Historisch Archief 1877-1940
No. 345
De tallooze eilandjes, aan de ne zijde beschenen door de gulden
straen van de ondergaande zon, en aan den anderen kant een lage scha
duw werpend op het watervlak, vertoonden zich, omlijst door het blanke
oeverzand en door een rand van wit schuim, als bloemen drijvend op de
baren en door den westenwind lichtelijk bewogen.
_ Links Onrust en Kuiper, zeer bevolkt en vol leven; Purmerend, met
zijn vervallen citadeltoreu, aan den tijd herinnerend, toen met het gebruik
van torpedo's en ramtorens ter kustverdediging nog niet kende; Amster
dam, met zijn drijvend dok, welks luchtbuizen scherp tegen den helderen
hemel afsteken. Rechts Alkmaar en Edam waarvan die witte vuurtoren
zoo liefelijk uitkomt tegen het groen; verder Poeloe Dapoer, Boeroeng, Tikoes
en andere. Langzamerhand worden de schaduwen lantrer; de vuurbaak
van Edam wordt ontstoken om den zeevaarder tot gids te dienen in de
duisternis; de Loudon trekt haar nachtgewaad aan.
Welk een prachtige avond! Duizende sterren schitterden aan het uit
spansel ; geen, wolkje, dat hen aan het gezich1; onttrok. Een koel windje
.verdreef de hevige hitte van den dag en tegen 11 nre steeg de maan uit
de golven omhoog om haar zilver licht met dat van da sterren te ver
mengen. Slechts enkele reizigers zochten hunne hutten op de meesten
konden de verleiding geen weerstand hieden en bleven om ten volle te
genieten van dezen schoonen, koelen nacht onder den tropischen hemel. Zij
vereenigden zich in groepjes op het dek, wijn drinkend en sigaren rookend
jen met volle teugen de versterkende zeelucht inademend.
Wij waren Poeloe-Babi (het varkens-eiland), de Punt van St. Nicolaas,
de groeven van Poeloe Merak reeds gepasseerd; de vuurtoren van Anjer
verlichtte onzen weg door de wateren, die de kust van Bantam van het eiland
Dwars-in-den-weg scheiden, toen wij tegen 2 uur in den morgen bij
tusschenppozen aan den gezichteinder een flikkerend licht bespeurden. Langen tijd
hielden wij vol verwachting onze blikken op dit aantrekkelijk schouwspel
gericht; maar de slaap deed op verscheidene van ons zijne rechten gelden,
zoodat slechts een klein aantal bijeen bleef, om met gespannen aandacht
te letten op de teekenen waardoor het eiland Krakatau ons zijne aanwe
zigheid deed blijken. En die weinigen ondervonden eene ontroering die zij
zeker nooit zullen vergeten.
Achter de oevers van Lang-Eiland verreees een vurige zuil nu en dan
door bliksemschichten gekroond. De Loudon die eerbiediglijk vermeed
den vulkaan te naderen, nam eene meer noordelijke richting aan, en
stoomde langs Lang-eiland. Weldra ontplooide zich voor onze blikken een
winterlandschap, door zwakke zonnestralen verlicht. Zoo ten minste was
de indruk die wij van dit tooneel kregen. Boven het eiland verhief zich
^en vuurkolom, die met het geweld van den donder uit de ingewanden
der aarde te voorschijn kwam.
Het was ons niet vergund lang van dit schouwspel te genieten. Want
de voorzichtigheid schreef' voor, des nachts niet naderbij te komen of in de
duisternis de noordelijke punt van het eiland om te stoomen.
De Loudon keerde dus den boeg, en Krakatau met zijn gloeienden oven
Terdween langzamerhand aan den gezichteinder.
Toen zochten ook zij, die tot nu toe wakker gebleven waren, den slaap,
ten einde nieuwe krachten te verzamelen voor den dag die wsldra zou
saai: reken.
Plotseling doet zich een geraas hooren als van het lichten van eenanker;
»j die aan dek komen zien de sterren verbleeken en de bescheiden maan
ia een s uier gewikkeld om zich voor den schitterenden blik van den dag
te verbergen.
Krakatau ligt voor ons. Welk een treurige verwoesting! Welk een
aangrijpend tooneel!
2fog -weinige dagen vóór onze komst was dit eiland een edelsteen in
den gordel van smaragd die zich slingert om den e ven» ar"; thans gelijkt
?Jaei een vallei des doods, bedekt met een lijkkleed van grauwe asch.
Daar licht het vóór ons: het is onmogelijk er den blik van af' te wenden,
mik een onweerstaanbare aantrekkelijkheid oefent het op ons uit. lu het
oostaa ziet men Lang-eiland en het eiland Poplsch hoedje bedekt met een
laag fijne puimsteen ; iu het westen Verlaten eiland, een vierhoekige massa,
omringd door klippen en steenen van grillige vormen, bedekt met hoornen
zonder_ bladeren en bijna zonder takken.
Ea in hun midden Krakatau als een tweede Pompeji, onder de asch
'begraven. Hier en daar komen uit dit lijkkleed witte boomstammen te
?voorschijn.
Littks verheft zich op den achtergrond de hoogste top van den berg,
«a vóór deze een minder hooge, aan welks voet zich den nieuw
gevormdan krater bevindt, die het middelpunt van het eiland uitmaakt.
Ofschoon deze krater zelf, door licht gloeiende heuvelen, aan ons gezicht
onttrokken is, wordt zijne tegenwoordigheid verraden door een kolom
root en asch die tot eene hoogte van eenige (luizende meters omhoog
stijgt, een kolom, wier inhoud op meer dan vijf millioen kubieke meters
geschat werd.
Ean breedo stoomstraal wringt zich met woeste kracht sissend door de
spleten en breidt zich hoog in de lucht uit tot een machtige dampwolk;
da zwaardere, vaste stoffen vallen voor een deel weder naar het middel
punt terug, om op nieuw opgeworpen te worden. In het oosten, is de
hemel vlekkeloos blauw; in het westen verspreidt zich de wolk van asch,
en kleurt het uitspansel donker violet.
Eensklaps doet de krater een hevig gebrom hooren, en werpt dnizende
steenen, als projectielen in de Incht.
De commandant van de Loudon kwam nu ook aan dek en voegde zich
bij ons. Er werd overlegd of het mogelijk zou zijn te ontschepen en den
krater te naderen. De meesten waren van oordeel, dat men zich nooit een
TKS zou kunnen banen door de laag heete asch: evenwel het was te beproeven.
Ten westen van het eiland, aan de zijde van Lang-eiland, strekt zich een
smalle strook lands uit, waar de aschheuvelen met een zachte glooiing
naar de zee afloppen. Daar was de eenige plaats geschikt voor
ontscheping, en naar dien kant richtten zich dan ook de sleepboot en de sloep
met een dertigtal reizigers bevracht.
_0nze poging gelukt; bij het ontschepen vinden wij, dat de laag asch,
die het geheele eiland bedekt, hier slechts 20 centimeters dik is, en dat
zij rust op eene laag puimsteen van driemaal deze dikte.
Wij loopen tot aan onze enkels in de asch; op eonige plaatsen worden
de zolen onzer schoenen door de hevige hitte verschroeid; wij gaan echter
steeds voorwaarts en bestijgen de heuvelen aan den nen kant en dalen
aan den anderen weer af, en zoo komen we langzamerhand naderbij onder
hefc oorverdoovend geraas dat de krater maakt.
Eenige kale boomstammen, een door den honger uitgeput wild zwijn,
dat in deze brandende vlakte te vergeefs een goed heenkomen zoekt,
een buffel door den zwaveldamp bijna gestikt het zijn de eenige
lovende wezens die we ontmoeten.
Eindelijk ligt de laatste rij van heuvelen achter ons en is het doel van
onzen tocht bereikt. Hier is de plaats waar de machtige elementen in
' den schoot der aarde met elkander strijd voeren. -?-*««Bt^ï=^s»-»a»^;;i,v>t.
Uit eena vallei aan onze voeten verheft zich een heuvel van 150 meters
hoogte, gevormd uit stevig op elkander gestapelds rotsblokken en uit het
midden van deze hoop steenen stijgt de kolom rook, damp en asch naar
boven, totdat zij zich in het uitspansel verliest.
Na en dan ontsnap de stoom met gillend gefluit uit honderden
spleten en gaten tusschen de steenblokken aan den kraterrand en
wor'dea ei-Jblasen van slijk gevormd, die met eoa dofiea knal bersten.
wijl er onophoudelijk met een donderend geweld gloeiende stoffen worden
uitgeworpen, zien wij van tijd tot tijd een menigte kiezelsteenen uit den
krater geslingerd, kletterend op de steenen neerkomen. Eenige vallen
buiten den mond van den krater en herinneren ons dat we op dit terrein
niet geheel buiten gavaar zijn.
Een wolk van fijne asch, door den oostenwind opgedreven, doet ona
uit vrees voor onze oogen, het hoofd omwenden, en daarbij valt onze blik
op een reusachtig menschelijk gelaat, dat de natuurkrachten in de rotsen
hebben uitgehouwen.
Zou dat de booze geest zijn, die dood en verwoesiing kwam brengen
over dit eertijds zoo vreedzame landschap, en die door de almachtige
hand van Allah, op deze plaats verslagen is en versteende ?
Het werd tijd aan de terugreis te denken. De wind was komen opzetten
en wikkelde ons zoodanig in een wolk van asch, dat het landschap bij
tusschenpoozen geheel aan onze blikken werd onttrokken.
V/ij bereikten het strand weder, en verzamelden onderweg vulkanische
uitwerpselen, obsidiaansteen, roode lava en stukken puimsteen, zoo licht
als eeu veder.
Achter ons, gromt, brult en sist de vulkaan; vóór ons rollen de golven
die door een sterken brie;ch worden opgezweept, zoodat wij niet zonder
moeite onze sloepen bereiken, die ons weder aan boord van de Loudon
moeten brengen.
De nacht valt, hot anker wordt gelicht, en wij richten ons naar de
reede van Batavia, den blik evenals den voiïgen dag onophoudelijk geves
tigd op het verwoeste land, dat het onderaardsche vuur met een purperen
gloed verlicht. Weldra echter verdween ook dit aan den gezichteinder,
ea er bleef ons van dit grootsche schouwspel niets meer over dan du
herinnering.
B;itavia, Juni '83.
H1I. MM. de Koning en de Koningin hebben aan de Commissie
tot werkverschaffing, te 's-Hage, eene som van ? 1000 doen toe
komen.
De reeds lang toegelegde Memorie van Antwoord op het
afdeelingsverslag omtrent het wetsontwerp tot nadere regeling van het
muntwezen is, naar wij vernemen, bij de Tweede Kamer ingekomen,
vergezeld van een nader gewijzigd wetsvoorstel.
De Tweede Kamer zal den Uden Februari a.a. weder bijeenkomen.
De oude koperen centen zullen nog tot l Mei a. a. bij de betaalmeesters
??doch niet meer bij de ontvangers ingewisseld kunnen worden.
In eene vergadering van de Willem Barents-Vereeniging" is besloten
tot een zevenden tocht, onder bevel van den heer Dalen. In dezelfde ver
gadering werd dien heer en zijn officier, den luit.-ter-zee Kluyt, ieder een
prachtige bokaal en den matroos. Bakker, een zilveren tabaksdoos vereerd,
en werden tot bestuurders herkozen de eerstgenoemden der volgende
dubbeltallen:
I. M. H. Jansen, W. K. van Gennep.
II. Mr. E. N. Kahusen. Mr. H. P. G. Quack.
III. A. de Bruyne, C. G. L. Koolemans Beynen.7 *
In de jongste aflevering van het Rechtskundig tijdschrift Themis,
komt een opstel voor De Troonopvolging" door mr. S. Muller Hzn.,
advocaat te Rotterdam. Volgens dezen schrijver zouden als moge
lijke troonopvolgers hier te lande in aanmerk :ng komen
lo. Prins Alexander der Nederlanden, Prins van Oranje,
2o. Prinses Wilhelmina der Nederlanden.
So. Prinses Sophia der Nederlanden.
4o. Prins Karel August van Saksen-Weimar,
5o. Prinses Elizabeth van Saksen-Weimar,
60. Prinses Marie dar Nederlanden.
7o. Vorst Frederik van Wied.
óo. Vorst Willem van Wied.
9o. Vorst Victor van Wied.
lOo. Vorstin Louise van Wied.
; llo. Prins Albert van Pruisen.
12o. Hertog Adolf van Nassau.
13o. Prins Willem van Nassau.
14o. Prins Nicolaas van Nassau
De Belgische Koninklijke Academie van Wetenschappen heeft een prjj» ,
vaa 1000 francs uitgeloofd voor het beste werk over het leven en da;
schilderijen van David Teniers. De antwoorden moeten, vóór den
Februari 1886 worden ingezonden.
Naar aanleiding der Beursquaeatie" had Dinsdagavond jl. Burgerpligt 'f
eene openbare vergadering belegd ter bespreking van de vraag: deBeura
al of niet op den Dam." De volgende motie werd aangenomen: De ver
gadering is van oordeel, dat geenerlei hcursplan behoort te worden vast
gesteld, alvorens onderzoek naar de technische en financieele uitvoerbaar^.
heid van de plaatsing der Beurs op den Dam zij gedaan".
In den zin van de motie, aangenomen in de vereeniging Burgerpligt",'
is door den gemeenteraad van Amsterdam, op voorstel van den heer van
Hall eene motie met 17 tegen 16 stemmen aangenomen.
De nieuwe cursus op de AmsterdamBche Ambachtsschool is dit jaa
begonnen met 151 leerlingen.
Door de Commissie van de Internationale, Koloniale en
UitvoerhandelTentoonstelling is aan het Dagelijksch Bestuur van onze stad eenaantal .
exemplaren aangeboden, van den catalogus der Indische afdeeling dier .
Tentoonstelling, ten behoeve van het Middelbaar Onderwijs in Nederland.
'f: De Kiesvereeniging Algemeen Belang te ROTTEEDAM heeft
candidaat gesteld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer den heer
D. L. Wolfson. . . .
,,tv,?;-,,'.,'-'/
f Alle ambtenaren der Rotterdamsche telegraafmaatschappüzullen,
naar de JV. R. Ct. mededeelt, bij het overgaan dezer instelling aan
het rijk op l April a. s., hunne betrekkingen behouden. - ?
* In de te LEIDEN gehouden zitting van den Raad, is de
mededeeling ontvangen, dat Z. M. tot zijn leedwezen verhinderd is, bij de
a.s. onthulling van het Monument van Leidens Ontzet, tegenwoordig
te zijn.