s. en cevangenU van l tot S dagen veroordeeld. Fabrikanten, dio kindoren beneden 12 jaren ia ban dienst hebben, worden voor elk kind met boeten van 25 tot 30 frs. ge straft, welke boete niet alleen telkens verdubbeld, doch na elk; drie maanden telkens opnieuw kan opgelegd worden, 't Is voor de mannen van ons Volksonderwijs te hopen, dat zy 't ook oons zoover b<j de regeerwg kunnen brengen om een dergelijke wet in de Kamer te doen brengen; qui viyra venrra. Eau van de groóte voorstanders von die vereent* ging, en van zulk eene wet, Mr. A. Kerdyk, zal naai'ik verneem binnen kort de redactie van 't orgaan vau volkjonderwü* neerleggen;'t is jammer, want het was in zulke uitstekende handen; hu cal er trouwens zeker gewichtige redenen voor nebbe o, ander» deed hij 't vast niet. Ik hoop evenwel dat het nog maar een gerucht en niets meer blüktte zijn. ' . .. . In den gemeenteraad van Amsterdam kwam dezer dngen een uitvoerig voorstel in omtrent het getal lagaro scholen aldaar, dit getal is na tuurlijk iu de laatste jaren zeer toegenomen: nu evenwel is er aan 't einde van het voorstel bijgevoegd dat de gemeenteraad der hoofdstad besluit, dat er zjju zullen: 40 scholen der late kloste 17 10 12 D 6 2o Se 8e 4e 4e jongens. H meisjes. B jongens. meuje». dus in 't geheel 90 openbare lagere scholen, terwi\l er ook aan de noordzijde van het IJ e»n» school zal worden gebouwd. Vergis ik ray niet dan is 't hierboven aangegeven cp&ïbijn» be reikt, *>odat büde toeneming der bevolking, «ooals te Amsterdam by elke volkstelling op nieuw blijkt, binnen weiniga jaren tooli weder uitbreiding aan 't getal zaV moeten gegeven worden; en mocht eens tegen alle werkeldk be staande bezwaren in, eene wet op leerplicht tot stand komen, wie kan «eRgei»,.hoeveel scholen er dan moeten hjjkomea, want 'k la§onlangs van honderden, die nog langs 'i Hoeren straten rond dwalen zouder tets anders te loeren, dan onge vraagd Drachten te dempen, vreemdelingen uit jouwen, geld uit winkellftden stelen en derge* lijko onhebbelijkheden meer; lees daarover Aquartus en *\ju Amsterdanuche schotsen, alias Warme Kadetjes, of anders nn en dan het Nieuws v»n den Dag maar eens op na. Op eene vergadering van leeraren btf hetMid. Onderwas te Dordrecht gehouden (ik meen dat hot een afdeeling van de algemeene Vereeoiging van die Heeren is) sprak de heer A. Huët,onie bekende Delftwhe leeraar, onlangs over de beste methode, die b|j het Ijjntoekenen, vooral voor aanstaande werktuigkundigen gevolgd moet «orden; hy beweerde dat het teekenen van platen of in ptaftt gebrachte figuren, 't daken van bonstructièn naar gedrukten opgave met vruchtbaar genoeg tsru; mes moert modcllea of daarmede gelijkstaande voorwerpen aqhrts*n, opmeten en dan in teekening Dragen, dn» veel meet het natuurteekeuea ook op bet tyjtttMktttn tOMMMM, w*. B| USÜd* tb de BottardüuelM Ho eornt MB, ' koa van raodtUea d* gaf, daarin rft te ityi. Op d* -.?. vtod nwn fn d* DcdUehl de firma ~' " «kendedTeostenknnnMi den heef» leeraren in ?eer aan om die "moftiUu .«OM ?en; ik daa ook oógensebonw t* nemen. Ik vertelde a hierboven een ea ander alt \A bttitoaUuid, dooh vergat daarbij nog aw aandacht te vestigen op iets dat in Bohemen op verschil* dene plaateen gebaart; daar heeft mea op d* opénbwe scholen eene afgesloten ruimte, welke met matton .belegd is, om het geluid van voet stappen to verminderen, en waar de ouden hek onderwijl kunnen bewonen. Zij kunnen aioh daa* ?elve overtuigen hoe t met de ontwikkeling elt de kennis hunner telgen gesteld Jt, «n tevens hot het onderwas, hetwelk ?& totalen, gegeven wordt Stol a eens voor, dat mlks bg ooi, vooral im groot* steden, phiati vond. en mea er ook' gë> brnik van maakte; men klaagt au re*d» ovè* kostbare gebouwen, dooh wat soa het dan aya« als er in elke leerkamer nog ruimte moest open» gehouden worden voor belangstellende ouders ea voogden? 't Zou, dankt my, ook lang doren, voor» dat de kinderen aan dat voortdurend bezoeken der scholen door hunne ouders gewend waren, en 'tleerea koa op die wtfse wel eens Ijjden on*. der onoplettendheid en afgetrokkenheid. Om te eindigen deel ik n nog als cttri* osuro mede, dat D» Standaard wederom een zonderling argument tegen het Mid. Onderwijl put nit de opgave van het schriftelijk weit* Nederlandsen, voor de eind-examens van dit jaar} die onderwerpen zjjn vier in getal: 1. Het Oosten en Westen van ons land. 8. De mensoheljjkei spraak. 8. Hugo de Qroot en 4. een vierregelig versje van de Genertet. Genoemd orgaan meent dat die onderwerpen te moeilijk of misschien zelfs boven de bevatting onzer Hoogere Burgerscholierea zijn: doch wal te denken van jongens, die een v^jfjarigen cnrsui hebben afneloopen, en niet in staat zonden gijn over een der genoemde onderwerpen een draaglijk opstel te maken; of zonden de onderwerpen op andere en wel bijzondere scholen wel zooveel eenvoudiger zyn? Wees gegroet van 17 Juli 1833. Q. N. ATAKRLtfil. S Jules Sandeau. In het leven van Jalw Sandeaq iieeft slechts ne merkwaardige gebeurtenis plaats gegrepen, waarover hy ecirter steeds hét stilzwygen bewaarde. Ook na zu'uen dood schijnt dit niet verbroken te zullen worden. Hg heeft den raad opgevolgd, dien Alfred de Musset ooft zich zelvon gaf en waarvan by niet weinig toor» deel heeft gehad. . Si tu voux tre aimé, respecte ton amonr! Niets heeft in zyne romans ijjuo betrekking ver* raden tot Geora Sand en wat men ooit van dazen treurigen en geheiraainnigen roman zal te wetea komen, zal zich wol bepalen tot hetgeen ander* belangstellenden er Vaa hebben Rewad; het dwaze boek (ttose et Olanche), dat z'j Jules Sani ' icltcnd hebben, zal ons niet voel wpér maken. e dubbele geschiedenis vau eene komedianto en e.'iie nou u een letterkundige zeldzaamheid, geen bewijsstuk ou heeft zijn oorsprong te dan* ken uau Ir. t ruwste lonlisujus. Jules Sandeau vond zjjn waren weg eerst eenige jaren later: hij is waarschijnhjk de eenige scbrq» ver nit dien tijJ, welke aan do moraal die be koorlijkheid wist te geven, welke' verbeelding ea ? werkelijkheid haar gewoonlijk onthouden en juist aan deze zeldzame gavo hebban zijn werken den grooten aftrek te dnnkon, dien zy gehad hebben. Léoii Gozlan naamdo Geovge Sana den roman» schrü'stcr voor vrouwen", Jules Sandeau den romanschrijver voor dames." Uanrtusachcn be staat onderscheid" voegde h\j er by. Zou daarin do reden gelegen zijn dat ajjn werken, die bij hunne verschoning zooveel opgang maakten en tal van herdrukken belee/ilon, nog niet verouderd zijn en dat w|| tegenwoordig nog niet het grove realismn» verkiezen boven de boeken dio ons bekoren en tot ons hart spreken ? Een groot gedeelte van Sandean's werken is reeds iu het vergeetboek geraakt, maar voor zijne nagedach tenis is het voldoende, dat er een boek bljjve be staan als .,1e Docteur Herbeau", een fijne studie over provinciale zeden en een keurige komedie als Mudemoiselle de la Séglt'ère. Zijne verkiezing tot lid van de Academie frantaiso ii het eenige vermeldenswaardige uit het tweede tredoelte van zyn leven. De loirode, dia hij op Charles lirifant, zijn voorganger, moest houden, heeft weinig indruk achtergelaten, maar eenige letterkundigen herinneren zich nog atyiie antwoorden aan Doucet en de Loménie. Den eerste, die zich beklaagde Alfred de Vigoy niet gekend te hebben, troostte hy met de zoo geeitige woorden: Wees verzskerd, menheer, dat niemand Alfred de Vigay gekend heeft, zelfs lt(f tel ? niel". Toen kj) M. de Lomaaie ontving, wreekte hy diens voorganger, Mérimé'e, die door de Loménie van menschenhatt en zwaarmoedig» heid beschuldigd was. In hetzelfde gesprek wenschte hy den candïdaat geluk met zyn werk over do hei togin de Rochofort en voegde er aangaande den schoonzoon d*r hertogin, den graaf de Mancine Nivernois, b{f: deze mensen, die een model U van iemand mot goede manieren, heeft, de weUovendheid zóó ver uitgestrekt, dat hy de volmaaktheden bezingt zijner schoonmoe der, een verschijnsel, dat sedert niet meer is voor gekomen." Vóórdat hQ lid werd van de Academie WAS h)J Eren lang haar buurman in zijne kwaliteit vaa bliothecaris der boekerij van Mazarin. Het zou dwaas z(jn te beweren, dat hfl geheel en al bere kend was voor *jjn« taak. Een groot geleerde was hij niet en er it menigmaal geglimlacht bij vergissingen, die h(J in zijne betrekking maakt». De laatste tien jaren van zijn leven WM Sandoan geheel ea al terneergeslagen door den dood van zUn eenigen zoon. Do dageUJksohe bezoekers vaa het Palats-Rojral zullen aen grjjgaard niet licht vergeten, die daar iederen middag omstreeks 4 are met slependen tred door'de galerijen of in de lanen van den tuin wandelde. Wat «uilen zijne «dachten dikwerf terug ga* gaan «ü» n*Rr den tijd, toen hQ dienzelfden weg Ring; jong, schoon, als een dandy gekleed, gearma met de Balztc, komende van een fijn aojeaner bU Véry of van een dor int i me vrienden, alt Gustave Planohe, Ghandesaignes of Emilo Kegmuit en op weg naar een rendez-vous met Madame Dorval! De vereeniging Concordia" had een . . uitgeschreven voor het beste werk over d* Inrichting van arbeiderswoningen. Pe jnrjr nu den prijs toestekend aan den archi Scbmolcke?Boliminden. Het bekroonde geschrift heeft nu bij mil Straust in Bonn het acht, ge zien onder den titel: Das Wohnhaas des Arbeiter». Eine AnleUung «ur Herstellnng billegen, solidea and 'fletanaer ArbeHerwohnanaén ia oie Stldtoa and >«f dem Lande, »it 12 lithognphirtM Thfeln, eathaltoad 9 fjïiglnalentwüfr, Stuatioots pline aad DttaOs," ?-*.,'' il' r-A''

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl