De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 6 januari pagina 9

6 januari 1884 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Kb. 841 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAB VOOR NEDERLAND. FEUII, I.ETOK 80 liefée ee»er Romeinsche. l fan den vorigen toerist, toen de menigte zich vroolijk da |xxrto dei Popoio verspreidde en zich in de boschjes der nïft» Baqgbes» verloor om er met de kastanjetten, de Saltorella en ft» Taraaetia te dassen, (rad een reiziger te voet Rome binnen eo -«te maüfjta opende bij het zien van zijn jong en lijdend gelaat Tenooeide schreden, zwpgend baar rüen om hem door te ' WMSsdnJalijk een schilder, een Fransche of DukschejongeIHagKaaïaHiïdes joags meisjes, terwijl zij haar donkere kopjes boven i den blonden vreemdeling na te zien. redbl op den Egyptisehea obelisk af, die midden op *b Saaaa dd Popoio slaat en vleide zich, terwijl bij zijn reistasnij aai aap bestoven wandelstok ter' aarde liet vallen, droefgees% Of ean der treden van het voetstuk neder; hij leunde het 5a «te hand, de breede randen van zijn Calabrischen hoed gelaat neder en de reiziger bleef lansen tijd zoo wanhopige naargeestigheid verzonken. lüjj zijn zware oogleden en zijn vermoeid hoofd ophief, teel &) EiejaïgSa zich verstrooid, de pleinen en straten dreunden -hen» xaa het geratel der wielen en onder het scherpe en de zon deed, terwijl zij langzaam van den met haar laatste stralen nog eens het kruis van afei ia goud weerkaatsen. Men bevond zich in de TSB Oefober, hel. waren dus dagen van zang en dans ?«nor &3HUffi. Zwijgend ea verlaten onder den gloeienden zomerhemei, ?ontwaste de iieilïga slaöonder de kalmer stralen van de ctober ZÖB;; 3ii| eBtsïfig de vreemdelingen, die haar ontvlucht waren om Xsgse&i aa Horeaee te vertrekken, terug in haar schoot; de Iraden haar muren binnen in feest Ideederen en de vaa llbano, van Sonbiaco en van Yellelri weerklon2saa naader <3© groene eikea en laurieren van haar villa's. Bfit A*®Maria h3d juisi in de naburige kerken weerklonken. "Ite yoga reiziger maakfa zich gereed om zich te verwijderen, ten <asdfl eea nachtverblijf te zoeken, toen hij nog eens zijn ais affteaiend op alles wat hem omgaf, liet rusten. Daarbij eea vage belangstelling zich van hem meester te ronken, ea eea machtige opwelling deed hem als vasigeworteld op zijn iaa. Zijn vermoeide blik werd levendig, de bleeke lint " wrangen maakte plaats voor een schitterenden blos en zijn loos-iioosda hevig onder zijn grove kiel. Terwijl hij de rijtuigen Sa ds treden der granieten zuil, waartegen hij zijn doodeüik vermoeid lichaam steunde, rakelings voorbijreden bespiedde, liet i§g geeai enkel voorbijgaan zonder er een verlangenden blik in is werpen; en wanneer hij in de verte een langen gazen sluier ea donkera in de avondlucht golvende lokken ontdekte, eea blanke hasd, die op de deur van een open kalès steunde of een bleek gtfaat, dat tegen zachte kussens rustte, wanneer dan misschien teaag instinct of de een of andere betooverende geur hem de waarschijnlijke nadering van een ongetwijfeld geliefd wezen open baarde, vloeide al het bloed naar zijn hart terug en een straal van vreugde verhelderde zijn gelaat, d;U winder door de zon en het reizen verwelkt was, dan door smart en lijden. Maar elke equipage, die licht en vroolijk langs hem henen i^ieed, liet, iiern droevig en teleurgesteld achter en verdreven even haastig in de avondschemering, als de hoop die in zijn hart ontwaakt, was. Geheel ontmoedigd, wilde hij zijn valies en stok reeds op nemen en zich verwijderen, toen een opeenhooping van rijtuigen aan de Porto del Popoio plaats vond en een landnuer, door twee schuimbekkende Mecklenburgschc paarden getrokken, plotseling1 voor hem stil hield. Hij uitlc een vreugdekreet en op de kali':s toesnellende, legde hij de eene hnml op hel portier, en stiet rnei, de andere het vurige ros lerup; \nn Jen ruiter, die-, vink naast de equipage reed. liet dier slei^erde onder den n:k vnn die vaste * hand; maar de ruiter sloejïmei zijn zweep den onbsscheulon aanvaller over het gelaat, gaf zijn renner de sporen en terwijl hij j met een sprong over den ongelukkige, die buiten kennis op dei grond lag uitgestrekt, liet heeazeüen, verdween hij met de kalès vlag en haastig als de wind. Dit tooneel, dat in minder dan een seconde lij.'ls werd afge speeld, bad g^ene andere getuigen als de twee mannen die or da hoofdrol in speelden en een leerling der Fransche school, die zich juist op de Piazza del Popoio bevond. Hij naderde den rebiger, nara hem op in zijn armen en terwijl hij hem tegen den obelisk steunde, gaf hij hem eenige droppels koud water, dat vier mar meren leeuwenkoppen aanhoudend aan de vier hoeken van het voetstuk uitwierpen, te drinken. Toen de ongelukkige weer bij kwam en hij de hand aan hel hoofd brengende, onder zijn vin ger den bloedigen streep van de zweep des ruiters voelde, drukte hij de andere vol machtelooze woede tegen zijn hart en twee tranen vielen langs zijn vermagerde wangen. Gij lijdt? vraagde de jonge schilder, terwijl hij vriendelijk zijn hand op de wonden van den vreemdeling legde. Ja, ik lijd, antwoordde deze, terwijl hij de zijne op zijn hart legde; hij sloeg zijn droefgeestigen blik op den jongen man die hem gesteund had en riep, terwijl hij vurig den arm om zijn hals sloeg: ja, ik lijd ontzaglijk. En hij vergoot overvloedige tranen. Zijt gij het waarlijk Desdicado? vroeg de schilder vol smartelijke verrassing. Wie, die u verleden herfst te Florence in den glans van uw rijkdom, van uw jeugd heeft zien schitteren, zou u herkend hebben onder deze lijdende trekken en in dit grove gewaad. Moet ik u, toen zoo jong, zoo trotsch, zoo schoon, nu na tien maanden zóó wedervinden ? Gij weet het niet, welk een opeenstapeling van smarten het lot mij in dien lijd van tien maanden heeft doen lijden, noch wat al smarten in een uur u kunnen worden opgelegd, antwoordde fle vreemdeling somber. Ja, ik ben Desdicado, hernam hij, zijn tranen afwisschende. Vriend, wie is die man ? De man, die mij geslagen heeft, wie is hij ? Een van ons beiden mag dit leeken der schande niet op mijn voorhoofd zien verdwijnen. Er is geen echtgenoot te Rome, dien hij niet nog scherper dan u in liet aangezicht sloeg, antwoordde de kunstenaar glim lachende. Wie kent hier niet den held van al onze feesten, het bedorven kind van den paus en al zijn kardinalen, de caprice van al onze dames, den prins Mariani, den gelukkigen minnaar der rnarkiezin van R ... . ? Gij vergist u of gij liegt! ri.;p de hartstochtelijke jjneeli:;?. De rnarkiezin van H..., kan zijn minnares niet ?.!ju ! Gij kt-!!; d.' markiezin niet, vervolgde hij oi> knlraer toon, er zijn immj'.N zooveel marinezinnen <e Homo! Ln.it Mari.ini haar aüon !i-:V. !:?;! inakeo, rnaor lieatrice, ik raad hem haar rein. enonbesmette l;;!.e",! Koen, gij kont haar niet; de zi;.jl dor heiliga maagd is niet blanker dun jiaar zit:!, de niadonnas vin iï;.>i";.iel zijn miüil iherneifch dnn h^ai' trekken. Treurig en koud gaat zij d.??>,->r ,?!,« werekl zonder dat de. wereld eonigu macht over haar «ii,oc:i,j.';i; want God die jaloersch is, heeft niet gewild dat deze uit den hemel ontvluchte engel een palm vond om op uit te ru?|.en opdai zij te spoediger naar den hemel terug mocht vliegen die s:«:dn verïaigend naar haa;1 uitziet en haar betreurt. Ik heh mij dnn vergist, antwoordde Lorenlz; zuikfienmarkiezin bewoon!, do/t; muren niet en ik geloof gaarne dat zij nog in. den hemel is, in plaats van zooals gij meendel hier naar de narde af te dalen. Jiet. is dan een andere markiezin van R.,., die zich hier te Home bevindt en gij hebt haar aan uw oog voorbij zien. zweven als een bleek aftchijnsel van uw liefde. Mariani galopeerde naast haar en de wielen van haar rijtuig, minder vnasr dan uw droomen, hadden u bijna op de steencn van dit plein hef. hoofd verpletterd. En wie heelt u gezegd, riep Desdicado, ziedend von loorn, dat Mariani haar minnaar was'? Gij zij t toch .allen van hetzelfde allooi; de eer ecn.ec vrouw bezoedelt gij even li^ht als het riet dat, gij in uw vingers knokt en gij werpt uw jijftige woorden inden wind zonder u te bekommeren overliet doel dat zij traliën. Arh, Lorenlz, de eer ecuer vrouw is een zoo zuiver en zoo broos kristal, dst men haar slechts met een tcedero en angstige, hand mag aanroeren. Gij bemint die vrouw dus'.' vroeg Lorenlz treurig. Ik bemin haar, antwoordde Desdicado. Arme dwaas! mompelde de jonge schilder. Desdicado, hernam hij, indien mijn woorden u gekwets! i(;<igen hebben, neem d;m uw reiszak eu uw slok \vccr ter hand en. *vhud ver van llonso, de slof van uw sandalen, l'w reine, heilige liefde zon (c veel tijde?}, op deze pir.nls. Ga mijn \iie.nd, vertrek. Minimi heelt, hei heilig dom waarvoor gij nedfy/knieH, ontwijd. Lorenlz, verklaar u, mompelde dr; vreemdeling rnöf. weg stervende stem. Wat kan ik u zesden, nnlwoorcMe de binsir-'i.'i.'ir, d;it. 'ïi'hfv! Rome u niet zou kunneu r.icdedee'en ? Op ze'licnj.irii'on i'wl'üH, bloeiend in schoonheid on van adeiijko g>:boorlo Jiu\vdn il'^iiric-' den markies van K.... een c«oht en krorri<: :,rij.-;,-iiir'!. ll-i u.,; een droevige s^ voer IJenirice, een schoont; d.'!;.1; \^;.;r dr iï^t .:!1:sche jeugd, die in dit huwelijk slechts eau slacht^tiür, Jen uiarkii-ji

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl