De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1883 29 juli pagina 2

29 juli 1883 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

)E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No.31* fl TJIT BELGIË. XXIX. De omgekeerde wereld. Ver?ehillend kunstvennaak. De hollandsohe virtuoos Wibbe. Gewe ven behangsel». ,jDe InièfwAtuut Beige maakte onlangs de ? anêdige opmerking hoe koddig once kamerdebattan eenige dagen lang aUn geweest. Terwijl in nadere landen, aegt het blad, de tegeuatauders tan 't heerschende regeeriogasteliel aüe gelegennaden aangrijpen, om te bewjjzan dat hot miuia, taxie den slechtea toestond van V landt schatkist verheelt, dat de minister van financiën in zijne toelichting van 't budget, alles ve»l te rooskleurig fcohiklert ea aan 't volk z&nd iu de oogen zookt te strooien, dat hy het groote tekort zookt te verkleinen door optimistische beschouwingen ? geachiedt bjj ons hot tegenovergestelde. De minieter beweert dat er een deficit van 25 millioen franken bestaat. .Och neen," roept de oppositie, j,gy maakt de taken veel erger dan z\j z\ja. Zie nog maar eens goed." «Twee en twintig dau toch «aker," ia het antwoord. Ook dit wil de oppositie luet laten gelden, eu houdt den minister dus voor 'aanan vreesel$ken pessimist. Eindelijk geeft deze toe dat de zaken nog zoo kwaad niet staan on Venookt ta erkennen dat het deficit 19 millioen groot ia. Hu vatten de tegenstanders eerst r echt vuur en beweren dat da minister door en door ?wartttende is. want de staatskas wordt zoo goed bestuurd, dat net tekort niet fjrooter kan ziju dan 9 of 10 tien millioen. Uier is dus bepaald een Óombat de gènérositc. In andere landen mocht het ?chijnen alsof het ministerie door zichzelf aan te klagen van eene schuld die maar half op den lande raat, de heerschappij moede, die aan anderen wil overlaten, en alsot de tegenstandera zeggen: ,JOch pee. .i»e liefste heeren, gij overdru.it de naken dooi uwo bescheidenheid, wy bidden u har telijk de macht in handen te blijven houden. ' Doch bij ona heeft die redetwist eene andere beteekenis welke men in het ?Dagblad de Amster dammer" of in andere bladen kan nalezen. Wü wQzea alleen maar op het door en door h u m oVistische der genoemde verhandelingen AI zwegen gedurende de bondsdagen en zelfs nog lang daarna onze voornaamste orkesten en solisten, al vertoonen de tentoonstellingszalen alechta naakte wanden, het ontbreekt ona toch niet aan vooruitzicht van wezenlijk kunstgenot in de maanden Augustus en September. Den 15n Augustus en volgende dagen zal bier te Brussel eene tentoonstelling vau photographie en plaats hebben, waaraan ook het buitenland kan deelnemen. Den 2n September en volgende dagen zal eene tentoonstelling plaata hebben van voorwerpen betrekkelijk de oude en nieuwe houwkunst. Zij wordt ingericht door de Sociétê centrak d' archi tecture, Zy zal hoofdzakelijk bestaan uit bouwkunatige teekeningen onzer museums. Mechelen, Gent, Oudenaarde, Brugge, Antwerpen zullen teekeningen inzenden, waarvan er tot de 13e eeuw opklimmen. De levende bouwmeesters zullen hun ne werken inzenden, ?vooral de officieele''. De be zoekers (dat is aangenaam voor alle toeristen) die in groot gezelschap reizen, genieten, zooals gevoonhjk, 50 pCt. afslag op de spoorwegkaarten. Niet zonder belang zal ook het kunstteest zfla wat men te Mechelen voorbereidt en einde Augustus aal plaats hebben. Voortbrengselen van oude en nieuwe kunst en wetenschap, nijverheid, tuinbouw, enz. zullen bovendien ter beschouwing worden bijeengebracht. De componist Egard Tiuel schrijft eene cantate voor die gelegenheid; er zal eeue fartcy-fair (tegenwoordig in de mode) worden gohouden; eene Vlaatnsche kermis worden nage bootst (waar men ook al voor de aardigheid dub bel betaalt), en vele oudere volks vermaken wor den ingericht, om recht veel toeloop to hebben. A-propos van muziek moet ik nog «ene mededeoling doen, waarin de lezers belang- zullen stellen. Een uwer landgenooten, mijnheer do redacteur, de hcor Wibbe heeft onlangs te Brussel eene schoone lauwcrkroon behaald. Men moet weten do maand Juli, op de middel bare, hooge eu andere, scholen de tijd der ?com positie," der examens eu der prusuitdeelicg, is ook aan de belgische conservatoriums en andere muziekscholen het oogenblik der ?concours". Die te Brussel hebben reeds plaats gohad, die te Amsterdam zijn wij eerstdaags te wachten. Welnu een dag of veertien lang is in onze hoofdstad door eene jury, uit allerhande kun dige mannen te zamen gesteld, iu de concert zaal van het nieuwe conservatorium gezeteld, tot aanhooren vaneenen wedstrijd, uitgeschreven voor de hoogste klassen van genoemde instelling, waarbij de meest gebruikelijke suareu- eu blaas instrumenten door de leerlingen werden bespeeld, 't zy alleen, 't zjj met anderen gecombineerd. Men hoorde heerlijke kamermuziek, quartetten, quiutetten, klaviertrio's, zang, enz. enz. Eindelijk kwam de beurt aan de piano virtuozen ... De Heer Wibbe heeft den allerhoogsten prüa verworven.... Wanneer men bedenkt dat de kweckeling, die daarnaar dingt, een répertoire van 20 der be roemdste en moeielqkste werken moet gereed hebben, om die naar ploUelijlto keuze der com missie uit het hoofd voor to dragen, dat hij een orkest-partituur op de piano van blad moet spe ten, enz., kan. men zich eerst een denkbeeld ma ken van de Siraarde des jongen kunstenaars. Trouwens had hy reeds vroeger aan deUanggche muziekschool uitstekende bljifcen van taleut ge geven, welke zich nu glansrijk hebben bevestigd. Ten alotte veroorloof ik mij nog'een woord over het t a p ij t w er k van Mechelen, wat op ds Amsterdiunsche tentoonstelling: pry'kt, Het uit blijven van den catalogus maakt het onmogelijk hét nummer van deze fabricage op te geven. Het ffi-note werk door mij bedoeld hangt in den middengang op de linkerhand, van de hoofdpoort af gerekend. Dat tapijt stelt voor: Phjlippua don Goede, hertog van Bargundië, enz. een gezant?cliap uit het Oosten ontvangende. Het is bestemd tot behangsel voor de r o o k k a m e r dus senaats. Voor hetzelfde doel worden nog voorbereid: De dood van den Vlaamschen strijder Philippua van Arte velde, rumoert van Vlaanderen, 1382; Margaretha Van Porjna op 't oogenblik dat zy de verbonden edellieden/ontvangt; Albert enlaabella den atelier van Bnbens bezoekende. De voor treffelijke arbeid van eerstgenoemd werk (het eenige wat tot heden gereed is) doet ona van de overige tapgtwerken veel goed* verwachten. Eere ?$. ook aan de regecring en aan wie verder het denkbeeld bevorderden, om door voorstellingen van dien aard de liefde tot de groote historische gebeurtenissen met den kunstzin te bevorderen. Evenwel hebben wij hierbij twee opmerkingen te maken, welke op den grond der schoonheids leer berusten. Ten eerste is het eene fout waaraan de ?kunstnijveraars" (om dit woord te gebruiken) zich, door de toenemende verbetering der middelen en werk tuigen voor bon vak bij herhaling schuldig maken ? namelijk de eigenaardigheid der natuurvoortbrengselen ta miskennen, en deze ter vertooning van hun aangeworven, geoefend talent van na bootsing te misbruiken. Genoemde tapütwerken, BeHjk vele anderen zon der figuren, doch waarop Flora ioma haren geheellen rijkdom schijnt te hebben uitgestort, zfu be werkt met het doel de aohilderkunrt zooveel mogeUk te .evenaren. Daartoe moet nat weefael onzichtbaar worden gemaakt; het penteal *??* j (oma, ** *?*?'? ?--J-.? ?-??-- ? ?? In «Mare vakken van nijverheid vinden wjj bet ?teen bewerkt alsof bet eene houtsoort ware, of omgekeerd, het hout behandeld als w(ire het steen; glnsvenstera waardoor oen getemperd licht moot driugeu en zelfs de zou moet schijnen vinden wij met schaduwrijke, perspectivische bouwstukken cu relisffiguren versierd. AVy zien verder den blik slager of tyserwerker alles aanwenden om aan z\juo emmers den scbtyn van eikenhout, aan de bloeluentafel* dien van gevlochten riet te geven, eua. Elk streven om de voortbreugieleu der natuur niet naar hunne eigenaardigheid te behandelen moet als een vergrijp **» de natuur, zoowel als aan de knust worden beschouwd. Men bewerke dus de tapeten volgens dien rugel op eoue w|jie dat nie mand twüfele uit welke stof dia muur- of vloerbekleedseli zQn vervaardigd. Men boude zich aan den stijl, aan den type welke door do stoffen wordt voorgeschreven, en deze zijn voor olie- of waterverw en penseel, voor hout en steen en beeldbouwersbeitol geheel anders dan voor den draad in bet weefgetouw. Dit voort ons van zelf op de tweede gedachte: dat delevcnsgroote voor stelling van historische personen, nog wel in kleur rijke dracht, allerminst geschikt is om lauga den muur van een vertrek te worden geplaatst. Zou men ook desnoods voor sommige gevallen in een porto»! of derg., in een groot, openbaar gebouw ceno uitzondering kunnen t»akeii, zeer zeker is 't in 't algemeen de roeping van eenen kamermuur zich bescheiden te houden, zich als 't ware terug te trekken, en al wat do kamer bevat meer to laten golden dan zich zelvcn. Ilier nu zal het regelrecht omgekeerde geschieden. Do senateuren, met zwarte pandrokken.ea witte das sen, zullen bijna belachelijk afsteken, hy de groot*, glansrijke, kleurige figuren aan den wand. Dnarby zullen dozo talUaux geplaatst worden in eene zaal dio bijzonder aan lio gezelligheid ge wijd is: deswege moeten w u» t en couenmaal van een estheti eb, standpunt de bekleodiug van do muren der rookkamor van den Seuaat met ge* weven of geschilderde, grootn personen of andere figuren afkeuren, blijven echter om andere re denen bij onze aan bestuur en fabriek uitgespro ken hulde. Brussel, 23 Juli, 1883, M. A. Een eigenaardig kanstwerk dat een enthousiast kuustviïeud iu Chica^o, üustav Fucha, den komponüt der opera ? Meüstofele»"(naar Goethe's Fanst) Arigo Bosto wijdt was onlangs te Ne w-York ten toongesteld. Het schrjjfgereedschnp bestaat uit een voetstuk van zwart ebbeubout met zilver gemonteerd, dat da figuur van Mefistofeles, in bet tooneel dor WalpurRÏinacht met den aardkogel in de band, draagt. Deze figuur is buiten gewoon fijn en karakteristiek in zilver gedreven, aan weerszijden bevinden zich de kristallen ioktfleschjes, wier zilveren deksels zinnebeeldige ver sieringen vertoonen, die betrekking op muziek en dichtkunst hebben. De basis van net zilveren voetstuk -waarop Mefistofeles staat, laat de reliefportretten van tioethe en Boito in eeu kraua van lauwerbladen zien, terwijl de op lecuwenpooten rustende gesneden kast bet monogram van den componist drnagr. Dit schrijfgereedschap, wordt als een uitnemende schepping der Amerikaanse kunstindustrie geroemd. Het verbindt een fijnen smaak met originaliteit iu vinding en groote nauwkeurigheid m uitvoering. ? Yorstengunst" Hoor A. S. G. Wallis. Haarlem, Tjcenk Willink 1883. S dln. Voor weinige dagen verscheen het derde en laatste deel van Vorslenguttst, het jongste werk van A. S. C. Wallis. Velen zullen zich haasten kennis to maken met Aezsu geschiedkundigen roman en terecht, want Wallis is bekend en be roemd; men weet van te voren dat zij geen middelmatig werk leveren kart. Het recht tot deze goede meening wordt opnieuw door Vorstengunst bevestigd. Vnn hoeveel aangeboren Sava en door impaaniug verkregen talent getuigt deze roman! Ook van het diepgaand verstand der schrijfster en van haren wysgeerigen zio. Ea toch ? zou meu anders ilan blijde kunnen zijc, wanneer oioa aan het einde van dit wark ia gekomen V Wie zal er nojde vr.n scheiden? Zij, die hot boek hueii m 11 het potlood in da bind, zullen het nog laüff on lui' hun baieik wensclien om de plaatsen te herlezen, die zij er in aanstip ten, maar liet opnieuw lez^n vau het beffiü tot het einde, daartoe zullen iu den eersten tijd voor zeker maar weinigen den moed hebben. Hoe zoo? ? \\uldoordieuditboek3omberi9in de hoogste mate. Hen kan niet nalaten zich zelf de vraag te stellen: hoe 'u 't mogelijk, dat iemand, die do gohecle \yereldgeschiedenia te zyncr be schikking heeft, juist c dn gedeelte kiest zoo vol gruwelen en ongerechtigheden, zoo vol menschonteoreado daduu, en zoo luide Sprekende van domheid en kortzichtigheid bü mannen, die moeten doorgaan voor verstandig ? Waarlijk wij "begrfjpfin Wallis' keuze niet, en kunnen er haar slechts op. beklagen, dat het haar mogelijk was zulk een tydperk te kiezen. Vorstenyunst is een ichets uit het leven van Erik XIV, koniug van Zweden, en dien? gunste ling Qörau Per-ton. Krik, die in het eerste deel wordt geteekend als streefde hij naar hot goede, gedraagt zich, zoo dr a hy aan de re^eering geko men ia, in alle opzichten als een woestcling, en nog wel als een, die iu z'jne woestheid Keen onkclea verstandigen zet doet; dia wildheid loopt dan ook Weldra op volslagen krankzinnigheid uit. Görau Person, de Wittenbergsche student, kan men niet beter karakteriseren dan door hem een Zweedichen Robeipierre te noemen. Hij valt, en zijn val is diep, om geen andere reden dan dat h$ meent consequent te moeten zijn. Men kan wel zion, hoozeer hem steeds vreemd is gebleven do gedachte, dat ijzeren consequentie eigenlijk alleen t'huis behoort in een krankzinnige ge sticht Hij, de burger, stelt zich tot levens doel het volk te verheffen door de macht van den adel te vernietigen, Hoe prijzenswaardig op zich zelf genomen dit doel moge geweest zijn, en boezeer Person er mede toonde een kind van zijn tijd te wezen,'toch was, wel beschouwd, niet veel andera dan afgunst z(jn werkelijke drijfveer; stellig niet: waardeering van het verdrukte volk. Eenmaal zQn levensdoel gekozen hebbende, klemde hu zich niet minder hecht vost aan dat beginsel dan uan den onwaardigen koning Erik, en zoo kwam hy, de dusgenaamde diplomaat, er toe een reeks van ondiplomatisobe handelingen te bedrij ven, waardoor dan ook zjjn val iets onuitbltJÏbaars werd. ' Wanneer men de personen in Vorstengvnst voor zyn geest de revue laat passeeren, dan ia er geen eflfeele in, die een gevoel van bevrediging by den lezer opwekt, uitgenomen Nils Siure, en ook zijn vader, die trouwens slechts zelden han delend optreedt. Nils Sture, luchthartig, zoolang het leven hem nog niet anders dan zonneschijn geboden heeft, is een edelman van hoofd tot voe ten. Wij kunnen er de schrijfster niet dankbaar genoeg voor zjjn, dat zij hem zoo uitvoerig getee kend heeft. Zonder Nils Sture ion Vorstengunst het propagandamiddel bfl uitnemendheid voor het pessimisme moeten heeten. Nils Sture, een zoo booge en edele persoon, zou ons waarlijk bijna in twijfel moeten trekken, of toen inderdaad de tyd vao dan «del wél voorbij w«i. Maar, al» ware het om ons de ongegrondheid van dien twijfel te doen gevoelen, om ons te doen beseffen, dat de beminnelijke jongelingalechta een sporaheeft Wallis naast de b* hohaoung van al wat edel ia en schoon, een adeljjk persoon geplaatst zonder eeuigen gielsadeL w\j bedovleu: Gyllmiatierna. Na don dood van Nils, eigenhandig vermoord door don waanzinnigen Lrik, heeft dan ook VorstCnyiuui alle aantrek kelijkheid verloren. Du vrouwen uit dezen roman boezemen evenmin den lezer sympathie in. Do trouw vau Karin, de maitrotse-kouiugiti, gaat die vnu een hond niet te bovon; dat nuisdioi toch vraagt niet tciens hand bij lekt; cuu aartsscbolm toch oiidrrvindt evenveel aanhankelijkheid van zUn bond als de groMsto weldoener der meuschheid. ? Is Pursou'* moeder iets anders dan een monster, dan de in carnatie der on vrouwelijkheid V De eenige vrouw, waarop do lezer ui e t welgevallen had kunnen staren, de Wittenbergsche schoone, i» niet meer dan eene Gretchenvi-rschyning in do eerste akte van Faust. Hoe jammer! Iu verbaud gebracht met de sombere tint, die over Vorslcngunst verspreid ligt, is bet een schier beangstigend verschijnsel, dat er zoovel* krank zinnigen in dit werk voorkomen, on dat de teekeniug steeds uitmuntend h gea'aagd. Zal da lezer van dit artikel nu. meenen, dat ik baunalweg tot plnasoologio luiju toevlucht nam, toen ik begon met Wallis' jongsten roman sterk te pru^en ? Deze gevolgtrekking zon zeer aekor ver vau de waarheid af gijn. JUyuo innige overtuiging i*, dat alleen een verbazend groot talent ons oen werk a's VorstcnijitiLst kou schenken. Door dezen romau toch wordt oénieaw bewezen, dat Wallis de evenknie ia VAU ynze grootste historische ro mancière, ja, dat zo" baar in sommige opzichten overtrefr.ondor anderen daarin, dat zij steeds op uiuesterinka wiizo de k'.ip der langdradigheid waet te ontzeileu. Vorsttngunst, als roman, zit keurig iu clknnr, maar juist omdat wij zulken hoogen dunk hebben van de talenten der schrijfster, doet het 0113 zoo iunig leed, dat >cvensfri$?htieid geheel aan dit werk ontbreekt. Is er, bijna zouden wij Ztigffen, ook maar één volzin in do drie deelen to vinden, dio don lozer op het vermoeden zou kan nen brengen, dat de sdu-y'fstor nog in hare volle jeugd staat? Moet do lezer er wezenlijk niet baast toe komen do talentvolle Wallis te buklngen ? Niemand zal voorzeker met Vorstengunst ken nis maken zonder herhaaldelijk vol bewondering te zijn voor haar, die het boek schiep, en toch vermoed ik, dat er maar weinigen zullen wezen, dia er een onvoorwaardelijk gunstig oordcel over' durven uitspreken; om iu nlla opzichten een meesterwerk te ziju wekt het te weinig het modegevoel op ? zolis bij de beschrijving der gruwe len blijft, de Ie zo r veelal koud; h\j herkent in do personen te weinig menschen van hetzelfde maak sel als hU is. Zooveel althans is-zeker, dut er iets aan dezen roman ontbreekt en dat dit ictj belangrijk genoeg h om zelfs door deu onoordeel kundige geroeid te worden. Eene tweede onvolkomenheid van Vorstengunst is de taal, Zou men, niet beter wetende, ooit kunnen deuken een oorspronkelijk Nederlandach, werk te lezeu? Gelijken zinbouw en woonleiikeua niet sprekend op lïollandsch, door onbevoegde hand uit het Duitsoh vertaald? Welke werkwoor den door Wallis al niet wederkeerig gemaakt worden! Maar genoeg van vlekken en onvolkomenheden; laten wij Wallis dankbaar zy'n voor hetgeen atf heeft gegeven en dit is waarlijk niet. weinig. Nooit zal boven de maat kunnen geprezen worden de toon van dit werk. Doorzoek de drie deelen zooveel gij wilt en i?y zult er niets vulgairs in vinden, en, zoo iets, dan is dit eeué verdienste in een tijd, dat de literatuur zich zelf met zooveel vnlgairs besmet. Eu dan, zouder ooit iu Inuge bespiegelingen te vervallen, verstaat deze schry fster de kunst om in het verhaal opmerkingen te vlechten, die niet slechts treffen door hun diepen zin, maar veelal voor den lezor een licht doen opgaan over verhoudingen en toestanden in dit leven, welke hy tot nu aanschouwde of ondervond zonder er zich echter rekenschap Tan te kunnen gaven. Somtyds weet zy dat licht te ontsteken mat een enkel woord. Ik denk ie de eerste plaats aan Nils Sture, wanneer bij den door hem beleedigden Person te vergeefs da hand der verzoening toe steekt, waarop h|j hem dan toevoegt: ?'t Is waar, gü züt geen edelman.". Hebben wij ooit een treflendur verklaring van bet noblesse oWtye. onder de oogen gehad? Hos talloos vele liefdesverklaringen hebben wij al gelezen, maar onder die velen soms één, welke do ontboezeming van Vergëus aanGeertruid overtreft? Ilior, als door den gebeelen roman, gevoelt de lezer aanstonds, dat hij zich in een hoogeren atmospheer bowtegt dau do werkelijkheid hem biedt. ? Legio zijn do plaatsen in Vorstengunst, die van Wallis' diepe uienscheukennis ({«tuigen. Zooveel en zoo lo gisch te hebben gedacht is ongetwijfeld een voor recht, maar eennotr grooterery.öoveel nut mede to kunnen stichten als het doze schrijfster gegeven is te doen. Of zullen vruchteloos door houderden en honderden de woorden gelezen worden, die zy ? deel I bl. G3 ? Melanclithon in don mond logt: ?Over dertig jaar zult, gij zelfkennis niet zoo onfeilbaar noemen. De men?chen klagon zoo dilcwyls dat anderen hen niet begrijpen, geloof my, er zijn weinigen, die het zich zclt' doen. De tragedie der meeste levens berust op niets dan ecu misverstand, een zich zelf niet verstaan, meer nog dan een miskend worden dooraml?ren". Zal niet tot indeuken stemmen ? doel II bl. 172. ? ?Het was Pcraon gegaan als velen, die op hun vaart door 't leven met zoo groot een aantal klip pen en ondiepten bekend raakten, dat zij eindelijk niet moor weten, hoe er ookettene, ongevaarlijke watei-en zy'o. Hij had bij 't peilen der diepte do op pervlakte uit bet gezicht verloren, hij zag te ver. Onrecht gevonden te hebben, leert maar al te vaak onrecht zoeken". Of: ? deel II bl. 152 ??Oude tragedie van wedorzödsch misverstand, wanneer zult gij een einde nemen? wanneer zullen de lippen uw valfchen glimlach, die, met zooveel, helaas! maar al te ware, trauen geboet wordt, verleerd heb ben? Als daar ooit, dagen komen, die dat beleven, op hoeveel rmnoodig leed zullen zij dan medelijdend kunnen terugzien! Oude en altijd nieuwe tragedie, onuitputtelijk als de bron, wnaraan zjj ontspringt, die diepe bron van liefde cu haat in 'tmenschenhart, w.iar is een plek, die niet tot uw tooneel werd gemaakt? ? die plek zon een paradijs wezen!" ? Op hoevelen onzer is, althans min ot' maer, van toepassing de bespiegeling die Wallis volgen laat op Person's poging zich zelf wijs te maken, dat niet hij Nils in het ongeluk stort, maai- deze zien zelf. ?En toch was hu niet onwaar, schoon't een leugen waa, waarmee hy zicb vleide. Huichelarij heeft mendergeiykezelfverschoononde redenen genoemd, maar waarom hoort 'dan de eenzaamheid, in welke niemand to misleiden valt, ze het meest, die argumenten, waarvan men be weert, dat zo nlleen dienen om anderen te bedriegen? Neen, het is do stem van het goede die dan spreekt, van dat machtige goede, waartegen wy nooit zondigen kunnen zonder tevens zijne meerderheid te voelen, van de reiue gedachten op den bodem des harten, die zich te zwak gevoelt om ia daad over te gaan en daarom zoo gaarne gelooven wil dat zy dia ook inderdaad niet zon kunnen vol brengen, de stem der waarheid, die zich verheft ? om de drogredenen te verkondigen, die het ontwaakt geweten weer in slaap moeten wiegen. Wonderbaar contrast! het ia een nieuw kwaad dat zy stichten, niemand zal het loochenen, en toch zijn deze. drogredenen misschien de schoonste hulde op het altaar der waarheid, want ze zeggen hoe zelfs de lengen haar eeuwige almacht en godde lijkheid erkent Niet» toont beter, boe de mis daad zich zelf ala indringster beschouwt, dia men in haar eigen gedaante terug zon wijzen, dan 't feit, dat tij steeds in den mantel van 't recht gehuld, zoekt binnen te sluipen; niets bespot de deugd zoozeer als 't blanketsel, waardoor de zónde baar zoekt te gelijken en niet* erkent toch zoozeer,baar hemelsche scuoon* i beid." ? Is de vriendschap ooit trefiender ge karakteriseerd dan in desa weinigen woorden ? (ieel II blz. 264. ? ? Vriendschap bestaat vit nog wts anden dan offers, vit vtrirotaoen." ? Vosfi ieder lezer niet de waarhuid vau ? deel III bh. 14 -~ ?Als wraakzucht ooit noodig had veroor deeld te worden, dan zou z\j haar vonuia in de leegte viudeo, die zy nalaat, waar zij bevredigd werd. ? l'i»kt hot goede ons niet sterker dan ooit te voren, wanneer wij de bemoedigende woor den lezen ? deel III blz. 40 ? ?Daar ia niets goeds, niets edela, dat ooit verloren gaat.toit voor niet geschiedde. Elke daad vau zelfverloooheniug, die het bedeu niet beloont, ia als een schakel in de groote keten, die ons aan een betere toekomst bindt: het zaad ontkiemt niet minder omdat de wind het ver weg draagt, te ver, dan dat wij meer zien kunnen, waar het neer valt. Danr is eeu loon, en ook een straf, waar van de wereld nooit iets gewaar wordt" ? Wie onzer zal weersproken of betwijfelen ? deel III blz. 67 ? ?Iloe dikwijls zouden wil niet moede loos neerzitten, en 't afgotobde hoofd op de eerste de beste plek ter ruste vlijen, had het lot niet zoo wyselijk gezorgd, dat er op den weg des levens geen rustplaatsen zijn". ? Wie heeft niet wel eenj gevoeld, wat Wallis uitspreekt ? deel IH, bl. 79 ? ?Mengt -zich niet eene geheime teleur stelling in bijna al die ontmoetingen na lange afwezigheid?" ? Hoeveel toch ligt er in de weiuige woorden ? deel III, bl. 81 ? ?Zijne liefde was niet onzelfzuchtig genoeg om vrij van afgunst to wezen". ? En nu noa eens aanhaling tot be sluit van dezo aankondiging ? geene recensie ? deel III, bl. 175 ? ?WonderÜjke liefde der vrouw I Da zee heeft niet meer water om allo vlekken af te wasschen van hem, dien zy bemint, dan haar hart verschooning bezit, waar dat liefheeft; en de zee heeft niet meer klippen en ondiepten, is niet mecdoogenloozer dan dit hart, daar waar het haat. Raadselachtige gene genheid der vrouw, raadselachtig 't meest is de keuze van haar voorwerp!" Is dit uiot even juist gedacht als kernachtig gezegd? Amst, 21 Juli '33. Elise A. Haighton. (Wn plaatsen deze aankondiging, niettegen staande wij later op dozen roman, of op gedeeiteu er van weuichen terug te komen. De Red) tt PAUL JANET. Membre de l'Institnt, Professeur a la Faculté des Lettres de Paris. Les Maitres de la Pensee Moderne, ? Paris, Calmann Lövy, Edi eur. 1883. ? 403 pag. I. Do Framche hoogleeraar Paul Janet b fn ons vaderland geen onbekende. Niet alleen toch dat de lezers vau de Revue des Deux Mondes zyne artikelen kennen, maar ook de lezers van de Gids herinneren zich misschien nog wel, hoe prof. Koster in het Septemher-uummer vau 1877 ?Las causes ficales" van Janet ter sprake bracht, onder het opschrift: ?de verdediging der theologie in den laatstcn tyd" ? Prof. Koster maakte toen o. a. de opmerking: ?dat het ontstaan der le vende bewerktuigde vormen, door bijzondere in vloeden ?causes finales" volgens Janet, bepaald wordt, is door dezen geenszins aangetoond." Met die uitspraak scheen geheel het werk van Janet veroordeeld, 't Zou echter van weinig \viardeei ing getuigen, omdat men het niet eens U met Janet op het punt der theologie, een nieuw werk van hem ter/yda te leggen zonder het te willen inzieu. Dat verdient de Parijsche hooftleeraar niet, die met zjjne ambtgenooten Caro en Waddington, geroepen is om, in de Faculteit der Letteren, college te geren o ver Wijsbegeerte en Geschiedenis d«r Wijsbegeerte. De uitgever Calmann Lévy bericht ons tegen over het titelblad: Dn même auteur, les problèmes du XlXe Siècle, la familie, laphilosophic Francaise contemporaine, philosovliic du bonheur, hieraan kunnen wy', behalve het bovengenoemde werk ?les cattses finales" nog toevoegen: Ie ccrvean et la pensee, elemenls de worale en z'üi Ultvoerig geschrift la Morale waarvan da schrijver in de voorrede getuigt dat het eauf quelqucs pages éparses, n'a rien de coamun avec Ie précsdent. Les maitres de la Pensee moilcrnc, sluit zich al dadelijk, bij de vorige werken aan, en bewijst dóór zy'n titel reeds, dat wy' hier te doen hebben niet eun geschrift, waarvan da inhoud ons zoowel op geschiedkundig als wijsgeerig gebied verplaatst. Een voorrede ontbreekt by Les Maitres de la Pensee Moderne, waar da naani Uescartes, die op pag. l als opschrift van het eerste stuk prijkt, geeft ons al aanstonds licht aangaande do bcdoaling van den schrijver. Veleu zyn immers gewoon bij do Geschiedenis der Wijsbegeerte, evenals by de ueschiedcnis in het algemeen, de oudheid, de middeleeuwen en1 den nituweren tyd te onderscheidon. Met Renatus Cartesius (159Ü-1650) vangt dan de nieuwe wijsbegeerte aan. SVelnu, Düscartea is dan de eersto van les Maitrcs de la'?Pensee Moderne, al mogen wy zijne Italiaansche ty'dgpucoten üiardano, Bruno en Yanini niet vergeten, en evenmin den invloed voorbyzien der ontdekkingen op het gebied der natuur van Copernicus, Keppler, Galilni en Bacon van Verulam. Descartes is da man, die, ofschoon by het ontologische bewys voor het bestaan van God, wat Anselmus in gewyzigden vorm voor droeg, toch in beginsel met kerk «n traditie had gebroken on nu de werkt e tot scheiding van theo logie en philosopbio, van de onafhankelijkheid der wijsbegeerte van de godgeleerdheid. De inhoud van les Maitres da la Pensee Moderne splitst zich in afdeelinjfen, die de volgende op schriften dragen. Descartes, son Caractère et sou génie p. 1?18. ? Spiuoza et la theologie Spinaziotc. p. 49?103. Le Spinozisme en France. p, 105?140. La philosopliie de Maiebranche. p. 147?18G. La philosophie Anglaise et son historiën, p. 187?224. La scepticisme moderne: Pascal et Kant. p. 225?SOS* ?La critique et la spiritisme: Kant et Swedenborg. p. 305?331. Le dernier mot d'un matérialiste, la philosophie de Diderot. p. 333?361. Uu philosopho apiritualiste au XlXe siècle: les écrits inédits de Muine de Biran. p. 363?103. Daar het eerste gedeelte van den inhoud, met name dat wat van Descartes en Spinozn gezegd wordt, voor ons Nederlanders, om straks te ver melden redenen, van het meeste belang is, willen wy daarbij wat langer stilstaan, en bcginuen ach terste voren met eenige korte opmerkingen. Paul Janet vraagt dan in de laatste plaats in zyn werk de aandacht voor een spiritualistisch Wijsgeer Maine de Biran. Moet Janet zelf hij een der klassen van wijsgoeren, of wil men wijsgeerige richtingen, worden ingedeeld, dan zou men hem een spiritualitisch wijtgeer kunnen noemen. In zyn VrobUmes der XIX Siècle vestigde hy dan ook reeds de aandacht op Maine do Biran en op zijne onuitgeheven werken die in 1859 door Ernest Naville openbaar werden gemaakt. Hier is het hem om to doen uitsluitend historisch te werk ta gaan en de laatste geschriften van dezen -puiiant penseur" bekend te maken. Maine de Biran die veel heeft geschreven, gaf tijdens üyn leven weinig uit. H|f stierf in 1824. Tien jaar 188J zich verdienstelijk de Journale intime van Maine de Biran uit te geven, gaf nu Navüle,de zoon van bovengenoemden, m drie deelen de nog overgeblevene onuitgegeven werken van Maine de Biran uit. Paul Janet zegt van M. de B. ?Ses premières relations philosphiques ontétó Cibauis et de Tracy"; en vo^gt er by. ?Il n'a jamais abandonné ces prejnièrea relaUona; et jotqu'a la fin de sa vie, U visitajt de loin en lom" Ie vlefl abb* MafeÜat, §ui lui disait aveo Soa fin Sonrire dn yfJJJp lèole: ?Monsieur, qu'est ee que Ie moi?" Geen wonder dat iemand met die vraag toot <.»«. f».. A^J? --' * J-1- T » ....T.» ï_ - ----.-r- ?_.-*- TW | v.^vnvrTrv «*v *w> ^vyvtufwvyiv* ÏTu moeten ons beperken, maar mogen toch geen af acheid vao M. de B. ucinen, «ouder met «en enkel woord nog by dit werk te verwijlen. ?Dans U première partte de son ouvrage, Biran etndie Ie moi, abatraction faite dea impreations qui vriennent se eombiner aveo lui, o'est-a-dire f element aotif sana l' element passif. Dans la seconde par» tie, il etndie d'abord les impresaions ou affeotiou aéparëea du moi, autant dn moina qn una teil» étude est possible. Pnis U cherche a déterminer ca qu il appelle la* eombinaisona diverses du mol et des affection», aoit dam l' ordre dea oonnaitsanbes, aoit dans l' ordre dea aflectioni et de b Yolonté". i ?En oonséqnenee U distingue dam l' ame hu« maiae quatre moments, oo. comme U dit, quatra systèmes & oh icun des quels oorreapond un degré particulier de la peraonnalité; ca qui lei distingue, c'est en qualque sorte Ie plus ou moiui de pre> aence dn mol dans chacuu d'enx. Dezo ?quatre »ystèm«s noemt M. de B. dan U syttème affectif, Ie tystème sensitif, Je tyitème pereeptif, en Ie syttène réflexif. Janet vergelijkt Biran ter eener zyde met Fich« te, en ter andare zyde mat Sohopeuhauer. Van Biran en Sohopeuhauer zegt hij. i/un et l'antra finissent por 10 nirvftua. Chez l'un, oependant; c'est Ie nirv&na athée; chea l'autre c'est un nir, vdna chrétien: chez Biran l' absorption en Dleoohea Scliopenhaner o'est l' absorption dans la vide". Het resultaat van Janet ia dan,, que l» philosophie de la volonté n'est pos suffisante et qu'elle ne peut pas ètro la derniere philosophie". Gaarne stemmen wij Janet toe ?ftiraer n'est riett saus vouloir, vouloir n'est rien sana aimer, o'eit uno chimére malsaiue de oroire que la plus haute maniere d' Être est de ne pos être. Que cetta phim&re soit Ie réve de Ia pietó ou Ie défi de l'athe? isme, elle n'en revolte pas moias les loia fondamentales de la vie". ','' Waar Janot onze aandacht bepaalt b(j de wijs begeerte van Diderot, begint hy met te zeggen ?La philosophie de Diderot, qui avoit été negugéa et dudoignee pendant uu asaez long cours da temps, a repris une grande faveur aepuis qaelques années, par suite de sas affinitèa aveo les teudances prédominantes de la philosophie ecutempornino. On peut dire que Diderot, eu effet, a été l'un des précnraeurs de cette philosophie,, Beaucoup d'idées rcpanduea aujourd'hui et deve* loppées avec óclat par les maitres modernes sa trouveat eu germe dans ses oeuvres". Hy ver meldt ons dan verder dat de nieuwe uitgave aynec werken te Pary's in 1375, bestaande uit 24 deelen ?avec notices, notes, tablo analytique, par J. Assézat". ? ?