De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 20 januari pagina 5

20 januari 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 343 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De secretaris der Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij, ia ?plotseling ontslagen, niettegenstaande hij 'een contract met de Directie had gesloten voor 10 jaren. Niemand begrijpt goed waarom! De secretaris zelf verklaart, dat zijne zaken stipt in ordo zijn en van 'andere zijde wordt dit bevestigd. Waarom heeft men dan dezen man dien '?'ontzettenden yal bereid! Hij, die zich van niets af, door zijn ijver en bui tengewone werkkracht, geen hinderpalen te zwaar achtende, had opge werkt tot een eervolle positie; hij, die zich door zijn snellen vooruitgang en zijn daarmede gepaard gaanden invloed een wijden kring van vijanden en beuijders en slechts een kleinen kring van vrienden had verworven «?- bij tuimelt plotseling, zonder dat iemand er eenig vermoeden op had, van de hoogs sport dien hij op de maatschappelijke ladder had be reikt, ter neder, en zijne vijanden, ja zelfs zijne vrienden, schateren het uit bij dien diepen val. 't Ia weer een aardig kijkje in het menschelijk gemoed. Tot op dien «énen dag gevreesd, gevierd, geacht; en nu verschopt, verwenscht, van allen verlaten. Misschien brengt de rechter, wiens tussehenkomst de secretaris naar hij Schrijft zal inroepen, eeuig licht in deze voor velen raadselachtige zaak. K U N S T. DE VERTOOm'G VAN DEN GIJSBREOHT VAN AEMSTEL. op den 12 Januari 11. Natuurlijk is de naam van God hersteld, icaar die vroeger geschrapt tvcrd". Zoo schrijft do Hoer Alberdiuk hijin in zijne nauwkeurige be schouwing der opvoering van bovengenoemd treurspel op den uden eu Cden Januari 11. in dit weekblad. Ondergeteekende kan zulks niet getuigen van do voorstelling, den 12Jen door hem bijgwoond, en wenscht kortelij k aan te toonen, waarom hij dat niet kan. Gijsbrecht en Arent, zijn broeder, Willebord, Wiilem van Egmoud, Diecirick van Haarlem, Heer Poter en Goezwijn hebben do woorden God, Jezus of Christus, Marije de zittccrc moede.rmaerjlii, enz. zooals Vondel ze schreef, getrouw weergegeven. Als Van Lennep dat had kunnen huorer>, zou hij tevreden zijn geweast. Wat te bejammeren valt", *oo schrijft hij in zijne uitgave van Vondel, deel III, pag. 4.'ïis dat men zich nog steeds bedient van eeae zoogenaamde gecastreerde uitgave, waarbij Vondel op 't jammerlijkst verminkt is geworden. De bedoeling was .seker lofi'elijk, doch zij werd onhandig uitgevoerd. Men wilde, om geen erger nis aan sommige overkeurige lieden te gtsven, de woorden God, Christus, enz. uit het treurspel lichten, voorwaar geeu gemakkelijke taak, waar het een stuk gold, waarin, behalve een Engel, vier geestelijken optreden en kerkplechtigbeden gevierd worden". Vau Lennep gaat vervolgens na, welke trokken de vcrhanselaar er uitsmeet, en welke dikwijls dwa^e ver anderingen hij aanbracht, om de ooren van de overkeurige lieden niet te kwetsen. Ondergeteekende durft de onderstelling uitspreken, dat indien Mevrouw Kleine en ds Heer Louis Bouwmeester genoemde bladzijde der keurige uitgave nog eens gelezen hadden vóór de opvoering, beiden den tekst van Vondel minder gewijzigd zouden hebben. Eerbied voor hun groote talenten, ook dien avond ontwikkeld, kan met deze uitspraak samen gaan en gaat er mede saraeu. In het derde bedrijf, bij het verhaal van den droom, veranderde Badeloüh Voiidei's Dus help ons nu omhoog by God triomf e zingen." n: Dus lielp ons nu omJioog MET VREUGD, enz. trcds hciïgen werden DE hcilgen; op Gods gena werd: op oss gcna, Bescherm ons. goede God, wijzigde zich in: Bescherm ons, HEMEL- oen: Hiermee ga ik mi/n man, naast God myn 'toevlucht Jcwyt, in: Hiermee ga iJt myn man, MIJN KROOI?, enz. Ea in het vijfde bedrijf moest de regel: (k) Gehoorzaam u, gelijk een Christenvrouwe past het woord Christen verliezen en luiden: (k) Gehoorzaam uw gebod, gelifli een vrouwe past. In alle bescheidenheid zou Ondergeteekende willen vragen, of eene her stelling van den oorspronkelijken tekst, die werkelijk in onze dagen geen schouwburgbezoeker zal hinderea, niet in het belang der kunst is aau te bevelen. En dat te meer, daar Gijsbrccht, (door den Heer Van Schoonho ven verdienstelijk voorgesteld), zoo dikwijls den naam van God op de lippen neemt en van zijn geloof getuigt. Den nauwlettenden hoorder treft nu het verschil tusschen den op zijn God vertrouwenden Gijsbrecht en zijne meer sceptische gemalin; een verBchil, dat Vondel niet gewild heeft. Ook de Bode scheen bevreesd mij dunkt ten onrechte om het godsdienstig gemoed van sommige hoorders te kwetsen door het spreken eener geloofstaal, die in zijn mond zoo goed paste. In de bekende alleen spraak veranderde hij den regel: En door een vast geloof op God goo moedig steunde, in; En op HAAK EIGEN DEUGD zoo STOUT en moedig steunde. De Godwrloofde nonnen werden kuisclte en eerure nonnen. De Christe lijke knoop, die de arm in arm gestrengelde nonnen rondom Gozewijn vlochten, werd eeu wonderlijke of viomdcrbarct en mocht gce" CYinsicty/Va Waar de Bode iets verder had moeten gewagen Van cch\ die om 't ge loof aan God gemarteld was, sprak bij van een, die om 't geloof WELEER gemarteld was. En voor de betuiging, eenigo regelen later tot Gijübrecht gericht: '& Vertrouw m$ u en God, hoorde men het veel zwakkere: Ik wacht op Uw gebod. Nog eens, ik houd mij overtuigd, dat niemand zich aan Vondels woorden zou geërgerd, en dat Vondel zelf, ware hij tegenwoordig geweest, eeuigszins ontstemd zou gevraagd hebben, waartoe die veranderingen moesten dienen. Nog twévragen: Waarom werd de schoono Rei ,,o Kerstnacht, scJiooner dan da dagen" weggelaten 'i En waarom stelde het eerste bedrijf niet een verlaten legerkamp voor, met tenten, wapens, kleedingstukken, allerlei gereedschap, dat soldaten noodig hebben alles schilderachtig geplaatst 'i Menig toeschouwer, dia nu werkelijk niet weet wat er gebeurd is en er niet ach;er komt, sou dan misschien den toestand begrijpen, en Gijsbrecht, die nu reciteert: Hier. daar het leger lag, is 't veld alom, l>z~aald Md tsapcns en geweer, verbaasd van 't Vjf gereten, zou niet behoeven te wijzen op een veld, waar niets te zien is, ea tegenover het publiek geen gek figuur slaau. Amsterdam, 15 Januari 188-1. ? T. VOSMEER. Aan Prof. Jos. A. Alberdingk Thijm, Alhier, Amsterdam 16 Januari 1884. Eoofjgc7ccrcle Heen 't Is naar aanleiding van uw opstel over de uitvoering van den Gijibreftht geplaatst iii het weekblad (7e Amsterdammer van 11. /'oiiilu^ dat ik de vrijbtid neem een aunuierkm-j te maken on die onder uwe aandacht te brengen. U Kd. zegt daar o. a. .,T)e Heer Jacq. Ja Boer was zwak als Vosmeer, vooral wai;uecr mm zich de komieken herinnert, die vroeger iu deze rol schitterden''. Nu zou juea dunkt me uit de woordenkeus van den laateten halven volzin, mogen opmaken ;.;at gij zooal niet voorschrijft,?dan toch eenigermrite billijkt, dat de rol van Vosmeer aau den komiek van't gezelschap dat don Gijibrcght opvoert, in handen moet worden gegeven. Is deze mijne mecnirg niet geheel onjuist, dan moet ik een weinig protesteeren. Ik heb 't altijd zoo dikwijls ik den Gijsbrcght heb zien opvoeren, of hem doorlag zeer vreemd gevonden dat de Spie bestemd scheen om de toeschouwers (in lang niet altijd die van den Engelen bak) aan 't lachen te helpen. Nog vreemder, dat zooveel mannen van aanzien iu de kunst on die wol twue woordtjeus mee mogen spreken waar 't Vondel en zijn Gijsbrcght geldt, dezelfde opinie schijnen te hebben. Is de rol vaa den Spie een komische V Ik antwoord beslist: neen! Is de figuur van ziju prototype: Siraon bij Virgilius een komische? Ik weet het niet, daar ik te weinig met den ^Eneas bekend ben maar twijfel er toch sterk aan. Maar vooraf had ik wel een andere en meer gewichtige vraag mogen stellen. Heeft Vondel ooit n komische rol geschreven? In de achtbare rij zijner tooneclwerken, die met I'ascha begint en met Noah eindigt ? in r<l dio stukken die den eerbiedwaarden naam Treurf.-psl aan 't voorhoofd dragen, is misschien Liet een enkele regel te vinden die deze vraag toestemmend zou kunnen doen beantwoorden. Zelfs in da LcciiwendaUrs het eenige stuk dat gaen Treur- maar Lantspel heet (ofschoon ook hier de Treurspeldichter zich niet verloochent) is do kijverij der huisluiden om den vermoorden haan niet bepaald komisch te heeten, En al zoude men terwille van onze Zola-lievcnde vrienden die daarin zeker ontaachlijko aanleiding tot vrolijkheid en onuitputtelijke stof tot dufle uien zouden vinden, den Josepb. in Egypten op 't repertoire willen brengen en da rol van Jernpsar aan de grande coquette van den troep opdragen 't zou niet gaan. Hoe komisch ook altijd volgens de huwelijksbegrippan vaa sommigen de toestand zou gevonden worden, de verzen zouden met die opvatting ia geweldige tegenspraak zijn. Vondel is altijd ernstig nimmer komisch altijd tragisch. Ook in den Spie. Wie en wat is Vosmeer? Wie en wat is de man, die bestemd is zulk een zeo van gruwelen en jammer over een bloeiende stad en hare bewo ners uit te storten? De lijst van Personaadjen heet hem eenvoudig: de Spie meer niet. Hijzelf noemt zich een Goyers kint". Maar heel zijn. verhaal over afkomst of familie is n logen, die hij den goedgeloovigen Gijsbreght in de hand stopt. Hij is een beeld van jammer, want hij heeft veol smaets geledon, is door den modder gesleurd en mishandeld; waar in de wereld scnuilt' hier de komische kracht, waar de gelegenheid om als komiek te schitteren"? Een oogenblik vergeet hij zich. Hij verhaalt dat hij den Vcltheer riet Te maken op ziju voort een eind aen al 't verdriet. Pleegt Egmoud raad te houden met trosboeven of simpele soudeniers?' Gijsbreght weet wel beter, maar let er niet op. llij wordt losgemaakt zet ziju verraderlijke werkzaamheid voort en' Jiomt al heinielvck gezwommen door do grachten, 'VYaer sanimelt Egmont nu V.... Hij noemt den veldheer familjaar bij den naam en spreekt zeer onge dwongen met hem. Iu n woord Vosmeer is een hopman van een ecnigzins lageren rang,' die om zijn bijzondere verdienste uitverkoren is om aan het hoofd te staan van een gewichtige en gevaarlijke onderneming, die Egmont natuurlijk niet aan een verkopen boer zou toevertrouwen. Hij noemt Vosmeer dan ook; Een l-rijn'lisiiian op wiens woort men wel een kerel; mar; lioivwen, Eindelijk. Iets verder vertelt Vosmeer: : Do b'ir^liory heeft zelf het Zcejiarrl in?ohaelt IIYt zaïijjlien en triomf i/ls die ran V-:/V <lei<\,t.. c Waren 4a Govers kinderen in de eeuw van Gijsbreght zoo gemeenzaam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl