Historisch Archief 1877-1940
*? t'
WEEKBLAD
D« Paos heeft eene deputatie van 4000
Itali?Msche priesters ontvangen, dit onder leiding
vu kardinaal Alimonda, aartsbisschop van Tury n,
?en pelgrimstocht naar Rome ondernomen had
den. De Ka
rmsc n
en. e Kardinaal la» een adres voor, «a de Faut
antwoordde dat bat hem aangenaam waa, te tien
hoe de lUliaanschsj geestelijkheid aan hem
gebaeht bleef, in ap(jt van da pogingen hunner
getteeuehappeltyke vQanden om hen van elkander
to vervrsjsmden.
»l)e priesters," voedde do Pau* «r by, ?toonen
snob do trouwste vrienden van hun land, ala ijj
verknocht blijven aan den persoon van den Pau»
«a den Heiligen Stool, en net ongeschonden bo»
kond van diens rechten videre u, zelfs van de
wereldltyke macht, die een deugdelgke waarborg
il hunner onafhankelijkheid en vrijheid.'1
Iu Spanje bereidt men i'ioh op de erisis voor,
die na % Koning terugkomst tal uitbarsten.
Be dynattische linkers{jde te Madrid hield eer
gisteren eene meeting, waarin de heer Moret eene
rede uitsprak. Hy verklaarde daarin dat htf
nooit IOB afweken van de party van maarschalk
Serrano en sleedt ton trachten de monarchie met
da democratie te versoenen. De dynattisohe lin
kerzijde BOU den koning helpen om middelen te
Boeken tot verbetering van leger en werkmans
stand in Spanje, een moeieiyke taak, maar uit
voerbaar door samenwerking van koning, oortes,
staaUlieden en publieke opinie.
De Spaantcbe pers bespreekt met evenveel be
langstelling al» de Fransohe de benoeming van
Koning Alphonso tot kommandsnt van de Straats
burger Uhlanen. De ministerieele bladen zeggen
dat de daad tonder eenig gewicht is, daar sü niet
meer dan de onder vonten gewone beleefdheid
betoekent.
De republikeinaehe en liberale bladen evenwel,
zien er eene handigheid der Duitsohe kanselarij
in, en seggen, dat tegenover de algemeene af*
keuring in Spanje, de Fransche natie zich moet
korte adres van antwoord was der Kamer de
mond gesnoerd. H g had een financieele rede
willen houden.
En de Biluton-quaestie, en de defensievraag
werden toch besproken. Waarom dus ook de
financiea niet?
Mr. W. was blykbaar niet gereed met xyn
speech; hy had muschien geen voldoend getal
Citaten voor een paar vel bjjblad.*
Dat kon h|j natuurlijk nwt aanroeren en ? hjj
wierp het op de kortheid van 't adres.
Nu, les excuars sont failu povr «'«» servir.
In één opatcht achynt de heer Van derHoeven
te hebben misperadeu.
Hy meende dat men in de Atjehvraag het
v*rschil van beginsel zou zoeken om deu Gouver
neur-Generaal uit Buiteusorg te kunnen terug
roepen.
lle laatst bekend geworden Atj «h-rapporten
bewyien inMisschen dai de Gourerueur-Geueraal
noch inkrimping vau troepenmacht noch beper
king van opoiatiotörreineu aanbeveelt.
l)at ia immer* de duidelijkste toenadering tot
de Regeeriug, die in de Troonrede weer vau den
?oorlogatoestand" sprak?
Het eenige verschil zou nu nog kunnen «yn. de
vraag hoe men in een oorlogstoestand heeft to
ageert n. Dat ia echter meer eeiie quastie van geld
en soldaten, dan van beginselen.
De heer Wacob bly/t.
Overzicht tier P«rs.
wachten, haar Spanje te verwaten.
de Portug
rng van panje tot
van Portugal t>tj Spanje, zelfs tot vorming van
,
Volgens
ring van S
.
ugeeaohe pera zal de toenade
je tot Duitschland de aansluiting
ONZE BLADEN.
een tolverbond, m den weg staan.
Kaar uit Weenen gemeld wordt, is men in de
regeeringskringen aldaar over den plotaelingen
Omkeer in Servië «n den val van het ministerie
Pirotchanatz-Garachanin verwonderd en bezorgd.
Men had er op gerekend dat dit Ooitenrijksch*
gezinde Kabinet zich zon weten staande te houden
en zioh, al ware het ook door Servische midde
len, een blijvende meerderheid in de Sbuptchina
zon weten te verzekeren. Men had alleen oog
vóór de Russiachgézinde oppositie onder Ristica
en meende dat de verzwakking van deze aan het
ministerie ten goede zon komen.
Het 'aangroeien der radikole oppositiën onder
Paschitch verloor men uit het oog en deze juist
2)jn het, die thans het Kabinet
Pirutchanatz-Garachanin hebben doen vallen. Ten wiens
voordeele zU de overwinning gebruiken zullen, is nog
niet helder: sommigen vermoeden dat zy eene
sociale republiek willen, anderen houden hen voor
vermomde aanhangers van den pretendent
Karageorgewitch.
Hoewel het Kabinet feitelijk gevallen is, is nog
geen nieaw opgetreden, zoodat er voor koning
Milan tot het uitmaken der spoor wegquaestie,
die dringt, verschillende wegen openstaan, een
radikoal kabinet, ontbinding der Sknptchina, een
coup d' ét at en misschien nog andere Servische
middelen. Ook wordt een revolutie tegen koning
Milan niet onmogelijk geacht
Allerlek
Het schrale antwoord der Tweede Kamer op de
sobere troonrede is op zeer verschillende wjjze
- ?- ..... - ?---?'
De millioenenspeech van den minister Grobbée
heeft tot vele en velerlei beschouwingen omtrent
onzen finaucieelen toestand geleid. Gunstig waren
z\i< Reliik men kou verwachten, nitt.
De N. Rolt. ut. acht de vooruitzichten, door
den minister geopend, niet bemoedigend. Ver
sterking der middelen door nieuwe lasten op te
leggen zouder verbetering van het gebrekkige
belastingstelsel is de oude linanciekun&t, eun kunst
die weinig doeltreffend is gebleken.
Het Iland, wacht 's ministers plannen af, en
geeft in overweging, tot voorziening in
hettvjdelyke bezwaar, ouitengewone opcenten te heffen
op de directe belastingen en op bet successierecht.
Ook verschillende underen bladen achten het 't
bekt oen afwachtende houding aan te uemcn,
met of zonder sympathie al uaar gelang de rich
ting door hen gevolgd. Het llaagsclte Dagblad
't welk het de liberale pers zeer ten kwade duidt dat
z^ cich aanmerkingen durft veroorloven op het
regeeringibeïeid, daar de minder gunstige fiuanciecle
toestand alleen aan de liberale partij zou te danken
zijn ? de gebruikelijke opvatting van 't conser
vatieve blad ? acht het by'alle sympathie voor
het kabinet, toch wensckelijk te waarschuwen
tegen oveutueele maatregelen om b.y. door een
leening en een in Nederland te heffen inkomsten
belasting te voorzien in het te kort op den
Indischen dienst.
Nog werd er óp gewezen dat de minister van
financiën onder de buitengewone uitgaven, waar
voor z. i. geleend mag worden, onderscheidene
millioeuen brengt die tot de niet-rentcgcvende
uitgaven behooron.
De critiek door de bladen op de Troonrede
uitgeoefend, wordt door de Arnh. Ct. nader in
oügenscbouw genomen, en 't blad komt daarby
tot de conclusie dat men ditmaal al bijzonder
hooge eischen stelt, eitichen die met den aard van
een troonrede in strijd zyn. In die opvatting
verschilt het, gelijk wg uit de kamerdebatten
weten, met de leden der anti-revolutionnuire en
der conservatieve party, die het antwoord of een
beleedigiog van de regeering, of een laf
terugkan dan ook niet onder», want tij verbindt met
een zeer klankrijke, sympathieke stem een dege*
lyke school, een goed uiteriyk en een uitmuntend
«pel. Haar £lsa wees vertoheidene. glanspuntcn
aan; in het derde bedrUf zong zU 100 keurig ei
?peelde z|j *oo uitstekend, dat tü beloond werd
met een nchilteicnd succes. Na bet duel in liet
derde bedrijf »erd «« <en de heer Kersten, die
haar flink ter >i|de stond, aoodat h*t succes beiden
hier in gelijlte mate toebehoort) drie maal terug
geroepen. Ook haar Affallf liet menigmaal niets
te wenschen over. Dut tö g»>(n>riigeerd aal worden,
lydt tfe««i twijfel. \Vy kunnen de oiwra-be*oekers
van harte met deze aanwinst gelnkwenschen.
Mej. Flor, die wij alt lidtlio boven M«j. Uollmer
stelde, delnitwrden Woensdasravond ten tweeden
male als Orüfin in Figaro's Hochieit en verwierf
ook hii>r weer groot *ucc«s. Ook Mej. Dötseher,
die ala Suian*e a«bnteerde, liet weinig te
WMSichcn over. Het Schreil oduett moest herhaald
worden, soo groot was het applaus. Deze twe J
dnmps sullen ook wel seker aan onze Opera
worden verbonden. ,,
De heer Bolle, die de rol van Basilio vervulde,
sclujnt voor de komische Gpera zeer geschikt te
«yn. Hn staat op het projtramroa van Zaterdag,
maar niet meer ab debutant, hy il dus geënga
geerd.
Als Cheniïin debuteerde Mej. Gionau, een
lief, jouw dametje met een lief uiterlyk en een hef
stemmetje. Zii zong iseer zuiver en heeft zeker
een goede school ffehad. maar haar stemmetje
moet noa een bcolje ontbolftcrd worden. Z\j
vibr«ordo dien a ond rersohrikkelyk, waar dat kan
ook wel door plankenkoorts ontstaan zyn.
/üdeb teerdo voor het eerst; wij zullen dus gelegen
heid hebhen nop iets meer van haar te hoeren.
Don heer Schaff. anz hebben wij nu gehoord
als Pitarro, Telramu'.d on Almaviva, Verleden
week schortten wy ons oordeel op, omdat wji
hem alleen als Pitarro hoorden; nu hebben wn
echter drie verschillende i oliën van hem gehoord
en zoo wy thans ons oordeel moeten uitspreken,
din tnoecen wy zeggen, dat h\j ons niet erg kan
bevallen. Zyn stem i» niet melodisch, niet lyrisch,
niet plooibaar ncnoejr; zijn Almaviva klonk als
7.yn Tclramttnd en deze weCr als z\jn Pitarro.
Zyn prime was ook zoo tatuolyk in deze drie zoo
geheel verschillende rollen dezelfde en z\jn opvat
ting deelde ook al in die eensgezindheid, want
de twee laatste rollen waren navolgingen van de
eerste, alle drie waren Piiarto in andere gestalte
Wij zullen hem nu nng als Hans Hciling uooren
misschien voldoet hy ons in die rol beter.
Een zangeres trnd Woensdag in de onbedui
tiende rol van MareelUne op, wier optreden wij
niet met stilzwijgen kunnen laten voorbygaan.
Het is nog uiot zoo lang geleden flat tnpi.
Martha Schwenke een sieraad was der Rotterd.
Opera. Zy" heeft toen het tooneel vaarwel gezegd,
maar treedt thans weer by on« op, wel is waar
niet weer als do groot e zangeres, de tand dos
tyds heeft ook hier zijn sporen achtergelaten,
maar toch nog met genoeg stemmiddelen, om
ons in kleine rollen genot te verschaffen. Aan
haar Martelline konden wij trouwens wéér zien,
dat wy hier met een zangeres te doen hebben
die heeft leeren zingen. Zaterdag-avoud treedt
7.y als Königin in Hans Helling op, een rol van
meer beteekenis dan haar debuut-rol.
overige reisJgers stoomen voort naar de stad van
Beethoven ? Bonn.
In het derde gedeelte besingt een koor de
wouderbare sihepping van de ?Keiserihal" te
Aken eu den Dom van Keulen.
Doch .het vliegend paar song niet meer mee"..
.Kaar hootd», ug en ««??(."
l)an wendden s|j aioh weer naar het Westen.
?Maar UngxMtt, of hoi h»rU
Niot m*« wou naar dsj verU....
Ttoch, ?allengs versnelt hun taart", en «y roepen
nit: «Lieve Schelde, lieve Tofto, weest gegroet^
uit vol gemoed."
Dit is in korte, droge woorden de inbond van
't gedicht. Wy onthouden ons voorloopig van
eeue kritiek daarover. In elk geval heeft het de
aantrekkelijkheid der nieuwheid. Eeno enkele
opmerking moeten wU ons echter veroorloven,
torn beste van 't geheele kunstwerk. De uitgang
en afloop komt ons bepaald verongelukt voor.
Keereu da geliefden naar Vlaanderen terug, omdat
zy per alot van rekening Vlaanderen* schoon
heden en voordeelen, boven die der oevers van
den Ry'n verkiesen, zoo bad dit uitvoerig, duidelijk
en met geestdrift moeten beschreven styn. Be
wonderen en lieven sy daarentegen meer den
Ry'n, don had men beter Vlaanderen in 't geheel
niot in 't spel moeten brengen en eenvoudig zich
by do beschrijving van dat sohopne land moeten
bepalen. Thans hinkt het gedicht op twee ge
dachten en neemt eeu onvoldoend einde.
Wellicht is het nog ty'd den tekst in gezegden
zin, ter cere der nationale kunst, te wUsigen.
Brussel, 25 Sept. '63. M. A.
DE INTERNATIONALE TENTOONSTEL
LING TE MUNCHEN.
IV.
Buitenlandsehe landschappen.
Historie en Genre.
van landschapsschilders, die wegens de voortreff*
lijke eigenschappen hunner werken vermeld e*
gekarakteriseeixf dienen te worden. Wij wille*
ons evenwel bij enkelen bepalen.
Het aal aan een hollandsoh hartmissohien
goeddoen te vernemen, dat C. Buhlmayer, uit
W eenen, de schoonheid eener weide met boette*.
voortreffelijk heeft gevat. Het mag dan ook wel
atjn, dat de schilder dit onderwerp niet in
Zuidof Ooit-DuiUchland heeft battudeerd. Het is
minder te verwonderen dat J. Hoffmann, met
?ijne boheemsche bowchen, en de schildert van
het leven en de beweging op den beroemden
Weener ?Prater" hoogst verdienstelijke werkea
hebben geleverd. Van de andere tijde movt mea
evenwel erkennen dat eenige kunvtenasrs ook ia
het schilderen der italiaantohe natuur
voortreffeliik tiju geslaagd ; soo bv.de genoemde Hoffmann,
E. von Lichtenfeb, door de af beeldiug der kust
van Istrie", vol leven en pofisie, en A. Schaeffer
met xijnen ?Avond aan de Adriatisehe Zee", een
landschap bestaande nitvijf, set eensame
italiaausehe pijnboomen, wier karakter by den
sonnegloed even juist is uitgedrukt als de stilte, ea
verlatenheid van het plekje gronds wat hier is
voorgesteld. G. Sellos gaf twee schilderstukken
Unter Eiohen" en ?Unter Kastanien", waarb|
de doitsohe soowel als de boitenlandsohe land*
ptschilders opmerkzaam moeten maken, ho
?
wji d
scha
Het was vijandig; het was neutraal; het was
geen echo en geen zelfstandig adres; het was een
samenvoeging van niets ? zeggende phrases, het
was kruipende vleiery; het was oneerbiedig jegens
de kroon en hoffelijk te gelijk; het was
onbedni- dend humoristisch, sarcastisch, cynisch; het was
zoo ongeveer alles en toch niets.
Het eenige wat men niet zei ? en wat het
boven alles was ? is: een adres dat den toestand
karakteriseert: een adres van apathie.
De Regeering heeft zich duidelijk uitgesproken
op het punt der terugroeping van den
Gouverneurteneraal.
ZU zal dit niet doen wegens de Billitonzaak.
Wel is waar is zy het eens met het.votum der
Tweede Kamer, dat door het BiUiton-contract de
,. i ji..u ..?? tf? au W.
op
Ge
IWeeoe Aamer, um. uuui w" *«?»..??_
wet geschonden, de bevoegdheid van hem die het
sloot overschreden, 'slands belang benadeeld is,
maar dat alles is geen reden om er een quaestie
van wantrouwen van te maken.
Alleen groot verschil van beginsel zou een
advies tot terugroeping rechtvaardigen.
Wet ? bevoegdheid ? landsbelang ?dat zijn
geen beginselen.
Après cela, tirons l'échelle l
Beeds nu heeft de heer van der Hoeyen zjjn
voornemen geuit om tegen de begroorins; van
Koloniën te stemmen, op grond van dé
Billitonpolitiek.
Hy riep ook zjjn vrienden en de
anti-revoluüonairen daartoe op.
De Minister Van Bloemen Waanden kan gerust
zyn. De chmteiyk-historische heeren' doen niét
mee.
Zij verwerpen alleen begrootingen om de cyfera,
.niet om dé beginselen,
Bg de adresdiscnssie zat de beer Sohaepmanter
linkerende naast den heer van Houten. Diens
ideaal ?samenwerking der linkervleugels van al
de partgen ? scheen verwezenlijkt.
Maar hoe dan met het programma van den heer
Schaapman?
Men stelle zioh gerust: na de adresdebatten ia
de leider der ultramontanen weer
naarderechter«4jde verhuisd.
De financieele voorstellen kunnen in eenige
dagen worden verwacht.
Niet de heer Grobbée, maar de heer Heemskerk
heeft het gezegd.
Zal de premier ze ook verdedigen V
«Voor den Minister van fin ancien ia het to hopen.
Maar zijn prestige?
Dat kan er slechts door winnen.
?- «.'
Heemsrsi; ? nes tww? ?">?- u» «»»..«. _.,; slech'te
.wordt ?geduld".
DU is aérst sarcasme.
Niemand' beter dan de heer Heemskerk
Koe weinigen in de Tweede Kamer oprecht
Lem stommen.
Maar niemand weet ook beter dat de machte
loosheid het Parlement dwingt hem to steunen.
In de gegeven omstandigheden wordt het
Kabinet geschraagd, ?niet geduld."
? Ware de toestand suiver dan werd het ?niet
geduld."
Opmerkelijk was de klacht van den heer
Schimmelpenninck van der Oye:
de liberalen iwtjgen steeds als z^j niet willen
pi at w.
Daarachter ligt de verzuchting verborgen:
Waarom moeten wjj, evangelieb«]4|ders7sprëken als
w v wilden zwijgen?
Omdat de domme en de pastoor het gebieden.
Cest elair comme bonjourt
JU!m*iKm£.v.j\»'.-«uu pjjuuipvv» uu»~v -?.-_
juichte het blad den vorm toe waarin de Tweede
Kamer s Konings woorden heeft beantwoord.
Behalve met de nabetrachting over de Troon
rede en de Financieele rede, hield de pers zich
goeddeels bezig met dr. bchaepman's brochure
?Proeve vau een Katholiek partij-program." Gun*
stig luidt het oordeel niet. De N. K. C. wijst
op de elinger-om-den-arm redeneeringen van den
geachten sohryver, op het ja enineen dat. bijna
m iederen volzin op te merken is. Het oordeel
van het Vaderland ia weinig gunstiger. Hat blad
toont aan dat dr. Schaepman niet is geslaagd
in zijn betoog: de katholieke party is geen ker
kelijke party, en dat z\j die het program aanne
men, dit niet anders doen kunnen dan onder het
geestelijk voorbehoud 't welk uit elko bladzij Ie
spreekt. Der laatste meening wordt door ver
schillende bladen gedeeld. Karakteristiek is de
vinnige wyze waarop het Venloosch Weekblad ?
't orgaan van Mr. Haffmaus ? het program door
haalt, 't Ia volgens het V. W. samengesteld
zonder eenig overleg met de hoofden 'der party;
't is het gewrocht van het oogenblik en de be
doeling van de schrijver schy'nt minder te zijnde
Katholieken tot eenheid te brengen dan wel den
weg te banen tot samenwerking met de
antirevolutionnairen.
De Standaard heeft zich tot dusverre onthou
den van een bespreking der Proeve. Het blad
heeft by de lange artikelen over de vaccine en
den vaceine-dwang nog een nader betoog gewijd,
't w elk onder het motto .nog een laatste
woord" reeds tot vijf stukken is uitgedijd.
Ook besft het blad in een drietal artikelen, ge
wijd aan ?den Islam in Ned. Indië", een waar
schuwend woord gericht tot onze regeering, over
het gevaarlijke der neutraliteitspolitiek, door hoor
te dezen opzichte in India gehuldigd.
Nog werd door de Tijd die nare artikelen
over ae ?Luther-feesten" ten einde heeft gebracht,
het Socialisme besproken en de tegen die beweging
van katholieke ziido te nemen maatregelen; door
het Vad. en het a. Dgbl: ?de Indische begrooting";
door de Purmer. Ct. de Woezenvernlcginfr; door
de WcrJanansbode nogmaali de Wettelijke Re
geling van den kinderarbeid; door G. in het 'N.
V- d. D.: de Ministerieele politiek tegenover de
Spoorwegen op Java; door het Bott. Nbl over
?Rechten en Plichten" naar aanleiding van het
adres van Mr. Buohler te Zwolle; door de Veend.
Ct. eindelijk over de ?Jodenvervolging" een vlek
op onze verlichte eeuw.
HlCCf UCl OCtt.CJ.Lia umi u«ai uwuub * W«.B
Behrens zong der König, Kasper en Figaro;
Mevrouw Jttïde do Orfrcid; wat wil men meer?
Het koor is een struikelblok bij onze opera in
de laatste jaren geweest en hot is nog niet veel
beter geworden. Vooral in Wagner's Opera V, waar
het koor zoo'n integreerend det-1 van do Opera is,
is het koor by ons zeer onvoldoende j in
Loliengtin kwam dit weer in hooge mate uit.
Daar de Duitsche opera te Rotterda'm een ge
heel particuliere onderneming ia, die ieder janr
met een nadeelig saldo sluit, mogen wy' niet te
veeleisohend zijn; toch kin ik echt' r den wen»cli
niet_ terughouden, ^dat het koor eens fiiuk ver
sterkt worde. "' '"'
Het Ncdcrl. Tooneel eu van Zuylej gaven deze
week niets nieuws.
27/9 1883.
H.
Een weinig sympathie ? vroeg de
kerk; ?het Tiewfls dat de Begeering
weet
voor
HET TOONEEL TE ROTTERDAM.
De Duitsche Of era.
Onze opera heeft een tweede week achter den
rug en beeft die even als de eerste besteed, om
ops verschillende debutanten to doen hooren of
weder hooren. Gaf ik verleden week den heer
Kersten de voorkeur boven den heer Calliga, de
debutanten der laatste dagen hebben m\j in myn
oordeel versterkt Zaterdag debuteerde de heer
Kersten als Lohengrin, Zondag de heer Calliga
als Max in der Freiichüte,
Hoewél de neer Ker.ten nu niet bepaald impo
neerde, was ijjn Lohengrin toch in alle opzichten
zeer voldoende to noemen; de Ma'x van den heer
Calliga was daarentegen in alle opzichten onvol-*
doende, want hij zong meermalen bepaald valsch
en speelde daarop akelig houteriff. Wü hoorden
de aria in b^et eersEe bedrijf zelden slechter dan
van den heer Calliga.
Löiioijgnn en Freiichütz deden ons met een
nieuwe debutante kennis maken in de rollen van
--, ? ?^? jjfo, ja ^^j^. Niet dikwijls heeft by ons een
D. b~ WUp. M^a, * + lte^9SSmVt^
Van bevoegde zyde worden wij verzocht, ter
aanvulling van hot Rotterdamsch Tooneolverslag
door M. H. in ons vorig nummer, mede te dselen,
dat de Rotterd. afdeeïing der Koninklijke
Vereeniging ?Het Nederlandsen Tooneel" doorgaans
slechts Zondags drama's als De Hindert oo f ster
ten tooneele brengt. De keus van dergelijke
volksstukken werd in een vorig topneelverslag
door den heer M. H. alleszins gebillijkt.
UIT BELGIË.
XXXVI.
?De Rhijn", door J. de Geyter en
P. Benoit.
De onvermoeide bevorderaar der nationale
toonkunst, onze geniale componist Fieter Benoit
houdt zioh sedert vele maanden bezig met een
nieuw muziekwerk voor solo, koor1 eu orkest,
waarvan de tekst verleden jaar ia de drukkerij
van Mees & Cic., Apostelstraat 14, te Antwerpen,
in vier talen is verschenen. Het is onnoodig to
zeggen met welke spanning wij dit nieuw gewrocht
vau den voortreffelijke toonzetter te genioet zien.
Ondertusschen willen wy onzen lezers niet langer
het genoegen onthouden voorloopig kennis te
maken met den tekst.
In den aanvang beklaagt zich de ?Scbeldezoon
dat hij ?genoeg heeft" van 't varen op de Schelde,
?Van «toornen, v»n zeilers, van vlakten, van verte."
Eens ?torendochter" vraagt: of Scaldis ver
langen heeft naar anderer kussen V ?Neen",
autwourdt Scaldis, ?geene liefde dan do uwe zij myn !"...
Wanneer de Torendochter dan gehoord heeft dat
haar ?minnaar" den Rijn wil bezoeken, ?hangt
ze aau zijn zij," enz, en vliegen ?de engelen" van
den toren af oostwaarts, tot dat zy den duitschen
11 room met zyne bouwvallen en rotsen genaken.
In 't tweede gedeelte hoort men de studenten
dio ?den Neckar en den Rhyn opatoomen," van
de eenheid des Dnitscheu ryks zingen. Het paar
zingt wuldra uit de hoogte mee. Daarop atoomen
anderen van Manheim naar Mentz, met ?reizigers
vau Carlsruhe", ena. Vóór Worma gekomen'wordt
?Luthew koraal" aangestemd, waarna de Fran
sche leizigers de ?Warseillaise" doen hooren en
?Frauenlob" by den citer zingt:
.D» Khün l» do ttooom dor verliefden", «na.
Fronkforters, die den Main afstoomen, bezingen
daarop het geval dat de schimmen van Güthe en
Schiller eens samen in de maan wandelde. Toen
Rothtchild al zyn geld bood, om te weten wat
z{j wel met elkander fluisterden, ?kropen zy weder
in ban brons", gelyk men weet, op de grooto
markt der Msinstod. De reizigers vereenigen zich
nu op de stoomboot Wilhelm, König und Kaiser,
Zangen worden weer aangestemd door kunstenaars
en studenten, waaraan ?reizigers nit alle landen"
deelnemen.
De ?Legenden" van den Rijn, de Nixen, de Sylfen,
de Loreley, de grootheid van Brittanje en de
ondergang van Bonaparte, worden bezongen, tot
dat de boot to 8. Goar aankomt. Kunstenaars,
studenten en Frauenlob doen zioh op nieuw hooren.
Laatstgenoemde zingt van «eeuwig, eenwig
minnekoozen" en ?een Todderig-malseu kindje . Bij
Coblenz bningt menhetMoezeldal. Verder wordt
de vrootykneid der feesten van den ?Drakenfels"
in |t.geaang geprezen. De studenten ontoohepen
?Ze klimmen óp dm ber£ de minnende paren."
Hier begint eerst recht het studentenfeest. Het
«paar" aanschouwt het steedi van omhoog. Dt
Alvorens wU nu van het landschap, in ons vorig
artikel behandeld, overgrnn tot de zoogenaamde
genreschilderfjen, een onbeduidende naam, die w|j
echter voorloopig uog willen gebruiken, moeten
wij met oenige woorden gewagen van hetgeen het
buitenland, behalve Holland, iu genoemd vak heeft
guleveid. Wy beginnen met Frankrijk.
Het overzicht der land schappen van
Fransche schilders is getuakkelyk te ge
ven, want ay *yn slechts gering in getal, zooals
de schilderyen uit Frankry'k in 't aluemeen. Men
rekout dat alleen te Pary'a reeds 8000 plastische
kunstenaars wonen. Op onze tentoonstelling vindt
men slechts een patu- honderd. Wel ia de lyst
huuuer werken ongeveer 13 bkdzyden groot, doch
daaronder vbdt open eeno menigte schetsen en
projecten van architectonisuhen aard, alsmede een
Hftutal staalgravuren en andere nabootsingen van
schilderyen.
Wy kunnen echter den geest .en de manier der
fransche schilders gemakkelijk van die der overige
natiën onderscheiden, 't Is niet. te ontkennen dat
deze kunstenaars uitmunten door de zorg aan
hunne werken besteed, door fijnheid eu gratie,
eigenschappen welke geene andere natie in de
zelfde mate bezit. Doch daarvoor vatten zy 't
leven ook niet zoo innig en natuurlijk op ala de
Dnitachcrs; zy hebben on verre niv niot de fierheid
en geestigheid der Spanjaarden, niet \iciJiannlos
(onschuldig, onbevangen) gevoel der natuur en
de ceniL'Szms nuchtere uitdrukking daarvan, welke
do Hollander* bezitten, noch den ernst van den
Engelschman, welken hij in zekeren zin met laatst
genoemde natiën deelt.
Wat nu het landschap in 't byzonder betreft,
kunnen, ".'ij, volgens deze tentoonstelling reeds,
en üonder dat wy behoeven te wijzen pp deu
pary'scheu salon van 't voorjaar, wy kunnen
zeg ik, vooral die goede eigenschap der
Fransohen laten gelden, dat zjj, verschillend
van anderen, zich vooral toeleggen op 't
terugf even hunner eigene natuur, die zij vau nabij
cunen, waai ie zy zyn opgevoed, waarmede zij
leven. Van de andere zyde is het echter waar,
dat vele schilders al te vroeg la province verlaten,
om zich in de infernale euve (zooals A. Barbier
Pary's noemt) te komen vestigen, eu aldaar naar
eene en dezelfde scJiablone (leest) leeren werken.
Dat is een vcrliej, on oene der oorzaken waarom
men ouder de vijf on twintig tot dertig land
schappen, die wij hebben geteld, er geen enkele
vindt dat buitengewoon meesterwerk verdiend
genoemd te worden. Doch, 't spreekt van zélf,
dat meerderen eeno onderscheiding verdienen.
Wij troffen eigenlijk do beste werken in de
verzameling van Hetl'ner. waarvan wij hierboven
hebben gesproken. C. V. Daubigtiy, Th. Rousscau
enz., tot de oudere schilders bénoorende, munten
boven de nieuweren uit.
De landschappen, welke wij vervolgens gaarne
zouden aanhalen, zijn dezulken waarin de figuren
eigeniyk hoofdzaak zyn geworden, als C. A. Coessin
de la Fos;e, die de tentoonstelling met twee
uitmuntende werken versierde': ?De hinderlaag
(een tooncal uit den oorlog der Vendée)" en
?Eene bruiloft in Quimperló". Eerstgenoemd werk,
waarop zes karakteristieke figuren van krachtige
en hartstochtelijke boeren, langs eene helling in
eenen hollen weg gezeten, voorkomen, is van
t redelijk e waarheid, harmonischen toon, juiste
teekemog, met eene uitdrukking van den vasten
wil en de overtuiging dier trouwe mannen, welke
uitmuntend geslaagd ia. Dit kunstwerk houdt
dus het midden tuschen een historie, een genre
stuk en een landschap. Daarneven noemen wij
gaarne ?In 't bosch vergaderde Florentynen, in
de verte Dante ziende naderen," van P. C. Comte,
die ook nog een tooneel uit het leren van
Lodewy'k XI schilderde. Was by' de la Fopse de
menschengroep hoofdzaak, bier is zy blykbanr
meer stoffaadje. Ook slaagt de schilder beter in
het landschap dan in zyne figuren. Het werk
mist dnarby den Schwung (de vlucht) der eerst
genoemde schildery.
Er straalt eene aoort van afgematheid in door.
Daarenboven is ook de figuur van Dante al te
zeer op een verwijderd plan geplaatst, en aldus'
te klein. Ondertusschen hebben wtf overigens al
leen lof voor zulk streven, aan schijnbaar een
voudige onderwerpen eene hoogere gedachte to
verbinden.
Wezenlyk pyzenswoord voor] hun vriendelijk
groen en liefelijke voorstelling der natuur zgn
verder F. Colin, ?Het moeras van Guóville", de
?Herfitavond" van F. H. Nazon, maar vooral, uit
de ?Internationale" zaal, ?Op het veld" van F. de
Vuillefroy. A. Thiollet, die aan de marineschilden
grenst, leverde twee kuatianden, waarvan de
?Mosaelzoekera" ons vooral door de waarheid van
toon voldeden. Voor de fransche fijnheid van
uitvoering verdient de waterval van J. A. Achard
een lauwertak. H. Ssintin, weet met groote in
nigheid zyn gevoel voor natuurschoonheid weder
te geven. Hoe gaarne bespraken wü nog Mayeur
Berton, Guillon, Le Camus en zelfs de
toekeningen naar de natuur van den jongen Flandrin l
Doch wy moeten ons bepalen By G. C. Garaud,
die den zomer op liefel^ke w|jze (verg. Makart),
door eene moeder met v|jf mollige kinderen te
ruggaf, jen ten slotto nog vermelden, op hoe
trturige wjjze A. Perrets de dnüvenoogst schil*
derde, door eenen opgestapelden wagen omringd
van ofschuwehjk krijsohende wijven. Voor een
Zuidduitsch oog is vooral zulk eene voorstelling
afzichtelijk. De verdienste der schildering is
daarbjj middelmatig; al kunnen wQ ook aan
het tafereel een zeker karakter van uitdruk
king niet ontzeggen. Wji zullen nader «ien dat
de voorstelling van nood en ellende den
Fran?ohen schilders tegenwoordig meer eigen is dan
die van geluk en voorspoed.
. In de Oostenr.flksche afde.eling
ontLmoeten wij minsten* ««n Tljfentwiütigtal """?«
scap ,
veel er nog te doen is in de studie der verschil
lende boomsoorten. De eik is nnmnter één voor
de meeste kunitenaare, hy is gevarieerd van vorm
en gemakkelük te vatten; de populier trekt om
dergelijke reden menig Wett-Europeesche schilder
aan. Maar hoeveel boomsoorten tijn er niet
die nog op hare vertolking door de kunst staan
te wachten l De ?palm- en oliJTenboomen" van
A. Galama uit Geuève (in de ?internationale"
afdeeïing) willen wij daarom nog bijsonder ver*
melden.
Eene ware bevrediging was het ons in Oosten»
ryk, en zelfu pp de tentoonstelling in 't algemeen,
zoo weinig aanbidders van het ?impressionisme"
(in 't hoog Duitsch zegt men -impresitoualismns")
te vinden. Wy kunnen aan Tina (Beltina) Blan
dit grillig streven, wegens andere voortreffelijker
eigenschappen van baren ?Prater" en . Aprildag"
vergeven. Laatstgenoemde achilderjj (drie
bladerlooze eiken op een groot veld, gestoffeerd met
een paar wandelende figuren) is perëlklasr en
vrooiyk, fchoon zonder de minste luchteffect.
A. Obermtlllner schilderde tweemaal een Zwit*
sersch landschap, doch slaagde, naar onze meeding
niet, ondanks zijn talent- Grnbhofer, Huber, de
aquarellist Alt, Dartaaut en Schindler verdienen
nog onzen lof, doch wy stappen er over been om
alleen nog den Hongaar P. Merse von Szinyey
voor zyn landschap en Geza von Mészöly voor
zyn e heerlyke schoon wat koele voorstelling van'
het Plattenmeer te danken. De werken
derllongaren, ofschoon niet diep poëtisch, ademen eenen
krnchtigen natuurlyken geest, al hebben enkelen
ook al weder 't impressionisme beproefd.
Eeue degelijke kracht en onbevangenheid bij
't aanschouwen en wedergeven, der natuur is OOK
uiterst kennelijk in de landschappen uit Noor
wegen en Zweden, waaraan zich
ondertusschen, uit zucht naar 't vreemde, ter kwader uur
een aantal Duitsche, vooral Dusseldorpsche schili
de ra hebben gewaagd. Daaronder bevinden zioh
echter zulken, welke, ofschoon te Dusseldorp
wcnendo van hart eu geest en afkomst Noren zyn,
en hun vaderland op karakteristieke wyze afschil
deren. Zoo deed het A. Normann in zj|n
?FolOpgravingen in Griekenland en Egypte. Men
i uteenen dat de bodem van Griekenland, nadat
irin gedurende meer dan een eeuw
opgravinnD zyn gedaan, niet» merkwaardigs meer BOU
JpleveroD. Niets il echter meer belijden de
waarfceid. By Epidaurus, aan den golf van Salonika
leeft men oen Devisshea temnel gevonden, die
koogtt merkwaardiK is. Waarscnttniyk is hty gewfjd
Mweest aan Esculapius, den god der geneeskunde.
jjovendisn heeft men tien leeuwenkoppen te
voor' 'ju gebracht, die voor wal ergo teu dienden aan
usu tempel en nog nr.erkwaardige overblyfaelcn
tin beelden gevonden.
De Fronicne oudheidkundige afdeeïing te
JU hè 110 heeft opgravingen luteu doen op het eiland
pélos, die geleid heb oen tot do ontdekking van
een particulier woonhuis nit den tüd van
Alexander den Groote. Het is dicht bij oen tempel van
Apollo gelegen en bevat twaalf vertrekken en
tene binnenplaats. De vloeren sjju allen 'van
mozaïek en stellen bloemen en visschsu voor.
waartui de uitvoering zeer merkwaardig is. In het
Bidden der binnsnplaata bevindt zich een aoort
iia regenbak, gevuld met water. Men gelooft
d»t deie woning behoord heeft tot een der
bnitinwijken vau de stad t n er bestaat gegronde
loop, dat verdere opgravingen nog meerdere
{«bouwen uit dat tydvak zullen doen te
voortfhjjn komen.
Ia Egypte heeft Maspero een reeks van
naspp{iogcn ten einde gebracht met schitterenden uit*
ihg. Hy heeft metr dan tweehonderd gebouwen
lit den ty'd der Pharaoa, aau het licht gebracht en
?laveer yy'fhondcrd opachriften, tule hoogst
gurkwaardig voor de chronologie, de geschiedenis
rt de taalwetenschappen.
Te Denderah in Egypte hoeft Maspero een
iabbele rij sphinxen ontdekt. Deze sphinxen
wnrta in tegenstelling met de gcwouo zeer klein,
ilechta een halven ineter lang. Aan hot einde be
vindt zich een sphynx van grootere afmetingen,
«n zoogenaamde Uriotsche sphytix, die de
godunto heeft van een leeuw met de beide
voorpoëten opgeheven, terwijl het hoofd dat VAU ecu
ipg meisje voorstelt. V. T.
sLETTEHHTJIVÖE.
denfjord," ?Saltenfjord" en ?Lofoten", A. ^orgren,
door zyn ?Maneschijn aan do Zweedscbe kust,"
O. Siuding, met zijns ?Lofoten", J. Larssen met
zyne visschcrs, enz.
Alle deze schilderyen getuigen van eeno zekere
bescheidenheid, waar de bewustheid van eigen
kracht in steekt, die zich niet behoeft te bedie
nen van buitengewone effecten om opgemerkt ts
worden. Ook nebben de meeste Noren eenen
meditatieven geest. Zü 'schilderen 't lleftt den
avond en de eenzaamheid; .eene geheel anders
droomerij dan dio der Venetiaanacne gondeliers
of der Napelsche lazaroni.
Oppervlakkig geoordeeld zon men van zuide
lijke landen veeleer dat slaperige verwachten.
Maar, 't is geen slaap! 't Is, wat de Duitachen
?Andacht" noemcnj vat bier is uitgedrukt. Bjj
dieper nadenken zal het ons dan ook niet
verwonderen dat de Italianen en Spanjaarden zoo
weinig landschappen hebbon geleverd.
Uit Italië bevatten eer.ige dier werken voor
al uitmuntccde waterpartijen, gelyk V. Scala, uit
Napels, en A. Morani, uit Rome, er leverden. B.
Bozzi, uit Milaan, zond eenen ?herfstdag" dié
meer gespat dan geschilderd is, en oenen .zomer"
gelyk zeker niemand vóór hem er een gezien
heeft, welk voorrecht hfl deelt met zynen
kunstgenoot G. Boggiani, uit Rome, Dat in de afdee
ïing ?Amerika" zoo iets voorkomt, is meet
vergefelijk, dewy'l men de liefde der Amerikanen
voor 't buitengewone quand-nême kent. Wö ver
geven daarom aan G. Innesa, uit Ncw-York,
Zijnen ?zomer".
Eindeiyk prijzen wy in 't vak der landschap
pen meer dé voorzichtigheid dan de grooto kunst
der Spanjaarden. De meesten gaven ann
hunne werken-eenvoudig den titel ?Landschap",
wy kunnen daarom over 't minder of meer wel
geslaagde karakter daarvan geen oordeel vellen,
Men moet eeu Berchem zijn, om gefantaseerde
landschappen te mogen schilderen. Wy willen ia
't voorbijgaan alleen Ranion Tusquets Woud
met onzen lof begroeten, en later op under ge
bied, de grootheid der Spaanache Kunstenaar!
nader bespreken.
Wy kunnen echter van de landschappen niet
scheiden zonder ton slotte nog een woord te heb
ben gezegd van de zuidelijke uuren onzer lezen
-- de Belgen.
Kef. hee» uit verschillende bladen gezien ho«
groot eu voortreffelijk de tegenwoordig te Gent
geopende tentoonstelling van kunstwerken is.
Daarom acht hy het zeer vergefeiyk dat de Del
gen hier te Munchen slechts door ean klein deel
hunner schatten z|jn vertegenwoordigd, waaronder
zich nog een aantal werken bevindt, die reeds el
ders te zien geweest en don mannen van 't valt.
bekend zyn. Ondertusschen ia men toch erkenj
tel|jk voor bijdragen als het ?Opkomend onweder,
van H. van Soom, te Antwerpen, Zamorinüre*
Wond", G. J. A. van Lnppens werken, de-Sim»"
van O. de Cock te Gent .Vlaanderen" door G.
Beeckmans, X.;de Kock's ?Kudde", enz. De Belgen
schilderen bun eigen bind met z|jne zeden van
heden en verleden. Dat is, gelyk gezegd werd,
een der eerste voorschriften om wel te slagen.
Wy sullen hen in een volgend artikel daarvoof
opnieuw te bespreken hebbeu. .
Voorbijgaand slaan w|j een blik op de w«
onverdienstelijke werken der Russen, J. von
Klever, enz, en der Denen, waaronder
Tborvald Nisa uitmunt, en hernemen onze wandehptf
met het oog op dehiatorie- en
genrescnuderüen.
Wfl vatten deze beide soorten in eene groep ts
samen, dewtjl in vele opzichten de grens
Ataxvan met is aan to wijzen. De lezer moge ze» a*
onderscheiding maken. Eenige schilders hnbuen
,
voering betreft. Wij voor ons zien in elk zoo
genaamd ?genreschilderö" liefst een by draste tot
3e geschiedenis der zeden (euMwJ*1
schicnté) m nemen haar dus, als 't zyn kan, op
b onze lijat van werken van hiatorisch
belangDikwöls vinden wü slechts Atótoif e eonttmporfl»^.
doch deze aard geschiedenis komt zoowel elders ais
in Dnitschland, tegenwoordig aan de orde vaa
den dag. -.
Munchen, 20 Sept. 1883. J-
KOVER DE LITTERAIRE BEWEGINGEN
DEZER EEUW.
Romantiek.
IV.
, Na de drie hoofdfiguren der fransche
rönanliek ia het licht gesteld te hebben, gaat
Brandes tot de schildering harer overige
toonfevers over. De voornaamste van hen zijn:
Balsac, Beyle, Merimée, Gaulier cnSt. Ccuve.
Balsac's kunst zou men, zegthlj.de tegen
stelling van die van George Sand kunnen
noemen. Terwijl voor haar de kunst eea
weken naar ideale waarheid was, was zij
roor Balsac eon studie van de gegeven wer
kelijkheid. ^yas het haar streven de
menichen te schilderen, zooals zij moesten en
konden wezen, het zijne was ze te schilde
ren, zooals zij zijn. Diezelfde burgerlijke
maatschappij harer dagen, waarvan George
Sand zien met tegenzin afwendt, beschouwt
Balsac als het eigendom zijner kunst, als de
«mitpuUelijkö bron om hem do stof voor
iljn schrijven te leveren. Hij gevoelde zich
| ia haar als in zijn element; hij doorvorschte
en onderzocht zijn omgeving met de genia
liteit van den ontdekker; daarbij den
onweêrstaanbaren drang van den kunstenaar ge
voelend, om het waargenomene een gestatte
te geven. Met een reusachtig arbeidsver
mogen begaafd, maakte en volvoerde hij het
grootsche plan om in ongeveer drie duizend
gestalten de geheele psychologie van zijn
volk, van de hoogste tot de laagste standen,
en daarmee indirect ook het psychologisch
beeld van zijn eeuw te geven. Hij noemt
zich zelven zeer te recht de natunrvorschcr
lijner eeuw; volkomen onpartijdig en vol
komen waar schildert hij, wat hij van de
taenschelljke natuur vermag to zien. Daar
mee heeft hij den nieuwen vorm van den
roman aangegeven, Als echte zoon van een
eeuw, waarin de wetenschap telkens dieper
in de kunst indringt, gaf hl) een methode
van waarneming en beschrijving, dio door
anderen aangegrepen en aangewend worden
kon.
licyle is psycholoog als Balsac. maar in
geheet anderen zin. Hij is in de kunst een
denker, geen ziener; een nadenkende, geen
waarnemende geest. Door en door versla
ndsoensch, heeft hij weinig zin voor de buiten
wereld, weinig talent om deze mot haar vor
men en kleuren weer te geven. Het eenige,
waarin hij belang stelt, zijn de voorvallen
ia het gevoels- en zinnenleven, en zelf
psycholoog, schetst hij slechts psychologen.
De personen in zijn romans bezitten allen
een buitengewoon helder inzicht in dat, wat
in hun binnenste voorvalt. Van de meer
dere of mindere klaarheid van dit inzicht
tongt dan ook, volgens hem, 'a menschen ge
luk af. ? In het oog van. velen is Beyle eeu
tögineele zonderling, eea op zich zelf staande
geest; Brandes echter ziet m hem, zegt hij,
Mn niet over te springen schakel m de
^eenbeweging der eeuw, een denker en
«chrijver, dio Taine tot navolger, een dichter,
die Merimée tot discipel heeft.
Merimée wordt door velen nog minder
dan Beyle tot de romantikers gerekend. Zijn
»!are, rationalistische stijl, die de zaken als
'n helder zonlicht voor onze oogen stelt,
«raagt hiertoe veel bij; evenzeer zijn weerzin
'«gen alle sentimentaliteit, elk zwelgen in en
nededeelen van half ware gevoelens, een
weerzin, die hem koud, nuchter «n hard doet
'«lijnen, die er hem toe brengt zich zelven
gftheel in zijn geschriften te verbergen, voor
lijn lezers onhoorbaar, onzichtbaar,
onna'Peurlljk te zyn. Toch draagt hij trekken
genoeg, die zijn verwantschap met de
roraanukcrs bewijzen; ia de eerste plaats liet kiezen
^n een slof, die buiten zijn land en het
moderne leven ligt. Ook zijn naturalisme
verbindt hem aan de romantiek, die, zooals
Ia zekerheid van uitdrukking en onopge
smuktheid van taal is hy eenig onder ztya
tijdgenooten. Zijn stjjl is gelijk aan gepolijst
?taal. ' ..
Merimée is Beyle's volgeling in zyn
liefde voor het zakelyke. Haar terwijl voor
Beyle elk? daad een algemeen idee illus
treert, blijft Merimée bU de zaak zelve staan.
Haar zoo scherp mogelijk weer te geven is
al wat hU bedoelL Ook ligt op den grond
van Beyles ziel eea lyrische neiging, die
Merimée ten eenemale ontbreekt. Welk eea
dichterlijke positivist deze laatste is, ge
voelt men het best, wanneer men z\jn ver
halen naast de gelijktijdig verschenen eerste
lingen van George Sand legt. Men gevoelt,
dat de schrijfster in hel diepst harer ziel een
taak heeft, waarvoor zy strijdt, dat zij hét
lijden der vrouw, hetwelk zij schildert, niet
als koele toeschouwslcr aanziet;'t is als hoort
men haar, terwijl zij van het fransche huwolljk
een voorstelling geeft, met bevende stem
aan haar publiek vragen: »Mag dit langer
worden geduld?" Bij Merimée daarentegen
gevoelen wij niets dergelijks; hij bedoel', met
zyn schrijven niets, maakt zich warm voor
niets, gelood aan niets, hoopt op niels, heeft
geen enkelo theorie en in 't geheel geen
tendenz. Hij is de meest nuchtere scepticus,
dien men zich denken kan, wacht zich voor
geestdrift als voor een ziekte, valt voor niets
op do knieën.
Van Gaulier kan men dit laatste niet be
weren. HU heeft een afgod, aan wiens dienst
hij zich onvoorwaardelijk wijdt: ? de kunst;
hij heeft een geloof, dat door niels was te
schokken: het geloot dat volkomenheid van
vorm de ware deugd is. Aan dien vorm
heeft hij al zijn kracht gewijd, in den vorm
bestaat voor hem de poëzie. Hij heelt voor
alles woqrden ? en de juiste ? weten te
vinden, Sedert zijn optreden, zegt Sainte
Beuvo, bestaat het woord tindicible" niet
meer in hel fransch. Zijn kracht lag bovenal
in het in woorden wedergeven van de
zinnenwereld. Terwijl bij den duitschen romantiker
de dichtkunst muziek wordt, wordt zij bij Gautier
schilderkunst, woordplasliek. ? Hij heeft
een machtigen invloed op dichters en schrij
vers uitgeoefend. De uitstekende prozaïst
Paul de Saint Victor, stamt lijnrecht tegen hem
over af. Ongelukkigerwijze is de dichter Gautier
in den journalist onder gegaan. Zes en dertig
jaar lang heeft hij letterkundige kritiek ge
schreven, die alleen stilistische waarde heeft.
Juist het tegenovergestelde van St. Bcuvc.
Bij dezen heelt do criticus den dichter inde
schaduw gesteld. Hij is de schepper van
de moderne kritiek. HIJ heeft allhans aan de
kritiek een geheel nieuwen vorm gegeven,
zooals Balsac dit aan den roman heelt ge
daan. St. Beuve's eigenaardigheid is,
dat hij een buitengewoon groot aantal an
dere geesten verstaat en verklaart, dat zijn
blik er op aangelegd is om overal de meest
belcekenisvolle bizondcrheden te zien, om een
op zichzelf staand individu, nu van den eenen
en dan van den anderen kant, nu in deze
en dan in die omgeving te schetsen. Al de
details, die hij weet op te zamelen, te
beheer? schen.? dit vermag hij echter niet. De
grootste moeilijkheid, die de criticus te
over? ' '? ? !" k'! «liliiJ ,,ii rlnn u-PIT
erftdien gedrongen als criticus zyn recht om
een oordeel ie vellen te doen gelden, beide,
schepper en kunstproduct te toeUen aan het
beginsel, waardoor de letterkunde «eb naar
iyne overtuiging moet laten leiden, om ten
volle te zyn, wat zy weien moet.
Ea vragen w(J nu welk dit beginsel zij, wel
ken maatstaf Brandes een litterarisch kunst
werk aanlegt, alvorens
hetdenhoogsteneerepalm toe te kennen, dan is het vooral door
zyn schildering der romantische school, dat
wy eon antwoord op deze vraag erlangen,
dat wij den toetssteen leeren kennen, die hy
afs letterkundig beoordeelaar voortdurend ter
hand neemt.
H. M.
terwifl het
leven, dat daar valt
tV OIVtAVU* IUV* TOT* J^^""? ~ ***" A.
lijne behandeling van Amsterdam staat
bfi de weeskinderw», de Aiaftegat, «te
«Lkers, de nacbtwaobt», d. Ue«de*dracht, de
inrichting der huizen en«. Meer eohter dan door
onzelfeden wordt v. H. - naar ik ???»-"»:
Betrokken door het landleven en de daartyiwaar
& nemen «bruiken. Noord-Holland met süne
« <i ° i _T " ~
----olifanten keerden tot het leven terug. Hiew*
nam Iwanff Postatbo «faeheid vaa deavofstvea
HahospAti, gaf Dhosomoeko een aantal vormt*
nende Ueaêen, en steef weder op naar den
Bot(Wordt vervolgd.)
NIEUWE
OVER HEDEJKLAïïD.
Troo friendi in HoUtnd and Btlgnnnl. By
M. A. W. Londen. 183*.
NordUnd, F*brte«, Tnt* Abtheltoajr,
Moleri?che Waedcrangon dv.eb HolUnd un<J Óiinemurk
Land and Ltute rait beaondcrcr
Borachsichügnng von Bage, snd QoocWctite, lateratur und
KnoHtgcgoliUdert dorch Frieiriub von Helbrald
and. Itiuhard Oborlüud.s-, Illnstrlït durcli viule
Uolzicliuitto n»oh Origiuolzesebuongen der
b«irutrtoiten Kilnatler; Loipzlg, 18B3.
^.VUVU'W ...-,-..., ,
winnen heelt, is hij altijd uit den weg ge
gaan. De menigvuldigheid van indrukken,
-?vu, gezegd is, wel degelijk eett natura
«lisch (element bevat. Slechts [door zijn
?*?» |UIVM4bMej W T VI V" M* w-<?-??
i voor brutale onderwerpen,'verbonden
- zyn afschuw van melaphorische rhetoriek
fcen koelheid, die zich vergenoegt met
?. feit voor te stellen, is hij een voorlooper
van de later opgetreden naturalistische school
UUUH. *-v ."V...c O
die een schrijver of dichter, of een geheele
dichterschool ons geeft, in één voorstelling
te concentreren en weer te geven ? dit laat
hij aan den lezer zelf over. Naar waarheid
kan echter van hem verklaard worden, dat
hij der kritiek vasten grond n.l.
geschiedenisen natuurwetenschap onder de voeten heeft
gegeven.
Na de omschrijving van St. Beuve's talent,
waarvan ik in het bovenstaande een enkele
trek hebben zoeken weer te geven, wordt
door Brandes een woord aan do
hedcndaogsche kritiek gewijd, een woord dat ons ver
gunt een blik in Brandes eigen ziel, in zijn op
vatting omtrent eigen roeping en levenstaak
te slaan. ? Tengevolge van de trapsgewijze
verovering van hel moderne geestesleven door
de natuurwetenschap zijn, zegt hij, kritiek
en poëzie in de nauwste verbinding met
elkander getreden. Beschouwde de oude, zoo
genaamde philosophische kritiek een littera
risch product als uit de wolken gevallen, be
oordeelde liet dit zonder op den vervaardiger
acht te slaan, om het daarna bij do eene ot
andere aesthetische of historische rubriek on
der to brengen, de nieuwere kritiek zoekt
achter het papier den mensen te ontdekken,
den geest, die het werk bezielde, de persoon
lijkheid, waarvan het h uitgegaan, te ver
staan. ? Gold in het begin dezer eeuw do
phantasie ? als vrije verbeelding opgevat?.
voor de eigenlijke dichtergave, maakte het
vindingvermogen den dichter tot dichter, was
deze door natuur noch werkelijkheid gebon
den, van lieverlee is de poëzie haar
phantastische kruis- en dwaaltochten door het
wereldruim gaan opgeven, om tot de slüdie
van de werkelijkheid over te gaan. Door
deze verandering in beider wezen en rich
ting gaan thans kritiek en poëzie één weg.
Kritiek, opgevat als de gave om door veelzij
dige sympathie de grenzen van eigen persoon
lijkheid te overschrijden en tevens als de drang
Om het bestaande aan een beoordeeling to on
derwerpen, om de berggevaarten van gezag,
vooroordeel, ideenlooze macht en doode over
levering te verzetten, deze kritiek is een be
zielend beginsel geworden van alle dichtkunst,
die opgehouden heeft zich van het leven en
de Jdeen der haar omringende wereld at te
sluiten, die zich tot orgaan dier ideen maakt
Door deze kenschetsing van de moderne
kritiek wijst Brandes ons een der leidende
gedachten by zijn eigen arbeid aan. Het is
hem bij het schrijven zijner
»Iiteralurgeschichte1' niet voldoende, den schrijver en
het dichtslnk, waarop hy de aandacht heeft
te vestigen, meteen vooroordeetvrljen, veel
omvallenden en begrijpenden geest te ont
leden en te verklaren, hy voelt zich
bovenVoor don Nederlander u er een eigenaarige
aantrekkelijkheid «eieren iu de kennismaking met
boeken, die in het buitenland verschijnen en over
ons vaderland handelen. Werden wy in vroegere
jaivu door gunstige beoordealingen van vreeraden
niet verwend, te ontkennen valt het met, dat in
den laatsten tijd grooto vooruitgang iu dezen tak
dan letterkunde valt waar to nemen.
Ik heb hier slechts de namen te noemen van
navard an di Amier.f, om dit duidelijk te maken.
Toch worden het buitenland nog genoeg dwaas*
heden ten onzen koste vcrkiont, om niet met
nieuwsgierigheid elk hoek ter hard te nomen, dat
in Nederland en zijne bewoners tot onderwerp
heeft. Daarom w^ju ik hier op de beide
pennevruchten, wier titels ik boven afschreef. Beide
zijn kort geleden verschenen en grootendeels aan
ons vaderland gewijd. Daarmede houdt ook elke
overeenkomst op. Want zoo degelijk als het
tweede is, zoo weinig beteekenend is het eerste
Dit geldt voor bui.(o voor zooverre zij pp ons
land Betrekking hebben; hot overige laat ik hier
buiten bespreking. De auteur van Troo fricnds
in Holland is ceQo dame, dia iu den zomer van
hut vorige jaar ecu veertiental dagen in Ons land
heeft vertoefd en zich nu geroepen gevoelde om
hare reisindrukken te boek te stellen. Waarom
begrip ik ."iet al te beat; want hetgeen zij van
haar vluchtig bezoek aan de voornaamste steden
van HollanJ en Utrecht weet mede te deelen, U
zoo onbeduidend ? niot alleen voor den Neder
lander, maar ook voor den vreemdelinh ? dat
men door het lezen van haar boeksche niet veel
wyzcr wordt. DU scliryfster schyat dit ook wel
een weinig gevoeld te hebben; alüiaua in de
voorrede leest men:
?The recital of n stort journey made by two
friends in noiglibouring countries, demands au
opologie rather t ha. n n preface; but as each rnind
tas its own perjpcctive as welt as eact fair of
èyea accórdiog to the standpoint of tha posessor,
BO a frest maunerof viowingfyen familiar objects,
may giro them new iiiterestr1 Het grootste ge
deelte van haar i eis ver haal trordt ingenomen door
eenige geschiedkundige bijzonderheden,
voornamelulc de belegeringen van Leidien, llairlein en
Alkmaar betrellcnd'.-, dio zy echter volgens haar
eisen getuigenis nagenoeg geheel aan Motley's
E\se of the Dutch liepublic liceft ontleend. Het
eeuigo merkwaardige vau haar geschrift is wellicht
hierin geleden, dnt wij er uit heren, dat Motley'g
werken niet alleen do bevordering van de kennis
onzer geschiedenis zeer hebben in de hand ge
werkt, maar ook veol bijdragen om b\j den vreem
deling luit tot kennismaking met ons vaderland
op te wekken. De schrijfster tocli deelt onn mede,
dut het doel van haar uitstapje was, om de plaatsen
te bezoeken, die het tooneel zijn geweest van de
gebeurtenissen in het aangehaalde werk van dun
Ameiikixauschen gc-cliicdsclirijvei' verhaald.
Van veel degelijker gehilte is het tweede der
bovengenoemde werken, n.l. het vierde doel der
Nordland Fahrtcn. Elk der dealen, waarin door
vmchillonde schrijver* ondürschcidene noordelüke
landen be&chroven worden, is afzonderlijk
verkr^jgbaar tegen den matigen pr^ja van 20 Mnrk.
De teküt dezer pi\iclitwc4'ken is vergezeld van
keurige platen. Ik bepjal mij hier alleen bij'het
vierde deel, dat voor do grootste helft aau on*
is gewijd. De platon zlju zeer fraai, wel icht hier
en daar ? waar hot Tolkstypen goldb ? een
beédjo fjeidenlHeerd. Mot de illustraties il de tekst
? door den gunstig btkendcnFricdrich von Heil*'
wald geschreven ? geheel in overeenstcmrninz.
Hollanders zijn den schrijver dank
verschulen lenei wurucu wn» ?«>«? »--v --_ ?
beid geschilderd, die ijjn werk niet alleen voor
den vreemdeling maar ook voor den
Nederlandschen lezer hoogt nuttig en geeitvol maakt Uit
alles bhjkt dat de sehr^Ter met alleen nit andere
werken heeft geput, maar al» enurtig waarnemer
nit eigen aanschouwen itfn mededëèungen te boek
?telde. ' . - -,.*?'/
Ook Zeeland en ifjne volkagawoonten worden
uitvoerig geschetst Het kortit k de aehrQver
over de ooatelgke provinciën. Daar waren het
vooral de veenen die asQn aandacht trikVén. Vosr
het natuurschoon, dat on* land t e genieten geeit,
heeft hij eeu open oog en menig Hollander, die
meent dat bekoorlgke natnurtafereelen aleohU in
bet buitenland te vinden zjjn, zal verbaasd staan
over de vele schilderachtige landschappen, die
von Helwald boeiden en mot bewondering vervul
den. In 't kort de literatuur over ons vaderland
ia door von lielwald's boek weer met een degelQk
werk verrekt. Nog valt als zeldzaamheid to ver
melden de zuiverheid waarmede Hollandache woor
den eu volzinnen zijn weergegeven.
W. J. C. K.
DE LEGENDE OVER KRAKiTOA
mod«ged««ld door
J. A. DX BiROU.
U.
Dbosomooko trok dus op naar Mahospati. Zoo
dra de patih aldaar, Soewondo, den aantocht
vernam, veraamelde hfj eveneens zijne benden,
^_ "--4:-.-«-W!.T,fto .itn
KY II ÜUUillJUUIa ^itJU MC11 4VII.1II1,* ^**.«? .
digd voor de groudifjo wijze, waarop hy ous land
en zijüo bcwoucra poschiUlerd heelt. Uo onjuist
heden die nu on dan vallen op te merken zijn
gering en behoeven bij deze koita aankondiging
niet nfzouderlyk vermei l to worden. Hij zijne be
schrijving van ons land heeft de schrijver vooral
het oog op deu bodem, de natuur, handel en do
volksgewoontoii. Onze kunst- en kunstverzame
lingen, zoowel ala on/e historie blijven zoo goed
ala buiten bespreking. In dien zin 'n do titel dus
niet geheel juist. Do sclioone kunsten, met name
Echildorkuust eu leterkundfl zyn niot behandeld.
Ander.! is het niet do bouwkunst. Bij do be
schrijving der steden staat de schrvvcr ? al is
het dan ook kort ?stil b\j do bouwstyl-n die
daar zijn waar ie nemen. Zoo laat hy zich over
het veel besproken nieuwe ryks-muaeuna iu de
hoofditad alilnj uit: Wolchos naoh deu PlüDen
Kuypors erbaut, eina Wiederbelebunfr der
hollilndischen trnnt des acchzehtcn Ranrhandert»
Bn.trebt. So viel aich Lis pctzt Imnrtueilcn lllszt,
ist dieser Versucb sodoch gründlich miszlangen,
eine bcsandere Verachünerang Amsterdam ist von
diesera neutn Museum wohl kaam zu ertoften...."
Von llellwald heef); ons land dojrkruist van 't
Noorden naar 'tZuld«n en van TtWesten naar
HUUruCU UUUl uuuiu^u eu '«.. . ,.?.__
Oosten en deelt nu aan zijne lezers mede wat hij
op zyue tochten to zien kreeg. Reeds dadelyk
heeft 'hy zyne duitsche lezers uit den ?door
vefea hunner nog zoo dikwijls gokoesterden ?
waan, dat wy Hollanders eigenlijk slechts
Duitscliers zyn met een eigen dialect. Op bladz. 6.
wordt deze raeonig aldus bestreden: ?Abundzn
begegnet man deru veriuchc, die NationaliUt der
Niederl&nder überhaupt in Abreile zu stellen;
man will die als Deutsche nur mit einen be
ionderen Dialecte betrachte. Nichts kann irriger aein'
Daa Holliindache. aowie das mit demselben sülli?
identische Ylamische, siad weder Dialecte noch
Mundarten des Deutüchen, alao in ketnen Falle
Tochteraprachen disielben, sondern stehen ihm
genaa enenso ferne wie das Engliachë, den jedea
van ihnen hat sich ana einen andern Stam m e
entwickelt Nicht einmal von Schwmtenpraehen
doJf dohei die Rede aein; das verwandtuchaftUcbe
Verhaltniti iat noch loser, kfchatens gleict Jemen
awachen Vetter nnd Base. Was von den
Sprachen gilt,' trifft anch bei den Völkern selbst zn.
Ea kand dem leiseaten zweifel nnterliegen. dasv,
wenn irgend ein Volk als eine eigene Nationaütat
?3 gelte berechtigt ist dies eben die Hollftander
sind. Trein germaniiehea VoQc ? die Englftnder
ansgenommen ? bezltxt einen so schart
ausgeprakten Charakter".
Van de steden van ons Vaderland z\jn trijn*
, «Hen door den schrüver beaoeht «n beacorev"
zonder voorweten van Hardjoeno-Wisnoo,
vorst, die tot heil des land» bezig on afwezig was.
Toen de strydhoopen dicht fag elkander waren,
daagde Rahwono op eene snorkende wyze, den
vorst van Mahospati uit, vorderende zijne onder
werping en overgave zyner schatten. Patih Soe
wondo evenwel antwoordde voor zyn vorst, dat
hy of de zynen zich nimmer aan hem zouden
onderwerpen, maar strijdende zich opofferen,
Dhosomocko vernemende dat HardjoenoAVisnoe
niet tegenwoordig wa«, achtte zich te verheven
om met den-patin te strijden, en zond z\jne be
velhebbers alleen op het leger van Mahospati af.
Een vreeaelük gevecht vond er nu plaats, waarin
bovennatuurlijke krachten, de overhand schonken
aan de benden van Mahotpati, onder bevel van
Patih Soewondo.
Dhosomoeko was woedend, toen hy de neder
laag zy'nor benden vernam. Hq brak op, vulde
zyn leger aan, en trok uu zeli op Mahospati af.
In den strijd, die nu aanving, was Rahwono ge
lyk aan Bathoro-Kolo, wanneer die de wereld zsl
komen verdelgen. Alle hoofden en minderen der
benden van Mahospati sneuvelden of namen de
vlucht. Toen kwam patih Soewondo op Dhoso
moeko af. Dese weigerde met hem to vechten
en daagde zijn vorst uit. Maar Soewondo achtte
dien ts edel om tegen het monster te streden, en
viel hem zelf aan. Dhosomoeko werd verschei
den malen ter neder geveld, maar herleefde tel
kens weder door zyne bovennatuurlijke krachten.
Eindelijk werd patih Soewondo met geheel ,het_
leger van Mahospati verslagen en gedood. '
Dit alles w»a jrebenrd, buiten de aanwezigheid
van Hardjoeno-Wisnoe. Zoodra deze de nederlaag
zijner benden en den dood van zijn patih
vernohad, gaf hy bevel tot het bijeenbrengen van een
nieuw leger. Maar toen daalde Iwang Narodho
uit don hemel, en bracht het bevel van Bathoro
Goero aan Hardjoeno-Wisad, om den atrUd met
Koning Dhoamoeko te staken, aangezien liet
tydatip, waarop Wisnoe besloten was, dat de
reuzenKoning sterven zou, oog niet düar was. Wanneer
Ilardjoeno'Wisnoe zoude zijn overgegaan, in het
lichaam van een mensch, die over apen regeerde,
zou de bestemde tijd gekomen zyn. Vorst Hard
joeno-Wisnoe antwoordde, dat het zq'ne meening
niet was, Dhosomooko te dooden, maar dat h\j
slechts zyno nederlaag beoogde, wijl zonder dat
mogeiyke, het meuachdom geen rust zou hebben
van het monster.
Narodho zweeg, en volgde Hardjoeno-Wisnoe
tot op de plaats, waar de beide legers elkander
ontmoetten. Nu ving er een versehrikkelyk ge
vecht aan, waarin allerlei bovennatuurlijke krachten
aangewend en verspild werden. Maar de krachten
van den reuzcuvorst schoten te kort. Dit maakte
hem woedend. Zjjn gebrul waa gelyk aan den
donder. Toen Dhosomoeko in eene gevaarlijke
omat andighci l verkeerde, daalde Iwang Narodho nit
den Üoeroloyo andermaal neder. Op hetzelfde
oogenblik werd het stikdonker. De a arde dreunde
ouder het geweld der stryders. Maar schoon
Lhosomocko, verscheiden malen nedergeveld, tel
ken? wcdev herleefde, schoot hij eindelijk te kort,
werd overmand door Hardjoeno-WUnoo en ge
bonden.
liet renzenleger, den vorst dus verslagen ziende,
toog op de vlucht. Slechts de patih \an Dhoso
moeko, Pruhasto, vluchtte niet, maar wierp zich
voor de voeten vau Hardjoenoe-Wisnoe,
imeekendo oiu het leven van «uu vorst, wieu hy zoo
menigmaal, schoon te vergeefs, goeden raad ge
geven had, ala zijn oom, en dat Dhosmóeko nog
te joug en. to onbezadigd waa, om goede lessen
te bevatten. Vorat llardjoeno-Wisnoe schudde
het hoofd en zweeg, luisterende naar de verdere
redenen van den dienaar, die voor zyn vorst
vergiffenij vroeg, uit aanmerking zijner onwetend
heid, bewijzende, dat dit alles de gevolgen wa
ren van tougellooze eerzucht, hoogmoed,
trotschheid en verlatenheid. Hardjoeno-Wisnoe liet zich
aipt verbidden, en voerde den reuzenvorat Dho
somoeko gebonden weg op een kar.
Maar een der reuzenbevelhebbers verzon na
eon list, om het verlies van zjjn vorst te vergoe
den. Ii\j nam de gedaante1 aan van een menich,
en spoedde zich naar Dhewi. Tjitro-Wati, haar
de tyding brengende, dat vorst Hardjoeno-Wisnoe,
haar gemaal, was verslagen en vorst Dhosomoeko
weldra in ne legerplaats zou komen, om haar
en al de andere vrouwen weg té voeren. Hierover
werd Dhewt Tjitro-Wati xoo bedroefd, dat *8
?ich zelf doodstak. De achthonderd bywljvenvan
Hardjoeno-Witnoe volgden haar voorbeeld na»
Toen vorst Hardjoeno
en zUoe wouwen
zeer en \vcrd doocyK. miuumu. «*?. ,~~?...
scheen hem Iwang Narotho en bracht het levens
wat er (God» water) Tirto-Marto ^Kamandaloo,
Vorsi Dhosossoeko, door aö» «ngelik w|z««
geworden, beloofde) de vermaningen van sfln
voormaat te onthouden, en om nissmer vorst Hard?
joeno- Wisnoe weder den oorlo» aan te doesw
Hierop keerde M) naar ityn r«k Nwleagko tenf
en nam tnkel den naam aan van Bahwono. l»
vervolg van tijd kreeg hy ionen, wonde*
7.» dochter Èerkajten-Dhewi, verwekt tyj d*
doehter van Bathoso Qanga, de godheid der sae.
Aan den gezegden Ganga Mahava Soera werdd*
heeMchappy over de zee geschonken aU op volger
van z^n grootvader. In vervolg van t«d vergat
DhosomoekoXEtahwono weder de lessen, tea koste
waarvan hJJ tHne vrfibeid had erlangd, en weid
even oorlogrocmig ab te voren, overal moor
dende en de verblijfplaatsen der boetelingen
verontrnstende, zoodat zelfs de Bagawan Djogq,eeB
voornaam bandiet, zyn leveu wudde aan derving,
om van de goden het einde van dezen staat van
zaken at te smeeken.
Eindelijk gaf de oppergod Bathoro Goero ge
hoor aan de smeekingen van bet menschdom om
verlost te worden van het monster Dhosmóeko,
die ingevolge de voorlegging, door een telg van
het rrjk Hg»joedhio, soa worden ? omgebracht,
welk land ook door Dhosomoeko was Ingenomen
en verwoett, aooals boven gemeld is. Aldaar
hoerschte thans een vorst genaamd Dhosoroto,
of Disarto, wiens hofstad Mondarpoero heette.
Deze had drie vrouwen, geheeten Dhewi Ragoe,.
Dhewi Soemitro oi Manwidbari, en Dhewi
Kekayi, maar geene kioder*n, waarom hij deu goden
bad, hem met een zoon te willen beschenken,
waarin de ziel van Wisnoe-zelven mocht geves
tigd wezen.
Bathoro Wisnoe verliet toen het liehasm vaa
Hardjoeno-Wisroe, vont van Mahospati. ? nadat
deze Dhoiomocko geslagen en vernederd bad, ??
en waarde eenigen tijd over de aarde, totdat hft
Bathoro Basceki ontmoette, die tot
iwnarmoedigheid vervallen, den hemel had verlaten. Beide
kwamen overeen, iu te gaan in het lichaam van
ongeboren zonen. Zoo ging Wisnoe bfl Dhewi
Ragoe en Basooki by Dhawi Soemitra in. Beide
baarden zonen, de zoon van Ragoe werd Sri
Romo, die van Soemitra, Laksono genaamd.
Ook Dhewi Kekayi baarde een zoon, Broto of
Boroto gcheeteu. Soemitra baarde nog een tweeden
zoon, die den naam van Satroegno ontviag.
Deze vier zonen tot jaren vsn onderscheid
gekomen, werden door Bagawan Wisisetho onder
wezen in de bovennatuurlijke kunsten en Weten*
schappen en de hoogere wijsbegeerte, zoowel als
in de kunst des oorlogs. Op zekeren tijd, toen Romo
en Laksomo reeds de jongelingschap achter dea
rug hadden, kwamen sommige voorname boete
lingen (heremieten, panditen) by den vorst hua
beklag doen wegens de onophoudelijke veront
rusting, veroorzaakt door do reuzen van Dhoso
moeko, verzoekende, zyne zonen Romo en Lak'
somo tegen dit gespuis nit te zenden. Vorst
Dhosoroto was in het eerst niet gezind aan dit
verzoek te voldoen, maar toen de Panditen be
weerden, dnt net de ph'cht van een braaf vorst
is do verdrukten te helpen, zond hy zijne zonen
Romo en Laksomo ter hulp van de pandito's op
de Btroopende reuzen af, die door hunne handen
verslagen of verdreven werden. Ter belooning
voor dtze hulp gaven de Panditen ben den raad
om naar het land Mantili te gaan, waar de vorst .
IHsnnoko bewwkte. Dezo hwi eene dothtwi
Dhewi Siti cf'Sitrta genaamd, welker schoonheid
menigen vorst bewogen had om haar tot vrouw
te vragen. Maar hiervoor was een hinderpaal
Torst Djamoko wilde syne dochter slecht»
schenken aan dengene, die sterk genoeg wat
den boog te spannen, welke hB als erfatnk van
Iwang Girinoto erlangd bod. Menigeen bad ge
tracht dien te hanteeren, doch te vergeefs.
Toen Romo en Laksmono aldaar waren aange*
komen, beproefden zn eveneens het wapen Romo
spande den boog, en orak hem midden door. Dit
verbaasde vorst Djannoko, dermate dat bij Romo
tot zijn schoonzoon aannam. Mantili en
Ngajoedhio werden daardoor bevriend. Niet lang daarna
deed vorst Dhosoroto afstand van het bewind.
ten voordeele van zijn oudsten zoon Romo, die
vorst werd van Ngajoedhin.
Maar Dhosoroto bad bij zijn hmrelijk aan zyno
vrouw Dheroi Kekayi beloofd dat de nit haar
geboren zoon, het voorrecht der erfopvolging
zou genieten. Dierhalte -vorderde zQ nu de ver
vulling dezer voorwaarde, eischende, dat haar
zoon Boroto vont worden en Romo het land ont
ruimen zou. Dhosoroto was hierover zeer bedroefd
manr plichtmatig vindende aan haar verzoek te
voldoen, kreeg Romo bevel het land te ruimen,
en Boroto verving hem in de regeering. Dhoso
roto was hierover zoo aangedaan, dat hy zich
van de wereld afzonderde en stierf.
Toen het ly'k van Dhosoroto verbrand werd,
verweet roden Boroto zijne moeder dat >y da
schuld was van zijns vaders dood, en verliet hg
do hofstad, om zijn onderen broeder Romo op ta
zoeken, en hem het bewind weder over te ge ven*
Maar Romo vergezeld van ZQn broeder
Laksomono, WAS bereids verre, en genoot het hooger
onderwijs by Benige voortreffelijke kluizenaars.
EindeUjk achterhaalde Boroto zün broeder Romo
op den berg Koeto- Roengoe. Maar Romo wei
gerde terug te koeren naar Ngsjoedhio en het
bewind te aanvaarden, zoodat Boroto terugging
en de regeering behield. r~
De beide jongelingen, vergezeld van Dheroi
Sinta, de vrouw van Romo, trokken verder pin
elders een verblijf to soek'.n, houdende ondenrejj
.._.,. _ WBter/ j,uum>i»ii>u *???.-,
waarmede hH de gestorven vrouwen besprenkelde,
die daarop allen tot het leven terugkeerden.
Toen werd Dhosomoeko, vorst van Ngalenko
gebonden voor vorst Hardjoeno-Wisnoe gebracht,
om alanu loon naar werken to ontvangen. Maar
op dit oogeublik daalde Iwang Foelastho
(Bromo-Tomo, die reeds1 vergood, en ?de* overgrootva
der van Dhosomoeko was), uit den hemel neder,
om b(j vont Hardjoeno-Wisnoe vergiffenis to
verkoeken voor rflne achterkleinzoon, opdat die niet
>on gedood worden. In het eerst wilde vorst
Hardjoeno-Wisnoe hiervan niets weten, omdat de
tnonstreusa Dhosomoeko oorzaak was geweest van
de vernieling; der legerbenden van Mahespati.
Maar IwanajPoelaetho nam aan om alle gesneu
velden het leven weer to geven, en na werd Dho
somoeko van «Que banden ontdaan en gebracht
voor bet aanschijn van Hardjoeno-Wisnoe, wiens
voeten luj kustto. Iwaog Foehutho deed nn door
?Una bovennatnnrltyke kracht, reeen ontstaan.
Allo gesneurelde mensohoa, gaudsn, venten en
eiuers een voroi^ji MI BVC&-H,.«4v»ww«»v v»_ "-Q
overal stil, op die plaatsen waar een boedsted .
was van iemand, die zich langs den weg van
derving en. zuivering wilde ver«enigen met da
godheid. Maar overal vonden z$ de kenteckenen
van baldadigheid, door de reuzen van Dhosomoeko
gepleegd. De beide broeden kwamen eindelgk op
den berg Damdoko, en hadden hier eene ontmoe
ting met Serpo-Kanoko; de reusachtige zatter van
Dhosomoeko.
Serpo-Kanoko poogde sich door allerlei mid
delen bfl Laksmono behagelük te maken doch ta
vergeeft. Ook Romo wilde niets van haar weten. .
Serpo-Kanoko evenwel hield niet op met hen to
kwellen tot dat Laksmono eindelijk soo vergramd
werd, dat hu haar dea neus afkneep.
SerpoKanoko had bereids twee renun-mannen, die aft ,
nu onder een ander voorgeven, tegen Romo. op
hitste. Maar deie werden met hunne volgelingen,
door de beide broeders verslagen.
Serpo-Kanoko van wraak ziedende, vluchtte nn
tot haren broeds» Dhosomoeko, en riep ata huto>
in, hem tegelfyk aaaspoorenda door te melden, dat ?
Rome eene voorbeeUeloos sehoone vrouw beaat, .
die waardia was door Dhosomoeko beaeten ta'
worden. De. renzenkoning werd uitermate ver*
gramd. H|j troostte z^jne zuster en toog op weg
om Domo op te zoeken, en Laksmono te verslaan.
Te vergeefs berichtte men hem «e
oimrwioneHjkhetd der beide brofder», die bereids vele reu
zen gedood hadden. Dhosomoeko ksfisu eveaeen»
met eenigen stoer vobzelhigra om- de> broe^em
nit bnn verbujf te lokken, om als dan Dhewi
Sinta te ontvoer». Zoo gezegd, >oo gedaan. Romo
en Laksmono werden op eenigen 'afstand van
hunne woning gelokt door eene sehoone hinde,
waarop sfl jacht maakten, waarop Dhoeomoekow
die zioh verscholen had, in allergl Dhewi Binto
ontvoerde naar Ngalengko. ? ? .
Romo en Laksinono, M Dtndako terugkomende,
vonden tot hun groote smart Dhewi Bïnta niet.
Toen verseheea beaBeAhariBri, onder
dagesssnteivan een langgeanndeareas. Dememaakte hembe
kend, vat «r gebaard wat» a waarhaen Dnnri
«.
i
??,11
?i
??***«?