«e distinguo de toutes lei précédentes par la publication de pièces inédites qui ont étó recueiUies dans les papiers de Diderot restus en Russie a la Bibliothèque de l'Ermitage"1. De waarde dezer nieuwe editie geeft hy te ken nen met deze woorden. ?C'est doac, on peut '.e dire, l'éditipn dénnitive de Diderot que Ie publica aujourd'hui entre les mains. Cette édition nous est une occasion naturelle de remettre en lumière quelques ? unes des pensees les plus importantes d'un auteur si célèbre et cependant ti peu Iu". ? Het zou ons weder te ver voeren Janet in dezen te volgen, genoeg zoo wy op de vrnag: wat ia dan nu het laatste woord van dezen Materialist? geantwoord hebben .que sou ruatérialiume, a'il mérite ce u om, est d'un ordre supérieur a celui de d'Uolhach, d'Helvctius, et do Lamettrie. C'est pourquoi Goetha, qai estimait n peu la philoso phie francaise du XVIUe siècle, a tonjonrs mia a part la personne et Ie génie de Didorot". ? Opmerking verdient bovendien nog dat, waar gewoonlyk Lamarck genoemd wordt ala de voorlooper van het Darwinisme in Frankrijk ?II est bien c er t ai n , d'après les textcs cités par M. Caro, que ie véritable ancétre du transformisme eu Franje n'est ni Lamarck, ni Rabinct, comme ou l'a dit, maïs Diderot. C'est lui qui a dit Ie pre mier qu il n'j* a jamais eu qu'un seul animal, ei que la nature entiore n'ejt qu'un même phéuouiène transformó, C'est cncore la un trait origical et supérieur qui distitigue aon materialisme de celui do fes nontemporains". Over'de afdeeling, die tot opschrift draagt: La Critique et Ie Spiritisme, Kant et Swedenborg, willen wy het stilzwijgen bewaren. Na hetgeen in ous vaderland, voor nog niet zoo.heel lang goloden, iu Gids en Ti/clspiegel daarover geschre ven werd , zou het vervelend worden er no# eens over uit te weiden. Hier volsta, dat Sweden borg om iuts anders eu van m.ner waarde, dan zijn Spiritisme, verdient in eere te blyvon. ?Ranpelons enfin que M. Dumas, dans sa Philosophie chimique, cito Swedenborg, comme ayaut eu quelqucla idees origiuales en chiuiie". Wie gewoon ia in ons vaderland als er «prake is vau critische wijsbegeerte , in tegenstelling van de empirische philosophie, allereerst don naam van Kant te hooren, zal eenigszius vreemd op zien, wanneer bij bij Janet het opschrift leest: Le Scepticisme Moderne, Pascal et Kant. ? Dia bevreemding zal misschien spoedig wijken of plaats maken voor eene nieuwe bevreemding, wanneer hy bamerkt dat er een weinig verder gesproken wordt van ?Ie scepticisme scientifique", ?lo scep ticisme thcologique" ?un scepticisme absolu". Het laatstgenoemde wordt onbewimpeld veroordeeld, en op Kant gewezen, als de man van het weten schappelijke, op Pascal, als dé man van het theo logische scepticisme. Kant zou zeker de woorden, waarmede Emile Saissot, de schryver van Le Scepticisme, den wetensohappelijkeii scepticus karakteriseert, volmondig hebbeu kunnen naspreken: ?Je ne suis pas atheé. L'athoisme soppose authoisuie, et je ne suis ni pour ni contre Dieü. Je ce m'en occupe pas". ? ? Van Pascal wordt .onder anderen gezegd, dat hij in ?un de nous, car ce qui domine en oe siècle, une foi qui doute et une do ut e qui veut croire." Zyn sceptisismc, waarop Cousiu reeds had gewezeu als ?wjjsguerig eceptisisme" wordt door Emile Saisset, ?Ie sceptisism e jansiSniste" genoemd. Bebnlve laatstgenoemd onderscheidt d<?7.e schrijver dan nog ?Ie üceptisismo jésuitiquc" en «Ie sceptisisme érudit. ? Veel wordt in dit artikel gesproken over de verhouding van theologie eu pliilosophie, wat in derdaad zeer lezenswaardig is, en waarop wij daarom ook nadrukkelijk wy'zcn. Het hoofdstuk dat tot opschrift draagt: La Philosopbio Anglai-e et Sou IlUtoricu, ontleent de voornaamste trekken aan het werk van Cli. de Rómusat, rilistoiec rfc In fhllosopkls en Anateterre depim jBacón jitsjii'tt Lecfa. Dut wcrfe bevat dus .do geschiedenis der wijabügcertc in EnfleUnd gedurende de 17e eeuw.?Bacon, Hobbe», Lockc en Newton z\}n de naraeu, dii> hier op den voorgrond treden, al heeft Newton ook zyn lau* veren meer op natuurkundig dan philosophiscb gebied behaald. Reeds jaren geleden verdedigdd de Rémusat Bacon tezcn den heftigen annvol vaa den beroemden sdhcikandige LiebiR, en naar aan leiding van deze verdediging zegt Jauet: ?Si voüs Üédaignez Bacon, fermez Ie livrc de M. de Rémnaat, «t déclarcz lont d'abord qu'il n'y ft pa« de philosophie anglaise." Van Hobbos wordt gotuigd, dat hij is Ie plus .griuiil logicien do l'Ang'eterre, et l'un do ses moiin iiimablcs philosophes.' Van het tijdperk dat Hobbcs scheidt van Locke, dat hierin vooral het werk van de Rémusat ruim voorziet in eeno leemte, die noRin de geschiedenis der wijsbegeeita bestond. Do theologie van New ton, die hierin korte woorden wordt medegedeeld, aou hem zeker nimmer wereldberoemd hebben gemaakt. Van Locke wordt o. n. gezegd: ?II est Ie vóritabie fondateur de In pnycholoifie onpwimentale" en elders ffquo Locko a separé la psycho; No. 311 DE AMSTERDAMHEB, WEEKBLAD V O O E NEDERLANDS 3 logie at la phyaiologie." Mogen velen deze scheiding goedkaoreo, wij voor on» kunnen niet nalaten bitr op teiuei-kun,dat, «oo wy eanige verwachtingen lullen ko'-ateren van de psychologie, drae in ieder geval, op pliy< iologüehe grondslagen zal moeten berusten, liet livfst zouden w(j in dezen eun man di pi-of. Wundt, die oorapronkalgk phyiwJu fot gids nemen. U philöaopDh dï Üftlebranche, die In. leaMaitrej je l» pensee moderne circa veèvftg bladzijden btslaat, wordt volgens Juet door de schryveri oter de gesohiedeuia der wütbegaerte te weinig gewaardeerd. Wy znMeu Jauet iu dezen niet tegenspreken. Dat Uel.orweg hom nauwelijks tien HKQto WÜ^ >* B*ker ^> weinig. Toch ontveinzen vy het nitt dat by de luing van Lei Maitrei ]( l» Pensee Moderna, de bladlijden aan Malebranolte gew-yd den minsten indruk op ons mankten. Misschien is de oonaak wel te vinden in bet feit dat Molebranolke ?est avant tout un métaphy* ikien." ? Angwilla. (Slot in het volgende nummer.) OPMERKINGEN. Goed* penscben en goede boeken worden meernajiëtf geprecen om hunne fouten en gelaakt'om hunne deugden, en slechts hij, die ui de zwakheden eener nalie deelt, kan popu lair worden. Daarom wordt zooveel goeds in en door de maatschappij bedorven. De goden verschijnen alleen aan hunne getrouwe dienaren; anderea, die toevallig naar hen kijken, straffen zij met blindheid. Iedere dwingelandij grieft, hetzij de natuur, [hetzij de menschen die aandoen. Gemeenlijk is de mensch in een wolk ge huld, waardoor hij verhinderd wordt zich zelren en anderen duideiyk te zien. Macht, rijkdom, aanzien verdikken den nevel, dien bet heldere zonnelicht van wetenschap en zelfkennis doet opklaren. Het is aangenamer minderen wel te doen, dan meerderen te huldigen. Die lofredenen houdt op beroemde of in vloedrijke tijdgenooten, doet als de Romeinen, die aanzienlijke mannen openlijk in hun testament bedachten, om er bij hun leven de gunsten van te genieten. Hoe dommer en onbeschaafder iemand is, hoe minder onderscheid hij lusschen menschen W menschen kan maken. Een man is een man, eene vrouw eene vrouw. Del uiterlijke geldt slechts, of hij in eene fraaien of leelijken stal zich ophoudt, gevierd of niet gevierd is. Den mensen zelven te vinden en te waardeeren gelukt slechts een Diogenes. Die liefde bewijst, wordt warmer dan die liefje ontvangt, want het actieve staat steeds boren het passieve, Alledaagsche menjchen leggen er zich op toe hen, die hooger staan, te verzwakken om ze aan zich zelven gelijk te maken. Geen grooier haat toch in de gewone maalschappij dan tegen hen, die men niet bereiken kan. Waanzinnigen kunnen niet doo~r eene re delijke redeneering van hunnen waanzin genezen worden. Geen wonder, hun gebrek zit juist in de rede; daarom zijn alleen vcistandige lieden voor overtuiging vatbaar. De kleingeestigheid heeft het zoo ver ge bracht, dat grootgeestigheid een schimpwoord geworden is. Zwakke of vadsige menschen gebruiken de leer der Calvinistische onmacht of der Dar winistische herediteit om hun eigene zwak heid bot te vieren en aan krachtsinspan ning te ontkomen. Zelfs een bedelaar weigert een maal, als hij het met een hond moet deelen. Zoo stoot ieder moedig man den lof van zich, dien de menigte aan den lagen lafaard even goed toekent. De zin vaa het woord geloof ondergaat met der tijd menige merkwaardige verande ring. Verouderd geloof wordt bijgeloof ge noemd; het opkomend nieuw geloof krijgt den naam van ongeloof, het nog heerschende officieele kerkgeloof behoudt tijdelijk den naam van geloof, Wat boven onze krachten gaat, vermoeit ons, ja doet ons walgen. Dit geldt zoowel van lectuur als van vriendschap. Zwakke magen kunnen er zich licht eene indigestie aan eten, waaneer zy als kinderen zich op alle spijzen werpen en niet toekijken op hetgeen versterkt ot verslapt. Ook is verandering van spijs eer een gevaarlijk dan een beproefd genees middel. Slechts weinigen mogen dus veel : lezen, zal hél hun goed bekomen. Die onrecht en onwaarheid niet bestrijdt, 'vaar hij kan, mag op den naam van een eerlijk man niet bogen. De onverschilliger! zijn dus even oneerlijk, als zij die opzettelijk bedrog plegen. Velen, die zeggen en meenen te strijden voor de waarheid, doen dit juist voor het tegengestelde er van. Dit komt veelal, omdat zij nooit naar de waarheid zochten, maar naar steeds meenden te bezitten. Vorsten klagen nog meer over de ondank baarheid hunner gunstelingen, dan deze over oe grillen van vorstengunst. De reden ligt voor de hand. Vorsten doen alles uit genade u verkiezing. In hunne hoogheid schenken xij aan edel en onedel gunsten, maar geven niemand eenig recht er op. Vrienden kunnen «D du» niet krUgen, ten minsten niet Inhouden, , *«* alleen vleien rijn rechteioot. Frederik l * Jiroote hield zich dos ten laatste «Heen,1 aan zijne honden, die hij naar zijn luim schoppen of aanhalen konda en die toch steeds kwispelden. De man van genade had alle karakters vaa .«tol» gestooten. Die geen recht wil geven, zal ook geen recht verkrijgen, JEOO ontstaan de ondankbaren. DM» oprechten lezer is het niet om den persoon, die het boek vervaardigde, te doen, maar om het »tuk zelven. Dwaas is het dus, zoowel van den dichter als van den prozaschrijver, wanneer hij telkens uit zijn werk kijkt, alsof hij zeggen wilde: ziet gty mij wel Het doel van ieder kunstwerk moet op te wekken tot daden, hetzij middellyk door de gezindheid te verbeteren, hetzij onmid dellijk door op bepaalde waarheden aan te dringen. Wanneer het slechts den indruk geeft dal schrijver fraai geschreven heeft, dan wordt hel ware doel gemist. De schuld hiervan kan echter even goed by den lezer als bij den schrijver liggen, want die iets waar en schoon noemt, en daarnaar noch doel noch dgnkt, begrijpt het toch eigenlijk niet. Bij velen is de lectuur opium voor den geest, zij blijven voortdurend in slaap en droomcn het leven door, terwijl zij hem, die hen, wakker wil maken, voor hun vijand aanzien. Van nature is de monsch eenvoudig en openhartig, door de verkrachting, die de maatschappij hem aandoet, verliest hij echter deze goede eigenschappen en dit noemt men dan verstandig. Zoo worden gebreken geijkt tot deugden. De orde te handliaven krijgt, vooral bij autokraten, hooger lof dan de vrijheid te handhaven. Toch heeft dit laatste meer \yaarde voor de ontwikkeling der menschheid, en verdiende dus, ook omdat het moeilijker is en orde insluit, veel sterker geprezen te worden. 0. P. DE SLAG VAX BLENilEIAf. 't Was Zondagavond, lekker weór, En de oude Kapper zat Te rooken voor zijn boerenhut, De wind bewoog geen blad. 't Was Willemien, zoo blank als blond, Zijn kleinkind, dat daar naast hem stond. Zij keek naar broertje Benjamin Die rol il e iets langs het pad, \Vot hl) bij 't kleen rivierken ginds Op 't gras gevonden had. 't Was iets. wot hij noo'.t vroeger zag »Weet u ook, wat dat wezen mag T' En de oude neemt het ronde ding flem af. De knaap kijkt op En groolva zegt, terwijl hij zucht: «Ginds licht nog menig kop l.... D Een schedel is 't.... ook die is dood..;, i Wat was hier de overwinning groot1" »Vertel ons toch wat meer daarvan," Zoo roept het jongsleen luid Eu kleine Willemien kijkt op, Hare oogjens puilen uit. D Vertel ons alles wat ge weet, »Wat was de reden dat men streed T' »0! de Engelschman" zei Kaspernu, «Verdreef den Franschraan hier, Maar waarom of ze vochten, kind, Daarvan weet ik geen zier. Wie overwint wordt held genoemd, Zoo'n wapenfeit door elk geroemd l >Mijn vader woonde in Blenheim toen Heel dicht bij gindsche beek. Zijn huisje werd in d' asch gelegd. Hij, vluchtend uit deez' streek Was toeu, met vrouw en kind, beroofd, Had zelfs geen peluw voor zijn hoofd. iZoD ging het toe. Vermoord, verbrand» Van alle hulp ontbloot Werd zelfs het kraambed niet gespaard Ja, 't wicht vaak mee gedood, Maar och, dat hoort zoo in zoo'n tijd. Mits 't maar tot de overwinning leidt. i O, 't moet een vreeslljk schouwspel zijn, Een slagveld na den strijd; Daar rotten dnizenden bijeen Waar 't zonlicht over glijdt.... Maar och, men vraagt niet noe men 't vindt, Mits men in 'l eind maar overwint. i O groote hertog Marlborough En dappre prins Eugcen!" >Foei 't was heel leelijk en heel wreed" Zei Willemien. >Wel neen, Dat, meisje, heb je zeker mis, Waar zoo met roem gestreden is?" «Een ieder prees den generaal, Een ieder haalde 'm in!" >Wat gaf die overwinning toch?" Vroeg kleine Benjamin. > Daar is een heldenfeit geschied Maar wat het gaf,... dat weet ik niet l" naar Southey, door Poëet. BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN. Dr. ScMiemann ia thana niet alleen met can wark over zfyn grieluoh-ooatersche naaporingen batig, maar brengt ook Homerui ia «ene Engel?che vertaling over. B|j W. Eriedriek têTèipaiR aal b 24 afievaringen] eene JGfaehiohte der Denteehen Literator T» dea ABfflagen Ui aufdie allerneoevte Zait" (1685) door DrTTrra Binck hei lioht nes. Da W&lif-SotUy, dia riek e. t. ten doel «tolt de Onuitgegeven werken vaa den groeten voorlooper der hervormere ta pubUeeereo, klaagt over gebrek aan bekngatelhcg. Ala het aoo voortgaat utl *ü aleohti één deePijaan het licht kannen doen siea. De Academy doet daarem eea beroep op alle röke mentenen, om daawntoeetand te ver beteren. Jammer dat Wyettf gee« Hollander waa, dan londen ar, tondfr beroept raeda eeaige ton nen goada te veel in de kaa JRJU geweeat? Deze week ia hU Nilaon «n H'Oormiok te Gkagow eene nieuwe uitgave van Walt "Whitmanï Leavea of Oma veraohenen, terwijl er in een der volgende ?Quarterlim" een atndie over z||a werken zal opgenomen worden. L'Intlitut de France heeft zjjn tweejarigen pr)|* van 20,000 francs toegekend aan prof. Paul Mfyer, o. a. den atichtor der Sociétê dea anciena textea B(J het nationale feeat der Franaohen op 4 Juli 11. heeft alechta één man een ridderorde gekregen, en die man ia de nu reeds bejaarde, dichter Letonle de Lisle. Het ia wel bekend, dat LeTplrfg lancren t{jd het middelpunt van den boekhandel in Duitacolimd ia «eweest, maar Berl^n echoot het nu hierin van haar te sullea winnen, looaU het haar reeds in bet aantal atndanten overtreft. In 1831 werden er meer boeken iu Berlijn dan ia Lejpzig nitgegeveii, nl. 2464 in de eerste en 2432 in de laatste stad. Van Klugea etymologische» Wörterbuch der Peutschen Spracha is do 5e aflevering verachenep. Pausback-Schwören. Het werk zat nu spoedig volledig zijn, daar er iu Augustus a. R. do laatste aflevering zal uitkomen, dio tevens ala inleiding een schets van de geschieden!* der Duitsche taal zal bevatten. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. Cornhill Magazine. Some aick poor, \vith ilInstratious bü A. C. Corbould. ? The French Ne\v»paper press. Part I. ? The Gaant'a Robe. Chapter IV-VI. AVith illiu^rations bij W. Ralfiton. ? A. Romance of the mirage. With illuatrationa by R. C. Woodville. ? 'Ibe Uackslider with illustrations by J. P. Atkinson. ? The monners of posthumoas man. Edinburgh Review. 1. The Life of Don John of Austria. 2. The Ancicnt, mediacval and modern stage. 3. The ruml population of Italy. 4. M. Glasson'a hiatory oi Ënglish law. 5. The Angler'a Library. 6. M. de Beaucourt'a Chai-lea VII of France. 7. Snakea. 8. Pedigroei and Peerages. 9. The Frencb in Anam and Tonquin. Atlantic Mrm:hly. A. Roman Singcr by F. 31. Grawford. ?The tnutorortbineas of eariy traditioh by Brooki Herford. ?' En Province by Henry Jamfs.? Gl;nts of Kahaut t»y Ch. F. Lnmmis. ? Tbe hnreand the tortoise by A'. Ü. Jewttt. ? Academie socialism by H. Ttttiic. ? To a hurt child by G. D, XiitcTifield. ? Newport by (T. P. Lalhrop. ? Ths gift ot' toara by S. Piatlt. ? Remmiscences of Th. Couture by K. W. Lmgfeltow. ? In the old dominion by F. U. Baylor. ? Sturfy of a cat-bird by O. T. Millcr. ? Arotwd the Spanish coast by Ch. W. Warner, etc, etc. . Quartcrly Review. 1. Dean Swift in Ireland. ? 2. Progress of medicine. ? 3. The Real Lord Byron. ? 4. Modern Farming. ? ? 5. Farrar'a st Paul und eaily chrUtianity. ? 6. The racta of ?.European Eussia. ? 7. Ënglish Litcrature. ? 8. The Indiau crisis. ? 9. The Future of pnrties and politica. ' Lnther aocommonThe Cotiteniporary Rtvicie. (for Jnly). I. by J. A. Froudc. ? Without God, aoc wcalth by Cardinal Manning. ? Llealiatic legialatipn in India bü Leicis Pugh Puqh. ? Count Rnmford by prof. TyndaM. ? Tho four chief apoatlea I. by prof. Godet. ? Two poema by Lctvis Morris. ? Tho ethica of biography by Mrs. Oliphant. ? Social wreckago by Ëllice Hopkins. ? Contemporary ILfe aund thou^ht in France by G. Monod. Contemporarif records: 1. Oriental history by Prof. Saycc. 2. Fiction b(j Julia Wedgwood. 3. Social philosopby by John Rae. 4. Phyeical Bcience by R. A Procter. ? Litorary Kotices, etc. VlcuimscJie Kunstbede. (15 Juli.) Menheer Anselmus, 2e bedrijf door Victor de Veen. Poëzie: de slaapwandelaarster door <?itótaaf' Hens. By eene bron door idem. Aan een liefelijk past' door Vrouwe van Actere. Ka den storm van Maart 1883 door Alfried laGraviirc. Gelegenheidaverzen door Victorien van de Weghe. Calderon (vervolg) door Ed. van Bergen. Muzi kaal overzicht. Eene kerstvertelling door Jac. T. Grein. Antwcrpsche muziekschool Kroniek, etc. Tf/dsi'Ju-tft voor Studie over het Javrvanscb grondbezit. Rapport van den algemcenen Becrefaris, Hoofdstuk III. Verhuur van grond aan niet ? inlanden. Hooi'dituk IV, Ontginning door inlandera van grond, niet tot da dorpeu behoorende. V. Conversie van communaal in erfeljjk individueel bezit. VI. Over verpandieg van grond door inlandera onderling. Vil. Slotwoord. ? Desiderata. ? 'De voorziening in het penoneel voor den ladiachen ataatadienat II. ? Varia. ? Verging der commissarissen der Üat jan-maat schappij over 1882. ? Verslag van den president der Javoaehe bank over 1882-83. Inhoud van de Ncdcrlandsclie Spectator voor deze week: Berichten en mededeelingen. ? Kerk inquisitie in de Nederlanden, door dr. J. van Vloten. ? De staatkundige tooverlantaarn, of Utopisch-politische anelwagen, door Mr. W. P. Sautijn Kluit. ? Uit het dagboek van FJoreutyn ___ Pluksel. ? Brief witaeliug. NIEUWE UITG AVEU, Nieuwe uitgaven in Nederland: IL C. Andersen, Sproken en vertellin gen. Gebonden .......... f 2.90 De wonderbare avonturen en ontmoe tingen van den Vr$hee'r TOD Münchhauaen op z\jne reizen te water en te land . n 0.70 Nic. Beeta, Verpoozingen op letterknndig gebied ........ ..... Forjit my net l Tttdachrift ntjown fen't Selakip for Fryske tael en ikrifteükennisse » Momnaklankén. Gedichten in 't Maasstriohta, Nederlaudieh en Franioh, door Momaaleden ...... ... , . ? 1.? N. J. Andriewen. De fide et anctoriUte ?eriptorum ex qnibui vita Tiberü oogno» acitar disputatio. J. F. C. Gericke en T. Roorda, Ja* Taauoh-NedardnitMh handwoordenboek . , 2,40 E, van den GheUn Jr., Vaa Oost naar West, in lichtbeelden en jUbonetten . . » 6.? Teirlinck-Stijna, Beersel b^ Brussel . .Pr.Uö 120 W£ER EEN BOEKJE OVER SPIRITISME. Spiiitulliaa. 8pWa»m«. DaphUoaopble d«t Uveaa of d« haMoenla tnsanhen bet dolitbu* ta b«t oaaiehtbara door MH< Xtdtrlottitttit troHtr. Voor r*k*nlnf van d* »eliTtJfcteT. 'sOnvaanate Haarl J. Bttnbw«. IBM, Ja waarlgk alweer aaa hoekje over apiatti^e. 't Ziet er ne^ea uit, fraaie druk, noot formaat, atevig panier. Maar overigena? Raar «tyi oor* deerbew&t het boekje weta ander dan Ut daae Nederlandache vrouw ean goed hart heeft en veel gevoel, doch dat daarmede haar »erjkajtd ea haar kennia geen geleken trad honden. DaOame geeft ona, worstelende mat da moeJel^kheid oan aieh vantaanhaat uit ta dnüdcao, ara kokje ia hare levenbeschouwing, waarvma liefde jegani haar medemenaehaa en Teiiroawea op eau hoogere macht de bonwatoffea ion. In plaata van achter het bacJt dezer bouwatoBen eaavondigaU beataande aan ta nemen, zoekt zg bewysen daarvoor, eu meent desa gevonden te hebben in het spiritisme, ofschoon «U met evenveel grond eesig ander-iuue daarvoor had kunnen gebruiken, Want vaa eenig bewQa voor bat spiritisme ia geen sprake, al verkeert de w«lmee»ena»achrüf> ster nu ea dan iu den weten waan dat «9 iata van dien aard geleverd heeft, t Ztf geoorloofd bier ter plaatse eeuigazina uitvoerig dit U be spreken, omdat het boekje, sooala de aahrnCster segt, een antwoord ia op de artikelen, die in dit weekblad voor eenigen tjjd van mUne hand ver aohenen zün ea in de polemiek, daarover toen reeds dit Doekje door haar werd aangekondigd («ie van dit weekblad de nommera 205, 257, 258, 260 en 279); tevens moet ik daarbQ doen zien, boe volkomen verkeerd de schrijfster m\j ia eukele opzichten heeft begrepen. Ik had gevraagd feiten. Niet mededeeling vau feittn door anderen waargenomen, (zooals door du nooit ongenoemd blijvende Crookeseu Wallace), maar aauwqzjng van teilen die men zelf kon waarUïtuen, Tegenover de bewering dat tafek, zonder aanraking met handen of voeten konden bewegen, dat voorwerpen dwars door muur of zoldering konden verplaatst worden en tal van andere won deren vroeg ik: toon eenige van die feiten, daarna zullen we verder zien en naar «ene verklaring aoeken. ^iemaud beeft aan die oproeping voldaan en de Echryfter van dit boekje geeft weinig hoop dat daaraan ooit voldaan zal worden. Zij spreekt van Amerika ?het Und waarheen ik Dr. v. B. moet vervijzen, zoo Zlid. absoluut wil zien hooren en tadteu naar die pbysische verschijnselen, die wy spiritisten in beierland ZEd. met kunnen leveren; want meer dan tafel verschuivingen en opheitingen, kloppingen eu sterk gekraak in stoelen, tafels en andere meubelen, werd het ona zelden gegeven bij te wonen." ? En elders heet het, gewagende van de ?tastbare beween" die wij zouden gevraagd hebbeu: ?helaas, met den besten wil bezield, met het innigste verlangen om van ZEd. den zoo edelmoedig beloofden dank te verdienen, kan ik de laatsten niet leveren!" Indien dan de schrytster, wijzende op het wei nige dat by ons op séancea wel wordt waarge nomen uitroept: ?meer behoeven wij ook. niet om welgemoed eu . dankbaar, onbekeerbaar vooral, (iiaar Dr. Uez' allerjui&te opmerking) onze leer aan te hangen" en daarbij op de millioencn aan hangers vau het Spiritisme wyat, op hetgeen an deren zeggen waai genomen te hebbeu, eu Crookei eu Wullaou ten tooneele voert, dan blijkt wel de wawhtiid van hetgeen zy aau het slot zegt ,dat het hort zijn belangrijk aandeel in dit werkje heeft," maar ook ilat zjj er van afziet om de zaak als een wetenschappelijke q'uaest^ te behandekn. Want van de uitspraak dat ?de opheffingen der tafels eu andere verschijnselen, die-tot üet spiritisme betrekkelijk niets meer ayn, neen niets meer dan de walm is tot dé kaan die ons ver licht, de natuurlijke eu eenvoudige bswyzen van het bestaan van vuur en vlam, van warmte en licht," wat blyft daar van over als die ?ophef fingen der tafels" de ?natuurlijke en eenvoudige bewijzen" z\jn, dat meu met armen en handen, zonder er om te denken, gezamenlijk een vrij sterke drukking uitoefent 'f De Echrijfater legt de geheele bewijskracht voor hu Gpiritisoie op de producten der zoogenaamde scbi'y'vende mediums. Daary au wordt een en ander geciteerd en het besluit getrokken dat sommige personen in eeu toestand van zinsverdooviug stukken schrijven, die zij in normalen toestand nitt zonden kunnen opstellen, waarvoor z\j zelfs geen halve minuut ter overweging gebruiken, die niet zelden het geheel tegenovergestelde bevatten van das schrijvers uio°niug, met eveuveel gemak in proza als in rijm wOrdeu geschreven, soms met phrasen of dichtregelen in talen die het medium volstrekt niet kent, en eindelijk daarbij familie geheimen behandelende, die den schryver ten ecuenmale onbekend zijn. Nu bchooren al deze b\jzonderheden, die het kenmerkende van bet geschrijf der mediums zouden nitruakcn, tot de moeielykst te controleeren zaken. Üf k'm&nd al of niet een leesbaar stuk kan stellen, of by al of niet met eenig geheim bekend is of daarvan vermoeden heeft, of hy al of niet jaren geleden met de een of andere vreemde taal heeft kennis gemaakt, of daarvan enkele zinsneden in ziju geheugen zyn bhjven hangen, daarvan krijgt mou niet gemakkel^k zekerheid. Zoo ooit, dan moet men hier voor* zichtig zijn. Naar een zonneklaar bewtjs voor den bovennotnurlijken oorsprong van die ge schriften zoekt men te vergeefs. De apiritisti'ache vereeniginlt Veritas te Amsterdam laat die ?stemmen vau gene zyde dea grafa" tegenwoorditt drukken, maar men zou waarlijk aan die zoetsappige praatjes en aaneenschakeling van gemeenplaatsen geen ?hooger oorsprong" toe schrijven', een bewijs dat er iets, aan ona stervelingen onbekend, in wordt medegedeeld ontbreekt geheel. (Men zie b. v. de onbeteekenende praatjes over de lotgevallen der schip breukelingen van de Koning der Nederlanden en de Adder.) Natuurlijk is dat evenmin een bewgs. dat die mededeelingen niet van bovennatnnrljjken ooraprong liin, maar wij mogen hier dunkt one, naar positieve bewijzen voor dien oorsprong vragen en anden ons onthouden, of, niet ala denkende menachen, maar eenvoudig ala goedgeloo yigen het onbewezene aannemen. In zoo verre staan de mannen van Veritaa en de schrijfster van het hier bespro ken boekje met de godadienitigen gelök, die den bijbel voor Goda woord houden en zfi verdienen evenmin uitgelachen te worden ah de laatateo, maar mogen zich ook evenmin, op ?de wetenschap" beroepen. Men meene echter niet dat al ware het mediumgeschr^f volkomen ta controleeren en al bleek daarbQ dat het de opgenoemde kenmerken bezat, daarmede de apiritisten hun aaak londen gewonnen hebben i Dan sou het onderkoak eerst recht beginnen en zon het aaar ona oordeel blgken dat er hoogatena van eenige tot nu toa niet of niet voldoend bekende eigenschappen van ona zennwleven sprake kon s$n. Zooals de «aken thana.ataan iainbetapiriüsme niets anden te nen dan een aoort godadtenatleer en de wetenschap er bj ta halen ea te zeggen, zooals de achr^fater, dat bet apiritisme omvat: «geschieden», aardrijkskunde, werktuigknnde, Bterrenkuniie, physiologie en phUoaophien ia even dwaas ala dit alle* door het geloof aaa dan bijbel te doen omvatten. Aardig is het overigena te tien boa, soo ab elite belMer van eenigen godadieaat, ook da Nedarknoaeha vrouw-apiritJat de hare voor da basta houdt. Ziehwr: ?De apiritiat ia roomaehkatholiek m z^n geloof aan de beaohermengelen, hy hi orthodox ia hot TtrtKmwen op da genaóa, meest verhevaaj " * ? ^.4* hB i» remonstrant in itfn wedartireren tagaai allee wat atrakkaa kan om dea nnf*flhm i?W gedachten te belemmeren, hu te Garieten in hei ?aren vaa het gahod dar Uafde, hy la laraelie* eiodetyk in het aaakvaekan, bat ?-"?--^s een der edelste gevealau, dar liefde, dte oit aankbaaihai Ten alattaiati over het alaobt begrflpatvanaf» '-' ? -, m iaka het arrfraaam* door de gaaohtej ... . ZQ schrijft op bl. 60; Jmmera ik ?.. ak b een alotkoor mat dr. v. B. htetemmen: ?Erejjjn vele apMbaatktaa, dia da laar vaW het AmetOtaaneehe aöirttttafctae volatrekt niet kennen, nog ??fc^tr on aaaraede ktaaanuMn.1* ? Dit u «OBJnjaL» Wat Mar door da auhaajhialf tüMchaa aaiïftalitgateekeBa gatüüa wordt heb fc aenrana ter naar geaehrereu. Dook erger ia het op bli. 86 waar we kwaa: ?Zie, de, ipinttetaai zonden wel allen gaarne' medina» afla en 4* meeaten hebban even ala dr. v. B. talrf ka pogin gen daartoe aangewend." Waar de mhijfrar deze wyabald heeft opgjedaaa, dat ik gaarne aa» ?medium" ion willem iflo aa damttoa mafilpogte* gen «on gedaan hebben? Oit S» mtta ooiaoowat hetealfde, aJaof men had geaegddatik nW in da groote ?eaahwg of U een «eemaenain «0*3 willen veranderen. Het aehiint dat men van «tttbrttttgcea begrip heelt of veronderstelt dat nieiMttd aan bat «p»> ritiame tyd en atoeke aon baatadea ab hg niet tenmiute een beetje ?er aan geloofde". Da waarheid ia dat ik het spiritiame half voor een treurig bedrog, half voor een droevige dwaling hond en de gegevens tracht te venametoa om dit voor allen, OM nog niet onbekeerbaar er toa vervallen xHn, aan te toonen. Daarvoor volg nc den weg, d» door de jfnritiataB en ook door da schrijfster wordt aangewecen, ala geiohikt om tot waarheid te geraken. Men behoeft alechb, aegfe ze .«enige uren wekeljjk» af te «onderen om met volbardiDB en goede trouw, lieiat in kleine, toa mogehjk Mmiliekringon naar de waarheid te vorschen. Wehni, enkele jaren geleden heb ik 4Q avonden aan de mak gewüd; het reaoltaat ia ia dit weekblad medegedeeld. Dezen winter heb ik weder elke week een nar aan het onderzoek belteed; ook daarvan «al het (volkomen nega tieve) reatütaat later medegedeeld worden. Slecht* de overweging dat ik hierdoor ten alotte aal in staat rijn velen voor het vervallen tot dat droevige) verachtynael onzer eeuw te behoeden, fféeft m* het geduld om zooveel tjjd er aan te offeren. Leeuwarden. Dr. Yitus BruinjmaJ EEN PRENTENBOEK ZONDER PLATEN.' Naar het Deenseh van B. O. Anderse». Het is vreemd, maar wanneer ik ieta warm ea diep gevoel ia het alaof handen en tong m$ alfl vastgeschroefd zitten; ik kan dan geen woorden vinden om uitdrukking ta geven van hetgeen ia mjj leeft; en toch ben ik een acbilder, dat zegt my mün oog, dat hebben allen erkend die m{jO schetsen en portretten gezien hebben. Ik hen een arme knaap, ik woon in een der nanw* ste straten, maar aan licht ontbreekt het mij niet; want ik woon op de bovenste verdieping en zia over alle daken heen. Be eerste dagen toen ik is de stad kwam, voelde ik m{j zoo eenzaam en verlaten en zoo eng, o zoo eog; in plaats vaa bosscht-n en groene heuvel» had ik slechts grijze. schoorstenen ala horizon. Geen enkelen vriend bezat ik hier, geen énkel bekend gezicht groette my. Op zekeren avond stond ik diep bedroefd aan myn venster en zog naar buiten. Welk een ver* rufckiog! Daar zag ik op eens een gelaat dat ik kende, een rond en vriendelijk gelaat, mjjn besten vriend daar ginder uit het vaderland: het waa dal maan, onveranderd dezelfde, juist zooala au et uitzag, toen «ij daar ginder tutachen de wflge« hoornen in de wyde vlakte mij toelachte. Ik wierp haar kushanden toe, eu zij scheen juist in m$i| kamertje en beloofde dat; z|i eiken avond, wan* neer zij haar tocht aanvaardde, even in mya kan mertje wou komen kyken eu ik moet zeggen, z| heeft eerlyk woord gehouden. Jammer dat zo maar zoo kort kon vertoeven. Telkens wanneer zy komt, vertelt n\j mij het een: of ander dat zg den vorigen avond gezien beeft* ?Maakt gij na aanteekeningen van hetgeen ik H vertel", zeide zn by haar eerste bezoek, ?dan zult gii een heel aardig prentenboek verkrijgen. Dat heb ik dan sedert verscheidene avonden gedaan. Ik zon op mijn wijze nn wel een dui zend ea een [nacht in schetsjes kunnen uitgeven, maar dat z<m allicht te vee! worden; die, welke ik u nu ga vertellen zyti niet uitgekozen Of ge» rangschikt, maar volgen op elkander zooala nijjn vriendin ze my meedeelde; een groote geniale aehili der, een dichter of toonkunstenaar mag ze gemat verder uitwerken, ala ala hy er zin in heeft; wat ik geef zijn slechts losse schetsjes op papier en daartaaachen mtya eigen gedachten, want de maan kwam niet eiken avond, ? tusschenbeiden dreef er een wolk tnsschen haar en mfj en don kon z|) mij ook niets mededeelen. Eerste avond. ?Gisteren nacht," het ia de' maan die nu spreekt, ?zweefde ik door de heldere lucht vao Indie en spiegelde mq in den Gangea; mijn stra len zochten door het dichte loof der platanen heen te dringen, dat zich welft ala de rug van een schildpad. Daar kwam op eens uit de strui ken een Hindumeiaje ta voorschijn, vlag ala een gazelle, schoon ala Eva; er was ieta zoo weemoe* digs en toch weder zoo ieta lévenluatiga in deza dochter van IndiS! Ik kon ala 't ware haar ge dachte op haar gelaat lezen, de dorens der lianen scheurden hoor voetzolen stuk maar toch schreed zf vlug verder; het roofdier dat van den stroom terugkwam waar het zgn dorst gelesoht had, sprong schuw voorbij, want het meisje hield eea brandende lamp in de hand; ik kon liet friaiehaj bloed in haar vingen zien vloeien, die zjj tot beschutting voor de vlam hield. Zij kwam dea vloed al nader, zette de lamp op de golven en de lamp kwam met den stroom mede; de vlam flikkerde ala wilde ag uitgaan, maar'toch brand* de zfj nog en de zwarte fonkelende oogen vaa het «elsje achter hun lange «fjdeh wenkbrauwen' volgden haar met een bezielden en aag«tig*n blik; lij wist dat wanneer de lamp, zoolang tij h*tf met de oogen volgen kon, braadde, haar nunaaai' nog leefde. Wanneer «Jj echter uitging, «u hl dood. Haar de lamp brandde nog en haar hart gloeide ea sidderde; iH zonk op de knieën aal bad; naast haar in het gras, lag de glibberig* slang, maar *ty dacht aleotata aan Brama en aav haar bruidegom. -H$j leeft!" jubelde «ö, en vat de bergen klonk de echo luide: ,hÖ Ueft," Tweede avond. -Gisteren avond," zoo begon da maan haar vet^ telling, -zag ik omlaag in een klein tuintje dat door muzen waa ingealotea; daar lag aan hen mét elf kuikentjes: een aardig klein meisje aproaf om haar heen. De ban klokte en breidoe veraehrikt de vleugels over haar jongen ut Toe» kwam da vader van het meisje enbeknorde baa» aa ik «weefde voorhü, zonder ar verder aan té denken. Heden avond echter. _ nn Jniati aatiift* minuten geladen, aag Ik weder in hetzelfde tn«. tje nader. Het waa er doodstil, maar al epoedig kwam bat kleine meiaja weer aantripipelen, ging zaebtjea naar bat hoenderhok, achoof den gn» del op atfde en aioop naarde hen en haar Hekena; deze begonnen luid ta aehreenwen an fladderden rond. ?e kkina liep aahtar hen aan, Sc zag net dadelijk, want ik kaak door aan raat in dak muur. De werd hooi op het ondeugende toni en verheugde taB toen baar vader na* ematiga» dan giatann op baar knorde, tew» Ö| haarT* dan am naak 2| boeg het hoofd aehtarovaf t* i:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl