De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 13 januari pagina 7

13 januari 1884 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Zola en zyne-aanhangers, de zoogenaamde-naturalisten, roepen luideom waarheid; zij ecliijnen daaronder te verstaan eene meer geschiedkun'dige dan fictieve beschrijving van het leven. Zij noemen zich bijna weten schappelijk, en4jverenvtegen eene denkbeeldige wereld, die volgena hea steeds inbeelding moet ?zijn. Misschien vergis ik mij, maar juist die wetenschap pelijke richting, waar zij op bogen, moet er als van zelve toe leiden, om de 'geschiedenis van- het heden en van het verleden weer onder het bereik ' dêr--beschaafde-4ieden te brengen wanneer die niet altijd even geestig be dachte intriges, en die»-veelvuldige beschrijvingen van toevallige omstan digheden wegvallen, krijgen wij, in plaats van romans, weldra weder ware geschiedenis en wijsgeerige onderzoekingen. In zooverre kan die kreet der Zolaïsten ten goede leiden. Slechts bedenke men dat het kleine leven, dat deze meestendeels schilderen, slechts een gedeslte van de waarheid is en iemand die b. v. de geschiedenis van onzen tijd vertellen wil, nog ge heel andere zaken ophalen moet, dan die deze romanschrijvers be handelden. Er is iets willekeurigs en nadeeligs in de meening, dat de be schrijving van het werkelijke leven tot dusverre is verwaarloosd. Alleen zij kannen zoo dwalen, die de geschiedwerken buiten de fraaie letteren plaatsen. Voor die meening is geen of een geringe grond, want niet alleen deze, maar zelfs alle wetenschappelijke werken kunnen zoo geschreven worden, dan zij niet alleen om de kennis, die zij mededeelen, maar ook om de kunst, waarmede zij die mededeeling doen vergezellen, den beschaafden lezer tot zich trekken. £ Wetenschap en kunst moeten en kunnen l>ij de literatuur ineengroeicn, wanneer de beschaving zich boven eens oppervlakkige waarneming gaat vèrhefl'en en door een scboone voorstelling der waarheid even sterk of lièrer nog sterker getroffen wordt, clan door de schijnbeelden van het leven, die de rethoriek veler romanschrijvera u voor oogon zoeken te tooveren. Meen daarom niet, dat de ideale roman, die, steunende op het leven stflve, zich omhoog heft en n zoo in een zuiverder fijner lucht doet ademen, dan gemeenlijk in uwe omgeving te genieten is, op zal houden met de bestaande maatschappij het ideale beeld voor te honden, waartoe de ontwikkeling der menschheid vroeger of later drijven zal. Men bedenke het toch wel: Alleen de zorg voor de toekomst is der moeite waard. Het verledeno moge ons nog behecrschen, veranderen kun nen wij het niet, zelfs het heden is te vluchiig om het naar onze» zin te kunnen richten, alleen voor do toekomst kunnen wij rustig denken en handelen. Daarin alleen zijn de idealen te verwezenlijken en wij weten al te wel uit het verledene dat de menschheid steeds eer te weinig dan te ?veel van die toekomst verwacht heeft. Onderzoek en phantasio te vereenigen, ziedaar de leus die de beoefenaars der fraais letteren bezielen moet, zoowel om het rijk er van uit te bividen als om het te verheffen tot de macht, die, ?">*, rechtmatig in het menschelijk leven toekomt. MISS IRVING OVER HET SONNET. In do boide laatste afleveringen van het maandschrift-, .,Noord cti ZitiJ"' heeft Mi?s E. J- Irving een hoogst belangrijke studie uitgegeven over een onderwerp, waarvan men bij ons te lande nog zeer weinig kennis heeft geaomen. In den omvang van nocf geen vel druk s zet zij iu be?.i"ld proza dat, voor een Engelïche merkwaardig genoeg, door zcor weinig fouten wordt ontsierd ? de betcekenia uiteen, die hit sonnet- a!s dicht vorm hij zijne verschillende beoefenaren bezit, gf-cft do regel.a aan, waar aan het onderworpen is, en bosirwlt, eindelijk do plaats, <{K \ o t, in Je fraaie letteren onzer dagen bekleedt, en i:i die der tc.-l-orast Lvkleeden zal. Daar wij vermoeder, dat hot oorKproukdijke siuk iti to \V; ituj; han den zal komen, willen wij hier onzen lezers een paar aüiil.ui'ii'frc.n er uil mededeelen, die hen op mogen wekken ook kennis to maken mof her gelieel. Aangenaam zal Miss Irving velen aandoen door den c:it!iOu.-;:;:s!;,^;iieii gloed, waarmee zij over den jonggestorven dichter Ja^iiaci /Vr/t' rprcc'.kt, en haar bewondering to kennen geeft voor zijn 'Sln-'hildu". Vooral moet deze uiting treffen en overtuigen, omdat zij van iemand komt, die lot dusverre buiten de literaire bewegingen van ons Lind staande, en opge voed iu de lectuur der groote werelddichtera van haar vaderland, gron diger en onbevooroordeelde!' clan iemand anders over do wezenlijke waarde onzer Nederlandsche poëzie kan beslissen. Telkens en telkens komt zij op Perk terug, en wijst hier op Aa bewonderenswaardig» volmnaktln-id van vorm en gedachte, die or.s in de sonnetten van den Mathiido-cyclus verrasen," verheft daar den dichter zelf, als don ,,eenixen mer-st-.ir van «lézen vorm alhier", tot welke slotsom sij gekomen is nn tene nauwkeurige bestudeering van de Nederlandsehc sonnetten tot en met de zijne." En zij gaat aldus voort: Er is in zijn gedichten een verwonderlijke schoon heid van gedachte en gevoel; een verwondnrliji: meesterschap over vovm en kleur, een verwonderlijke rijkdom van melodis. liet is met den jeug digen Tcnnyson en nog meer met «Ion joiurdi^en Slictlcij en Kca/s, dat wij den dichter van de Malhiltlc nn Iris moe; na vergelijken: Sh^iley, die ten vollo ervaren heef r, wat, Perk voor zijn eigen werk voorzag. Die zal u dom en onbegrijpelijk noemen. En gen o als boos en goddeloos verdoemm .... Laat ons hopen, dat Perk's nalatenschap voor zijn vaderland vruchlb.inr 'aad moge zijn, dat op een welbereicien akker valt" En ten slotfe eindigt zij: Middelerwijl kunnen, mogen EI j a werke1.) niet sterven. Een pchcone gedachte in een schoonen vorm gekleed, gaat dezelfde «red.-'.ehte?gebrek kig uitgedrukt even ver te boven, als df geslepen tiiam,u;t d'.-:i rinvea steen ovcrstraalt, als een geciseleerde bikcr van Eenveuut.5 Colüni een vorm'oozon, cngcdcgen klomp zilver overtreft. Niet Ei/iiooiiheiJ van voren alleen, maar het tooien vsn een edele gedachte ineen lianr waardig kleed, was het doel, waarnaar Jacrjus Perk streefde. Hij arbeidde in marmer, niet iu kersepitten. \Vie zal den mantel opnemen, die hem van de «'hou ders is gegleden?" AAN HELENE SWARTH, . 1y 't verschenen van haar nieuwen dichtbundel. De Muze waarde onzichtbaar door de steden En langs de velden; in haar lelieblanke banden Hield zij een lauwer. Harten zag zij branden En oogen schreyen. Iu 't onrustig hierheneden Zag zij ook, hier en daar, met witte tanden, De vrouwen lachen. En, bij 't nadertreden, Heeft ze e n k l e n aangeraakt; hun zuchten, beden En tranen worden outerofferanden Van poëzie, terwijl van gouden snaren Er rijke akkoorden naar den hoogen varen, Maar roerendst is de stem, die 't ruischen der cypressen Vol melodie vertaalt: een najaarsgloed van klanken! Hoe zal men u voor zoo veel schoonheid danken, Gij, laureaat van Neêrlands dichteressen! 10 Jan. 18S4 J. A. Alb. Th. ANDRE TIJDEN, ANDRE ZEDEN. Andre tijden, andre zeden: Tegenwoordig zijn de dames, Elke tijd brengt wis.iling aan Van gedachten, van illusies.... "Wat veroudt heeft afgedaan. Nog geen honderd jaar geleden Zwom men in een tranenzee: Jongelingen, lieve maagden, Ieder bracht zijn traantje mee. En zij treurden zoo aandoenlijk Over 'twormpjc. dat, hun voet I!ii vergissing had vertreden.... Ach, wat was dat jammren zoet. Diepe, diepe deernis wekte 't. Droevig lot van Juli* (*): Menig jonkman bootste Werther, Menig meisje Lotto na. Al 'tvershind scheen weggevloden Voor die fijngevoeligheid, Dia uit tranen slechts geboren, Niets dan zilte tranen schreit. Andro tijden, andre zeden, Elke tijd brengt wi.'sliug aan Van gedacht en, vaa illusies.... \Vo.t veroudt heeft afgedaan. Zijn de heeren steeds blasé: Uitgestreken de gezichten, Ieder lijkt een dominee. Wat kan hun het leven schelen, Dat toch slechts verveling biedt? Ondervinding heeft het wichtje Dra als hij het daglicht ziet. Aan 't veroud beginsel liefde, Zijn nu jongeling en maagd Gansch ontwassen - maar iets andera Is het, dat huu harte vraagt. Rijen cijfers zijn hun Goden, Maatstaf voor de hiiwlijkstrouw, Maatstaf voor der menschen waarde, Maatstaf ook voor vreugde en rouw. Andre tijden, audre zeden, Maar er moog' vooruitgang zijn In het rijk der wetenschappen, 't Menschlijk hart blijkt immer klein. Leiden, C. J. Luzac. 7 Januari 1881. (") Roman yan Jfeiih. BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN. Oüdei' de merkiVBU'diga ontdekkingen, waarmede de heer Jonckbloet zijn werk over do Neder!. Letterkunde in de nieuwste editie verrijkte, behoore :? zonder twijfel ook de mededeelingen omtrent de meerdere of minclero neigingen naar huwelijkslief Je, ook buiten het huwelijk om, van onza vroegei-i' dichters cf dichteressen. Ten opzichte van Anna Bijns, die vroeger voor eene van de jeucrd af, regelmatig vrome non, gehouden werd, is da conjectur.) van den heer Jor.okbloet zoo goed als eene emendatie geworden. Opmerkelijk is het vermoerlen omtrent Constantijn Huygens, die volgena ecu ;. eosbge. gis?:ng (zie Dl. II, hl. 54 en 50) van den huize Nassau zoude afs'aroraen, al was het ook op oen minder wettige wijze. Een andere niet minder belangrijke bijzonderheid wordt (in Dl. III, LI. '2?:3?2-13) tot, eenige waarschijnlijkheid gebracht, namenlijk, dat de geestige Detjo \Yolff?-Hokker den Haarlemmer predikant Loosjes dieper iu do denkende oogen gekeken heefr, dan voor de rust vaa haar hart weldadig was. Wanne?:!1 men dezu belangrijke onderzoekingen, waaraan velu bladzijden gewijd zijn, voegt hij de vraag over de bruine of blauwa oogen bij llooff, over do i'out van Van Haren, over Bilderdijk's: uxoren) accopi, op welke laatste onderwerpen ook andere Nederlandsche geleerden hiiiine pennen crrspitst hobbeu, komt men tot de overtuiging, dat ook zou's ir. de geschiedenis der Letterkunde de echt Catsiaansche geest oiiZ';r uatio niet verloochend wordt. IIi;o weinig waarde gemeenlijk ook gehecht wordt aan de LevensbeivV/V:'4 der Aificslori'ene 3Lidele:len t'fin de M.aat schappij der NederlandS<-;IK Lclleriï'i.ndi', bevatten deze toch niet alleen merkwaardige bijzonder heden uit, t;e geschiedenis on;:er letterkunde ; zij blijven ook een maatstaf der ontwikkeling van hen. die da levensbeschrijvingen vervaardigden. Uit cït oogpunt is ook do laatst? onlangs uitgekomen verzameling merkwaar dig. Lees o. a. <la levens van Mr. J. A. Jolles door Mr. Boot en Mr. de li.j-cli Kertip.'i1 door Mr. Feitii; gij zult u verbazen over de nietigheden, die tot lol' vermald worden ; zuciriid dat eerste meermalen da jaarlijksche ;i';,o.::reiie verg.;dei'incrcn der Leidsche Maatschappij en die van het l.'trechtsch genoclschap l.ijwoniule, ea een auder geen enkel postje of lidmaatschap cenor cmnnii^-ie jvcrchonkon wordt. \Vnt wordt, het, kleine pruot i:: die btschrijviiigen! De levens van W. Vcdor, door llascbroek t u J. L. \Voriheini door Mr. Levy munten zeker uit door meerdere verheffing 011 fijnheid.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl