Historisch Archief 1877-1940
)E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No.31*
fl
TJIT BELGIË.
XXIX.
De omgekeerde wereld.
Ver?ehillend kunstvennaak. De
hollandsohe virtuoos Wibbe. Gewe
ven behangsel».
,jDe InièfwAtuut Beige maakte onlangs de
? anêdige opmerking hoe koddig once
kamerdebattan eenige dagen lang aUn geweest. Terwijl in
nadere landen, aegt het blad, de tegeuatauders
tan 't heerschende regeeriogasteliel aüe
gelegennaden aangrijpen, om te bewjjzan dat hot
miuia, taxie den slechtea toestond van V landt schatkist
verheelt, dat de minister van financiën in zijne
toelichting van 't budget, alles ve»l te rooskleurig
fcohiklert ea aan 't volk z&nd iu de oogen zookt
te strooien, dat hy het groote tekort zookt te
verkleinen door optimistische beschouwingen ?
geachiedt bjj ons hot tegenovergestelde. De
minieter beweert dat er een deficit van 25 millioen
franken bestaat. .Och neen," roept de oppositie,
j,gy maakt de taken veel erger dan z\j z\ja. Zie
nog maar eens goed." «Twee en twintig dau toch
«aker," ia het antwoord. Ook dit wil de oppositie
luet laten gelden, eu houdt den minister dus voor
'aanan vreesel$ken pessimist. Eindelijk geeft deze
toe dat de zaken nog zoo kwaad niet staan on
Venookt ta erkennen dat het deficit 19 millioen
groot ia. Hu vatten de tegenstanders eerst r echt
vuur en beweren dat da minister door en door
?wartttende is. want de staatskas wordt zoo goed
bestuurd, dat net tekort niet fjrooter kan ziju dan
9 of 10 tien millioen. Uier is dus bepaald een
Óombat de gènérositc. In andere landen mocht het
?chijnen alsof het ministerie door zichzelf aan te
klagen van eene schuld die maar half op den
lande raat, de heerschappij moede, die aan anderen
wil overlaten, en alsot de tegenstandera zeggen:
,JOch pee. .i»e liefste heeren, gij overdru.it de
naken dooi uwo bescheidenheid, wy bidden u har
telijk de macht in handen te blijven houden.
' Doch bij ona heeft die redetwist eene andere
beteekenis welke men in het ?Dagblad de Amster
dammer" of in andere bladen kan nalezen. Wü
wQzea alleen maar op het door en door h u m
oVistische der genoemde verhandelingen
AI zwegen gedurende de bondsdagen en zelfs
nog lang daarna onze voornaamste orkesten
en solisten, al vertoonen de tentoonstellingszalen
alechta naakte wanden, het ontbreekt ona toch
niet aan vooruitzicht van wezenlijk kunstgenot
in de maanden Augustus en September.
Den 15n Augustus en volgende dagen zal bier te
Brussel eene tentoonstelling vau
photographie en plaats hebben, waaraan ook het buitenland
kan deelnemen.
Den 2n September en volgende dagen zal eene
tentoonstelling plaata hebben van voorwerpen
betrekkelijk de oude en nieuwe houwkunst. Zij
wordt ingericht door de Sociétê centrak d' archi
tecture, Zy zal hoofdzakelijk bestaan uit
bouwkunatige teekeningen onzer museums. Mechelen,
Gent, Oudenaarde, Brugge, Antwerpen zullen
teekeningen inzenden, waarvan er tot de 13e eeuw
opklimmen. De levende bouwmeesters zullen hun
ne werken inzenden, ?vooral de officieele''. De be
zoekers (dat is aangenaam voor alle toeristen)
die in groot gezelschap reizen, genieten, zooals
gevoonhjk, 50 pCt. afslag op de spoorwegkaarten.
Niet zonder belang zal ook het kunstteest zfla
wat men te Mechelen voorbereidt en einde Augustus
aal plaats hebben. Voortbrengselen van oude en
nieuwe kunst en wetenschap, nijverheid, tuinbouw,
enz. zullen bovendien ter beschouwing worden
bijeengebracht. De componist Egard Tiuel schrijft
eene cantate voor die gelegenheid; er zal eeue
fartcy-fair (tegenwoordig in de mode) worden
gohouden; eene Vlaatnsche kermis worden nage
bootst (waar men ook al voor de aardigheid dub
bel betaalt), en vele oudere volks vermaken wor
den ingericht, om recht veel toeloop to hebben.
A-propos van muziek moet ik nog «ene
mededeoling doen, waarin de lezers belang- zullen
stellen. Een uwer landgenooten, mijnheer do
redacteur, de hcor Wibbe heeft onlangs te Brussel
eene schoone lauwcrkroon behaald.
Men moet weten do maand Juli, op de middel
bare, hooge eu andere, scholen de tijd der ?com
positie," der examens eu der prusuitdeelicg, is
ook aan de belgische conservatoriums en andere
muziekscholen het oogenblik der ?concours". Die
te Brussel hebben reeds plaats gohad, die te
Amsterdam zijn wij eerstdaags te wachten.
Welnu een dag of veertien lang is in onze
hoofdstad door eene jury, uit allerhande kun
dige mannen te zamen gesteld, iu de concert
zaal van het nieuwe conservatorium gezeteld, tot
aanhooren vaneenen wedstrijd, uitgeschreven voor
de hoogste klassen van genoemde instelling,
waarbij de meest gebruikelijke suareu- eu blaas
instrumenten door de leerlingen werden bespeeld,
't zy alleen, 't zjj met anderen gecombineerd. Men
hoorde heerlijke kamermuziek, quartetten,
quiutetten, klaviertrio's, zang, enz. enz. Eindelijk kwam
de beurt aan de piano virtuozen ... De Heer Wibbe
heeft den allerhoogsten prüa verworven....
Wanneer men bedenkt dat de kweckeling, die
daarnaar dingt, een répertoire van 20 der be
roemdste en moeielqkste werken moet gereed
hebben, om die naar ploUelijlto keuze der com
missie uit het hoofd voor to dragen, dat hij een
orkest-partituur op de piano van blad moet spe
ten, enz., kan. men zich eerst een denkbeeld ma
ken van de Siraarde des jongen kunstenaars.
Trouwens had hy reeds vroeger aan deUanggche
muziekschool uitstekende bljifcen van taleut ge
geven, welke zich nu glansrijk hebben bevestigd.
Ten alotte veroorloof ik mij nog'een woord over
het t a p ij t w er k van Mechelen, wat op ds
Amsterdiunsche tentoonstelling: pry'kt, Het uit
blijven van den catalogus maakt het onmogelijk
hét nummer van deze fabricage op te geven. Het
ffi-note werk door mij bedoeld hangt in den
middengang op de linkerhand, van de hoofdpoort
af gerekend. Dat tapijt stelt voor: Phjlippua don
Goede, hertog van Bargundië, enz. een
gezant?cliap uit het Oosten ontvangende. Het is bestemd
tot behangsel voor de r o o k k a m e r dus senaats.
Voor hetzelfde doel worden nog voorbereid: De
dood van den Vlaamschen strijder Philippua van
Arte velde, rumoert van Vlaanderen, 1382;
Margaretha Van Porjna op 't oogenblik dat zy de
verbonden edellieden/ontvangt; Albert enlaabella
den atelier van Bnbens bezoekende. De voor
treffelijke arbeid van eerstgenoemd werk (het
eenige wat tot heden gereed is) doet ona van de
overige tapgtwerken veel goed* verwachten. Eere
?$. ook aan de regecring en aan wie verder het
denkbeeld bevorderden, om door voorstellingen
van dien aard de liefde tot de groote historische
gebeurtenissen met den kunstzin te bevorderen.
Evenwel hebben wij hierbij twee opmerkingen
te maken, welke op den grond der schoonheids
leer berusten.
Ten eerste is het eene fout waaraan de
?kunstnijveraars" (om dit woord te gebruiken) zich, door
de toenemende verbetering der middelen en werk
tuigen voor bon vak bij herhaling schuldig maken
? namelijk de eigenaardigheid der
natuurvoortbrengselen ta miskennen, en deze ter vertooning
van hun aangeworven, geoefend talent van na
bootsing te misbruiken.
Genoemde tapütwerken, BeHjk vele anderen zon
der figuren, doch waarop Flora ioma haren
geheellen rijkdom schijnt te hebben uitgestort, zfu be
werkt met het doel de aohilderkunrt zooveel
mogeUk te .evenaren. Daartoe moet nat weefael
onzichtbaar worden gemaakt; het penteal *??*
j (oma, ** *?*?'? ?--J-.? ?-??-- ? ??
In «Mare vakken van nijverheid vinden wjj bet
?teen bewerkt alsof bet eene houtsoort ware, of
omgekeerd, het hout behandeld als w(ire het steen;
glnsvenstera waardoor oen getemperd licht moot
driugeu en zelfs de zou moet schijnen vinden wij
met schaduwrijke, perspectivische bouwstukken cu
relisffiguren versierd. AVy zien verder den blik
slager of tyserwerker alles aanwenden om aan z\juo
emmers den scbtyn van eikenhout, aan de
bloeluentafel* dien van gevlochten riet te geven, eua.
Elk streven om de voortbreugieleu der natuur niet
naar hunne eigenaardigheid te behandelen moet
als een vergrijp **» de natuur, zoowel als aan de
knust worden beschouwd. Men bewerke dus de
tapeten volgens dien rugel op eoue w|jie dat nie
mand twüfele uit welke stof dia muur- of
vloerbekleedseli zQn vervaardigd. Men boude zich aan
den stijl, aan den type welke door do stoffen
wordt voorgeschreven, en deze zijn voor olie- of
waterverw en penseel, voor hout en steen en
beeldbouwersbeitol geheel anders dan voor den
draad in bet weefgetouw. Dit voort ons van zelf
op de tweede gedachte: dat delevcnsgroote voor
stelling van historische personen, nog wel in kleur
rijke dracht, allerminst geschikt is om lauga den
muur van een vertrek te worden geplaatst.
Zou men ook desnoods voor sommige gevallen
in een porto»! of derg., in een groot, openbaar
gebouw ceno uitzondering kunnen t»akeii, zeer
zeker is 't in 't algemeen de roeping van eenen
kamermuur zich bescheiden te houden, zich als
't ware terug te trekken, en al wat do kamer
bevat meer to laten golden dan zich zelvcn. Ilier
nu zal het regelrecht omgekeerde geschieden. Do
senateuren, met zwarte pandrokken.ea witte das
sen, zullen bijna belachelijk afsteken, hy de groot*,
glansrijke, kleurige figuren aan den wand. Dnarby
zullen dozo talUaux geplaatst worden in eene
zaal dio bijzonder aan lio gezelligheid ge
wijd is: deswege moeten w u» t en couenmaal van
een estheti eb, standpunt de bekleodiug van do
muren der rookkamor van den Seuaat met ge*
weven of geschilderde, grootn personen of andere
figuren afkeuren, blijven echter om andere re
denen bij onze aan bestuur en fabriek uitgespro
ken hulde.
Brussel, 23 Juli, 1883, M. A.
Een eigenaardig kanstwerk dat een enthousiast
kuustviïeud iu Chica^o, üustav Fucha, den
komponüt der opera ? Meüstofele»"(naar Goethe's Fanst)
Arigo Bosto wijdt was onlangs te Ne w-York ten
toongesteld. Het schrjjfgereedschnp bestaat uit
een voetstuk van zwart ebbeubout met zilver
gemonteerd, dat da figuur van Mefistofeles, in
bet tooneel dor WalpurRÏinacht met den
aardkogel in de band, draagt. Deze figuur is buiten
gewoon fijn en karakteristiek in zilver gedreven,
aan weerszijden bevinden zich de kristallen
ioktfleschjes, wier zilveren deksels zinnebeeldige ver
sieringen vertoonen, die betrekking op muziek en
dichtkunst hebben. De basis van net zilveren
voetstuk -waarop Mefistofeles staat, laat de
reliefportretten van tioethe en Boito in eeu kraua van
lauwerbladen zien, terwijl de op lecuwenpooten
rustende gesneden kast bet monogram van den
componist drnagr. Dit schrijfgereedschap, wordt
als een uitnemende schepping der Amerikaanse
kunstindustrie geroemd. Het verbindt een fijnen
smaak met originaliteit iu vinding en groote
nauwkeurigheid m uitvoering.
? Yorstengunst" Hoor A. S. G. Wallis.
Haarlem, Tjcenk Willink 1883. S dln.
Voor weinige dagen verscheen het derde en
laatste deel van Vorslenguttst, het jongste werk
van A. S. C. Wallis. Velen zullen zich haasten
kennis to maken met Aezsu geschiedkundigen
roman en terecht, want Wallis is bekend en be
roemd; men weet van te voren dat zij geen
middelmatig werk leveren kart. Het recht tot
deze goede meening wordt opnieuw door
Vorstengunst bevestigd. Vnn hoeveel aangeboren
Sava en door impaaniug verkregen talent getuigt
deze roman! Ook van het diepgaand verstand
der schrijfster en van haren wysgeerigen zio.
Ea toch ? zou meu anders ilan blijde kunnen
zijc, wanneer oioa aan het einde van dit wark ia
gekomen V Wie zal er nojde vr.n scheiden? Zij,
die hot boek hueii m 11 het potlood in da bind,
zullen het nog laüff on lui' hun baieik wensclien
om de plaatsen te herlezen, die zij er in aanstip
ten, maar liet opnieuw lez^n vau het beffiü tot
het einde, daartoe zullen iu den eersten tijd voor
zeker maar weinigen den moed hebben.
Hoe zoo? ? \\uldoordieuditboek3omberi9in
de hoogste mate. Hen kan niet nalaten zich zelf
de vraag te stellen: hoe 'u 't mogelijk, dat iemand,
die do gohecle \yereldgeschiedenia te zyncr be
schikking heeft, juist c dn gedeelte kiest zoo vol
gruwelen en ongerechtigheden, zoo vol
menschonteoreado daduu, en zoo luide Sprekende van
domheid en kortzichtigheid bü mannen, die moeten
doorgaan voor verstandig ? Waarlijk wij "begrfjpfin
Wallis' keuze niet, en kunnen er haar slechts
op. beklagen, dat het haar mogelijk was zulk een
tydperk te kiezen.
Vorstenyunst is een ichets uit het leven van
Erik XIV, koniug van Zweden, en dien? gunste
ling Qörau Per-ton. Krik, die in het eerste deel
wordt geteekend als streefde hij naar hot goede,
gedraagt zich, zoo dr a hy aan de re^eering geko
men ia, in alle opzichten als een woestcling, en nog
wel als een, die iu z'jne woestheid Keen onkclea
verstandigen zet doet; dia wildheid loopt dan ook
Weldra op volslagen krankzinnigheid uit.
Görau Person, de Wittenbergsche student, kan
men niet beter karakteriseren dan door hem een
Zweedichen Robeipierre te noemen. Hij valt, en
zijn val is diep, om geen andere reden dan dat
h$ meent consequent te moeten zijn. Men kan
wel zion, hoozeer hem steeds vreemd is gebleven
do gedachte, dat ijzeren consequentie eigenlijk
alleen t'huis behoort in een krankzinnige ge
sticht Hij, de burger, stelt zich tot levens
doel het volk te verheffen door de macht van
den adel te vernietigen, Hoe prijzenswaardig
op zich zelf genomen dit doel moge geweest zijn,
en boezeer Person er mede toonde een kind van
zijn tijd te wezen,'toch was, wel beschouwd, niet
veel andera dan afgunst z(jn werkelijke drijfveer;
stellig niet: waardeering van het verdrukte volk.
Eenmaal zQn levensdoel gekozen hebbende, klemde
hu zich niet minder hecht vost aan dat beginsel
dan uan den onwaardigen koning Erik, en zoo
kwam hy, de dusgenaamde diplomaat, er toe een
reeks van ondiplomatisobe handelingen te bedrij
ven, waardoor dan ook zjjn val iets
onuitbltJÏbaars werd. '
Wanneer men de personen in Vorstengvnst
voor zyn geest de revue laat passeeren, dan ia
er geen eflfeele in, die een gevoel van bevrediging
by den lezer opwekt, uitgenomen Nils Siure, en
ook zijn vader, die trouwens slechts zelden han
delend optreedt. Nils Sture, luchthartig, zoolang
het leven hem nog niet anders dan zonneschijn
geboden heeft, is een edelman van hoofd tot voe
ten. Wij kunnen er de schrijfster niet dankbaar
genoeg voor zjjn, dat zij hem zoo uitvoerig getee
kend heeft. Zonder Nils Sture ion Vorstengunst
het propagandamiddel bfl uitnemendheid voor het
pessimisme moeten heeten. Nils Sture, een zoo
booge en edele persoon, zou ons waarlijk bijna
in twijfel moeten trekken, of toen inderdaad de
tyd vao dan «del wél voorbij w«i. Maar, al»
ware het om ons de ongegrondheid van dien
twijfel te doen gevoelen, om ons te doen beseffen,
dat de beminnelijke jongelingalechta een
sporaheeft Wallis naast de b*
hohaoung van al wat edel ia en schoon, een adeljjk
persoon geplaatst zonder eeuigen gielsadeL w\j
bedovleu: Gyllmiatierna. Na don dood van Nils,
eigenhandig vermoord door don waanzinnigen
Lrik, heeft dan ook VorstCnyiuui alle aantrek
kelijkheid verloren.
Du vrouwen uit dezen roman boezemen evenmin
den lezer sympathie in. Do trouw vau Karin, de
maitrotse-kouiugiti, gaat die vnu een hond niet
te bovon; dat nuisdioi toch vraagt niet tciens
hand bij lekt; cuu aartsscbolm toch oiidrrvindt
evenveel aanhankelijkheid van zUn bond als de
groMsto weldoener der meuschheid. ? Is Pursou'*
moeder iets anders dan een monster, dan de in
carnatie der on vrouwelijkheid V De eenige vrouw,
waarop do lezer ui e t welgevallen had kunnen
staren, de Wittenbergsche schoone, i» niet meer
dan eene Gretchenvi-rschyning in do eerste akte
van Faust. Hoe jammer!
Iu verbaud gebracht met de sombere tint, die
over Vorslcngunst verspreid ligt, is bet een schier
beangstigend verschijnsel, dat er zoovel* krank
zinnigen in dit werk voorkomen, on dat de
teekeniug steeds uitmuntend h gea'aagd.
Zal da lezer van dit artikel nu. meenen, dat ik
baunalweg tot plnasoologio luiju toevlucht nam,
toen ik begon met Wallis' jongsten roman sterk
te pru^en ? Deze gevolgtrekking zon zeer aekor ver
vau de waarheid af gijn. JUyuo innige overtuiging
i*, dat alleen een verbazend groot talent ons oen
werk a's VorstcnijitiLst kou schenken. Door dezen
romau toch wordt oénieaw bewezen, dat Wallis
de evenknie ia VAU ynze grootste historische ro
mancière, ja, dat zo" baar in sommige opzichten
overtrefr.ondor anderen daarin, dat zij steeds op
uiuesterinka wiizo de k'.ip der langdradigheid waet
te ontzeileu. Vorsttngunst, als roman, zit keurig
iu clknnr, maar juist omdat wij zulken hoogen
dunk hebben van de talenten der schrijfster, doet
het 0113 zoo iunig leed, dat >cvensfri$?htieid geheel
aan dit werk ontbreekt. Is er, bijna zouden wij
Ztigffen, ook maar één volzin in do drie deelen to
vinden, dio don lozer op het vermoeden zou kan
nen brengen, dat de sdu-y'fstor nog in hare volle
jeugd staat? Moet do lezer er wezenlijk niet
baast toe komen do talentvolle Wallis te buklngen ?
Niemand zal voorzeker met Vorstengunst ken
nis maken zonder herhaaldelijk vol bewondering
te zijn voor haar, die het boek schiep, en toch
vermoed ik, dat er maar weinigen zullen wezen,
dia er een onvoorwaardelijk gunstig oordcel over'
durven uitspreken; om iu nlla opzichten een
meesterwerk te ziju wekt het te weinig het
modegevoel op ? zolis bij de beschrijving der gruwe
len blijft, de Ie zo r veelal koud; h\j herkent in do
personen te weinig menschen van hetzelfde maak
sel als hU is. Zooveel althans is-zeker, dut er
iets aan dezen roman ontbreekt en dat dit ictj
belangrijk genoeg h om zelfs door deu onoordeel
kundige geroeid te worden.
Eene tweede onvolkomenheid van Vorstengunst
is de taal, Zou men, niet beter wetende, ooit
kunnen deuken een oorspronkelijk Nederlandach,
werk te lezeu? Gelijken zinbouw en woonleiikeua
niet sprekend op lïollandsch, door onbevoegde
hand uit het Duitsoh vertaald? Welke werkwoor
den door Wallis al niet wederkeerig gemaakt
worden!
Maar genoeg van vlekken en onvolkomenheden;
laten wij Wallis dankbaar zy'n voor hetgeen atf
heeft gegeven en dit is waarlijk niet. weinig.
Nooit zal boven de maat kunnen geprezen worden
de toon van dit werk. Doorzoek de drie deelen
zooveel gij wilt en i?y zult er niets vulgairs in
vinden, en, zoo iets, dan is dit eeué verdienste in
een tijd, dat de literatuur zich zelf met zooveel
vnlgairs besmet. Eu dan, zouder ooit iu Inuge
bespiegelingen te vervallen, verstaat deze schry fster
de kunst om in het verhaal opmerkingen te vlechten,
die niet slechts treffen door hun diepen zin, maar
veelal voor den lezor een licht doen opgaan over
verhoudingen en toestanden in dit leven, welke
hy tot nu aanschouwde of ondervond zonder
er zich echter rekenschap Tan te kunnen gaven.
Somtyds weet zy dat licht te ontsteken mat een
enkel woord. Ik denk ie de eerste plaats aan
Nils Sture, wanneer bij den door hem beleedigden
Person te vergeefs da hand der verzoening toe
steekt, waarop h|j hem dan toevoegt: ?'t Is waar,
gü züt geen edelman.". Hebben wij ooit een
treflendur verklaring van bet noblesse oWtye. onder
de oogen gehad?
Hos talloos vele liefdesverklaringen hebben wij
al gelezen, maar onder die velen soms één, welke do
ontboezeming van Vergëus aanGeertruid overtreft?
Ilior, als door den gebeelen roman, gevoelt de lezer
aanstonds, dat hij zich in een hoogeren atmospheer
bowtegt dau do werkelijkheid hem biedt. ? Legio
zijn do plaatsen in Vorstengunst, die van Wallis'
diepe uienscheukennis ({«tuigen. Zooveel en zoo lo
gisch te hebben gedacht is ongetwijfeld een voor
recht, maar eennotr grooterery.öoveel nut mede to
kunnen stichten als het doze schrijfster gegeven
is te doen. Of zullen vruchteloos door houderden
en honderden de woorden gelezen worden, die
zy ? deel I bl. G3 ? Melanclithon in don mond
logt: ?Over dertig jaar zult, gij zelfkennis niet
zoo onfeilbaar noemen. De men?chen klagon zoo
dilcwyls dat anderen hen niet begrijpen, geloof
my, er zijn weinigen, die het zich zclt' doen. De
tragedie der meeste levens berust op niets dan
ecu misverstand, een zich zelf niet verstaan, meer
nog dan een miskend worden dooraml?ren". Zal
niet tot indeuken stemmen ? doel II bl. 172. ?
?Het was Pcraon gegaan als velen, die op hun
vaart door 't leven met zoo groot een aantal klip
pen en ondiepten bekend raakten, dat zij eindelijk
niet moor weten, hoe er ookettene, ongevaarlijke
watei-en zy'o. Hij had bij 't peilen der diepte do op
pervlakte uit bet gezicht verloren, hij zag te ver.
Onrecht gevonden te hebben, leert maar al te vaak
onrecht zoeken". Of: ? deel II bl. 152 ??Oude
tragedie van wedorzödsch misverstand, wanneer
zult gij een einde nemen? wanneer zullen de lippen
uw valfchen glimlach, die, met zooveel, helaas! maar
al te ware, trauen geboet wordt, verleerd heb
ben? Als daar ooit, dagen komen, die dat beleven,
op hoeveel rmnoodig leed zullen zij dan
medelijdend kunnen terugzien! Oude en altijd nieuwe
tragedie, onuitputtelijk als de bron, wnaraan zjj
ontspringt, die diepe bron van liefde cu haat in
'tmenschenhart, w.iar is een plek, die niet tot
uw tooneel werd gemaakt? ? die plek zon een
paradijs wezen!" ? Op hoevelen onzer is, althans
min ot' maer, van toepassing de bespiegeling die
Wallis volgen laat op Person's poging zich zelf
wijs te maken, dat niet hij Nils in het ongeluk
stort, maai- deze zien zelf. ?En toch was hu niet
onwaar, schoon't een leugen waa, waarmee hy zicb
vleide. Huichelarij heeft
mendergeiykezelfverschoononde redenen genoemd, maar waarom hoort 'dan
de eenzaamheid, in welke niemand to misleiden valt,
ze het meest, die argumenten, waarvan men be
weert, dat zo nlleen dienen om anderen te bedriegen?
Neen, het is do stem van het goede die dan spreekt,
van dat machtige goede, waartegen wy nooit
zondigen kunnen zonder tevens zijne meerderheid
te voelen, van de reiue gedachten op den bodem
des harten, die zich te zwak gevoelt om ia daad
over te gaan en daarom zoo gaarne gelooven wil
dat zy dia ook inderdaad niet zon kunnen vol
brengen, de stem der waarheid, die zich verheft
? om de drogredenen te verkondigen, die het
ontwaakt geweten weer in slaap moeten wiegen.
Wonderbaar contrast! het ia een nieuw kwaad
dat zy stichten, niemand zal het loochenen, en
toch zijn deze. drogredenen misschien de schoonste
hulde op het altaar der waarheid, want ze zeggen
hoe zelfs de lengen haar eeuwige almacht en godde
lijkheid erkent Niet» toont beter, boe de mis
daad zich zelf ala indringster beschouwt, dia
men in haar eigen gedaante terug zon wijzen,
dan 't feit, dat tij steeds in den mantel van
't recht gehuld, zoekt binnen te sluipen;
niets bespot de deugd zoozeer als 't blanketsel,
waardoor de zónde baar zoekt te gelijken en
niet* erkent toch zoozeer,baar hemelsche scuoon* i
beid." ? Is de vriendschap ooit trefiender ge
karakteriseerd dan in desa weinigen woorden ?
(ieel II blz. 264. ? ? Vriendschap bestaat vit nog
wts anden dan offers, vit vtrirotaoen." ? Vosfi
ieder lezer niet de waarhuid vau ? deel III bh.
14 -~ ?Als wraakzucht ooit noodig had veroor
deeld te worden, dan zou z\j haar vonuia in de
leegte viudeo, die zy nalaat, waar zij bevredigd
werd. ? l'i»kt hot goede ons niet sterker dan
ooit te voren, wanneer wij de bemoedigende woor
den lezen ? deel III blz. 40 ? ?Daar ia niets
goeds, niets edela, dat ooit verloren gaat.toit
voor niet geschiedde. Elke daad vau
zelfverloooheniug, die het bedeu niet beloont, ia als een
schakel in de groote keten, die ons aan een
betere toekomst bindt: het zaad ontkiemt niet
minder omdat de wind het ver weg draagt, te
ver, dan dat wij meer zien kunnen, waar het neer
valt. Danr is eeu loon, en ook een straf, waar
van de wereld nooit iets gewaar wordt" ? Wie
onzer zal weersproken of betwijfelen ? deel III
blz. 67 ? ?Iloe dikwijls zouden wil niet moede
loos neerzitten, en 't afgotobde hoofd op de eerste
de beste plek ter ruste vlijen, had het lot niet zoo
wyselijk gezorgd, dat er op den weg des levens
geen rustplaatsen zijn". ? Wie heeft niet wel
eenj gevoeld, wat Wallis uitspreekt ? deel IH,
bl. 79 ? ?Mengt -zich niet eene geheime teleur
stelling in bijna al die ontmoetingen na lange
afwezigheid?" ? Hoeveel toch ligt er in de
weiuige woorden ? deel III, bl. 81 ? ?Zijne liefde
was niet onzelfzuchtig genoeg om vrij van afgunst
to wezen". ? En nu noa eens aanhaling tot be
sluit van dezo aankondiging ? geene recensie
? deel III, bl. 175 ? ?WonderÜjke liefde
der vrouw I Da zee heeft niet meer water om
allo vlekken af te wasschen van hem, dien zy
bemint, dan haar hart verschooning bezit, waar
dat liefheeft; en de zee heeft niet meer klippen
en ondiepten, is niet mecdoogenloozer dan dit
hart, daar waar het haat. Raadselachtige gene
genheid der vrouw, raadselachtig 't meest is de
keuze van haar voorwerp!" Is dit uiot even juist
gedacht als kernachtig gezegd?
Amst, 21 Juli '33. Elise A. Haighton.
(Wn plaatsen deze aankondiging, niettegen
staande wij later op dozen roman, of op gedeeiteu
er van weuichen terug te komen. De Red)
tt
PAUL JANET. Membre de l'Institnt,
Professeur a la Faculté des Lettres
de Paris. Les Maitres de la Pensee
Moderne, ? Paris, Calmann Lövy, Edi
eur. 1883. ? 403 pag.
I.
Do Framche hoogleeraar Paul Janet b fn ons
vaderland geen onbekende. Niet alleen toch dat
de lezers vau de Revue des Deux Mondes zyne
artikelen kennen, maar ook de lezers van de Gids
herinneren zich misschien nog wel, hoe prof.
Koster in het Septemher-uummer vau 1877 ?Las
causes ficales" van Janet ter sprake bracht, onder
het opschrift: ?de verdediging der theologie in
den laatstcn tyd" ? Prof. Koster maakte toen
o. a. de opmerking: ?dat het ontstaan der le
vende bewerktuigde vormen, door bijzondere in
vloeden ?causes finales" volgens Janet, bepaald
wordt, is door dezen geenszins aangetoond." Met
die uitspraak scheen geheel het werk van Janet
veroordeeld, 't Zou echter van weinig \viardeei ing
getuigen, omdat men het niet eens U met Janet
op het punt der theologie, een nieuw werk van
hem ter/yda te leggen zonder het te willen
inzieu. Dat verdient de Parijsche hooftleeraar niet,
die met zjjne ambtgenooten Caro en Waddington,
geroepen is om, in de Faculteit der Letteren,
college te geren o ver Wijsbegeerte en Geschiedenis
d«r Wijsbegeerte.
De uitgever Calmann Lévy bericht ons tegen
over het titelblad: Dn même auteur, les
problèmes du XlXe Siècle, la familie, laphilosophic
Francaise contemporaine, philosovliic du bonheur,
hieraan kunnen wy', behalve het bovengenoemde
werk ?les cattses finales" nog toevoegen: Ie
ccrvean et la pensee, elemenls de worale en z'üi
Ultvoerig geschrift la Morale waarvan da schrijver
in de voorrede getuigt dat het eauf quelqucs
pages éparses, n'a rien de coamun avec Ie
précsdent. Les maitres de la Pensee moilcrnc, sluit
zich al dadelijk, bij de vorige werken aan, en
bewijst dóór zy'n titel reeds, dat wy' hier te doen
hebben niet eun geschrift, waarvan da inhoud ons
zoowel op geschiedkundig als wijsgeerig gebied
verplaatst.
Een voorrede ontbreekt by Les Maitres de la
Pensee Moderne, waar da naani Uescartes, die op
pag. l als opschrift van het eerste stuk prijkt,
geeft ons al aanstonds licht aangaande do
bcdoaling van den schrijver. Veleu zyn immers gewoon
bij do Geschiedenis der Wijsbegeerte, evenals by
de ueschiedcnis in het algemeen, de oudheid, de
middeleeuwen en1 den nituweren tyd te
onderscheidon. Met Renatus Cartesius (159Ü-1650) vangt
dan de nieuwe wijsbegeerte aan.
SVelnu, Düscartea is dan de eersto van les
Maitrcs de la'?Pensee Moderne, al mogen wy zijne
Italiaansche ty'dgpucoten üiardano, Bruno en
Yanini niet vergeten, en evenmin den invloed
voorbyzien der ontdekkingen op het gebied der
natuur van Copernicus, Keppler, Galilni en Bacon
van Verulam. Descartes is da man, die, ofschoon
by het ontologische bewys voor het bestaan van
God, wat Anselmus in gewyzigden vorm voor
droeg, toch in beginsel met kerk «n traditie had
gebroken on nu de werkt e tot scheiding van theo
logie en philosopbio, van de onafhankelijkheid
der wijsbegeerte van de godgeleerdheid.
De inhoud van les Maitres da la Pensee Moderne
splitst zich in afdeelinjfen, die de volgende op
schriften dragen. Descartes, son Caractère et sou
génie p. 1?18. ? Spiuoza et la theologie
Spinaziotc. p. 49?103. Le Spinozisme en France.
p, 105?140. La philosopliie de Maiebranche.
p. 147?18G. La philosophie Anglaise et son
historiën, p. 187?224. La scepticisme moderne:
Pascal et Kant. p. 225?SOS* ?La critique et la
spiritisme: Kant et Swedenborg. p. 305?331. Le
dernier mot d'un matérialiste, la philosophie de
Diderot. p. 333?361. Uu philosopho apiritualiste
au XlXe siècle: les écrits inédits de Muine de
Biran. p. 363?103.
Daar het eerste gedeelte van den inhoud, met
name dat wat van Descartes en Spinozn gezegd
wordt, voor ons Nederlanders, om straks te ver
melden redenen, van het meeste belang is, willen
wy daarbij wat langer stilstaan, en bcginuen ach
terste voren met eenige korte opmerkingen.
Paul Janet vraagt dan in de laatste plaats in
zyn werk de aandacht voor een spiritualistisch
Wijsgeer Maine de Biran. Moet Janet zelf hij
een der klassen van wijsgoeren, of wil men
wijsgeerige richtingen, worden ingedeeld, dan zou men
hem een spiritualitisch wijtgeer kunnen noemen.
In zyn VrobUmes der XIX Siècle vestigde hy
dan ook reeds de aandacht op Maine do Biran
en op zijne onuitgeheven werken die in 1859 door
Ernest Naville openbaar werden gemaakt. Hier
is het hem om to doen uitsluitend historisch te
werk ta gaan en de laatste geschriften van dezen
-puiiant penseur" bekend te maken. Maine de
Biran die veel heeft geschreven, gaf tijdens üyn
leven weinig uit. H|f stierf in 1824. Tien jaar
188J zich verdienstelijk
de Journale intime van Maine de Biran uit te
geven, gaf nu Navüle,de zoon van bovengenoemden,
m drie deelen de nog overgeblevene onuitgegeven
werken van Maine de Biran uit.
Paul Janet zegt van M. de B. ?Ses premières
relations philosphiques ontétó Cibauis et de Tracy";
en vo^gt er by. ?Il n'a jamais abandonné ces
prejnièrea relaUona; et jotqu'a la fin de sa vie,
U visitajt de loin en lom" Ie vlefl abb* MafeÜat,
§ui lui disait aveo Soa fin Sonrire dn yfJJJp
lèole: ?Monsieur, qu'est ee que Ie moi?"
Geen wonder dat iemand met die vraag toot
<.»«. f».. A^J? --' * J-1- T » ....T.» ï_
- ----.-r- ?_.-*- TW | v.^vnvrTrv «*v *w> ^vyvtufwvyiv* ÏTu
moeten ons beperken, maar mogen toch geen af
acheid vao M. de B. ucinen, «ouder met «en enkel
woord nog by dit werk te verwijlen. ?Dans U
première partte de son ouvrage, Biran etndie Ie
moi, abatraction faite dea impreations qui
vriennent se eombiner aveo lui, o'est-a-dire f element
aotif sana l' element passif. Dans la seconde par»
tie, il etndie d'abord les impresaions ou affeotiou
aéparëea du moi, autant dn moina qn una teil»
étude est possible. Pnis U cherche a déterminer
ca qu il appelle la* eombinaisona diverses du mol
et des affection», aoit dam l' ordre dea
oonnaitsanbes, aoit dans l' ordre dea aflectioni et de b
Yolonté". i
?En oonséqnenee U distingue dam l' ame hu«
maiae quatre moments, oo. comme U dit, quatra
systèmes & oh icun des quels oorreapond un degré
particulier de la peraonnalité; ca qui lei distingue,
c'est en qualque sorte Ie plus ou moiui de pre>
aence dn mol dans chacuu d'enx.
Dezo ?quatre »ystèm«s noemt M. de B. dan U
syttème affectif, Ie tystème sensitif, Je tyitème
pereeptif, en Ie syttène réflexif.
Janet vergelijkt Biran ter eener zyde met Fich«
te, en ter andare zyde mat Sohopeuhauer. Van
Biran en Sohopeuhauer zegt hij. i/un et l'antra
finissent por 10 nirvftua. Chez l'un, oependant;
c'est Ie nirv&na athée; chea l'autre c'est un nir,
vdna chrétien: chez Biran l' absorption en
Dleoohea Scliopenhaner o'est l' absorption dans la
vide". Het resultaat van Janet ia dan,, que l»
philosophie de la volonté n'est pos suffisante et
qu'elle ne peut pas ètro la derniere philosophie".
Gaarne stemmen wij Janet toe ?ftiraer n'est riett
saus vouloir, vouloir n'est rien sana aimer, o'eit
uno chimére malsaiue de oroire que la plus haute
maniere d' Être est de ne pos être. Que cetta
phim&re soit Ie réve de Ia pietó ou Ie défi de l'athe?
isme, elle n'en revolte pas moias les loia
fondamentales de la vie". ',''
Waar Janot onze aandacht bepaalt b(j de wijs
begeerte van Diderot, begint hy met te zeggen
?La philosophie de Diderot, qui avoit été negugéa
et dudoignee pendant uu asaez long cours da
temps, a repris une grande faveur aepuis
qaelques années, par suite de sas affinitèa aveo les
teudances prédominantes de la philosophie
ecutempornino. On peut dire que Diderot, eu effet,
a été l'un des précnraeurs de cette philosophie,,
Beaucoup d'idées rcpanduea aujourd'hui et deve*
loppées avec óclat par les maitres modernes sa
trouveat eu germe dans ses oeuvres". Hy ver
meldt ons dan verder dat de nieuwe uitgave aynec
werken te Pary's in 1375, bestaande uit 24 deelen
?avec notices, notes, tablo analytique, par J.
Assézat". ? ?«e distinguo de toutes lei
précédentes par la publication de pièces inédites qui
ont étó recueiUies dans les papiers de Diderot
restus en Russie a la Bibliothèque de l'Ermitage"1.
De waarde dezer nieuwe editie geeft hy te ken
nen met deze woorden. ?C'est doac, on peut '.e
dire, l'éditipn dénnitive de Diderot que Ie publica
aujourd'hui entre les mains. Cette édition nous
est une occasion naturelle de remettre en lumière
quelques ? unes des pensees les plus importantes
d'un auteur si célèbre et cependant ti peu Iu". ?
Het zou ons weder te ver voeren Janet in dezen
te volgen, genoeg zoo wy op de vrnag: wat ia
dan nu het laatste woord van dezen Materialist?
geantwoord hebben .que sou ruatérialiume, a'il
mérite ce u om, est d'un ordre supérieur a celui
de d'Uolhach, d'Helvctius, et do Lamettrie. C'est
pourquoi Goetha, qai estimait n peu la philoso
phie francaise du XVIUe siècle, a tonjonrs mia
a part la personne et Ie génie de Didorot". ?
Opmerking verdient bovendien nog dat, waar
gewoonlyk Lamarck genoemd wordt ala de
voorlooper van het Darwinisme in Frankrijk ?II est
bien c er t ai n , d'après les textcs cités par M. Caro,
que ie véritable ancétre du transformisme eu
Franje n'est ni Lamarck, ni Rabinct, comme ou
l'a dit, maïs Diderot. C'est lui qui a dit Ie pre
mier qu il n'j* a jamais eu qu'un seul animal, ei
que la nature entiore n'ejt qu'un même
phéuouiène transformó, C'est cncore la un trait
origical et supérieur qui distitigue aon materialisme
de celui do fes nontemporains".
Over'de afdeeling, die tot opschrift draagt: La
Critique et Ie Spiritisme, Kant et Swedenborg,
willen wy het stilzwijgen bewaren. Na hetgeen
in ous vaderland, voor nog niet zoo.heel lang
goloden, iu Gids en Ti/clspiegel daarover geschre
ven werd , zou het vervelend worden er no# eens
over uit te weiden. Hier volsta, dat Sweden
borg om iuts anders eu van m.ner waarde, dan
zijn Spiritisme, verdient in eere te blyvon.
?Ranpelons enfin que M. Dumas, dans sa Philosophie
chimique, cito Swedenborg, comme ayaut eu
quelqucla idees origiuales en chiuiie".
Wie gewoon ia in ons vaderland als er «prake
is vau critische wijsbegeerte , in tegenstelling van
de empirische philosophie, allereerst don naam
van Kant te hooren, zal eenigszius vreemd op
zien, wanneer bij bij Janet het opschrift leest:
Le Scepticisme Moderne, Pascal et Kant. ? Dia
bevreemding zal misschien spoedig wijken of plaats
maken voor eene nieuwe bevreemding, wanneer
hy bamerkt dat er een weinig verder gesproken
wordt van ?Ie scepticisme scientifique", ?lo scep
ticisme thcologique" ?un scepticisme absolu". Het
laatstgenoemde wordt onbewimpeld veroordeeld,
en op Kant gewezen, als de man van het weten
schappelijke, op Pascal, als dé man van het theo
logische scepticisme. Kant zou zeker de woorden,
waarmede Emile Saissot, de schryver van Le
Scepticisme, den wetensohappelijkeii scepticus
karakteriseert, volmondig hebbeu kunnen
naspreken: ?Je ne suis pas atheé. L'athoisme
soppose authoisuie, et je ne suis ni pour ni contre
Dieü. Je ce m'en occupe pas". ?
? Van Pascal wordt .onder anderen gezegd, dat
hij in ?un de nous, car ce qui domine en oe siècle,
une foi qui doute et une do ut e qui veut croire."
Zyn sceptisismc, waarop Cousiu reeds had gewezeu
als ?wjjsguerig eceptisisme" wordt door Emile
Saisset, ?Ie sceptisism e jansiSniste" genoemd. Bebnlve
laatstgenoemd onderscheidt d<?7.e schrijver dan nog
?Ie üceptisismo jésuitiquc" en «Ie sceptisisme érudit.
? Veel wordt in dit artikel gesproken over de
verhouding van theologie eu pliilosophie, wat in
derdaad zeer lezenswaardig is, en waarop wij
daarom ook nadrukkelijk wy'zcn.
Het hoofdstuk dat tot opschrift draagt: La
Philosopbio Anglai-e et Sou IlUtoricu, ontleent
de voornaamste trekken aan het werk van Cli.
de Rómusat, rilistoiec rfc In fhllosopkls en
Anateterre depim jBacón jitsjii'tt Lecfa. Dut wcrfe
bevat dus .do geschiedenis der wijabügcertc in
EnfleUnd gedurende de 17e eeuw.?Bacon, Hobbe»,
Lockc en Newton z\}n de naraeu, dii> hier op den
voorgrond treden, al heeft Newton ook zyn lau*
veren meer op natuurkundig dan philosophiscb
gebied behaald. Reeds jaren geleden verdedigdd
de Rémusat Bacon tezcn den heftigen annvol vaa
den beroemden sdhcikandige LiebiR, en naar aan
leiding van deze verdediging zegt Jauet: ?Si voüs
Üédaignez Bacon, fermez Ie livrc de M. de
Rémnaat, «t déclarcz lont d'abord qu'il n'y ft pa«
de philosophie anglaise." Van Hobbos wordt
gotuigd, dat hij is Ie plus .griuiil logicien do
l'Ang'eterre, et l'un do ses moiin iiimablcs philosophes.'
Van het tijdperk dat Hobbcs scheidt van Locke,
dat hierin vooral het werk van de Rémusat ruim
voorziet in eeno leemte, die noRin de geschiedenis
der wijsbegeeita bestond. Do theologie van New
ton, die hierin korte woorden wordt medegedeeld,
aou hem zeker nimmer wereldberoemd hebben
gemaakt. Van Locke wordt o. n. gezegd: ?II est
Ie vóritabie fondateur de In pnycholoifie
onpwimentale" en elders ffquo Locko a separé la psycho;
No. 311
DE AMSTERDAMHEB, WEEKBLAD V O O E NEDERLANDS
3
logie at la phyaiologie." Mogen velen deze scheiding
goedkaoreo, wij voor on» kunnen niet nalaten
bitr op teiuei-kun,dat, «oo wy eanige verwachtingen
lullen ko'-ateren van de psychologie, drae in ieder
geval, op pliy< iologüehe grondslagen zal moeten
berusten, liet livfst zouden w(j in dezen eun man
di pi-of. Wundt, die oorapronkalgk phyiwJu
fot gids nemen.
U philöaopDh dï Üftlebranche, die In. leaMaitrej
je l» pensee moderne circa veèvftg bladzijden
btslaat, wordt volgens Juet door de schryveri
oter de gesohiedeuia der wütbegaerte te weinig
gewaardeerd. Wy znMeu Jauet iu dezen niet
tegenspreken. Dat Uel.orweg hom nauwelijks tien
HKQto WÜ^ >* B*ker ^> weinig. Toch ontveinzen
vy het nitt dat by de luing van Lei Maitrei
]( l» Pensee Moderna, de bladlijden aan
Malebranolte gew-yd den minsten indruk op ons mankten.
Misschien is de oonaak wel te vinden in bet
feit dat Molebranolke ?est avant tout un métaphy*
ikien." ? Angwilla.
(Slot in het volgende nummer.)
OPMERKINGEN.
Goed* penscben en goede boeken worden
meernajiëtf geprecen om hunne fouten en
gelaakt'om hunne deugden, en slechts hij, die
ui de zwakheden eener nalie deelt, kan popu
lair worden. Daarom wordt zooveel goeds
in en door de maatschappij bedorven.
De goden verschijnen alleen aan hunne
getrouwe dienaren; anderea, die toevallig
naar hen kijken, straffen zij met blindheid.
Iedere dwingelandij grieft, hetzij de natuur,
[hetzij de menschen die aandoen.
Gemeenlijk is de mensch in een wolk ge
huld, waardoor hij verhinderd wordt zich
zelren en anderen duideiyk te zien. Macht,
rijkdom, aanzien verdikken den nevel, dien
bet heldere zonnelicht van wetenschap en
zelfkennis doet opklaren.
Het is aangenamer minderen wel te doen,
dan meerderen te huldigen.
Die lofredenen houdt op beroemde of in
vloedrijke tijdgenooten, doet als de Romeinen,
die aanzienlijke mannen openlijk in hun
testament bedachten, om er bij hun leven
de gunsten van te genieten.
Hoe dommer en onbeschaafder iemand is,
hoe minder onderscheid hij lusschen menschen
W menschen kan maken. Een man is een
man, eene vrouw eene vrouw. Del uiterlijke
geldt slechts, of hij in eene fraaien of
leelijken stal zich ophoudt, gevierd of niet
gevierd is. Den mensen zelven te vinden en te
waardeeren gelukt slechts een Diogenes.
Die liefde bewijst, wordt warmer dan die
liefje ontvangt, want het actieve staat steeds
boren het passieve,
Alledaagsche menjchen leggen er zich op
toe hen, die hooger staan, te verzwakken
om ze aan zich zelven gelijk te maken.
Geen grooier haat toch in de gewone
maalschappij dan tegen hen, die men niet bereiken
kan.
Waanzinnigen kunnen niet doo~r eene re
delijke redeneering van hunnen waanzin
genezen worden. Geen wonder, hun gebrek
zit juist in de rede; daarom zijn alleen
vcistandige lieden voor overtuiging vatbaar.
De kleingeestigheid heeft het zoo ver ge
bracht, dat grootgeestigheid een schimpwoord
geworden is.
Zwakke of vadsige menschen gebruiken de
leer der Calvinistische onmacht of der Dar
winistische herediteit om hun eigene zwak
heid bot te vieren en aan krachtsinspan
ning te ontkomen.
Zelfs een bedelaar weigert een maal, als
hij het met een hond moet deelen. Zoo
stoot ieder moedig man den lof van zich,
dien de menigte aan den lagen lafaard even
goed toekent.
De zin vaa het woord geloof ondergaat
met der tijd menige merkwaardige verande
ring. Verouderd geloof wordt bijgeloof ge
noemd; het opkomend nieuw geloof krijgt
den naam van ongeloof, het nog heerschende
officieele kerkgeloof behoudt tijdelijk den naam
van geloof,
Wat boven onze krachten gaat, vermoeit
ons, ja doet ons walgen. Dit geldt zoowel van
lectuur als van vriendschap. Zwakke magen
kunnen er zich licht eene indigestie aan eten,
waaneer zy als kinderen zich op alle spijzen
werpen en niet toekijken op hetgeen versterkt
ot verslapt. Ook is verandering van spijs
eer een gevaarlijk dan een beproefd genees
middel. Slechts weinigen mogen dus veel
: lezen, zal hél hun goed bekomen.
Die onrecht en onwaarheid niet bestrijdt,
'vaar hij kan, mag op den naam van een
eerlijk man niet bogen. De onverschilliger!
zijn dus even oneerlijk, als zij die opzettelijk
bedrog plegen.
Velen, die zeggen en meenen te strijden
voor de waarheid, doen dit juist voor het
tegengestelde er van. Dit komt veelal, omdat
zij nooit naar de waarheid zochten, maar
naar steeds meenden te bezitten.
Vorsten klagen nog meer over de ondank
baarheid hunner gunstelingen, dan deze over
oe grillen van vorstengunst. De reden ligt
voor de hand. Vorsten doen alles uit genade
u verkiezing. In hunne hoogheid schenken
xij aan edel en onedel gunsten, maar geven
niemand eenig recht er op. Vrienden kunnen
«D du» niet krUgen, ten minsten niet Inhouden,
, *«* alleen vleien rijn rechteioot. Frederik
l * Jiroote hield zich dos ten laatste «Heen,1
aan zijne honden, die hij naar zijn luim
schoppen of aanhalen konda en die toch
steeds kwispelden. De man van genade had
alle karakters vaa .«tol» gestooten. Die geen
recht wil geven, zal ook geen recht verkrijgen,
JEOO ontstaan de ondankbaren.
DM» oprechten lezer is het niet om den
persoon, die het boek vervaardigde, te doen,
maar om het »tuk zelven. Dwaas is het
dus, zoowel van den dichter als van den
prozaschrijver, wanneer hij telkens uit zijn
werk kijkt, alsof hij zeggen wilde: ziet gty
mij wel
Het doel van ieder kunstwerk moet
op te wekken tot daden, hetzij middellyk door
de gezindheid te verbeteren, hetzij onmid
dellijk door op bepaalde waarheden aan te
dringen. Wanneer het slechts den indruk geeft
dal schrijver fraai geschreven heeft, dan
wordt hel ware doel gemist. De schuld
hiervan kan echter even goed by den lezer
als bij den schrijver liggen, want die iets
waar en schoon noemt, en daarnaar noch
doel noch dgnkt, begrijpt het toch eigenlijk
niet.
Bij velen is de lectuur opium voor den
geest, zij blijven voortdurend in slaap en
droomcn het leven door, terwijl zij hem, die
hen, wakker wil maken, voor hun vijand
aanzien.
Van nature is de monsch eenvoudig en
openhartig, door de verkrachting, die de
maatschappij hem aandoet, verliest hij echter
deze goede eigenschappen en dit noemt men
dan verstandig. Zoo worden gebreken geijkt
tot deugden.
De orde te handliaven krijgt, vooral bij
autokraten, hooger lof dan de vrijheid te
handhaven. Toch heeft dit laatste meer \yaarde
voor de ontwikkeling der menschheid, en
verdiende dus, ook omdat het moeilijker is
en orde insluit, veel sterker geprezen te
worden.
0. P.
DE SLAG VAX BLENilEIAf.
't Was Zondagavond, lekker weór,
En de oude Kapper zat
Te rooken voor zijn boerenhut,
De wind bewoog geen blad.
't Was Willemien, zoo blank als blond,
Zijn kleinkind, dat daar naast hem stond.
Zij keek naar broertje Benjamin
Die rol il e iets langs het pad,
\Vot hl) bij 't kleen rivierken ginds
Op 't gras gevonden had.
't Was iets. wot hij noo'.t vroeger zag
»Weet u ook, wat dat wezen mag T'
En de oude neemt het ronde ding
flem af. De knaap kijkt op
En groolva zegt, terwijl hij zucht:
«Ginds licht nog menig kop l....
D Een schedel is 't.... ook die is dood..;,
i Wat was hier de overwinning groot1"
»Vertel ons toch wat meer daarvan,"
Zoo roept het jongsleen luid
Eu kleine Willemien kijkt op,
Hare oogjens puilen uit.
D Vertel ons alles wat ge weet,
»Wat was de reden dat men streed T'
»0! de Engelschman" zei Kaspernu,
«Verdreef den Franschraan hier,
Maar waarom of ze vochten, kind,
Daarvan weet ik geen zier.
Wie overwint wordt held genoemd,
Zoo'n wapenfeit door elk geroemd l
>Mijn vader woonde in Blenheim toen
Heel dicht bij gindsche beek.
Zijn huisje werd in d' asch gelegd.
Hij, vluchtend uit deez' streek
Was toeu, met vrouw en kind, beroofd,
Had zelfs geen peluw voor zijn hoofd.
iZoD ging het toe. Vermoord, verbrand»
Van alle hulp ontbloot
Werd zelfs het kraambed niet gespaard
Ja, 't wicht vaak mee gedood,
Maar och, dat hoort zoo in zoo'n tijd.
Mits 't maar tot de overwinning leidt.
i O, 't moet een vreeslljk schouwspel zijn,
Een slagveld na den strijd;
Daar rotten dnizenden bijeen
Waar 't zonlicht over glijdt....
Maar och, men vraagt niet noe men 't vindt,
Mits men in 'l eind maar overwint.
i O groote hertog Marlborough
En dappre prins Eugcen!"
>Foei 't was heel leelijk en heel wreed"
Zei Willemien. >Wel neen,
Dat, meisje, heb je zeker mis,
Waar zoo met roem gestreden is?"
«Een ieder prees den generaal,
Een ieder haalde 'm in!"
>Wat gaf die overwinning toch?"
Vroeg kleine Benjamin.
> Daar is een heldenfeit geschied
Maar wat het gaf,... dat weet ik niet l"
naar Southey,
door Poëet.
BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.
Dr. ScMiemann ia thana niet alleen met can
wark over zfyn grieluoh-ooatersche naaporingen
batig, maar brengt ook Homerui ia «ene
Engel?che vertaling over.
B|j W. Eriedriek têTèipaiR aal b 24
afievaringen] eene JGfaehiohte der Denteehen Literator
T» dea ABfflagen Ui aufdie allerneoevte Zait"
(1685) door DrTTrra Binck hei lioht nes.
Da W&lif-SotUy, dia riek e. t. ten doel «tolt
de Onuitgegeven werken vaa den groeten
voorlooper der hervormere ta pubUeeereo, klaagt over
gebrek aan bekngatelhcg. Ala het aoo voortgaat
utl *ü aleohti één deePijaan het licht kannen
doen siea. De Academy doet daarem eea beroep
op alle röke mentenen, om daawntoeetand te ver
beteren. Jammer dat Wyettf gee« Hollander waa,
dan londen ar, tondfr beroept raeda eeaige ton
nen goada te veel in de kaa JRJU geweeat?
Deze week ia hU Nilaon «n H'Oormiok te
Gkagow eene nieuwe uitgave van Walt
"Whitmanï Leavea of Oma veraohenen, terwijl er in
een der volgende ?Quarterlim" een atndie over
z||a werken zal opgenomen worden.
L'Intlitut de France heeft zjjn tweejarigen
pr)|* van 20,000 francs toegekend aan prof. Paul
Mfyer, o. a. den atichtor der Sociétê dea anciena
textea
B(J het nationale feeat der Franaohen op 4 Juli
11. heeft alechta één man een ridderorde gekregen,
en die man ia de nu reeds bejaarde, dichter
Letonle de Lisle.
Het ia wel bekend, dat LeTplrfg lancren t{jd het
middelpunt van den boekhandel in Duitacolimd
ia «eweest, maar Berl^n echoot het nu hierin van
haar te sullea winnen, looaU het haar reeds in
bet aantal atndanten overtreft. In 1831 werden
er meer boeken iu Berlijn dan ia Lejpzig
nitgegeveii, nl. 2464 in de eerste en 2432 in de
laatste stad.
Van Klugea etymologische» Wörterbuch der
Peutschen Spracha is do 5e aflevering verachenep.
Pausback-Schwören. Het werk zat nu spoedig
volledig zijn, daar er iu Augustus a. R. do laatste
aflevering zal uitkomen, dio tevens ala inleiding
een schets van de geschieden!* der Duitsche taal
zal bevatten.
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
Cornhill Magazine. Some aick poor, \vith
ilInstratious bü A. C. Corbould. ? The French
Ne\v»paper press. Part I. ? The Gaant'a Robe.
Chapter IV-VI. AVith illiu^rations bij W.
Ralfiton. ? A. Romance of the mirage. With
illuatrationa by R. C. Woodville. ? 'Ibe Uackslider
with illustrations by J. P. Atkinson. ? The
monners of posthumoas man.
Edinburgh Review.
1. The Life of Don John of Austria. 2. The
Ancicnt, mediacval and modern stage. 3. The
ruml population of Italy. 4. M. Glasson'a
hiatory oi Ënglish law. 5. The Angler'a Library.
6. M. de Beaucourt'a Chai-lea VII of France. 7.
Snakea. 8. Pedigroei and Peerages. 9. The Frencb
in Anam and Tonquin.
Atlantic Mrm:hly.
A. Roman Singcr by F. 31. Grawford. ?The
tnutorortbineas of eariy traditioh by Brooki
Herford. ?' En Province by Henry Jamfs.? Gl;nts
of Kahaut t»y Ch. F. Lnmmis. ? Tbe hnreand
the tortoise by A'. Ü. Jewttt. ? Academie
socialism by H. Ttttiic. ? To a hurt child by G. D,
XiitcTifield. ? Newport by (T. P. Lalhrop. ?
Ths gift ot' toara by S. Piatlt. ? Remmiscences
of Th. Couture by K. W. Lmgfeltow. ? In the
old dominion by F. U. Baylor. ? Sturfy of a
cat-bird by O. T. Millcr. ? Arotwd the Spanish
coast by Ch. W. Warner, etc, etc.
. Quartcrly Review. 1. Dean Swift in Ireland.
? 2. Progress of medicine. ? 3. The Real Lord
Byron. ? 4. Modern Farming. ? ? 5. Farrar'a st
Paul und eaily chrUtianity. ? 6. The racta of
?.European Eussia. ? 7. Ënglish Litcrature. ? 8.
The Indiau crisis. ? 9. The Future of pnrties and
politica. '
Lnther
aocommonThe Cotiteniporary Rtvicie. (for Jnly).
I. by J. A. Froudc. ? Without God, aoc
wcalth by Cardinal Manning. ? Llealiatic
legialatipn in India bü Leicis Pugh Puqh. ? Count
Rnmford by prof. TyndaM. ? Tho four chief
apoatlea I. by prof. Godet. ? Two poema by
Lctvis Morris. ? Tho ethica of biography by
Mrs. Oliphant. ? Social wreckago by Ëllice
Hopkins. ? Contemporary ILfe aund thou^ht in France
by G. Monod. Contemporarif records: 1. Oriental
history by Prof. Saycc. 2. Fiction b(j Julia
Wedgwood. 3. Social philosopby by John Rae. 4.
Phyeical Bcience by R. A Procter. ? Litorary
Kotices, etc.
VlcuimscJie Kunstbede. (15 Juli.)
Menheer Anselmus, 2e bedrijf door Victor de
Veen. Poëzie: de slaapwandelaarster door
<?itótaaf' Hens. By eene bron door idem. Aan een
liefelijk past' door Vrouwe van Actere. Ka den
storm van Maart 1883 door Alfried laGraviirc.
Gelegenheidaverzen door Victorien van de Weghe.
Calderon (vervolg) door Ed. van Bergen. Muzi
kaal overzicht. Eene kerstvertelling door Jac.
T. Grein. Antwcrpsche muziekschool Kroniek, etc.
Tf/dsi'Ju-tft voor
Studie over het Javrvanscb grondbezit. Rapport
van den algemcenen Becrefaris, Hoofdstuk III.
Verhuur van grond aan niet ? inlanden.
Hooi'dituk IV, Ontginning door inlandera van grond,
niet tot da dorpeu behoorende. V. Conversie van
communaal in erfeljjk individueel bezit. VI. Over
verpandieg van grond door inlandera onderling.
Vil. Slotwoord. ? Desiderata. ? 'De voorziening
in het penoneel voor den ladiachen ataatadienat
II. ? Varia. ? Verging der commissarissen der
Üat jan-maat schappij over 1882. ? Verslag van
den president der Javoaehe bank over 1882-83.
Inhoud van de Ncdcrlandsclie Spectator voor
deze week: Berichten en mededeelingen. ? Kerk
inquisitie in de Nederlanden, door dr. J. van
Vloten. ? De staatkundige tooverlantaarn, of
Utopisch-politische anelwagen, door Mr. W. P.
Sautijn Kluit. ? Uit het dagboek van
FJoreutyn ___ Pluksel. ? Brief witaeliug.
NIEUWE UITG AVEU,
Nieuwe uitgaven in Nederland:
IL C. Andersen, Sproken en vertellin
gen. Gebonden .......... f 2.90
De wonderbare avonturen en ontmoe
tingen van den Vr$hee'r TOD
Münchhauaen op z\jne reizen te water en te land . n 0.70
Nic. Beeta, Verpoozingen op
letterknndig gebied ........ .....
Forjit my net l Tttdachrift ntjown fen't
Selakip for Fryske tael en ikrifteükennisse »
Momnaklankén. Gedichten in 't
Maasstriohta, Nederlaudieh en Franioh, door
Momaaleden ...... ... , . ? 1.?
N. J. Andriewen. De fide et anctoriUte
?eriptorum ex qnibui vita Tiberü oogno»
acitar disputatio.
J. F. C. Gericke en T. Roorda, Ja*
Taauoh-NedardnitMh handwoordenboek . , 2,40
E, van den GheUn Jr., Vaa Oost naar
West, in lichtbeelden en jUbonetten . . » 6.?
Teirlinck-Stijna, Beersel b^ Brussel . .Pr.Uö
120
W£ER EEN BOEKJE OVER SPIRITISME.
Spiiitulliaa. 8pWa»m«. DaphUoaopble
d«t Uveaa of d« haMoenla tnsanhen bet
dolitbu* ta b«t oaaiehtbara door MH<
Xtdtrlottitttit troHtr. Voor r*k*nlnf van
d* »eliTtJfcteT. 'sOnvaanate Haarl J.
Bttnbw«. IBM,
Ja waarlgk alweer aaa hoekje over apiatti^e.
't Ziet er ne^ea uit, fraaie druk, noot formaat,
atevig panier. Maar overigena? Raar «tyi oor*
deerbew&t het boekje weta ander dan Ut daae
Nederlandache vrouw ean goed hart heeft en veel
gevoel, doch dat daarmede haar »erjkajtd ea haar
kennia geen geleken trad honden. DaOame geeft
ona, worstelende mat da moeJel^kheid oan aieh
vantaanhaat uit ta dnüdcao, ara kokje ia hare
levenbeschouwing, waarvma liefde jegani haar
medemenaehaa en Teiiroawea op eau hoogere
macht de bonwatoffea ion. In plaata van achter
het bacJt dezer bouwatoBen eaavondigaU
beataande aan ta nemen, zoekt zg bewysen daarvoor, eu
meent desa gevonden te hebben in het spiritisme,
ofschoon «U met evenveel grond eesig ander-iuue
daarvoor had kunnen gebruiken,
Want vaa eenig bewQa voor bat spiritisme
ia geen sprake, al verkeert de w«lmee»ena»achrüf>
ster nu ea dan iu den weten waan dat «9 iata
van dien aard geleverd heeft, t Ztf geoorloofd
bier ter plaatse eeuigazina uitvoerig dit U be
spreken, omdat het boekje, sooala de aahrnCster
segt, een antwoord ia op de artikelen, die in dit
weekblad voor eenigen tjjd van mUne hand ver
aohenen zün ea in de polemiek, daarover toen
reeds dit Doekje door haar werd aangekondigd
(«ie van dit weekblad de nommera 205, 257, 258,
260 en 279); tevens moet ik daarbQ doen zien,
boe volkomen verkeerd de schrijfster m\j ia eukele
opzichten heeft begrepen.
Ik had gevraagd feiten. Niet mededeeling vau
feittn door anderen waargenomen, (zooals door
du nooit ongenoemd blijvende Crookeseu Wallace),
maar aauwqzjng van teilen die men zelf kon
waarUïtuen, Tegenover de bewering dat tafek, zonder
aanraking met handen of voeten konden bewegen,
dat voorwerpen dwars door muur of zoldering
konden verplaatst worden en tal van andere won
deren vroeg ik: toon eenige van die feiten, daarna
zullen we verder zien en naar «ene verklaring
aoeken.
^iemaud beeft aan die oproeping voldaan en
de Echryfter van dit boekje geeft weinig hoop
dat daaraan ooit voldaan zal worden. Zij spreekt
van Amerika ?het Und waarheen ik Dr. v. B.
moet vervijzen, zoo Zlid. absoluut wil zien hooren
en tadteu naar die pbysische verschijnselen, die
wy spiritisten in beierland ZEd. met kunnen
leveren; want meer dan tafel verschuivingen en
opheitingen, kloppingen eu sterk gekraak in
stoelen, tafels en andere meubelen, werd het ona
zelden gegeven bij te wonen." ? En elders heet
het, gewagende van de ?tastbare beween" die
wij zouden gevraagd hebbeu: ?helaas, met den
besten wil bezield, met het innigste verlangen
om van ZEd. den zoo edelmoedig beloofden dank
te verdienen, kan ik de laatsten niet leveren!"
Indien dan de schrytster, wijzende op het wei
nige dat by ons op séancea wel wordt waarge
nomen uitroept: ?meer behoeven wij ook. niet om
welgemoed eu . dankbaar, onbekeerbaar vooral,
(iiaar Dr. Uez' allerjui&te opmerking) onze leer
aan te hangen" en daarbij op de millioencn aan
hangers vau het Spiritisme wyat, op hetgeen an
deren zeggen waai genomen te hebbeu, eu Crookei
eu Wullaou ten tooneele voert, dan blijkt wel de
wawhtiid van hetgeen zy aau het slot zegt ,dat
het hort zijn belangrijk aandeel in dit werkje
heeft," maar ook ilat zjj er van afziet om de
zaak als een wetenschappelijke q'uaest^ te
behandekn.
Want van de uitspraak dat ?de opheffingen
der tafels eu andere verschijnselen, die-tot üet
spiritisme betrekkelijk niets meer ayn, neen niets
meer dan de walm is tot dé kaan die ons ver
licht, de natuurlijke eu eenvoudige bswyzen van
het bestaan van vuur en vlam, van warmte en
licht," wat blyft daar van over als die ?ophef
fingen der tafels" de ?natuurlijke en eenvoudige
bewijzen" z\jn, dat meu met armen en handen,
zonder er om te denken, gezamenlijk een vrij
sterke drukking uitoefent 'f
De Echrijfater legt de geheele bewijskracht voor
hu Gpiritisoie op de producten der zoogenaamde
scbi'y'vende mediums. Daary au wordt een en ander
geciteerd en het besluit getrokken dat sommige
personen in eeu toestand van zinsverdooviug
stukken schrijven, die zij in normalen toestand
nitt zonden kunnen opstellen, waarvoor z\j zelfs
geen halve minuut ter overweging gebruiken, die
niet zelden het geheel tegenovergestelde bevatten
van das schrijvers uio°niug, met eveuveel gemak
in proza als in rijm wOrdeu geschreven, soms met
phrasen of dichtregelen in talen die het medium
volstrekt niet kent, en eindelijk daarbij familie
geheimen behandelende, die den schryver ten
ecuenmale onbekend zijn.
Nu bchooren al deze b\jzonderheden, die het
kenmerkende van bet geschrijf der mediums
zouden nitruakcn, tot de moeielykst te controleeren
zaken. Üf k'm&nd al of niet een leesbaar stuk
kan stellen, of by al of niet met eenig geheim
bekend is of daarvan vermoeden heeft, of hy al
of niet jaren geleden met de een of andere
vreemde taal heeft kennis gemaakt, of daarvan
enkele zinsneden in ziju geheugen zyn bhjven
hangen, daarvan krijgt mou niet gemakkel^k
zekerheid. Zoo ooit, dan moet men hier voor*
zichtig zijn. Naar een zonneklaar bewtjs voor
den bovennotnurlijken oorsprong van die ge
schriften zoekt men te vergeefs. De
apiritisti'ache vereeniginlt Veritas te Amsterdam laat die
?stemmen vau gene zyde dea grafa"
tegenwoorditt drukken, maar men zou waarlijk aan
die zoetsappige praatjes en aaneenschakeling van
gemeenplaatsen geen ?hooger oorsprong" toe
schrijven', een bewijs dat er iets, aan ona
stervelingen onbekend, in wordt medegedeeld
ontbreekt geheel. (Men zie b. v. de
onbeteekenende praatjes over de lotgevallen der schip
breukelingen van de Koning der Nederlanden
en de Adder.)
Natuurlijk is dat evenmin een bewgs. dat die
mededeelingen niet van bovennatnnrljjken
ooraprong liin, maar wij mogen hier dunkt one, naar
positieve bewijzen voor dien oorsprong vragen en
anden ons onthouden, of, niet ala denkende
menachen, maar eenvoudig ala goedgeloo yigen het
onbewezene aannemen. In zoo verre staan de mannen
van Veritaa en de schrijfster van het hier bespro
ken boekje met de godadienitigen gelök, die den
bijbel voor Goda woord houden en zfi verdienen
evenmin uitgelachen te worden ah de laatateo,
maar mogen zich ook evenmin, op ?de wetenschap"
beroepen.
Men meene echter niet dat al ware het
mediumgeschr^f volkomen ta controleeren en al
bleek daarbQ dat het de opgenoemde kenmerken
bezat, daarmede de apiritisten hun aaak londen
gewonnen hebben i Dan sou het onderkoak eerst
recht beginnen en zon het aaar ona oordeel
blgken dat er hoogatena van eenige tot nu toa
niet of niet voldoend bekende eigenschappen van
ona zennwleven sprake kon s$n.
Zooals de «aken thana.ataan iainbetapiriüsme
niets anden te nen dan een aoort godadtenatleer
en de wetenschap er bj ta halen ea te zeggen,
zooals de achr^fater, dat bet apiritisme omvat:
«geschieden», aardrijkskunde, werktuigknnde,
Bterrenkuniie, physiologie en phUoaophien ia
even dwaas ala dit alle* door het geloof aaa dan
bijbel te doen omvatten.
Aardig is het overigena te tien boa, soo ab
elite belMer van eenigen godadieaat, ook da
Nedarknoaeha vrouw-apiritJat de hare voor da
basta houdt. Ziehwr: ?De apiritiat ia
roomaehkatholiek m z^n geloof aan de beaohermengelen,
hy hi orthodox ia hot TtrtKmwen op da genaóa,
meest verhevaaj
"
* ? ^.4*
hB i» remonstrant in itfn wedartireren tagaai
allee wat atrakkaa kan om dea nnf*flhm i?W
gedachten te belemmeren, hu te Garieten in hei
?aren vaa het gahod dar Uafde, hy la laraelie*
eiodetyk in het aaakvaekan, bat ?-"?--^s
een der edelste gevealau, dar
liefde, dte oit aankbaaihai
Ten alattaiati over het alaobt begrflpatvanaf»
'-' ? -, m iaka het arrfraaam* door de gaaohtej
... . ZQ schrijft op bl. 60; Jmmera ik
?.. ak b een alotkoor mat dr. v. B.
htetemmen: ?Erejjjn vele apMbaatktaa, dia da laar vaW
het AmetOtaaneehe aöirttttafctae volatrekt niet
kennen, nog ??fc^tr on aaaraede ktaaanuMn.1*
? Dit u «OBJnjaL» Wat Mar door da auhaajhialf
tüMchaa aaiïftalitgateekeBa gatüüa wordt heb fc
aenrana ter naar geaehrereu. Dook erger ia het
op bli. 86 waar we kwaa: ?Zie, de, ipinttetaai
zonden wel allen gaarne' medina» afla en 4*
meeaten hebban even ala dr. v. B. talrf ka pogin
gen daartoe aangewend." Waar de mhijfrar
deze wyabald heeft opgjedaaa, dat ik gaarne aa»
?medium" ion willem iflo aa damttoa mafilpogte*
gen «on gedaan hebben? Oit S» mtta
ooiaoowat hetealfde, aJaof men had geaegddatik nW
in da groote ?eaahwg of U een «eemaenain «0*3
willen veranderen.
Het aehiint dat men van «tttbrttttgcea begrip
heelt of veronderstelt dat nieiMttd aan bat «p»>
ritiame tyd en atoeke aon baatadea ab hg niet
tenmiute een beetje ?er aan geloofde". Da
waarheid ia dat ik het spiritiame half voor een
treurig bedrog, half voor een droevige dwaling
hond en de gegevens tracht te venametoa om
dit voor allen, OM nog niet onbekeerbaar er toa
vervallen xHn, aan te toonen. Daarvoor volg nc
den weg, d» door de jfnritiataB en ook door da
schrijfster wordt aangewecen, ala geiohikt om tot
waarheid te geraken. Men behoeft alechb, aegfe
ze .«enige uren wekeljjk» af te «onderen om met
volbardiDB en goede trouw, lieiat in kleine, toa
mogehjk Mmiliekringon naar de waarheid te
vorschen. Wehni, enkele jaren geleden heb ik 4Q
avonden aan de mak gewüd; het reaoltaat ia ia
dit weekblad medegedeeld. Dezen winter heb
ik weder elke week een nar aan het onderzoek
belteed; ook daarvan «al het (volkomen nega
tieve) reatütaat later medegedeeld worden. Slecht*
de overweging dat ik hierdoor ten alotte aal in
staat rijn velen voor het vervallen tot dat droevige)
verachtynael onzer eeuw te behoeden, fféeft m*
het geduld om zooveel tjjd er aan te offeren.
Leeuwarden. Dr. Yitus BruinjmaJ
EEN PRENTENBOEK ZONDER PLATEN.'
Naar het Deenseh van B. O. Anderse».
Het is vreemd, maar wanneer ik ieta warm ea
diep gevoel ia het alaof handen en tong m$ alfl
vastgeschroefd zitten; ik kan dan geen woorden
vinden om uitdrukking ta geven van hetgeen ia
mjj leeft; en toch ben ik een acbilder, dat zegt
my mün oog, dat hebben allen erkend die m{jO
schetsen en portretten gezien hebben.
Ik hen een arme knaap, ik woon in een der nanw*
ste straten, maar aan licht ontbreekt het mij niet;
want ik woon op de bovenste verdieping en zia
over alle daken heen. Be eerste dagen toen ik
is de stad kwam, voelde ik m{j zoo eenzaam en
verlaten en zoo eng, o zoo eog; in plaats vaa
bosscht-n en groene heuvel» had ik slechts grijze.
schoorstenen ala horizon. Geen enkelen vriend
bezat ik hier, geen énkel bekend gezicht groette my.
Op zekeren avond stond ik diep bedroefd aan
myn venster en zog naar buiten. Welk een ver*
rufckiog! Daar zag ik op eens een gelaat dat ik
kende, een rond en vriendelijk gelaat, mjjn besten
vriend daar ginder uit het vaderland: het waa dal
maan, onveranderd dezelfde, juist zooala au et
uitzag, toen «ij daar ginder tutachen de wflge«
hoornen in de wyde vlakte mij toelachte. Ik wierp
haar kushanden toe, eu zij scheen juist in m$i|
kamertje en beloofde dat; z|i eiken avond, wan*
neer zij haar tocht aanvaardde, even in mya kan
mertje wou komen kyken eu ik moet zeggen, z|
heeft eerlyk woord gehouden.
Jammer dat zo maar zoo kort kon vertoeven.
Telkens wanneer zy komt, vertelt n\j mij het een:
of ander dat zg den vorigen avond gezien beeft*
?Maakt gij na aanteekeningen van hetgeen ik H
vertel", zeide zn by haar eerste bezoek, ?dan
zult gii een heel aardig prentenboek verkrijgen.
Dat heb ik dan sedert verscheidene avonden
gedaan. Ik zon op mijn wijze nn wel een dui
zend ea een [nacht in schetsjes kunnen uitgeven,
maar dat z<m allicht te vee! worden; die, welke
ik u nu ga vertellen zyti niet uitgekozen Of ge»
rangschikt, maar volgen op elkander zooala nijjn
vriendin ze my meedeelde; een groote geniale aehili
der, een dichter of toonkunstenaar mag ze gemat
verder uitwerken, ala ala hy er zin in heeft; wat
ik geef zijn slechts losse schetsjes op papier en
daartaaachen mtya eigen gedachten, want de maan
kwam niet eiken avond, ? tusschenbeiden dreef er
een wolk tnsschen haar en mfj en don kon z|)
mij ook niets mededeelen.
Eerste avond.
?Gisteren nacht," het ia de' maan die nu
spreekt, ?zweefde ik door de heldere lucht vao
Indie en spiegelde mq in den Gangea; mijn stra
len zochten door het dichte loof der platanen
heen te dringen, dat zich welft ala de rug van
een schildpad. Daar kwam op eens uit de strui
ken een Hindumeiaje ta voorschijn, vlag ala een
gazelle, schoon ala Eva; er was ieta zoo weemoe*
digs en toch weder zoo ieta lévenluatiga in deza
dochter van IndiS! Ik kon ala 't ware haar ge
dachte op haar gelaat lezen, de dorens der lianen
scheurden hoor voetzolen stuk maar toch schreed zf
vlug verder; het roofdier dat van den stroom
terugkwam waar het zgn dorst gelesoht had,
sprong schuw voorbij, want het meisje hield eea
brandende lamp in de hand; ik kon liet friaiehaj
bloed in haar vingen zien vloeien, die zjj tot
beschutting voor de vlam hield. Zij kwam dea
vloed al nader, zette de lamp op de golven en
de lamp kwam met den stroom mede; de vlam
flikkerde ala wilde ag uitgaan, maar'toch brand*
de zfj nog en de zwarte fonkelende oogen vaa
het «elsje achter hun lange «fjdeh wenkbrauwen'
volgden haar met een bezielden en aag«tig*n blik;
lij wist dat wanneer de lamp, zoolang tij h*tf
met de oogen volgen kon, braadde, haar nunaaai'
nog leefde. Wanneer «Jj echter uitging, «u hl
dood. Haar de lamp brandde nog en haar hart
gloeide ea sidderde; iH zonk op de knieën aal
bad; naast haar in het gras, lag de glibberig*
slang, maar *ty dacht aleotata aan Brama en aav
haar bruidegom. -H$j leeft!" jubelde «ö, en vat
de bergen klonk de echo luide: ,hÖ Ueft,"
Tweede avond.
-Gisteren avond," zoo begon da maan haar vet^
telling, -zag ik omlaag in een klein tuintje dat
door muzen waa ingealotea; daar lag aan hen
mét elf kuikentjes: een aardig klein meisje aproaf
om haar heen. De ban klokte en breidoe
veraehrikt de vleugels over haar jongen ut Toe»
kwam da vader van het meisje enbeknorde baa»
aa ik «weefde voorhü, zonder ar verder aan té
denken. Heden avond echter. _ nn Jniati aatiift*
minuten geladen, aag Ik weder in hetzelfde tn«.
tje nader. Het waa er doodstil, maar al epoedig
kwam bat kleine meiaja weer aantripipelen, ging
zaebtjea naar bat hoenderhok, achoof den gn»
del op atfde en aioop naarde hen en haar Hekena;
deze begonnen luid ta aehreenwen an fladderden
rond. ?e kkina liep aahtar hen aan, Sc zag net
dadelijk, want ik kaak door aan raat in dak
muur. De werd hooi op het ondeugende toni
en verheugde taB toen baar vader na* ematiga»
dan giatann op baar knorde, tew» Ö| haarT*
dan am naak 2| boeg het hoofd aehtarovaf
t* i: