Historisch Archief 1877-1940
Zola en zyne-aanhangers, de zoogenaamde-naturalisten, roepen
luideom waarheid; zij ecliijnen daaronder te verstaan eene meer
geschiedkun'dige dan fictieve beschrijving van het leven. Zij noemen zich bijna weten
schappelijk, en4jverenvtegen eene denkbeeldige wereld, die volgena hea steeds
inbeelding moet ?zijn. Misschien vergis ik mij, maar juist die wetenschap
pelijke richting, waar zij op bogen, moet er als van zelve toe leiden, om de
'geschiedenis van- het heden en van het verleden weer onder het bereik
' dêr--beschaafde-4ieden te brengen wanneer die niet altijd even geestig be
dachte intriges, en die»-veelvuldige beschrijvingen van toevallige omstan
digheden wegvallen, krijgen wij, in plaats van romans, weldra weder ware
geschiedenis en wijsgeerige onderzoekingen. In zooverre kan die kreet
der Zolaïsten ten goede leiden. Slechts bedenke men dat het kleine leven,
dat deze meestendeels schilderen, slechts een gedeslte van de waarheid is
en iemand die b. v. de geschiedenis van onzen tijd vertellen wil, nog ge
heel andere zaken ophalen moet, dan die deze romanschrijvers be
handelden.
Er is iets willekeurigs en nadeeligs in de meening, dat de be
schrijving van het werkelijke leven tot dusverre is verwaarloosd.
Alleen zij kannen zoo dwalen, die de geschiedwerken buiten de fraaie
letteren plaatsen. Voor die meening is geen of een geringe grond, want
niet alleen deze, maar zelfs alle wetenschappelijke werken kunnen zoo
geschreven worden, dan zij niet alleen om de kennis, die zij mededeelen,
maar ook om de kunst, waarmede zij die mededeeling doen vergezellen,
den beschaafden lezer tot zich trekken.
£ Wetenschap en kunst moeten en kunnen l>ij de literatuur ineengroeicn,
wanneer de beschaving zich boven eens oppervlakkige waarneming gaat
vèrhefl'en en door een scboone voorstelling der waarheid even sterk of
lièrer nog sterker getroffen wordt, clan door de schijnbeelden van het
leven, die de rethoriek veler romanschrijvera u voor oogon zoeken te
tooveren.
Meen daarom niet, dat de ideale roman, die, steunende op het leven
stflve, zich omhoog heft en n zoo in een zuiverder fijner lucht doet
ademen, dan gemeenlijk in uwe omgeving te genieten is, op zal houden
met de bestaande maatschappij het ideale beeld voor te honden, waartoe
de ontwikkeling der menschheid vroeger of later drijven zal.
Men bedenke het toch wel: Alleen de zorg voor de toekomst is der
moeite waard. Het verledeno moge ons nog behecrschen, veranderen kun
nen wij het niet, zelfs het heden is te vluchiig om het naar onze» zin te
kunnen richten, alleen voor do toekomst kunnen wij rustig denken en
handelen. Daarin alleen zijn de idealen te verwezenlijken en wij weten
al te wel uit het verledene dat de menschheid steeds eer te weinig dan te
?veel van die toekomst verwacht heeft.
Onderzoek en phantasio te vereenigen, ziedaar de leus die de beoefenaars
der fraais letteren bezielen moet, zoowel om het rijk er van uit te
bividen als om het te verheffen tot de macht, die, ?">*, rechtmatig in het
menschelijk leven toekomt.
MISS IRVING OVER HET SONNET.
In do boide laatste afleveringen van het maandschrift-, .,Noord cti ZitiJ"'
heeft Mi?s E. J- Irving een hoogst belangrijke studie uitgegeven over
een onderwerp, waarvan men bij ons te lande nog zeer weinig kennis
heeft geaomen. In den omvang van nocf geen vel druk s zet zij iu be?.i"ld
proza dat, voor een Engelïche merkwaardig genoeg, door zcor weinig
fouten wordt ontsierd ? de betcekenia uiteen, die hit sonnet- a!s dicht
vorm hij zijne verschillende beoefenaren bezit, gf-cft do regel.a aan, waar
aan het onderworpen is, en bosirwlt, eindelijk do plaats, <{K \ o t, in Je
fraaie letteren onzer dagen bekleedt, en i:i die der tc.-l-orast Lvkleeden
zal. Daar wij vermoeder, dat hot oorKproukdijke siuk iti to \V; ituj; han
den zal komen, willen wij hier onzen lezers een paar aüiil.ui'ii'frc.n er uil
mededeelen, die hen op mogen wekken ook kennis to maken mof her gelieel.
Aangenaam zal Miss Irving velen aandoen door den c:it!iOu.-;:;:s!;,^;iieii
gloed, waarmee zij over den jonggestorven dichter Ja^iiaci /Vr/t' rprcc'.kt,
en haar bewondering to kennen geeft voor zijn 'Sln-'hildu". Vooral moet
deze uiting treffen en overtuigen, omdat zij van iemand komt, die lot
dusverre buiten de literaire bewegingen van ons Lind staande, en opge
voed iu de lectuur der groote werelddichtera van haar vaderland, gron
diger en onbevooroordeelde!' clan iemand anders over do wezenlijke waarde
onzer Nederlandsche poëzie kan beslissen. Telkens en telkens komt zij
op Perk terug, en wijst hier op Aa bewonderenswaardig» volmnaktln-id
van vorm en gedachte, die or.s in de sonnetten van den Mathiido-cyclus
verrasen," verheft daar den dichter zelf, als don ,,eenixen mer-st-.ir van
«lézen vorm alhier", tot welke slotsom sij gekomen is nn tene nauwkeurige
bestudeering van de Nederlandsehc sonnetten tot en met de zijne." En
zij gaat aldus voort: Er is in zijn gedichten een verwonderlijke schoon
heid van gedachte en gevoel; een verwondnrliji: meesterschap over vovm
en kleur, een verwonderlijke rijkdom van melodis. liet is met den jeug
digen Tcnnyson en nog meer met «Ion joiurdi^en Slictlcij en Kca/s, dat
wij den dichter van de Malhiltlc nn Iris moe; na vergelijken: Sh^iley,
die ten vollo ervaren heef r, wat, Perk voor zijn eigen werk voorzag.
Die zal u dom en onbegrijpelijk noemen.
En gen o als boos en goddeloos verdoemm ....
Laat ons hopen, dat Perk's nalatenschap voor zijn vaderland vruchlb.inr
'aad moge zijn, dat op een welbereicien akker valt"
En ten slotfe eindigt zij:
Middelerwijl kunnen, mogen EI j a werke1.) niet sterven. Een pchcone
gedachte in een schoonen vorm gekleed, gaat dezelfde «red.-'.ehte?gebrek
kig uitgedrukt even ver te boven, als df geslepen tiiam,u;t d'.-:i rinvea
steen ovcrstraalt, als een geciseleerde bikcr van Eenveuut.5 Colüni een
vorm'oozon, cngcdcgen klomp zilver overtreft. Niet Ei/iiooiiheiJ van voren
alleen, maar het tooien vsn een edele gedachte ineen lianr waardig kleed,
was het doel, waarnaar Jacrjus Perk streefde. Hij arbeidde in marmer,
niet iu kersepitten. \Vie zal den mantel opnemen, die hem van de «'hou
ders is gegleden?"
AAN HELENE SWARTH, .
1y 't verschenen van haar nieuwen dichtbundel.
De Muze waarde onzichtbaar door de steden
En langs de velden; in haar lelieblanke banden
Hield zij een lauwer. Harten zag zij branden
En oogen schreyen. Iu 't onrustig hierheneden
Zag zij ook, hier en daar, met witte tanden,
De vrouwen lachen. En, bij 't nadertreden,
Heeft ze e n k l e n aangeraakt; hun zuchten, beden
En tranen worden outerofferanden
Van poëzie, terwijl van gouden snaren
Er rijke akkoorden naar den hoogen varen,
Maar roerendst is de stem, die 't ruischen der cypressen
Vol melodie vertaalt: een najaarsgloed van klanken!
Hoe zal men u voor zoo veel schoonheid danken,
Gij, laureaat van Neêrlands dichteressen!
10 Jan. 18S4
J. A. Alb. Th.
ANDRE TIJDEN, ANDRE ZEDEN.
Andre tijden, andre zeden: Tegenwoordig zijn de dames,
Elke tijd brengt wis.iling aan
Van gedachten, van illusies....
"Wat veroudt heeft afgedaan.
Nog geen honderd jaar geleden
Zwom men in een tranenzee:
Jongelingen, lieve maagden,
Ieder bracht zijn traantje mee.
En zij treurden zoo aandoenlijk
Over 'twormpjc. dat, hun voet
I!ii vergissing had vertreden....
Ach, wat was dat jammren zoet.
Diepe, diepe deernis wekte
't. Droevig lot van Juli* (*):
Menig jonkman bootste Werther,
Menig meisje Lotto na.
Al 'tvershind scheen weggevloden
Voor die fijngevoeligheid,
Dia uit tranen slechts geboren,
Niets dan zilte tranen schreit.
Andro tijden, andre zeden,
Elke tijd brengt wi.'sliug aan
Van gedacht en, vaa illusies....
\Vo.t veroudt heeft afgedaan.
Zijn de heeren steeds blasé:
Uitgestreken de gezichten,
Ieder lijkt een dominee.
Wat kan hun het leven schelen,
Dat toch slechts verveling biedt?
Ondervinding heeft het wichtje
Dra als hij het daglicht ziet.
Aan 't veroud beginsel liefde,
Zijn nu jongeling en maagd
Gansch ontwassen - maar iets andera
Is het, dat huu harte vraagt.
Rijen cijfers zijn hun Goden,
Maatstaf voor de hiiwlijkstrouw,
Maatstaf voor der menschen waarde,
Maatstaf ook voor vreugde en rouw.
Andre tijden, audre zeden,
Maar er moog' vooruitgang zijn
In het rijk der wetenschappen,
't Menschlijk hart blijkt immer klein.
Leiden, C. J. Luzac.
7 Januari 1881.
(") Roman yan Jfeiih.
BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.
Oüdei' de merkiVBU'diga ontdekkingen, waarmede de heer Jonckbloet
zijn werk over do Neder!. Letterkunde in de nieuwste editie verrijkte,
behoore :? zonder twijfel ook de mededeelingen omtrent de meerdere of
minclero neigingen naar huwelijkslief Je, ook buiten het huwelijk om, van onza
vroegei-i' dichters cf dichteressen. Ten opzichte van Anna Bijns, die vroeger
voor eene van de jeucrd af, regelmatig vrome non, gehouden werd, is da
conjectur.) van den heer Jor.okbloet zoo goed als eene emendatie geworden.
Opmerkelijk is het vermoerlen omtrent Constantijn Huygens, die volgena
ecu ;. eosbge. gis?:ng (zie Dl. II, hl. 54 en 50) van den huize Nassau zoude
afs'aroraen, al was het ook op oen minder wettige wijze.
Een andere niet minder belangrijke bijzonderheid wordt (in Dl. III,
LI. '2?:3?2-13) tot, eenige waarschijnlijkheid gebracht, namenlijk, dat de
geestige Detjo \Yolff?-Hokker den Haarlemmer predikant Loosjes dieper
iu do denkende oogen gekeken heefr, dan voor de rust vaa haar hart
weldadig was. Wanne?:!1 men dezu belangrijke onderzoekingen, waaraan
velu bladzijden gewijd zijn, voegt hij de vraag over de bruine of blauwa
oogen bij llooff, over do i'out van Van Haren, over Bilderdijk's: uxoren)
accopi, op welke laatste onderwerpen ook andere Nederlandsche geleerden
hiiiine pennen crrspitst hobbeu, komt men tot de overtuiging, dat ook
zou's ir. de geschiedenis der Letterkunde de echt Catsiaansche geest
oiiZ';r uatio niet verloochend wordt.
IIi;o weinig waarde gemeenlijk ook gehecht wordt aan de
LevensbeivV/V:'4 der Aificslori'ene 3Lidele:len t'fin de M.aat schappij der
NederlandS<-;IK Lclleriï'i.ndi', bevatten deze toch niet alleen merkwaardige bijzonder
heden uit, t;e geschiedenis on;:er letterkunde ; zij blijven ook een maatstaf
der ontwikkeling van hen. die da levensbeschrijvingen vervaardigden. Uit
cït oogpunt is ook do laatst? onlangs uitgekomen verzameling merkwaar
dig. Lees o. a. <la levens van Mr. J. A. Jolles door Mr. Boot en Mr. de
li.j-cli Kertip.'i1 door Mr. Feitii; gij zult u verbazen over de nietigheden,
die tot lol' vermald worden ; zuciriid dat eerste meermalen da jaarlijksche
;i';,o.::reiie verg.;dei'incrcn der Leidsche Maatschappij en die van het
l.'trechtsch genoclschap l.ijwoniule, ea een auder geen enkel postje of
lidmaatschap cenor cmnnii^-ie jvcrchonkon wordt.
\Vnt wordt, het, kleine pruot i:: die btschrijviiigen! De levens van W.
Vcdor, door llascbroek t u J. L. \Voriheini door Mr. Levy munten zeker
uit door meerdere verheffing 011 fijnheid.